Nummer 91.
Zondag 16 November 1902.
25e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
ANTONIO FEMANIIO.
MALAISE.
A
NT00N TIELEN,
SOCIALE ACTIE.
iiw
w.
FEUILLETON.
Uitgever:
Dit nummer bestaat uit
twee bladen.
Bekendmaking.
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5.
Franco per post door liet gehcele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco tc zenden aan don
Uitgever.
WAALWIJK.
AdvertentiSn 17 regel» f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groots
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegsvon,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel» »n
advertentie» bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
I.
Ziedaar een tweetal woorden, uitdruk
kende een complex van begrippen, eene
onafzienbare rij van daden, ingrijpende èn
in liet staatkundige èn in het economische
èn in het maatschappelijke leven van een
volk. Ziedaar een breede titel, waarender
wij wenschen te bespreken de voornaamste
vormen, waarin de sociale actie der verschil
lende ten onzent bestaande partijen zich aan
ons vorschend oog voordoet. Voorwaar, geen
gemakkelijke taak, die wij ons bij deze
stellen. Toch ondernemen wij ze met voor
liefde en moed. Immers
Das Alte stiirzt, es andert sich die Zeit.
Und neues Leben bluht aus den Ruinen.
Deze logische, dichterlijke woorden roepen
het ons toeEvolutie en actie zal en
moet er zijn, actie op elk gebied, actie op
elk terxeiu Doch het meest treedt in
onze bewogen tijden op den voorgrond de
sociale actie. Dat is het teeken, hier soms
nog duister, daar integendeel hel oplichtend,
waarin pnze tijd staat. En daarom meenen
wij goed te doen, eens eene revue te houden
van die verschilleude, langs verscheidene
banen optrekkende vertegenwoordigers der
velerlei vormen, waarin die sociale actie is
gehuld. Wees hierbij echter niet te onge
duldig noch te oppervlakkig, want afdeeling
op afdeeling treedt a hier voorbij, elk met
zijn eigen vaandel, zijn eigen staf en zijn
eigen kleuren. Volg daaibij goed de be
wegingen, want alle stijgen wel op ten
heuvel het hoogtepunt der sociale recht
vaardigheid doch ieder langs zijn eigen
helling en naar zijn eigen kopje. Zoo ziet
u b.v. de oud-liberalen ot te wel de doc-
trinairen langzaam, met groote deftigheid
wandelend naar een aebteropstaand terras
opstijgen, op wiens breede oppervlakte een
verweerd beeld verrijst, voorstellende het
harteloos en heideusch individualisme.
Langs een evenwijdige baan, doch veel
sneller bewegen zich de jong-liberalen of
Unie-mannen. Hun gang is naar eene
hoogte, waarop staat met wijd geopeuden
mond en, drukkende een kiesbiljet aan het
hart, de siatue van de „Vox populi." Nog
verschillende andere groepen trekken op naar
deze, gelijk 't schijnt, zoo aantrekkelijke
plaats. En geen wonderde vox populi
(de stem des volks) ia immers de vox Dei
(de stem van God.) Maar neen, dit laatste
schijnen zij niet te beamen, want al deze
groepen, die aan de linkerzijde marcheeren,
hebbeu wel vaandels en standaards, maar
in geen enkele is de naam van God, onder
welken vorm ook geschreven. Met de
,/Vox Dei'" houden zij zich waarschijnlijk
dus niet op, tenminste in het openbare
leven. Zie b.v. die kleine groep daar, op
eene na de meest linksche. Het zijn de
vrijzinnig-democraten, zij marcheeren nog
met vlugger pas dan de Unie-mannen.
Allen hebben het oog gericht op hun
standaard, heel, professoraal voor hen uitge
dragen en vertoonende eene kleur, waarin
't rood om den voorrang strijdt. De meest
'linksche groep trekt zeker de grootste aan
dacht. Bijna allen zijn in 't rood gekleed
ook hun vaandel is bloedrood van kleur.
Met krachtige, doch geen vereelte hand
wordt het gedragen door Pieter Jellis
(Mr. Troelstra), ons allen welbekend. Hij is
geescorteerd door onze Indische specialiteit
den Heer v. Kolen den selfmade-man, den
Heer Schaper. Achter hen aaD komt een
troep, voor 't grootste gedeelte roepende,
schreeuwende, tierende en duwende. Die
zich nog kalm houden, lijken wel
eenmaal een geheel ander beroep te hebben
uitgeoefend, het beroep des vredesDeze
strijdlustige groep, die in hun vaandel „het
evangelie der ontevredenheid" voert, over
schreeuwt geheel en al de reeds genoem
de. En hoe en waarheen is hun gang
Met den stormpas trekken zij op naar de
reeds genoemde hoogte met de statue van
de „Vox populi," maar dat i» het is
hun aan te zien slechts een pleister
plaatsje, waarover heen zij willen gaan naar
een ver, o zoo ver in '1 verschiet liggende
ja, wat het i», valt niet uit te ma
ken, want eerstens is het op dien afstand
niet mogelijk de juiste vormen te onder
scheiden en tweedens, wat nog te onder
scheiden is, is omhuld van eene nevelachtige
massa, alsof alles tin 's blauwe hinein"
zweeft. Dus laat voor 't oogenblik die
vliegende en schreeuwende groep voorthollen,
want bijhouden gaat toch niet en
waar moet het heen Wij dankeu voor een
nevelachtig en onbestemd doel.
Wenden wij nu liever het oog naar
rechts. Daar ontwaren we ook verscheidene
afdeelingen, elk met eigen vaandel, eigen
staf en eigen haan. Doch in al de vaandels
lezen we „Voor God, Koningin en Vader
land" en al schitteren in de voorste rangen
dofgrijs de stemmige uniformen der anti-
harer te vroeg verscheiden moeder, geleerd had,
weer onder oogen te hebben. Hoe wekten die
woorden en klanken zoete herinneringen uit het
verledene op, hoe werd door die gedichten haar
geest door de sferen heen naar Almeria gevoerd,
naar het schoone landhuis met zijn heerlijken
tuin, zijne uitgestrekte olijfbosschen, zijne heuve
len en dalen op den achtergrond. Niet lang
echter duurde dat lieflijk tooneel. Weldra rees
weer het beeld haars vaders voor den geest, zag
zij hem uitgeput en bloedende, aan zich zeiven
overgelaten, op den eenzamen zandweg liggen.
Haar broeder Carlo strekte de geketende armen
naar haar uit, en zij vermocht niet, die boeien
te verbreken. O, mocht zij hem nog eenmaal
wederzien, al was het maar een oogenblik. Dan
kwamen onwillekeurig haar de tranen in de
oogen en sloot zij het boek, waarin zij aanvan
kelijk genoegen vond, dan was er meer dan
aardsche macht noodig om het meisje met het
leven te verzoenen, om haar gelaten de tegen
spoeden van het wisselvallige en kommervolle
leven te doen dragen. Ook griefde het haar zeer,
als zij zag, hoe al hare diensten miskend en
geminacht werden. Had zij niet aan het eigen
dom van den mufti een heel ander aanzien
gegeven Waren door hare bemiddeling de
9laven niet zachtzinniger, gedweëer en meer
arbeidsgesind geworden Had zij niet eenmaal
het geheele gezin voor een totalen ondergang
behoed Dankte het jongste dochtertje haar niet
voor een groot deel het behoud van het leven F
Geen erkennirg echter had zij voor dit alles
ondervonden. Wel gaf men haar sinds jaren
beter en meer voedsel, een sierlijker vertrek,
doch nimmer had men haar nog eenige harte
lijke woorden toegesproken, woorden, die het
hart gelukkig maken en balsem in de wonden
der ziel storten.
revolutionnairen, daarachter de donkere der
katholieken en in de achterhoede de meer helle
der vrij antirevolutionnairen en de chris-
tehjk-historischen, toch komt het ons voor,
dat deze groepen, ondanks de heterogene
bestanddeelen, één legercorps vormen, ge
hoorzamende of liever vrijwillig volgende
één krachtige persoonlijkheid, omringd van
7 andere hooge persoonaadjes, die hen met
een betrekkelijk langzamen, maar zekeren
pas naar eene meer naderbij liggende hoogte
voeren, op welks breed terras in glanzend
goud de „Hollandsche Maagd" prijkt, die
al wenkende hen uit de verte reeds
van harte welkom heet
Doch laat ons van onzen allegorischen
troon aftreden en in wat duidelijker taal
spreken, zoodat ons iedereen volgen kan.
Hiermede echter in een volgend artikel
begonnen. Voor heden is er o.i. genoeg
te verduwen
en eerlijk man door de wereld
en voor zich en de zijnen den
Onder bovenstaand opschrift komt in 't
Off. Org. van den A. N. A. v. S. een ar
tikel voor waaraan wij het volgende ont-
leenen:
Nemen wij eerst in oogen»chouw wat er
in onze omgeving in zaken en 't algemeen
en in de schoenmakerij in 't bijzonder vrij te
ontwaren, dan doet men zulks met een
droeve zucht, want overal hoort men do
klacht „achteruitgang" de een klaagt en
zucht al harder dan den ander, niet alleen
in de, schoenmakerij maar in alle zaken en
standen der maatschappij. Men hoort niets
dan achteruitgang, dat is tegenwoordig een
gemeen-woord terwijl toch het doel, de
leu» van ons streven moet lijn „vooruit
gang" de leus van ieder weldenkend mensch,
van eenieder die zich nog eenigszins om
zijn evenraensch bekommert, die de belangen
van de geheele maatschappij ter harte gaan.
Vooruitgang, dat moet de leus zijn, maar
gaat zulks iu onzen tegenwoordigen tijd zoo
gemakkelijk.
Het is tegenwoordig veelal tegenstroom
op roeien, of tegen wind in fietsen.
Waaraan zouden in hoofdzaak de tegen
woordige toestanden zijn toe te schrijven
Welke middelen zijn er nog voor den
hand werkschoen fabrikant om zich er door
heen te worstelen, om in den grooten strijd
om het bestaan staande te blijven, om als
fatsoenlijk
te komen
kost te verdienen
Zie daar twee vragen zeer moeilijk te
beantwoorden.
Ten eerste wordt de schuld gegeven aan
overproductie van schoenwerk.
Deze overproductie komt in hoofdzaak
door de groote stoom- en andere schoen
fabrieken, die men tegenwoordig overal ziet
verrijzen het is als om strijd wie het
grootste aantal paren per week kan fabri-
ceeren en al het vervaardigde moet ter
markt worden gebracht, terwijl overal volop
aanwezig is.
Daarbij komt nog dat door het in werking
stellen van talrijke machine» voor schoen-
fabricage, er zoovele werkkrachten to over
zijn, dat er velen zonder werk loopen.
Vooral is dit 't geval met mannen op 50
en 60 jarigen leeftijd. Konden zij vroeger
tot hun laatste snik schoenenmaken, om 't
zoo eens uit te drukken, thans zijn ze op
ouderen leeftijd gedoemd, een ander baantje
op tc zoeken, omdat men heD in 't schoen
makersbedrijf niet meer kan gebruiken, er
zijn jeugdige werkkrachten te over.
Ook dit is een treurig feit onzer heden-
daagsche industrie.
Dit alles neemt echter niet weg, wij be
kennen het dat de machinale schoentabri-
cage staat op den weg der vooruitgang, de
toekomst heeft, op den goeden weg is; zij
rust zich uit tot den strijd tegen den bui
tenlander, zelfs in het buitenland en met
•ucces maar het neemt ook niet weg, dat
er nog een groot aantal staan, die gaarne
zouden meewillen op 't pad dat tot voor
uitgang leidt, of tenminste hoop daarop
geeft, maar die om finantieele of andere
redenen niet meekunnen en dat zijn m. i.
op de eerste plaats, thans nog niet zoo erg,
maar vooral in de toekomst, de handwerk-
schoenfabrikanten.
En nu geldt de vraag, hoe zulleu zij nog
trachten staande te blijven, er doorheen te
worstelen, een goed bestaan te blijven
voeren
Evenals de groote machinale fabrikant,
heeft de handwerksfabrikant een onderlinge
strijd te voeren met zijn collega's in engen
kring. Eenieder concurreert om 't sterkst,
dit als een noodzakelijk gevolg der over
productie, waardoor slapte vau zaken ia
ontstaan en niet iedereen is om finantieele
redenen in staat zijn voorraad te bewaren tot
wederom een drukke tijd i» aangebroken, ook
dit laatate is een gevolg van den slechten
Lucia stond als verpletterd I Hoel Zou d»
gevreesde mufti haar, de Spaansche, achting
toedragen F Had hii met lof en erkenning over
haar gesproken.Zij kon het bijDa niet gelooven.
En toch moe»t het werkelijk zoo zijn. In deze
omstandigheden kon haar meesteres onmogelijk
liegen. Hadji zelf was oorgetuige van de woorden
zijns vaders geweest.
Waalwpsche tn l.aisxlrailsrlf Courant,
OVERAL VERKRIJGBAAR
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
gezien de aanschrijving van Heeren Gedeputeerde
Stalen van Noord-Brabant van 16 October 1902
G. No. 138. (Prov. bijblad No. 128) en daarbij
gevoegd schrijven van den Minister van Water
staat, Handel en Nijverheid, dd. 10 October te
voren, No. 203
MAKEN BEKEND:
dat, waar in waterstaatsaangelegenneden nan
besturen ofbelanghebbenden een beroep op de kroon
is gegeven, het daartoe strekkend adres aan H. M
dc Koningin door tusschenkomst van den HoogEd.
Gestrengen Heer Commissaris der Koningin moet
worden ingediend.
Waalwijk, 4 Nov. 1902.
De Burgemeester,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN JjIEMPT
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend, dat bij hen is ingekomen een adres
van J. H. Thijssen, wonende te 's-Hertogenbosch
daarbij vergunning verzoekende tot verkoop van
sterken drar.k in het klein in een lokaal met
suite, staande aan de westzijde van het marktplein
alhier wijk B no. 237.
Waalwijk 4 Nov. 1902.
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN L1EMPT.
DOOR A. C. V. D. H.
40 o—
(Auteursrecht verzekerd volgens de wet.)
Hoop en vrees maakten zich daarom beurte
lings van hem meester. Hij was echter vast
besloten, tot het einde te volhardenhij zou
niet rusten vóór de schoone jonkvrouw, wier
beeld hem bij dag en bij nacht omzweefde, hem
wederkeerig had betuigd, dat zij door een huwe
lijk hem tot den gelukkigste der stervelingen
zou maken.
Het was een overschoone morgen in de maand
Mei. De opkomende zon, voorbode van den dag,
wierp hare gouden stralen over de talrijke
moskeën van Fez en vergulde de koepels van
minarets, van honderden huizen en paleizen. In
de booraen op de binnenplaats kwinkeleerden de
als begroetten zij den blijden morgen,
die" over de hoofdstad opging. Helaaseen
donkere, grauwen hemel had beter gepast bij al
de ellende, die thans in Fez heerschte. Eene
kwaadaardige ziekte, veel overeenkomende met
typhus, heerschte met ongewone hevigheid en
sleepte dagelijks honderden ten grave. Vaif den
morgen tot den avond zag men reeds weken
lang onophoudelijk dooden grafwaarts brengen.
Alle ambachten en beroepen stonden stil.
Buiten hoorde men het luidsnikkcD der bedroef
den, die hunne dierbaarste betrekkiugen aan den
schoot der aarde gingen toevertrouwen, in de
moskee het gebed van duizenden, die Allah en
Mahomed smeekten, de verschrikkelijke ramp af
te wenden.
Lucia, door het gezang der vogels gewekt,
stond haastig op, kleedde zich verrichten en haar
morgengebed. Nog had zij dit niet geëindigd,
toen de vrouw van den mufti onstuimig haar
vertrek kwam binnengesneld met den uitroep
*Ora Allah's wil, Lucia, volg mij mijn jongste
dochtertje is door de ziekte aangetast.-'
Zonder de spijzen, die van den vorigen avond
waren overgebleven, nog aan te roeren, volgde
zij hare meesteres en kwam weldra in eon nauw,
somber vertrekje, waarin men de ongelukkige,
uit vrees voor verdere besmetting, had opgesloten.
Op het gezicht van het aanvallige kina, dat zoo
dikwijls haar de tranen van het gelaat geveegd
had, werd Lucia door diep medelijden aangegrepen.
Oogenblikkelijk gelastte zij een ruim, goed
verlicht vertrek, waar de lucht vrij in kon
doordringen, voor de zieke gereed temaken.
Oen, Lucia, barstte de moeder uit, wilt gij
ons nn allen dooden Zie, zij ligt thans in een
vertrekje, waar nooit iemand binnentreedt; kier
kan zij bijna onmogelijk iemand aansteken.
Het kostte Lucia heel wat moeite, de bevoor
oordeelde moeder tot andere gedachten te brengen.
Niettemin was na een half uur een geschikt
vertrek in orde gemaakt en droeg Lucia geheel
alleen het doodzieke meisje naar hare nieuwe
legerstede over. In de gang gekomen, ontmoette
zij den mufti, die op dit gezicht als een waan
zinnige de vlucht nam en ten strengste verbood,
de stoutmoedige Spaansche, zoo lang de ziekte
epidemisch heerschte, in zijne nabijheid te
brengen. De zieke, eenmaal overgebracht, had
men stellig: aan haar lot overgelaten, ware Lucia
niet als een reddende engel tusscben beide
getreden. Trouw waakte zij aan de sponde van
_are lievelinge, die zij zelfs des nachts niet
verliet. Zoo groot was de vrees voor besmetting,
dat de mutti, noch de moeder de ziekekamer
durfden binnen gaan. Dank zij de goede behan
deling van Lucia, was het kind, na een paar
dagen dobberens tusschen leven en dood,
behouden. Nu namen de krachten 9poedig toe
en Lucia kon haar gewoon vertrek weer opzoeken,
waar een paar dagen rust haar afgemat lichaam
en vermoeiden geest geheel verkwikten. Daar
alle arbeid op het veld stilstond, behoefde zij
niet het toezicht over de slaven te houden en
kon zij zich verpoozen in de boeken, die Hadji
haar geregeld uit de bibliotheek der akademie
bracht of brengen liet. Hoe gelukkig was zij, de
taal van haar bemind Spanje, de taal, die zij
als een machteloos kind reeds op den schoot
Nog kruisten haar al die gedachten door de
ziel, toen zij opnieuw hare meesteres kermende
zag binnentreden. Ditmaal was de mufti zelf
door de vreeselijke ziekte aangetast. Lucia hui
verde op het vernemen de^er tijding. Zou men
haar ook ditmaal Maar neen, dat zou niet
gebeuren. Hadji zou zich wel belasten met den
vader op te passen en te bewaken.
Verbeeld daarom haar verwonderiug, toen de
klagende echtgenooie haar meedeelde, dat
Hadji sinds een paar dagen van huis was. Men
veronderstelde, dat hij, om het dreigende
gevaar te ontwijken, voor eenigen tijd naar het
Zuiden vertrokken was.
Wie zal nu mijn man oppassen F kreet zij
uit. Ach, als hij eens kwam te stervenhet
ware gedaan met onze eer, aanzien en groot—
hied I Allah, Allah, ontferm u onzer Wend af
het dreigende gevaar I Behoed ons voor algeheelen
ondergang I
Nu sloot zij Lucia in hare armen en drukte
haar met ontroering aan hare borst. Deze wist
niet, wat die liefdesbetuiging beteekenen moest.
Waren hare meesteres wellicht de oogen open
gegaan en zag zij nu duidelijker dan ooit in,
dat tegenspoed ook haar deel kon zijn, dat
op eeu schoone dag een treurige, droevige
levensavond volgen kan Besefte zij het onrecht,
dat men haar, Lucia, zoo dikwijls had aangedaan F
Nog had zij zich geen antwoord op die vrageD
gegeven, toen hare meesteres eenklape uitbarstte
Ach Lucia, gij alleen kunt ons nog helpen.
Allah heeft gewis ons met deze plagen bezocht,
om ons tot beteren levenswandel, tot een getrou
wer navolger van den koran op te wekken. Daar
gij een Nazarener zijt, heeft de ziekte op a dus
geen vat, getuige de laatste omgang met mijn
dochtertje. Ach, pas nu ook mijn man op, ik
bid en smeek het u. Slaagt gij er in hem het
leven te doen behouden, ik beloof bij Allah, u
alles te geven, wat gij verlangt.
Lucia wist niet of zij droomde of waakte. Ach,
zeide zij twijfelachtig, gij zult toch uwe belofte
niet nakomen en dan
Mijne belofte niet nakomen, Lucia! Ik neem
de zon, ja Allah tot getuige mijner woorden.
Ik durf niet aan de sponde van den mufii
zitten. Herinner u, hoe hij ten strengste verboden
heeft mij in zijne nabijheid te brengen.
Vrees niets, Lucia, sinds eenige dagen, sinds
gij onze lieve kleine zoo zorgvol hebt opgepast,
is hij geheel van meening ten nwen opzichte
veranderd. Hij bekende mij zelf, Hadji zou het
*og kunoe getuigen hoe hij u van dan beginna af
geheel verkeerd beoordeeld heeft; het speet hem
zelfs, dat hij jaren geleden getracht had, u op
den koran te doen zweren. Hij zag nu in hoe
aan al uwe handelingen eene edele bedoeling ten
grondslag lag. Ach, sla dan mijn verzoek niet
van de hand, help mij, help mij, groot zal uw
loon zijn.
Geachte meesteres, sprak zij diep bewogen,
laat mij een poosje alleen en kom over eenige
oogenblikken mijn antwoord vragen.
Deze vertrok.
Lucia wieip zich op de knieën en onder een
stroom van tranen bedankte zij den almachtignn
God, die het hart van den mufti geraakt had.
Wie weet, zeide zij zacht tot zichzelve, of Hij
die tot dusverre met vaderliefde over mij gewaa k
heeft, mij niet ditmaal weer de noodige krachtent
zal geven om mijne moeilijke taak tot een goed
einde te brengen. En dan I Dan zal ik mijne
meesteres aan hare belofte herinneren, ik zal
vertrekken naar Almeria, mijn geboortepluati,
naar mijn geliefd Spanje, dan zal ik eenmaal
rusten naast hen, die mij zoo dierbaar zijn
geweest op deze aarde en die thans van mit den
hemel met een wakend oog op mij nederzien.
Zij schikte nu in allerijl hare kleederen in
orde en stond manmoedig op.
Hoe denkt gij er over vroeg da echtgenoote,
die weldra binnentrad.
Ik zal u volgen, zei Lucia.
In dezelfde zaal, waarin jaren geleden Lucia
werd binnengeroepen om haar geloof af te
zweren, wat het moedige meisje, gelijk ieeds
bekend is, halsstarrig weigerde, lagen in een
hoek verscheidene kostbare dekens en kussens,
die den mufti tot bed verstrekten. Daar lag de
man, voor wien eenige weken geleden alles nog
sidderde, uitgeput en machteloos na ar. Zijne
oogen wareD gebroken zijn waskleurig gelaat was
met dikke zweetdroppels bedekt, de half geopende
mond snakte naar lucht om den inwendigen brand,
de hevige koortshitte, te koelen.
(Wordt vervolgd).