Summer 86. Donderdag 30 October 1902. 25e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ANTONIO FERNANDO. NTOONTIELE BEHOEFTEN. FEUILLETON. Over den invloed der Kali op het bevriezen der planten. I ^SaS^SSSOSSSgmimm Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden fO." 5. Franco per post door het geheele rijk t 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. ensaattsm ■Isasa&eam- ^nssxmBBMttBflKHHHWBTO AdvketjsntiSn 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Ümaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel, Met het oog op den in vallenden feestdag van Allerheiligen zal het volgend nummer in plaats van Zater dag, VRIJDAG-avond verschijnen. Advertenties en nieuwsberich ten worden ingewacht Vrijdag middag uiterlijk 12 uur. geklaagd Er wordt in onze dagen veel orcr den min goeden tijd, die wij beleven. Nu, die klacht is zeker niet altijd ongegrond en zeer zeker zijn er tal van verbeteringen in de maatschappij aan te breugen. En er werden verbeteringen aangebracht, maar alles kan niet op eens geschieden. Toch' wil het ons voorkomen, dat er veel overdrevens is in het geklaag over slechte toestanden, dat er weieens ten onrechte geklaagd wordt. Zeker, het is een hard gelag, wanneer een braaf huisvader, die werken wil voor zich en de zijnen, meer tijd zoek maakt met hot zoeken naar werk, dan met den arbeid zelf. Men zegt zoo gauw tegen een leegloopend werkman „Zoek werk, dan ben je uit het gedrang vandaan!" Maar kan 't niet gebeu ren dat die aanmaning hier geheel te onpas is, omdat er wel naar werk gezocht, maar het niet gevonden werd Zoo'n man is opgeschreven op de lijst der noodlijdenden, tenzij moeder de vrouw nog een smal dag geld kan verdienen met uit werken te gaan of één der oudste kinderen op de een of andere wijze productief kan ziju. Wie zal het den man, die werken wil, maar niets voor ziju hand kan vinden, kwalijk nemen, dat hij pruttelt en ontevreden is, omdat hij weldra afhankelijk zal wezen van de mild dadigheid der vermogende en weldenkende natuurgenooten We kennen zulke gezinnen en komt het al niet zoover, dat zij in de klauwen van den hongerdood vervallen, wijl de gestadig rondziende engel van menschen- min hen stellig ontdekt, toch beklagen wij hen van harte en hopen met hen op betere tijden, die aan zulk een kommervol bestaan een einde zullen maken. Deze ware behoeftigen evenwel klagen niet het meest: zij behooren tot de zooge naamde „stille" armen, in tegenstelling met die minder bevoorrechten, die overal de groote trom roeren en de lucht aanhoudend vervullen met hun geklaag, die niet het spreekwoord in beoefening brengen, dat ons als een gulden spreuk door onze vaderen is vermaakt, het spreekwoord „Zet de tering naar de nering Zet de tering naar de nering, dat wil zeggen laat er een gepaste verhouding bestaan tusschen uw inkomsten en uitgaven en zorg, zoo mogelijk, dat de eerste de laatste overtreffen, of, bijaldien dat niet kan, de beide dan gelijkwaardig zijn. Er komen tijden in 't jaar, waarin de uitgaven beslist grooter zullen wezen dan de ontvangsten, maar het tegengestelde komt evenzeer voor. En dan, in den tijd van de meeste verdiensten, zij men op zijn hoede dan denke men aan dat andere spreekwoord waarin sprake is van een appeltje en dorst Maar, veel menschen schijnen met dat spreekwoord niet veel op te hebben, te oordeelen althans naar hun wijze van han delen. Door hen wordt de tering niet naar de nering gezet er. dientengevolge hebben ze eeuwig met een op en tekort te kampen. Hoe steekt die zorgeloosheid af bij de handelingen van den spaarzame, die, op slechtere tijden bedacht, beseft, dat de weggelegde spaarpenningen hem en den zijnen uitstekend te pas komen als de „weeltijden" in aantocht en de verdiensten dus gering zullen zijn ofwel geheel afwezig Bewerkt niet de man, die ziju behoeften geen grens weet te stellen, zijn eiger. on geluk? Wat wordt er door de bevrediging van behoeften geen geld vermorst Hoe vaak hebben we 't niet gezien, dat 's zomers daggelders-gezinnen een leven hebben om van te watertanden. Gewoon tarwebrood moet plaats ruimen voor kren tenbrood, van koffie zonder suiker geen sprake, een kale boterham steeds absent maar in plaats daarvan een rijkelijk gekleede, in één woord wat verdiend wordt, wordt verteerd ook. En waagt men het schertsend een aan merking op dien overvloed te maken, dan is doorgaans het antwoord „armoed lijden kuu je altijd wel, ik wil 't er ook wel eens van nemen. Zulke mensehen denken niet aan den drei genden winter die toch zeker komt en hun vaak beletten zal buitenshuis iets te ver dienen, onbekommerd en verkwistend zelfs er op voort te leven. Maar can wien de schuld als de honger dan om 't hoekje van de deur komt gluren of erger, post gaat vatten in de wouing Ware het niet beter geweest niet te leven van de hand in den tand en zich levendig voor oogen te stellen het groote verschil, dat er bestaat tusschen smullen en droog brood Waro het niet beter geweest zijn beboette in den besten tijd te beperken Kan het lijden, welnu dan is 't wat anders. Dwaas is het bekrompen te leven als daarvoor geen redenen bestaan 'doch voor allen blijft het een waarheid, dat bij de balans der uit gaven en inkomsten de tong in het huisje moet blijven en in geen geval naar de schaal der uitgaven mag overslaan. Als we nog eens letten op de laatste bij deu daggelder, dan kunnen we de opmerking niet weerhouden, dat ze vaak voor de aller- eerste levensbehoeften beter besteed konden worden. De mindere man we hebben 't herhaaldelijk bij polderwerkers gezien eet bij voorkeur wittebrood en toch is dat lang zoo voedzaam niet als tarwebrood. Het „bloem van meel* brengt op een dwaalspoor Ja, de bloem van liet meel is wel het fijnste er van, maar niet het beste, het voedzaamste. De zemelen spannen de kroon, omdat aan haar de eiwitstoffen verbonden zijnde bloed- en vleeschvormsters dus. Nu gebruikt men die natuurlijk niet opzichzelf, maar wel in vereeniging met de bloem van het meel en dan leveren ze de grondstof voor de be reiding van tarwebrood, dat dus beslist voed zamer i3 dan wittebrood. Aardappelen zijn* eveneens een geliefd voedingsmiddel, maar dan toch zeker niet om de kracht die er van uitgaat, want ze zijn wel rijk aan water en zetmeel, maar zeer arm aan eiwit. Kan men door beter voedingsmateriaal bet tekort der aardappelen aan voedende stoffen aanvullen, dan valt op hun gebruik weinig af te dingen, maar dan vormen ze ook niet den hoofdschotel, wat ze bij vele wel doen. Waarom geen betere spijzen gekocht? Waarom niet aan boenen, erwten, gort enz. de voorkeur gegeven? Dat zijn stoffen, die het lichaam in krach tige staat houden en waarop men werken kan. Minder lekker mag den doorslag met geven; er moet gevraagd worden naar wat degelijk is en goed voor het lichaam. Krach tig eenvoudig voedsel gaat boven alles, al streelt het ook minder den smaak dan spijzen die wel gewild zijn, maar arm aan voedings- bestanddeelen tevens. Beperken wc dus de uitgaven tot liet noodzakelijke en trachten we zoo min mogelijk buiten een verbroken evenwicht tusschen inkomsten en uitgaven te blijven en besteden we bovendien ons geld aan dat gene; wat werkelijk ons lichaam ten goede komt. R* (Auteursrecht verzekerd volgens de wet.) Hoe is het eigenlijk mogelijk, «lat een plant bevriest, een plant, die uit vaste stof fen bestaat, die zelfs tot de vaste lichamen gerekend zal worden Bevriezen is toch het het vast worden van vloeistoffen, vooral van water. Inderdaad bevriezen de planten dan ook, doordat de vloeistoffen, de sappen, die door haar gansche lichaam verspreid zijn door de koude verstijven. Het is genoeg zaam bekend en door eenvoudige proeven gemakkelijk na te gaan, dat zich in alle deeltjes der plant water bevindt, dat vele planten, vooral kruidachtige gewassen en dus alle landbouwplanten, voor verreweg het grootste deel van hun gewicht bestaan uit water. Geen wonder dus, dat de planten, die in den winter op het veld staan, bij een temperatuur beneden het vriespunt, evengoed bevriezen, als het water in de rivieren geen wonder, dat sommige gewasen inet een teere opperhuid ook in het voorjaar ja zelfs bijua in den zomer bij hevige nacht vorsten bevriezen, (tninboonen, boekweit, aardappels.) Dat het zeewater niet zoo spoedig bemest als het rivierwater, weten we allen. Het komt, doordat het zeewater een groote hoe veelheid zouten bevat, voornamelijk keuken zout, ook chloorkalium (dit laatste tot een bedrag vau 0,7 gram per liter.) Hoe meer zouten er in het water zijn opgelost, hoe minder gemakkelijk het bevriest. Is u vinden we het kalium, dat een plant bevat, grooten- deels als plantenzure zouten terug m. a. w. de kali, die een plant opneemt, komt voor een groot deel in den vorm van een zout in de sappen der plant terecht. Wanneer het water bevriest, zet het uit. Het ijs drijft immers op het water. Men kan zeer gemakkelijk de grootte dier uit zetting die bijna 7s bedraagt, nagaan, wanneer men een stuk ijs op het water laat drijven. Men ziet dan, welk gedeelte van het ijs boven het water uitsteekt. In htt begin van den winter zijn de planten alle ruim voorzien van water, daar zij in den herfst altijd meer ontvangen hebben dan zij behoeven. De plauteucellen zijn dus alle zeer gespannen en wanneer de sappen bevriezen en zich dus uitzetten, wor den de celwanden en dus het geheele plnn- tenweefsel verscheurd. Dat is de oorzaak van den dood van vele planten door het bevriezen. Wanneer de sappen dikker zijn, bevriezen zij niet en de celwanden zullen niet scheuren, zoodat na de koude de verschillende functies weer op nieuw beginnen. Wat ik hier beschreven heb, kan men bij de kleine cellen van de meeste landbouw gewassen met het blootc oog niet waarne men, doch wanneer de cellen in vaten enz, veranderd zijn, b.v. bij het hout der boömen, zien wij de geschuurde weefsels zeer goed. Het gebeurt toch vaak, dat hoornen door hevige vorst scheuren. En deze hebben veel hardere celwanden dan de kruidachtige planten, zooals onze landbouw planten zijn en bevatten betrekkelijk ook minder water. Geen wonder dus, dat de celwanden der wintergewassen op het land door groote koude ook scheuren. Uit het bovenstaande laat zich dus ge makkelijk het volgende besluiten Wanneer de plantensappen met zouten zijn verzadigd, zullen ze meer moeilijk kan nen bevriezen. De planten die zulke sap pen hebben, zullen du3 de winterkoude en de voorjaarsnachtvorsten gemakkelijker kun nen doorstaan dan andere planten met dun nere sappeu zonder opgeloste kalizouten. Wanneer de landbouwer bij het gereedma ken van den akker vóór den winter den bodera met kalizouten bemest (kaïniet, chloorkalium enz.) zoodat de wintergewassen (granen, koolzaad enz.) hiervan tijdig den noodigen voorraad kunnen opdoen, dan zul len die planten ook bij strenge koude niet zoo spoedig bevriezen, als zij zouden doen op een kaliarmen grond. Vooral op lichtere gronden, die zeer kaliarin ziju, moet dus b.v. het roggeland een kalibemesling hebben zelfs, wanneer dit niet om andere redenen hoognoodig was opdat het gewas niet bevriezen. Doch niet alleen in den winter bevriezen de plan ten. Hoe vaak gebeurt het, dat de nacht vorsten groote schade aanrichten, doordat ze gansche aardappelvelden en andere lan derijen doen bevriezen. Ook voor deze zal een kaliberaesting liet spoedig bevriezen tegenhouden. En zoo om de een of andere reden een directe kalibemesting niet ver kieslijk is, dan geve men de voor vrucht De Echo van het Zuiden, Waalwljkscbe en Laigstraalscht Courant DOOR A. C. V. D. II. 36 O— Ik kan en raag niet aan een noodlotge- ioover., d#t geheel met Gods rechtvaardigheid in strijd is en alleen heeft moeten dienen, om door verachting van den dood, de verove- ingszuchi dienstbaar te maken aan de belangen van hem, die het predikte. Evenmin kan ik instemmen met uwe leer betreffende de voorbeschikking. God toch is de vader en schepper aller menschen, de Zoon is voor allen geboren, heeft voor allen en ieder in het bijzonder willen lijden en sterven. Over uwe zienswijze aangaaude het toekomstige paradijs vol zinnelijke geneuchten na dit leven, wil ik hier liever het stilzwijgen bewaren. Het zou mij te ver voeren alle dingen aan te halen, waarin uw godsdienst van den mijne verschilt. Het is mij onmogelijk te verfoeien, wat ik aanbid, te aanbidden wat ik van ganscher harte verzaak. Ik eerbiedig de meening van ieder. Respecteer op uwe beurt ook de mijne, waarin ik vast besloten ben tot het einde te volharden. Wordt volgens uwe leer het paradijs beloofd aau hem, die slechts één druppel bloed in den heiligen krijg zal vergoten hebben, wat zal er dau na dit leven niet voor mij zijn weggelegd, zoo ik mijn leven ten offer wil brengen voor Hem, die voor onze verlossing eenmaal op aarde nederdaalde en die door zijn kruis over de »halvc maan' zal zege vieren Meen niet, dat tormenten of de dood mij schrik aanjagen. Te veel heb ik in de drie voorbijgekropen jaren geleden, om mij daar door nog te lateu afsenrikken. Integendeel ik beschouw deu dood als een weldaad overtuigd als ik ben, dat mijne ziel, zoo zij het brooze omhulsel verlaten zal hebben, zich eeuwig in God9 aanschijn zal mogen verheugen. Ziehier, genadigen heer, eene flauwe schets van mijne zienswijze. In gemoed* vraag ik u nog: Kan Mahomed behagen scheppen in een gedwongen offer? in eene vereeniging met de lippen waarbij het hart vreemd is? En dan: ,Men moet God gehoor zamer zijD dan de menschen.' Na mij in uw medelijden aanbevolen te hebben, blijf ik met den roeesten eerbied Uw onderdanige Lucia. Nauwelijks had Hadji liet schrijven gelezen of de mufti sprong als een waanzinnige op. hij wierp zijn tulband tegen den muur, stampte woedend op den grond, balde de vuisten en nep met donderende stem: ,Hier dat stuk I' Hij rukte het Hadji uit de handen eu las het nu zelf met groote aandacht. Ja. barstte hij eensklaps uit, ik heb mij niet bedrogen 1 Mijn voorgevoel zei het inij wel. Er word een aanslag tegen mijn leven voorbereid. Duidelijk kau men dat uit de volgende regelen opmaken. welk^ geachte heer, vroeg in aller haast de beangstigde eclugenoote? Luister, bulderde de mufti Somtijds treedt de zucht naar vrijheid zoo sterk in hen (de slaven) op, dat zij. om die vrijheid te verkrijgen, voor de grootste misdaden niet terugdeinzen, ünnoodig acht ik het, deze bewering met voorbeelden te staven. Gij vindt te genoeg in uwe omgeving.' Kan men hieruit niet duidelijk genoeg besluiten, dat er een koraplot bestaat. Wie weel of dat satansche meisje niet van alles op de hoogte^is. ^ejoof^ uwe vree9 geheel en al ongegrond is, vader, merkte Hadji aan. Waarom, mijn zoon Eerstens staat er niets van een koraplot in bedoelde regelen te lezen, tweedens zou Lucia, indien zij wist, dat iemand o naar het leven stond, edelmoedig genoeg zijr. om u ot een onzer te waarschuwen. Och, Hadji, men kan de Nazaroners niet vertrouwen, ik heb het u al zoo dikwerf gezegd, maar gij schijnt mij niet te willen geiooven eu dan mijn zoon, wat moet deze spreuk beduiden Vandaag ik en morgen gij? Is dat niet euu duidelijk bewijs, dat haar dood zal gewroken worden of een sluipmoordenaar mij morgen het leven zal benemen Allah, Allah 1 waaraan heb ik dit verdiend? Heb ik niet de gerechtigheid betracht? Zal morgen de zon voor mij voor het laatst opgaan, morgen, de blijde dag van bet Hairarafeest? En de gevreesde mufti, voor wien eenige oogenblikken een ieder nog sidderde, viel als machteloos op een divan, bedekte het gelaat met beide handen en begon luide te weenen. U, lioe weinig gaan wreedheid en heldenmoed samen. Hoewel Hadji medelijden met zijn vader gevoelde, was hij toch in zijn hart blij, dat de angst in hem de overhand op de wreedheid gekregen had. Hij achtte thans het oogenblik gekomen, stout moedig op te treden. Hoor eens, vader, sprak hij, terwijl hij hem zachtkens de banden van het gelaat verwijderde, wij willen aan dien pijnlijken twijfel, aan dat bange voorgevoel, een einde maken ik zal u bewijzen, dat noch een aanslag tegen u voorbe reid wordt, noch de dood van Lucia gewroken zal wordeu. Laat het meisje in uwe tegenwoor digheid verschijnen, ondervraag haar zelf en gij zult ondervinden, dat hoegenaamd niets uw bang voorgevoel bevestigeu zal. Fibo, riep nu de mufti, breng dat meisje hier, doch laat het ongemerkt geschieden. Sluit de deuren van het huis alle af: voor geen geld zou ik willen, dat een der genoodigdeu mij in onderhoud met haar aantrof. Enkele oogenblikken later stond Lucia slechts schamel gekleed voor den mufti. Met opzet wierp Hadji geen enkelen blik op haar, terwijl ook Lucia van hem geen notitie nam. De gevreesde man beschouwde nauwkeurig de achoone, doch bleeke jonkvrouw, die zoo vrijmoe dig uit de oogen zag. -Uw schrijven, zoo ving hij aan. heb ik aan dachtig gelezen. Ik had gedacht, dat gij meer eikentelijkheid zoudt geweest zijn voor de goed® behandeling, die gij hier genoten hebt. Ik hart u als eene slavin den zwanrsten arbeid kunnen laten verrichten, ik had a kunnen lateu dooden, kortom, gij waart geheel in mijne macht en ik was niet óe minste verantwoording aan iemand voor de behandeling ten uwen opzichte verschul- dl^' Voor de menschen, dat kan zijn, genadige heer, maar voor de rechtbank van uw geweten? Hadji wierp een blik op haar om haar voor de vrijmoedige antwoorden te waarschuwen. Lucia keek echter ^scheiden voor zich en merkte dus den op haar gerichten blik niet. Hoor eens, kind, sprak, de mufti wrevelig, eii antwoordt niet dan op mijne vragen. Gij weigert hardnekkig op den koran te zweren, met waar ft we; u-t overtuiging, genadige heer, en niet uit hardnekkigheid. Dat is mij volkomen gelijk. Wat bedoelt gij met die vrijheid, waarvan gij telkens in uw schrijven melding maakt? Dat zij, naast een goed geweten, het kost baarste is, wat de raensch kan bezitten, dat hij voor die onwaardeerbare vrijheid leven en sterven wil. Hebt gij een goed geweten Ik vermeen van ja. Ik vermeen in de jaren, dat ik hier ben, nooit iets gedaan te hebben, waarvan ik mij zelve een verwijt zou moeten maken. Als ik mij over iets moest beschuldigen, zou het misschien zijn, dat ik nu en dan niet.met genoegzame gelatenheid mijn trenng,lot gedragen C^1 Gii hebt dus wel eens opstand in uw bin nenste gevoeld eu besloten, vroeg of laat wraak tejjemen?rekt nicti genadige heer, nooitj8 binnenste in opstand gekomen, nooit htefthetiu t°r £dö.l°£g gelegen wraak te nemen oeer het lijden, dat men mij hier zoo dikwijls heelt aangedaan. ^en u Qoit mishandeld? Meermalen, genadige heer; zwijgen wij hierover, wat gebeurd is, is voorbij, gedane zaken beibC Maar.'1 ging de mufti voort, in een uwer regelen zinspeelt gij toch op een aanM^ d.e teeen miin persoon voorbereid wordt. Lie,hier staat duidelijk: ,Als die zucht naar vrijheid in hen optreedt, deinzen zij voor geen middelen terug Voorbeelden vindt gij genoeg in uwe oingeving.' Waart gij niet volkomen overtuigd dat er iets tegen mij ondernomen wordt, zoo zoudt ge deze regelen onmogelijk hebben kunnen schrijven. Hierdoor hebt gij u zelve verraden en bewijzen van een complot of wat ook inge licht te zijn. Op staandeu voet wensch ik, dat gij mij alles openbaart. Wee, driewerf wee uwer, zoo ge ook maar het minste verzwijgt 1 Ik verklaar u op mijn eerewoord, genadige heer sprak Lucia met volle overtuiging, dat ik noch Aan een aanslag, noch van een complot wts weet. Zoo ik ook maar eenig kwaad vermoeden had zou ik het mij tot een duren plicht gerekend hebben, u te waarschuwen. Daarbij verkeer ik bijna nooit onder de slaven en slavinnen. On mogelijk kan ik dus hunne plannen kennen. En gij spreekt van voorbeelden in over- Vl-d Zeker genadige heer, ook gij weet, hoe «le vertrapte slaven eu slavinnen meermalen in deze stad bloedige wraak genomen hebben. Maar ik merk het al, mijn schrijven is door u geheel ver keerd opgevat. Ik heb alleen maar willen aantoonen dat iemand die de vrijheid geniet, trachten wi ze te behouden en ze terug te bekomen, ingeval hij verloren heeft. Meisje verbloem de waarheid niet; ik waar schuw je. Hebt gij den Ramaudan onderhouden? Ondanks mij zelve, ja, genadige heer. Men bracht mij alleen gedurende den uscht een Weinig en dan nog karig voedsel. En de slaven en slavinnen Ook deze geloof ik, hebben in hetzelfde lot moeten deelen. Weet gij of dit ontevredenheid onder hen heeft gewekt Ik geloof wel van jadoor een toeval heb ik dit aan enkele uitlatingen kunnen merken. Zoo, wio waren die ontevredenen? Dit'kan ik niet zeggen, de duisternis belette mij hen te zie:'. En wat zeide ze. Dingen die ik liefst verzwijg genadige heer? Spreek, spreek, riep de muftic, verzwijg geen enkel woord. ja- Ach heer, waarvoor is het noodig, die woorden te herhalen. Voor een paar on tevredenen zouden misschien alle andere moeten boeten. L)at gaat u niet aao. Ik gebied je uitdruk- Wijk mij te «eggen, wat <tt £*4

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1902 | | pagina 1