Nummer 9.
Donderdag 29 Januari 1903.
26 Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Maat houden
Ei heldenfiguur'
AI T 0 0 I TIELE1T,
ti Ui 1 J Hfi H Bfi V BB JiSia BW BB
U x t o e v e r
Bekendmaking.
FEUILLETON.
BUITENLAND.
Frankrijk.
WAALWIJK.
EERSTE GEDEELTE.
Een nachtelijk avontuur.
WSSSS3BBBSBmSSSS^?r>''ySS!S3SSSS^EBS^S^^
e Echo van het Zuiden,
en
Luc
Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Z a t e r d a g a v o n cl.
Abonnementsprijs per 8 maanden f0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
wmaUHUSWHBMHIMIWilUWlMAAHMWroaS
Adveetentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeclige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend, dat het suppletoir kohier van den
hoofdelijken omslag over 1902, door Heeren Ge
deputeerde Staten van Noord-Brabant, bij besluit
van 21 dezer, G no, 34, is goedgekeurd en gedu
rende vijf maanden ter inzage op de secretarie
is nedergelegd.
Waalwijk, 26 Januari 1903.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHUEREN.
De Secretaris,
F. W. VAN LIEMPT.
Men bewondert, en benijdt nog vaker,
mensclien die op gevorderden letftijd wat
men noemt frisch blijven. En de vraag Hoe
hebben zij dat aangelegd, is een zeer
natuurlijke.
Jfet voorrecht hier bedoeld, heeeft zoowel
op het lichaam als op den geest betrekking.
Het vertoont zich in krachtige beweging
in gerelden gang van de phvsieke levens
verrichtingen, gevolg van een standvastige
gezondheid het doet zich kennen in helder
denken en in flink uitdrukking geven aan
zijn gedachten.
Ook is het geenszins gebonden aan een
bepaalden stand of maatschappelijke klasse.
De werkman, die valide blijft op een leef
tijd dat vele anderen er reeds het bijltje
bij hebben moeten neder leggen de huis
moeder, die, al zijn haar zorgen verminderd,
toch dezelfde uttnemende zorg blijft geven
aan hetgeen tot haar taak behoortde viouw
met grijze haren, die vriendelijk en opgewekt
met de jongere leden van haar geslacht
medeleeft, belangstelling behoudt voor 't
geen hun geest vervult, en in haar kalme
bedrijvigheid zelve vergeet hoe hoog haar
jaren reeds gestegen zijnde man van
wetenschap, die met onverminderd vermogen
zijn waarnemingen doet en zijn gevolgtrekkin
gen, vaststelt; de schrijver, wiens pen nog
altijd het werktuig blijft om goede gedachten
in aangenamen vorm onder de oogen zijner
tnedemenschen te brengen de
redenaar, op den kansel of op de publieke
tribune, wiens door ervaring en nadenken
gerijpt oordeel het woord bezielt, dat hij
tot zijn omgeving richt, die allen, en
van elke der hier aangewezen, met nog een
groot getal te vermeerderen typen kennen wij
Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
(14)
ZESDE HOOFDSTUK.
Een vreemdeling met elegante manieren een
krachtige, jeugdige, frissche verschijning midden
in het woud en te middernacht alleen met een
niet minder schoone jonge dame, voor wie de
onwillekeurige negentien-eeuwsche ridder een
gevoel van onbegrensde hoogachting had gekre
gen.
Willburg had, eer hij zich op den strooper
stortte, zijn hoed onder den boom gelegd, waar
achter hij gestaan had. Hij neemt hem nu op
en maakt aanstalten te vertrekken.
„Mejuffrouw, afgaande op de bizonder eigen
aardige manier, waarop onze eerste romantische
kennismaking veruieuwd wordt, kan, neen moet
men aannemen, dat wij elkaar nog wel meer
zullen ontmoeten. Denk n eens, als de pikante
wereld uit de stad van dit eigenaardig avontuur
iets afweet 1 Eer wij zelve de zaak opgehelderd
hadden had men daar reeds een roman opgemaakt
en zoo wel mogelijk een huwelijk tusschen ons
klaar gemaakt".
Emmy ziet hem eerst verbaasd aan, als begrijpt
zo hem uiet, dan lacht ze hel eu hartelijk op.
„Gelukkig kan in de stad zich een avontuur
niet passeeren, daarbij behoort een woud en een
■wilddief.'
„En den nacht vol maneschijn als deze',
schertst Willburg in een humor-stemming, die
hem bepaald eenige jaren jeugdiger doet schijnen.
«Bovendien soa een stadsdame zich niet buiten
vertegenwoordigers in eigen kring,die
allen vormen met elkander een kloek ele
ment in onze samenleving, tot zich trekkende
de sympathieën van het opkomend geslacht
dat zich bij hen aansluit en hun werk
zaamheden deelt.
Nu moeten wij eerst een klein voorbehoud
maken. Er is een manier van //jong blijven",
die met het hooggewaardeerde voorrecht,
hier besproken, niets te maken heeft. Eigen
lijk is het cr slechts namaak, een spotvorm
van. Een vervallen gebouw, opgesmukt met
wat verf om er een schijn van stevigheid
aan te geven, maakt ongeveer denzelfden
indruk als teweeggebracht wordt door men
seden van leeftijd, die in kleeding, in op
schik, in manier van zich voor te doen,
ook door den inhoud en den toon van hun
gesprekken, de jeugd trachten na te bootsen,
die jong willen heeten door vermaken na
te jagen voor welker prikkel zij zeer stellig
ontoegankelijk moesten zijn. Gewoonlijk
komt de opwinding, tot welke men zijn
toevlucht moet nemen om die rol te spelen,
in werkelijkheid is het niets anders
op een krachtverspilling te staan, waarvan
de gevolgen niet uitblijven konden wij
sommige der dusgenaamde jonge oudeheer»n
bespieden op het oogenblik dat zij niet meer
voor de wereld het masker van de jeugd
te vertoonen hebben, er zou een wezen te
zien komen, geheel verschillend van dat
kort geleden in het publiek is opgetreden.
Een frisschen ouderdom noemden wij eeu
voorrecht. Inderdaad is het bewouderens-
en benijdenswaard. Welk oog rust niet mei
welgevallen op den bejaarden kunstbeoefe
naar, die aan zijn geliefd instrument de
klanken nog weet te ontlokken, door welke
onze ziel in beweging komt, wie aan
schouwt niet met liefde de voortbrengselen
van het penseel, gevoerd door een hand,
waarvan de arbeid reods door onze ouders
met vreugde werd gezien Wie voelt zich
niet aangetrokken door den eenvoudigen
man, die in zijn dagelijksch werk, reeds een
lange reeks van jaren, waarschijnlijk op
dezelfde wijze verricht, behagen blijft
scheppen
Dat voorrecht, het is de vrucht van ei
genschappen, die wij onszelven niet vermo
gen te geven en van omstandigheden door
ons niet persoonlijk gekozen. In de eerste
plaats natuurlijk een quaestie van normale
gezondheid; wie met een zwak lichaam ten
gewaagd hebben, integeudeel, zij had luid om
hulp geroepen en zoodoende het geheele huis
in rep en roer gebracht".
„Dat mocht niet gebeuren'. Emmy is plotseling
ernstig geworden. „Dat ben ik den ouden luidjes
hier en zijn oud moedertje verschuldig, het zou
hun pijn gedaan hebben, want de molenaar hier
wilde Hans, toen deze nog een jongen was, tot
zich nemen, om hem in het molenaarsvak op te
leiden; doch toen reeds was het geen karakter
voor een vast beroep. Er is iets onrustigs in
hem; het stroopen heeft hem in 'c tuchthuis
gebracht en dat heeft hier de mensclien zeer
veel verdriet veroorzaakt, want toch hadden ze
altijd nog een zwak voor Hans. En nóg houden
ze van hem. Gelukkig dus, dat zij niet ei varen,
hoe diep hij gezonken is.'
Wilburg's blikken richten zich met bewonde
rende teederheid op het lieve meisje, dat hier
door eenigszins verlegen wordt en de oogen
neerslaat. Voor den verwenden werelduian is het
een ongekende bekoring, de betoovering dezer
reine onschuld op hem te laten inwerken.
„Ik geloof, juffrouw Emmy u heet toch zoo,
niet waar de lui hebbeu gelijk als ze u een
engel noemen.»
Sterk blozend treedt Emmy een paar schreden
terug.
„Vanwaar of van wien hoorde u dezen naam,
dien men mij onverdiend geeft?'
„Ja, dat is nu mijn geheim I denkt u maar,
dat de vogeltjes hier in het woud het mij hebben
toegefluisterd.*
„Ik stel mij de engelen minder scherp en
wat schooner voor als ik ben, zegt Emmy open
hartig met een lief lachje.
,U zijt een aardsche engel, mejuffrouw." Hij
steekt haar, als een oude bekende, de hand toe.
„Eromy," herhaalt hij zacht „die naam klinkt
werkelijk zoo jeugdig frisch ik hoorde
hem uit den mond van den wildstrooper voor het
eerst.'
Emmy schrikt schokkend eu sterk kleurend
op.
„Wat?die man dorscht mijn naam te noemen F*
„Ja en ik voel ine verplicht, u tot afscheid
eene kleine waarschuwing te geven. Gaat u
dezen strooper uit den weg en voor alles
dit bo9cb is hier dicht en duister, de sprong door
uw venster in uwe kamer is niet zoo'n bijster
strijde trekt, zal het gewoonlijk vroeg moe
ten opgeven, en de helderheid van den geest
staat daarmede doorgaans in nauw verband.
Ja, de geschiedenis van de kunst en van
de literatuur vermeldt namen van mannen
en van vrouwen, die lijdende de schoonste
scheppingen te voorschijn brachten dat zijn
de uitzonderingen en bovendien, een hoog
jarencijfer werd dan toch nooit bereikt. Eeu
frissche ouderdom is de openbaring van een
krachtig lichaam.
Doch nu weten wij ook, dat als de voor
waarden tot het behoud van de gezondheid
in de eerste plaats dus zijzelve, aanwe
zig zijn, het binnen ons bereik ligt daarvan
gebruik te maken. Dit geldt ons geheele
stoffelijk en geestelijk bestaan, is van in
vloed op al onze levensopenbaringen en be-
heerscht het vermogen om die zoo krachtig
mogelijk te doen zijn. Geboorte en opvoe
ding hebben ons zekere eigenschappen toe
bedeeld en die tot ontwikkeling gebracht;
op een oogenblik is de leiding teruggetrok
ken, wij bevinden ons als volwassen tegen
over de onverantwoordelijkheid voor eigen
verder bestaan, en dan komt het er op aan
de krachten, over welke wij te beschikken
hebben, zoo te besteden dat er geen verlies
wordt geleden hetwelk niet overtroffen, al
thans zoolang mogelijk gedekt wordt door
de tegelijk behaalde winst, dat herstel
onmiddellijk de schade volgt.
Zeker, de bewering dat ook voor dat be
redeneerd gebruik van onze gegevens de
aanleg aanwezig moet zijn en het dus niet
enkel aan ons ligt als we in dit opzicht te
korten krijgen, mag hier niet worden op
zijde geschoven doch met haar raken wij
in het gebied van het onoplosbare. Op den
bodem van het practische leven staande,
kunnen wij alleen dit zeggen De krachten
van welker aanwezigheid het bewustzijn
bestaat, moeten op gepaste wijze, met ver
standig oordeel, worden aangewendzoo
mogelijk, in de dagen aan de volrijpheid
voorafgaande, verhoogd, daarna zoolang het
nog kan aangevuld tot pijl, later, als de
teruggang niet meer is tegen te houden,
nog met zooveel overleg gebruikt, dat de
voorraad zeer lang strekt.
Alzoo behooren wij maat te houden.
Dat het niet geheel onnoodig is op deze
noodzakelijkheid eens de aandacht te ves
tigen in deze dagen van spanning en van
overdrijven, wij meenen het te mogen
groot waagstuk, bijzonder voor dezen verblinden
man slaap u dus hier nooit meer alleen en
bij open venster.» Hij drukt zacht haaf vinger
toppen. Emmy gevoelt zich aangegrepen door
een eigenaardige bekoring, deze vreemdeling
spreekt zoo vaderlijk welmeenend en zijn oogop
slag verwarmde haar hart. ,En nu, mejuffrouw
goeden nacht1'
Euimy beeft -r ze weet niet, waarom. Einde
lijk heeft ze Willburg begrepen het bloed
stijgt met geweld r.aar baar hoofd. Die onver
laat zou bet gewaagd hebben zijne oogen naai
haar op te lichten! O, wat schaamt zij zich I
Brandend rood en diepe bleekheid wisselen elkaar
op haar verlegen gelaat af. Als een schoolmeisje
staat ze nu voor Willburg, terwijl zij haar oogen
niet tot hem durft opheffen.
„Goeden nacht lispelt ze zachtjes ik
dank u duizendmaal voor uw bescherming. Een
huivering overvalt haar plotseling en zij trekt
haar doek vaster om de schouders.
„De nachtlucht is koel, mejuffrouw, gaat u
naar binnen, u wordt anders nog verkouden.'
Hij zegt dit weer zoo eigenaardig week. „Ver
geet u mij niet geheel en al, jonkvrouw Heide
bloempje! tot nu toe bad ik geen bizondere
hoogachting voor uw geslacht zijn toon klinkt
plotseling koud volschheid, leugen, huichelarij,
enn engelengezicht verbergt ze soms. Terwijl
ons liefde zweren tot aun 't gruf, denken die
vrouwen al er over na, hoe ze de trouw zullen
brekenzachtheid verbergt wreede hardheid
o, een tijger kan niet zoo verschrikkelijk zijn als
een vrouw 1'
Emmy is doodsbleek geworden van schrik; zij
wijkt eeDige schreden terug, een oogenblik meent
ze, een waanzinnige voor zich te hebben. Hoe
komt die vreemde man plotseling tot dezen toor-
nigen uitval? En hoe hij eensklaps verandert!
-— Het schoone, mannelijke gelaat is plotseling
vertrokken door woede en haat.
Spoedig echter schijnt hij zich te bezinnen.
Hij strijkt met de hand over het zich ontspan
nende voorhoofd, als wilde hij er op eene vreese-
lijke herinnering wegvagen, dun knikt hij Emmy
toe: „Vergeef me, oude herinneringen zijn booze
kameraden Men zegt, dat de galeislaaf, al9 het
hem gelukt is le ontvluchten en de vrijheid te
veroveren,, toch altijd nog meent zijn ketenen
met zich mee te sleepen. Zoo zijn er ook herin-
aannemen. Meestal brandt de vlam te fel
de brandstof raakt spoedig uitgeput. Dat
gaat dan met horten en stooten, en de men
sclien, door wie tegen deze jagende bewe
ging geen weerstand wordt geboden, staan
straks machteloos in de steeds dichter aan
groeiende drommen der zenuwlijders. Er is
gezegd, dat gevreesd mag worden voor een
niet onwaarschijnlijken toestand, waarin de
eene helft des menschdoms de andere helft
in gestichten zal moeten verplegen mocht
dat tot ons geslacht boven het hoofd han
gen, laten wij dan tenminste ons best doen
om het verwordings-oroces zoo lang moge
lijk te vertragen.
Maar neen, dat kan niet, dat mag niet.
Te raidden van de lichtbewogen massa, die
in onbesuisde overhaasting van het eene
ding naar het andere vliegt, aan alles mee
wil doen, in elke aanbevolen nieuwigheid
een heilzame revolutie begroet, propagan-
deert voor een massa denkbeelden en zoo
genaamde beginselen, die elk voor zich de
ernstige studie van een kalm hoofd noodig
hebben om tot zekere graad van rijpheid
te komen, plantte men den flink afge-
pasten, zellbewusten stap, dien een regel
matig voortschrijdende wandelaar zet op den
weg voorwaarts. Dan vormen wij een kern
van personen, van eiken leeftijd en van
onderscheiden rang, die weten wat zij willen,
nooit hun bezinning kwijtraken, hun zenu
wen in bedwang houden, en waarbij
zich zullen aansluiten allen die tot het
inzicht zijn gekomen dat een matige tred
nog altijd het meest geschikt is om afstan
den te doorloopen.
Wij moeten ook onszelven voor dien tel
gang geschikt maken. Maat houden in de
uitwendige dingen des dagelijkschen leven,
het wordt genoeg aangeprezen, var. alle
kanten en dat er nog zooveel mensehen
zijn, die zich in dit opzicht aan overdaad
bezondigen, het is wezenlijk niet aan hun
onkunde te wijten. Ieder weet dat hij, door
de maat zijner middelen niet te houden, een
toestand schept, waarin zijn gemoedrust
ernstig wordt bedreigd ieder weet ook, dat
de woeste jacht naar vermeerdering dier mid
delen, alleen om meer te kunnen offeren aan
die uitwendigheden, een der voornaamste
maatschappelijke verschijnselen is, waaraan
tal van mensclien hun krachten tot uitput-
tens toe verspillen. Maar er is nog meer. In
arbeid en in rust, in openbaringen van
vreugde en van smart, moeten we maat hou
den om het voortbestaan van al de vermo
gens van lichaam en geest zooveel doenlijk
neriDgen, mejuffrouw, die ori9 nooit, nooit ver
laten, die men altijd met zich omaleept." Doch
plotseling weer van toon veranderend, zegt hij
bijna onverschillig voor zich hean
„Vergeet u dit alles, het is niet voor bet oor
eener jonge dame bestemd. Wat weet u nog
van de wereld en de menscheH en van die on
gelukkige gebeurtenissen en voorvallen, die zich
dagelijks herhalen. Verpleeg u uw zieken, me
juffrouw, beoefent u altijd de barmhartigheid
waard zijn het de mensclien niet, want die gij
heden met weldaden overlaadt, verraadt u mor
gen, gelijk Judas ziju Heer deed.»
tO, hoe hatelijk u de wereld en de mensclien
schildert?'
„Ik ben geen kunstschilder, mejuffrouw, mijn
klcureu zijn daarom waar en geven de harde
werkelijkheid. En nu moet u toch werkelijk in
huis gaan, goeden nacht, mijn kind I*
Emmy aarzelt zij voelt behoefte, dien armen
door de wereld bedrogene en in zijn liefste wen-
schen teleurgestelde iets troosteDds tot afscheid
te zeggen.
„Zou u niemand tot gezelschap medenemen
vraagt ze nog altijd aarzelend, „b.v. den mole
naarsleerling Hij i9 nog wel een knaap, doch
reeds sterk en groot.'
„Ik dank u voor uw bezorgdheid,' zegt Will
burg, de hulp vaneen knaap behoef ik echter nog
niet aan te nemen.'
,0, daaraan twijfel ik ook niet; u zult u zei-
ven wel kunnen helpen tegenover een eerlijken
tegenstander, doch men weet niet, wat gebeuren
kan! Zij ziet hem ang9tig smeekend aan.
Die innige bezorgdheid schijnt hem, den een
zamen, goed te doen.
„God zegent u voor uw deelneming in het lot
van een vreemdeling. Ze doet mij aangenaam
aan, want wie vraagt anders naar rnij. Als inij
werkelijk een kogel uit een hinderlaag heden
treft gelooft u niemand op dc wereld zal
om mij treuren, net is een bitter gevoel, mejuf
frouw, zoo eenzaam te zijn en toch o ironie
van het noodlot onverbreekbare ketenen te
dragen."
Emmy voelt innig medelijden met dezen ster
ken', doch zoo verlaten man.
„Neen,' zegt ze plotseling, *u moogt niet den
zelfden weg terug. Hans moest u eens ODt-
moeten."
te waarborgen en in de kleine zaken, die
alle dagen eenig gedeelte van onze werk
zaamheden vrager., laten wij daarin zooveel
orde brengen, zulke vaste gewoonten stellen,
dat zij van liet denken weinig inspanning
vorderen.
Als wij aan de //frissche bejaarden" in
onze omgeving vragen, hoe zij gedaan heb
ben, zal vermoedelijk het antwoord eenigs
zins gelijken op hetgeen hier gezegd is.
Uit de Kamer.
Een zekere heer Berthulat, blijkbaar lid
der alleruiterste Linkerzijde, van de groep
der allervrijsle „denkers", heeft getracht
Alexauder na te volgen en den Gordiaau—
schen knoop willen doorhakken. Hij stelde
voor scheiding van Kerk en Slaat, opheffing
van het Concordaat en het besluit daartoe
te nemen door het gausche volk bij referen
dum
En wie was daar tegen
Wie hield daartegen een fulminant betoog?
Combesi
Inderdaad, ezer, Combes
De minister—president verklaarde dat zulk
een scheiding groote moeielijkheden voor de
republiek zou opleveren.
Dit nu is niet erg vreemd vooral niet als
men bedenkt dat moeielijkheden voor de
republiek tegelijk gevaren voor des heeren
Combes eigen zetel beduiden
Maar Combes ging verder
„Wij willen het concordaat handhaven,
daar wij de godsdienstige denkbeelden voor
het tegenwoordige noodzakelijk beschouwen."
Nog sterker
„Het godsdienstbegrip is een der machtigste
heiboomeu der menschheid."
En toen hij de verbaasde gezichten zijner
meest echte volgelingen zag, vervolgde hij
„De meerderheid wist wie ik wasals zij
spijt gevoelt mij te hebben gekozen, dau
heeft zij het slechts te zeggen."
Neen mijnheer Combes, de meerderheid
wist niet, wie u was. En wij wisten het ook
niet.
Wij dachten allen, dat u een man was van
beginselen, wel van treurige, wel van slechte
beginselen, maar toch een mao van begin
selen. En nu blijkt, dat u een gewone
baantjesjager is, die het koste wat het koste
op uwen hoogen stoel wilt blijven zitten.
De onverwachte verklaringen, Dinsdag
door den premier in de Kamer afgelegd,
werken ook op de organen der meerderheid
onthutsend.
„Och, hij is geen moordenaar. Bovendien,
doet hij goed zijn werk, dan Is er iemand uit
het slot'een groote dienst bewezen.'
„Groote God, spreek zoo niet! Kom, ik geleid
n zelf, binnen het kwartier is u in veiligheid.'
„U, mejuffrouw, u wilt n voor mij in gevaar
begeven Neen, dat niet, maar u bebt mij
toch weer geleerd, niet aan alle vrouwen te
twijfelen. En nu God behoede u.'
Hij is weg in het donkere woud, eer Emmy
recht tot bezinning komt. Zij staat nog even te
luisteren, gaat dan Daar binnen en sluit het
venster.
In dit oogenblik valt builen een schot de
klank komt uit de richting, die de vreemdeling
i9 ingeslagen.
Groote God hij heeft op hem geschoten
Wat zal ik doen
Daar volgt een tweede schot, een derde. Zij
wordt kalmer.
Nu wordt het levendig om den molen. Hon
dengeblaf klinkt en rustige mannemchredeu
laten zich buiten hooren.
Emmy, die inmiddels haar raam wederom ge
opend heelt, kijkt naar buiten en zegt:
„Goeden avond, mijnheer de houtvester.'
„Heereje, mejuffrouw u, hier?'
„Ja, op bezoek! Hans is nog niet lang ge
leden hier geweest.'
„Dat de koekoek hem lialeP' bromt de jacht
opzichter.
„Niet vloeken, mijnheer de houtvester!'
„Och ja, die kerel zou een engel woedend
maken!'
„De schoten kwamen uit die richting!'
„Weet het reeds, mejuffrouw dank u.'
Emmy gerust gesteld sluit nu haar venster
voor goed en zoekt eindelijk haar legerstede op.
(Wordt vervolgd.)