Hummer 3.
Donderdag 8 Januari 1903.
26e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, industrie en Gemeentebelangen.
Vernieuwing.
HELiilPIümili.
AiTOON TIELE
Uitgever:
FEUILLETON.
Landbouw.
Staatkundig Overzicht.
Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
A b o 11 n e m e n t s p r ij s per 8 maanden f 0."5.
Franco per post door het gehcele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken geldon enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
Met een gevoel, alsof we een eveu afge
broken reis gaan voortzetten, zijn we het
Berde jaar van de twintigste eeuw binnen
getreden.
Natuurlijk is dat iets denkbeeldigs. De
willekeurige verdeelingen door ons gemaakt
am van bet begrip //tijd" een voor
stelling te krijgen, die het misschien niet
uithoudt tegen de critiek van de wijsbe
geerte, maar toch voor onze behoefte vol
doende is dat afpassen in perkjes van
een bepaald aantal etmalen, brengt niet de
minste verandering in liet verband der
dingen. Deze vormen een onafzienbare,
overal aansluitende, nergens, een opening
latende aaneenschakeling en de stroom
der gebeurtenissen der groote en der klei
ne ook die onderscheiding is tegenover
de logische gedachte niet houdbaar is
galijk aan den waterval in't Noorscke berg
land, welke stem al de komende en ver
dwijnende geslachten elke minuut van hun
leven vergezelt.
De jaren verschijnen en zinken weg in
't verleden zijn wij gewoon te zeggen
en dan wordt er bijgevoegd, dat wij niet
weten wat elk van hen in zijn schoot ver
borgen houdt. Dat laatste is onbetwistbaar.
Maar, hoezeer ook door het gebruik gewet
tigd, het beeld zelf is onjuist, het ontstaat
door dezelfde begripsverwarring, die een
kind in den spoortrein gezeten, verkeerd
doet oordéelen over beweging en rust en,
de geleerden van vroeger eeuwen op het
dwaalspoor bracht inzake de wenteling dei-
aarde. Niet de jaren, neen wij kernen en
gaau. Wij volgen de lijn des tijds. W ij
zijn de handelende personen, voor een groot
deel de scheppers der gebeurtenissen en
langs de strak gespannen lijn des tijds be
wegen wij ons.
Wij gaan. Met wankelenden tred en
gebogen hoofd dikwijls, met opgewekt ge
laat en vaste schreden ook nog wel. Zeker,
daar zijn er, wien de lasten des levens een
zwaren druk opleggen, niet opgewogen door
de lusten en als wij hen zwoegend hun
pad, zien afloopen, met eiken stap het hoofd
dieper naar de borst geneigd, dan... ja, wat
dan Verblijden wij ons met de gedachte,
dat wij er beter am toe zijn dan die kla
gende stumperds, wien het „niet is mee—
geloopen in de wereld", en die misschien
daarom zoo moeten tobben omdat zij geen
doorzicht hadden in hun zaken, geen zorg
voor hun gezondheid of geen slimheid in
den omgang met andere slimme menschen
Of zijn wij met een soort van dankbaorheid
vervuld, dat wij niet op hen gelijken, maar
door het bezit en het verstandig gebruik
van betere eigenschappen dan de hunne,
onze reis gemakkelijker en aangenamer kun
nen afleggen? Of steken wij de handen
uit, vragen wij hun het hoofd op te rich
ten, eens naar boven te zien. Waar in
de verte de ster der hoop aan den nachte
lijken hemel flonkert
Wij gaan, en 't is niet zonder bezorgd
heid. De hemel is niet helder en de damp
kring niet zuiver, wij loopen naast el
kander voort met het gevoel van spanning,
dat gewoonlijk een onweder vooraf gaat.
Rustig verder wandelen, terwijl overal,
waarheen wij zien, dc menscheu, die het
zelfde pad hebben af te leggen als wij, in
heftige beweging zijn over de groote viaag-
stukken, waarvan men meent dat nu toch
eindelijk eens een oplossing moet verkre
gen worden. Wij zien er geen kans toe en
zonder het te willen zijn wij mede opge.no-
men in het krijgsgewoel. Want zoover is
het nu reeds gekomen, dat het denkbeeld,
om ze door geleidelijke ontwikkeling van
ons denken en van ons handelen, de beslis
sing naderbij te brengen, als versleten
wordt ter zijde gesteld.
Het leven is kort en de menschen heb
ben haast. Als de voorbereiding tot genie
ten zooveel tijd in beslag neemt, blijft er
voor het laatste niet veel over. Eu dan,
bij de scherpere mededinging moet opge
past worden dat men niet onder den voet
geraakt. Het veiligst is, dat men intijds
tracht een voorsprong te verkrijgen, in den
vorm van aanzien, macht, geld.
Geld vooral. De eeredienst van het
muntstuk is overal doorgedrongen, hij
propageert voor zichzelf. En werkelijk,
als men een aantal van die vraagstukken,
over welke wij ons gewichtig maken, waar
bij wij ons beroepen op beginselen en heel
het kraam van onze overtuiging overhoop
haten goed bekijkt, dan ligt gewoonlijk op
den bodem er van een andere vraag, name
lijk in welken zak zekere rijksdaalder zal
moeten te land komen. Dat maakt juist
van die quaesties de oplossing moeilijk
over veel dingen kunnen wij heenstappen,
tal van concessies zijn wij bereid te doen.
Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
EERSTE GEDEELTE.
(9)
VIJFDE HOOFDSTUK.
Oude Herinneringen.
Echter onmogelijk kan de freule die overi-
3 eens weder var. het raam schijnt verdwenen
i er toch iets op tegen hebben, dat wij hier even
halt houden. Dit landschap bij maneschijn
hier dat oude, middcleeuwsche SiOt met zijn lief
.)ark daar dat romantisch dorpje ginds op
deD achtergrond die bergen met die dichte wou
den het loont de moeite nog dit alles even te
fixeeren. Freule Hilda zal je kameraad toch niet
voor den tegenwoordig zoo veel van zich doen
sprekenden Athanasia houden, die haar komt
ontvoeren. Jammer zoo gaat hij van den
hak op de i tak springende voort dat men dit
mooi plekje niet inkleuren kan vasthouden,
Ik was, geloof me, 't liefst nog schilder, als zich
dit beroep met de aristocratische principen van
mijnheer mijn papa en mevrouw mijn allerge-
nadigste(i) stiefmoeder geboren Huber hoe
kan men toch in Godsnaam Huber heeten 't
is echter een echte Weensche naam liet ver-
eeoigen. Mijn vervelend tehuis ben ik even zat
als jij de riekende theoriën van Esculapibs.
"Joch promoveer, verzoek den Heer van Wol-
ngen om zijn protectie zet je hier als red
ende en genezende engel je tante stopt wel
kousen en zet jfi kopje kofiie en eindelijk
ar je, om den wensch van je pleegouders te
vullen, die aardige, eenvoudige en huiselijke
my als vrouw in je docterswoning binnen,
rachtig, een toekomstbeeld met aanlokkelijke
WAALWIJK.
mrar een ding „moet men ons niet kwalijk
nemen", in geldzaken is het hemd nader
dan de rok.
Dat blijft. En daarom hoopen aan de
eene zijde kapitalen zich op tot een vloed,
in den vorm van een trust, die aau den
anderen kant een gevaarlijke ebbe zal doen
ontstaan, zoo wordt het evenwicht verbro
ken en dat kan geen stand houden. Het
kan niet anders of er moet iets gebeuren,
dat voelt ieder, en juist het niet zien van
den aard van eeu gevaar welks dreiging
men wel gewaar wordt, veroorzaakt die on-
rust.
Nu kan men zich van die dingen niets
aantrekken, het nieuwe jaar even gemoede
lijk binnentrekken als men het oude heeft
verlaten en zeggen Ik doe wat mij te
doen wordt gegeven en neem aan wat mij
daarvoor wordt aangeboden, verder niets.
Over quaesties maak ik mij niet druk die
't weet moet het maar zeggen. Wij zullen
niet beweren dat zulke lieden tot een minder
waardige soort behooreu en evenmin dat
zij hun plaats op onwaardige wijze vervullen.
Maar als allen zoo waren dan kon er
van ontwikkeling ook geen sprake zijn en
zou een wegstervenden maatschappelijke^of
staatskundige organisatie weldra doen zien
dat niet het beste deel was gekozen.
De wereld moet zich vernieuwen, dat
wil zeggen, alles wat leeft in de groote
maatschappij moet andere vormen met
steeds beteren, steeds rijkeren inhoud ver
krijgen.
lu het stoffelijke gebeurt dat. Natuur
kenners weten ons te vertellen na hoeveel
tijd van het tegenwoordig lichaam geen
spier, geen vezel meer zal zijn overgebleven
ofschoon wij dan schijnbaar nog maar
weinig veranderd zullen zijn. Maar het
nieuwe is gekomen ongemerkt, zonder schok
door de werking der levenskracht.
Evenzeer in stilte zou de maatschappelijke
vernieuwing in haar werk gaan, indien zij
niet werd verstoord door het ingrijpen van
booze hartstochten. Wij de cellen van het
groote lichaam, zijn ook de organen van
dat proces; in en door ons wordt heiwerk
gedaan en elke klacht over den te tragen
gang over de ongewenschte richting is
eigenlijk eeu zeifsbeschuldiging.
Vernieuwing, roept ons het pas ingetre
den jaar toe, opdat het beter woide dan
zijn voorganger. Dat resultaat heeft niemand
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
U45J i
perspectief.'
Dit alles zwetst de overmoedige zoo vlug er
uit, dat hij bijna buiten adem is. Nu lacht
hij helop; het moet een hartelijk lachen betee-
kènen, maar het klinkt als ingehouden spijtig
heid. ,Och, kom, gij, die schilder geboren, vliegt
er uit, de wijde wereld in, en behaalt roem
en eer en kies dan een meisje, het ideaal van je
droomen!»
Het rijtuig houdt stil recht onder Hilda s
raam haar ontgaat geen woord in de stilte
van den avond het zachte windje waait het
haar toe. Zij staat weer achter de gordijnen er.
drukt de han len op haar luid kloppend hartje.
Wat de andere antwoordt, wordt ernstig en
doordringend gezegd het is een diep en sonoor
orgaan. Zij hoort, hoe de spreker het over dank
baarheid heeft, welke hij zijn pleegouders ver
schuldigd is; die pleegouders, die hem, de wees,
tot zichgenomen hebbenen nu|met;groote opoffering
laten studeeren, terwijl ze lietu bovendien tegen
over allen, ook voor Emmy, als hun neef be
schouwen. Dan spreekt hij over het onderscheid
in stand en dat niemand zich hooger moet
plaatsen dan hij is, echter als hij van zijr.e
liefde spreekt voor de kunst en zijn liefsten
wensch, kunstenaar te worden, klinkt zijn stem
weemoedig zacht. //Ik wil het echter over
winnen,' besluit hij, „eu mij moeite geven Emmy
hartelijk lief te krijgen ik bemin haar wel,
maar als een zuster." Hij zucht. „En nu
moeten wij verder, wij kunnen mijn pleegouders
niet in der, nacht met de deur in huis vallen.
Die goede oudjes zullen toch al wel groote oogen
opzetten over de weelde, die gij je veroorloofd
hebt. Een extrapost! Deze heeft zeker nog wel
nooit voor des opzichters huis stilgehouden
ja toch eens, voor twaalf jaren toen was er
echter een klein wonder daaruit voortgekomen
een kleine sprookje prinses in zijdenen kleed
jes Emmy's en mijne pleegzuster „Frieda
„Een wonderkind ben ik zoo vol', deaudere
in allerminst, of 't moest soms zijn voor die
goede boeren, die een rijksgraaf, erfgenaam van
onmetelijke goederen als mijn lieve stief-
mama èr tenminste nog iets van over laat
wel niet alle dageD zien rondloopen." Hij lucht
hartelijk. ,A propos, mijn papa is na eindelijk
op de verbetering onzer financiën bedacht.
Neef Egon, de tegenwoordige directeur der
in zijn macht, inaar allen te zamen zijn
wij er aansprakelijk voor.
Elkander brengen wij het vaak genoeg in
herinnering, dat de tijden ernstig zijn, en
het kost niet veel moeite de verschijuselen
aan te wijzen, waarop die meening gegrond
is. Maar tot onszelven moeten wij het
zeggen, onszelven met nadruk aanbevelen,
onze gaven van verstand en hart niet onge
bruikt te laten.
Moed is er noodig, om in den strijd der
meeningen en de worsteling der belangen
niet voor moeielijkheden terug te deinzen.
Met rustig de dingen langs ons heen te
laten gaan, komen wij niet verder. Moed
vooral om offers te brengen van liefde en
van ijver, afstand te doen van 't geen ge-
ëischt wordt om de maatschappelijke ver
nieuwing te bevorderen.
Karakter is noodig om onszelf te blijven,
niet ons te laten meevoeren door verkeerde
stroomiugen. Vinden wij het een ramp,
dat waarheidsliefde en goede trouw zoo
vaak ontbreken, laten wij dan zelf waar zijn
en de eerlijkheid in woord en daad heilig
houden. Keuren wij het af, dat de be
geerte naar schijn en naar glans de men
schen beheerscht, laten wij dan toonen de
kern der dingen op waarde te schatten.
Volharding is noodig om zelf staande te
blijven en anderen voor wankelen te be
hoeden. Een dam, die bij den eersten druk
bezwijkt, keert geen vloed. Wat de wil
van een enkele vermag, die voor geen
teleurstelling uit den weg gaat, is ongelofe
lijk. Dit bedenke men welelke water
druppel is een deel van den stroom, die het
molenrad doet bewegen en elke handeling
heeft gevolgen, in een onafzienbare reeks.
En alien, die het nieuwe jaar zijn inge
gaan met den wensch dat het hun gegeven
moge zijn er iets goeds van te maken,
voor zooverre dit ligt binnen menschelijk
bereik dat zij elkander de hand reiken.
Want sterk moeten wij staan tegen de
wassende wateren der zelfzucht, vmi bederl
in zeden en godsdienstgevoel in onzen tijd
bergwerken, verstaat er precies zooveel van als
een ezel van fluitspelen. Nti heeft papa wij
spraken daar juist van wonderen ergens zoo'd
wonder voor zijne bergwerken geëngageerd
een ingenieur Willburg hij komt uit den
Oeral, waar zijn vader de zilverbergwerken eener
schatrijke vorstin men spreekt van een vrou
welijke Nabor heeft bestuurd. Een pikant
salonpraatje gaat den man reeds vooruit, een
duister verleden of zoo iets. Waar het vandaan
is komen vliegen, weet niemand, het is er een
voudig, zoodat men reeds over den man spreekt,
zonder dat hem iemand gezien heeft. Zie mij
komt dit eenigszins avontuurlijk voor. Ik heb
daarom pa reeds gewaarschuwd doch wat zijn
m ij n woorden als mevrouw mijn stiefmama
zich eenmaal voor iets interesseert.'
„Ah, zoo, mevrouw de gravin kent hem P'
„Neen, wel zijn exorbitante, hem vooruitloo-
pende salonberoemdheid. Het vreemde en avon
tuurlijke de man heeft reeds jarenlang hier
en in Weenen vertoefd lokt haar aan, trouwens
al het buitensporige is naar den smaak dezer
verwende „wereld-dame 1*
„Nog altijd geen vrede tusschen u oeiden
vraagt Wilhelm, terwijl de postkar wederom
langzaam verder rolt.
De andere balt de vuist en knarst op zijn
tanden.
„Vrede I?' Gij moogt het uitspreken
mijn boezemvriend en een toekomstige trooster
der menschheid anders, van niemand zon ik
het dulden, als het gaat over die vrouw de
voormalige gouvernante mijner zuster Ottilia!
Ik heb het portret mijner moeder op den dag,
dat die vrouw haar intoeht in het slot deed, uit
de galerij onzer voorouders verwijderd en met
een zwarten sluier omhuld, dien ik ni«t verwij
der, vóór deze bedriegster ontmaskerd is.'
„Om Godswil Otto denk toch aan hetgeen
g0 zegt!M
Juist als de postkoets voorbij het kerkhof rijdt
en naar het huis van den opzichter, daar dichtbij,
zwenkt, valt de schaduw van een man op den
weg.
De jonge lui zien tegelijkertijd op en hunne
oogen 'ontmoeten die van den ons reeds bekenden
vreemdeling.
„Deze man wordt óf mijn vriend of mijn
doodvijand/ zegt de jonge rijksgraaf als bij iD-
Peru Guano een volledige meststof.
„Peru-Guano is eten en drinken
voor de plant".
Wanneer we de waarde van de een of
audere meststof berekenen en ze gaan ver
gelijken met die eener andere, dan geschiedt
dat en het kan bezwaarlijk anders, door in
tuïtie. „Er is iets in zijn blik, dat mij uitlokt
de geheimen zijns harten te doorgronden ik
voel, dat ik hem meer ontmoeten zal. Wie is
hij vraagt hij, Wilhelm's arm grijpend. Deze
ziet den vreemdeling, die den weg naar liet
kerkhof inslaat, in gedachten verzonken na. „Ik
ken hem niet, hij is een vreemdeling, misschien
een logee van het slot. Gij hebt overigens gelijk,
in het gelaat van dezen man staat een geschie
denis geschreven die hij misschien zelf met
zijn hartebloed onderteekende. Het was slechts
een vluchtige blik, dien ik op hem geworpen
heb, doch oogenblikkelijk heeft deze man mijn
bijzondere belangstelling gaande gemaakt. De
maneschijn stemt romantisch; ook over mij ia de
intuïtie gekomen, als zouden deze persoon en
zijDe lotgevallen ook eeumaal in m ij n leven
ingrijpen. Dat zijn van die onverklaarbare sug-
gestie's, welke onzen geest besluipen, zonder dat
men weet, vanwaar ze komen. Wat mag dien
man nog op den laten avond naar ons klein
dorpskerkhof voeren
„De Romantiek, mijn waarde," lucht de jonge
graaf, dezelfde romantiek, die de heerlijke mane
schijn ons heeft ingefluisterd ja ja men
zegt, de maan bezit een magischen invloed op
de menschen. Doch zie hoe frapjant!'
onderbreekt hij plotseling zich zeiven en wijst
op het uit het groen van eeuwenoude linde- en
kastanjeboomen opduikende landhuisje van den
hoofdopzichter. „Een idylle door ooft omrankt."
üp hetzelfde oogenblik houdt het postrijtuig
stil en de postillon blaast nog eens schetterend
op zijn hoorn. De geheele familie komt naar
buiten de joviale heer des huizes, zijne
vrouw, die hij soms schertsend, zijne gema
lin noemt en een slank, lief kiud met lange,
blonde lokken, een meisje van twaalf of dertien
jaar.
De vrienden stijgen uit.
„Neen, zoo'n verrassing 11' roept de kleine
ronde huisvrouw wel tienmaal achter elkaar uit,
terwijl ze naar evenredigheid de handen op het
tsmpo der drie woorden te zamen klapt. „Wie
had dat gedacht? En dan per extrapost maar
natuurlijk, mijnheer de graaf kan dat hebbeu
Onze oude postkar is nu zeker tot staatsiekoets
verheven «a ik behoef er nu nietmeerroor terug
te schrikken, om er een toertje mee naar de stad
te maken.'
aanmerking te nemen de hoeveelheid phos
phorzuur, kali of stikstof. Deze drie stoffen
zijn, zooals ik bekend raag veronderstellen,
de drie noodzakelijke voedingstoffen voor
de plant. Ik geef toe, dat een meststof, die
tweemaal zooveel stikstof of phosphorzuur
bevat als een andere ten opzichte van de
aanwezigheid dier voedingsstoffen, ook twee
maal zooveel waarde heeft. Toch zijn er
nog tal van audere omstandigheden, die in
aanmerking moeten genomen worden, wan
neer we verschillende meststoffen vergelijken,
met name wanneer we de Peru-Gnano in
de vergelijking opnemen. Het is toch de
Peru-Guano en deze ook alleen, die de
genoemde voedingstoffen der plant alle drie
tegelijk bevat en wel in een innig schei
kundige verbieding, zoodat zij alle drie
tegelijk door de wortels der plant worden
opgenomen.
Dat is een zaak van het hoogste gewicht,
die de Peru-Gnano een voorsprong geeft bij
elke andere meststof.
Aangenomen, dat het een feit is, dat alle
landbouwgewassen de drie genoemde stoffen
stikstof, phosphorzuur eu kali tot hunne
ontwikkeling noodig hebben. Aangenomenook,
dat wij door drie afzonderlijke scheikuudige
meststoffen deze drie in den grond gebracht
hebben en zij alle drie opgelost in het
bovenwater zich bevinden, dan zal t i -
een groot toeval mogen heeten^ die
planten ze alle drie in voldoende mal'J
kunnen opnemen. Bij een beine
Peru-Guano is de kans daartoe zeh-r
grooter. Het is daarom dat de Per. ai c
iets voor heeft bij andere piest stoffen eu
het is daarom ook, dat wij aan hei 'oom
van dit opstelletje schreven, dat Peru uano
eten en drinken voor de plant is.
---ij1 ,uui
Dc toestand in Marocco en in Venezuela.
Noch in het Noordafrikaansch keizerrkij
noch in de Zuidamerikaansch e republiek kan
een definitieve beslissing lang meer uitblijven.
Inderdaad is de Maroccaansche kroonpre
tendent terruggetrokken uic de omgeving van
Fez; inderdaad hebben ettelijke stammen
uit het onrustigste grondgebied, den sultan
hun onderwerping aangebodeninderdaad
bereidt de sultan zich voor op een nieuwe
campagne tegen de opstandelingeninder
daad heeft de sultau groot succes gehad met
den terugkeer van zijn ouderen broeder
Mulejr Mohamet en met de aanstelling van
Intusschen heeft de huisheer zijn Deef hartelijk
begroet eD diens vriend vroolijk als een ouden
bekende welkom geheeten. Nu onderbreekt liij
den woordenvloed van xijne vrouw. „Ia do
kamer voor mijnheer den Graaf ook in orde?'
„\ls mijnheer de Graaf het met onze eenvou
digheid voor lief wil nemen," knikt de kleine
vrouw. Doch het is de kamer onzer Emmy
hedenmiddag heb ik nog schoone gordijnen voor
de ramen en het bed gehangen" Zij houdt®
plotseling op, als had ze iets onbehoorlijks gezegd.
Zie ook den jongen graaf, hoe hem het bloed
naar 't aangezicht stijgt.
Was het de onschuld en de tevredenheid, die
als een rein waas het landhuisje omzweefde, en
die hem ook uit het naiev'e gebabbel der gast
vrouw toewaaide, welke hem, deH geroutineerden
student, die het leven in volle teugen genoot,
zoo verlegen stemde en zijn wangen gloeien deed?
„Ik bid u, mevrouw,» zoo zegt hij, zijn verlegen
heid met geweld onderdrukkende, „derangeer u
niet voor mij. Hoe zou ik het durven wagen,
mejuffrouw Emmy uit haar kamer te verdrijven?»
„Die is in 't geheel niet thuis," onderbrak hem
mevrouw.
„Veroorloof me, met mijn vriend Wilhelm
diens kamer te deeleu,' zegt de jonge graaf.
Nu wordt mevrouw verlegen.
„Boven op den zolder? God beware me, heer
graaf dat is onze fruitkamer en daar liggen
de pruimen nog van 't vorige jaar.»
„Wees u onbezorgd, mevrouw, ik snoep nietI*
Allen lachen.
„Echter, waar is dan Emmy?' vraagt Wil
helm, met een zucht van verlichting, die hij te
vergeefs tracht in te houden.
„Die hebben we naar den molen in het dal
bij de molenaarsvrouw laten gaan.' Mevrouw
zegt dit op een toon, als spreekt het van zelf en
werpt tegelijkertijd een veelbeteekend oogje naar
Wilhelm's vriend. „Waar vreemde jonge heeren
in ons huis op bezoek zijn, behoort een jong
meisje niet en bovendien," zegt ze zacht, „waar
gij beiden zoo half en half voor verloofd door
gaat daar past men niet onder een duk te
verblijven, Emmy is geen kind meer.'
(Wordt vervolgdA