Nummer 12. Zondag 8 Februari 1903. 26 J aargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. KEN II EL DE PI (HI [III ANTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. Dag-en van Spanning. Uitgever: Bekendmaking FEUILLETON. De afgeloopeo staking. Dit Blad verschijnt W o e n s d a g- en Zaterdagavo 11 d. A b o n n e in entsprijs per 3 maanden f ü."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. èsitmsn WAALWIJK. Oproeping. De Burgemeester van Waalwijk roept bij deze in werkelijkeu dienst op, de hierna ver melde verlofgangers, om op den 10 Februari ties namiddags voor -1 ure present te zijn bij het korps, waartoe zij behooren. Johannes Petrus van Binsbergen Regt. G. en J. Johannes Hubertus van Loon Lambertus Antonius Knepflé Stanislaus Antonius J oseph Ackermans Oornelis Adrianus Pulles. Franciscus van Loon Martinus Zephvriiius Maas. Antonie Schoondermark. Martinus Johannes Span. Josephus Alhertus Wilhelmus Mahieu Wilhelmus Cornelis Eibers. Ferdinandus Ludovicus van Eeten. Adrianus van Zon. Advertentiën 1 7 regels f 0.00 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel# en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Rec'ames 15 cent per regel, 6e. Regt. I. Zullende zij zich daags tevoren ter secre tarie alhier kunnen aanmelden tot bekoming van daggeld. Waalwijk den 6 Februari 1903. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. Voorbereidend militair onderriebt. De Burgemeester der gemeente Waalwijk Gelet op de aanschrijving van den Kapitein belast met de leiding van het voorbereidend militair onderricht, brengt ter kennis van belanghebbenden, dat dit onderricht tot nader orde niet wordt gegeven. Waalwijk 7 Februari 1903. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN, Grondbelasting. De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat hij ter secretarie van de gemeente gedurende dertig dagen ter inzage van de belanghebbenden heeft nedergelegd eene opgave van uitkomsten bedoeld in de art. 15, 23 en 43 der wet op de grond belasting. De verzoekschriften om hermeling of herschatting ten koste van ongelijk die om vernietiging van schattingen, welke ge acht worden in strijd met de wet te zijn verricht de bezwaarschriften tegen ambts halve verbeteringen van mistellingen in de belastbare opbrengst en van onjuiste metin gen en berekeningen, zoomede de bezwaar schriften omtrent de onderwerpen, bedoeld in art. 43 der wet, behooren luidens de art. 16 no. 1, 19 110. 2, 23 derde lid en 44 bij Gedeputeerde Staten dezer provincie te worden ingediend, binnen dertig dagen 11a den dag dezer afkondiging. Waalwijk, 6 Februari 1903. De Burgemeester voornoemd, K. DE VAN DER SCHUEREN. EERSTE GEDEELTE. „Het Centrum" bevat onder bovenstaand opschrift, een eerste en zeeï interessant artikel, waaraan wij een en ander ont- leenen Nu de eerste druk van verontwaardiging, van verbazing, van ontsteltenis of ontstem ming voorbij is, heeft het misschien zijn voordeel, nog eens met ernst de gebeurte nissen der jongste dagen 11a te gaan. Op den voorgrond zij hier gesteld, dat in 't algemeen ook een werkstaking ge oorloofd kan zijn. Evenwel niet op liehtvaardige of wil lekeurige wijze, noch door het moedwillig verbreken van een eerlijk gesloten overeen komst. Een werkstaking behoort tot die mid delen, waarvan men zich alleen in het u i t er s t e geval raag bedienen, omdat het vele ernsige bezwaren en gevaren met zich brengtdikwerf voor beide par tijen schade oplevert; de goede verhouding verstoort, of belet te komen en ook veelal in ruimen kring degenen treft, die met het geschil in quaestie niets te maken hebben. Het is een sociaal euvel, waarvan de don kere schaduwzijde zoo duidelijk zich aan het oog opdringt, dat het overbodig raag heeten, daarover langer uitte weiden. Een werkstaking, zegt een Engelsch schrijver, is het einde van de onderhandeling en het begin van den oorlog. E11 nu behoort een oorlog zeer zeker tot die rampen, waarvoor men een natie moet behoeden, zoolang hel eenigszins mogelijk is. Bovendien heeft men ook te denken aan de ongeregeldheden, welke maar al te gemak kelijk een werkstaking vergezellen. Eea partij op voet van oorlog redeneert betrek kelijk maar zelden. Alles wordt op haren en snaren gezet. De macht be slist, en lang werkt de verbittering na, die is gekweekt, de vijandigheid, die in meer of minder acuten vorm zich heeft geopen baard, de weerwraak, waarop de verliezende partij zint. Het is dan ook om al deze redenen, dat door ernstige staathuishoudkun digen bij herhaling tegen het organiseeren van werkstakingen is gewaarschuwd. Nog eensniet in de organisatie der arbeiders steekt het gevaar, maar in de stelselmatige opruiing van eociaai-democra- tische zijde, in de voortdurende verdacht making van allen, die patroon of werkgever zijn, in de dag aan dag verkondigde en van de daken gepredikte leer dat de werk man g e 1 ij k heeft, onverschillig wat hij doet, mits zijn handelingen slechts gericht zijn tegen de zoogenaamde „uitzuigers", of „kapitalisten.* De arbeidersbeweging, zooals men die van de christelijke-democratische zijde opvat, moet dus worden voortgezet en daarbij niet geschroomd, de bestaande misbruiken en wondeplekken in de maatschappij te signa- leeren. Niet om daardoor boosheid en wre vel te wekken, niet om de arbeiders te vlei en en aan 't lijntje te krijgen voor verkie zingsoogmerken of wat dies meer zij, maar ter wille van de zaak, ter wille van het christelijk beginsel. Gaarne geven wij toe, dat de gebeurte nissen der laatste dagen wel geschikt waren, om verwarring te stichten, en ook hen, die overigens de sociale stroomingen onzer dagen niet onwelwillend gadedeslaan, zelfs daartoe het hunnen bijdragen, tot andere gedachten te brengen. Maar de rede, het gezond verstand, en ook het goede principe eischen, dat men onderscheid weet te maken, dat men niet van het terrein der sociale bewe ging deserteert, om dit geheel over te laten aan een betrekkelijk weinig talrijken, maar zeer stoutmoedigen en zeer ondernemenden vijand. Signaleert en bestrijdt men de mis bruikeu, waarvan de werklieden dupes wor den, eveneens moet men de misbruiken te gengaan, waaraan de werklieden op hunne beurt zich kunnen bezondigen. Het is de groote fout en erger der socialisten, dat zij de arbeiders voorstellen als men- schen, die niets kunnen misdoen. Een dergelijke onware en onwaardige t. tiek mag nooit de onze zijn. Al kan het ons ook een tijdlang de „populariteit" der alles-belovende socialisten onthouden, eerlijkheid bovenal. De arbeiders mogen zoo min al wie ook uitsluitend op hunne eigen belangen letten en daardoor de rechten van anderen voorbijzien. Dit be hooren wij hun openlijk en ronduit te ver klaren. Zonder eenige aarzeling of lafheid moeten wij hun leeren, dat macht in geen geval gaat boven recht en dat ook op den werkman verplichtingen rusten, waaraan hij z:ch niet op lichtvaardige of baldadige wijze mag onttrekken. HeDas. het voorbeeld, hem gegeven, was niet altijd geschikt, om hem te stemmen tol dit goed gevoel. Wanneer wij thans meer dan eens buitensporigheden hebben te betreuren in de arbeidersbeweging, dan is dit, behalve aan het agiteereu der revolu- tionuairen, voor een deel ook toe te schrij ven aan het misbruik, dat hooggeplaatsten somwijlen maakten van hunne positie. In Frankrijk barstte een omwenteling uit, na dat revoluthnnaire vorsten als L o d e w ij k XIV en L 0 d e w ij k XV op den troon hadden gezeten. In onze hedcndaagsche samenleving zien wij telkenmale de gevolgen van de niet-naleving der Christelijke begin selen door de leidende standen, van de verwijdering tusscben werkgever en werk nemer, van de verwaarloozing der rechtma tige arbeiders-belangen onder den invloed van een harteloos individualisme. Slechts zij, die de historie niet kennen en niets weten van sociale toestanden gedurende de laatste eeuw, kunnen zich hierover verwon deren. Het zou verbazing hebben moeten wek ken, i/.dien het anders ware geweest. (In ons volgend nummer nog iets over het slot-artikel.) De afgeloopen staking moet, dunkt ons om twee redenen hoogst bedenkelijk geacht worden door wie de maatschappij niet een zijdig beschouwt, zonder naar den weg te vragen waarlangs men vooruitsireeft, en zich niet laat leiden louter door bewondering van een verschijnsel, alleen omdat het groot is. Bewondering, wij hebben die ook gevoeld bij deze gelegenheid. Niet zoozeer wegens de kalmte en de orde waarmee alles, op een enkele ongeregeld- heid na is afgsloopen. Immers, wat had het stakend spoorweg personeel te verstoren dat niet reeds door hen was verstoord Den geregeideu loop der zaken hadden ze inderdaad „voorbeeldig" in de war gestuurd. Moesten ze nog de orde verstoren, ge weld plegen gelijk tegenover de Durgerdam- ïners is geschied? Waarom? Er was geen aanleiding toe. Niemand legde hun een stroohalm in den weg. „Onderkruipers ble ven verre en gaven de stakers dus geen gelegenheid om hun „toorbeeldigen" ordeziu te toonen. Bewondering is ons echter wel en ook alleen afgedwongen door de gehoorzaamheid en de snelheid waarmee de arbeidersorganisatie in deze heeft gewerkt. Maar voor 't overige wekt deze slaking bij velen en ook bij 011s ernstige beden king, wegens het machtsmisbruik en het egoisme, dat daaraan ten grondslag heeft gelegen. Machtsmisbruik, ten eerste tegen de vee- men. De vrijheid van arbeid is op schromelijke wijze aangerand door de arbeiders die het Blauwhoedenveera willen dwingen om alleen georganiseerde arbeiders in dienst te hebben. Meer dan de vrijheid van arbeid is daardoor aangerand het recht van vereeniging is ontwricht. Want men erkent van het recht van ver eeniging slechts een kant: het recht om zich wel te vereenigen. Het niet minder uatuurlijke recht even wel om buiten een vereeniging te blijven, wordt geschonden, daar inpn, door dwin gelandij wegens de veemen, het feitelijk daar heen wil sturen, dat de ongeorganiseerde arbeiders tegen heug en meug zich bij hen moeten aansluitten. Dit terrorisme van den ar- is even ergelijk als eenig machtsmisbruik dat ooit door patroons is gebezigd. Maar het machtsmisbruik van de arbeiders organisatie heeft zich, door de spoorweg staking, ook gekeerd, met zeer bedenkelijk egoisrae, tegen het gansche publiek. Zonder te vragen wxt de gevolgen voor honderdduizenden anderen zouden zijn, zonder rekening te houden met iets anders dan het eigen vakbelang, is het verkeer gestaakt voor een belangrijk deel des lands. Last en schade zijn nu vermoedelijk reeds in niet geringe mate geleden, maar indien de spoor wegdirecties niet hadden toegegeven, zou de opt plo W#alwüksclie en Courant, rij naar het üuitsch bewerkt door J. M. S. (17) ZEVENDE HOOFDSTUK. Een schokkende ontmoeting. Maar hoe is dat mogelijk Bezit se dan een toovermiddel, dat haar de macht verleent, twaalf levensjaren ongemerkt langs haar en hare schoonheid te doen voorbij snellen Kon zij, die met haar ijzeren wil alias ondernam, ook den tijd gebieden stil te staan Hij heft het hoofd op en ziet den medelijdenden blik van den graaf op hem gevestigd. En nu grijpt hem een gevoel van diep mededoogen aan met dien ouden, zoo medogcDloos bedrogen man. Kon hij hem nu zeggen «Het verlies, dat gij niet zoudt kunnen dragen, is nabij Wapen u met bovenmenschelijken moed, want ik ben gekomen, u het dierbaarste te rooveD, dat gij hebt, wijl gij er geen recht op hebthet be hoort mij I Die vrouw, die zich ouder een masker in uw hart en uw huis gedrongen heeft, is m ij n vrouw voor God en de raenschen en zoo waar als de zon over ons schijnt ik zal mijn rechten weten te handhaven 1* Echter, hij doet niets van dit alles, want eerst wil hij haar ter verantwoording roepen, die hem eens in de ellende verlaten heeft en nu als rijksgravin voor de wereld komedie speelt. liet rijtuig passeert een brug die over een diepen afgrond ligt, waaruit een donderend geraas opstijgt, veroorzaakt door de beek, die hier tot een flinke woest stroomende rivier is aangegroeid. De brug is een stevig bouwwerk, twee voet- bruggen, aan elke zijde een, bieden den voet gangers een geschikte passage. De slotvensters glinsteren reeds in de verte in den hellen zonneschijn en evenzoo komt de nieuwe, moderne vleugel door het heldere dag licht voordeelig uit bij den ouden, ruïneachtigen ridderburcht. De graaf klopt Willburg joviaal op de schouders. Het schijnt, als dat het gezicht van het kasteel zijne droeve gedachten verdrijft en wederom de opgewekte stemming, waarin hij gewoonlijk verkeert, opwekt. «Een goed ontbijt zet u over alle levenszorgen heen", zegt hij. «Apropos, ik heb overigens een fameusen zorgenverdrijver in mijn kelder, dien moeten wij heden eens ter dege op de proef stellen*. Het rijtuig rolt over een groote, open plaats, dan door een oude, historische poort en houdt stil op een terras vol bloemen. John opent met een echt livrei-gezicht het portier. IntU38chen komen een aantal andere bedienden, om de behulpzame hand te bieden, Willburg ontvangt al dadelijk den indruk, dat hij hier in een omgeving komt, op groolen, voornamen voet ingericht. Van het terras komen de heeren in een groote vestibule, waar spiegels aan de wanden en kunstig met bloemenarrangement versierd een groute, eikenhouten tafel met hoog geleunde «loeien er om heen, vult de hooge ruimte als een ontvangst8alon. Men is in den nieuwen aanbouw uitgestegen. Een bediende, die, vooruitgaat om de deuren te openen, Vraagt met een eerbiedige buiging, of de heeren de ontbijtzaal weuschen binnen te gaan. «Het is het beste voor u, mijnheer Willburg', zegt de giaaf. Hij verheugt zich reeds over de fijne gerechten, die zijn kok zoo uitstekend weet te bereiden. «Wij voeren de Fransche keuken', gaat de oude heer vertrouwelijk voort, «daarin heeft mijne gemalin gelijk slechts de Fransche man weet te leven en zijne wijnen zijn de beste. Apropos, drinkt u ook een glaasje fijnen cognac wat? Fameuze merken heb ik daar, de flesch 23 mark. De gravin houdt er niet van, dat deze dranken op de tafel komen, maar ik denk, wij zullen helaas heden niet het genoegen hebben, mijne gemalin bij ons te zien. Zij reed n.l. wat driftig weg. Onder ons, mijnheer Willburgde gravin kan geen zieke men- schen om zich heen zien zij zegt, haar overvallen dan, allerhande droeve herinneringen. Zij is ge schrokken u begrijpt me wel en nu is het haar zeker pijnlijk, u voorloopig te ontmoeten.' Terwijl de oude heer zoo keuvelt, is men een aantal groote, rijk en voornaam gestoffeerde vertrekken doorschreden. Nu treden de heeren in een middelmatige, vroolijke kamer, welke in oud-Duitachen stijl is ingericht. Rondom de muren loopen paneelen, op welker vooruitste kende rand allerhand dekoratief als Keulsche seidels, borden, vazen, enz. Op het buffet, uitge sneden eikenhout bestaande, glanst zilver en kristal in rijke keuze. De tafel is reeds gedekt. Schijnt de zon eensklaps zoo hel, of is het de verschijning van de dame daar, van wie zulk een lichtschijn uitgaat? Geheel in het wit gekleed verschijnt ze in de glazen deur, die uit den slottuin direct in de eetzaal voert. Willburg is het voor een oogenblik, als is zijn blik beneveld; hij moet zijn oogen even met de hand beschaduwen, omdat de helle zonnestralen, die met 't binnentreden der ionge dame in de zual vallen, hem als 't ware verblinden. En ook de verschijning der dame zelf kan een mannenoog voor een oogenblik benevelen. Immers, zij is zeer mooi, een koninklijke ge stalte. Wie mag zij zijn? Haar hoofd lijkt wel door een kunstenaarshand gemodelleerd, zoo regelmatig zijn de schoone trekken en is de vorm van deze voorname ver schijning, een hals als albast heft zich trotsch uit het uitgesneden kleed en het ravenzwarte haar ligt golvend langs de klassieke slapen, om zich achter tot een knot te vereenigen, versierd met een elpenbeenen kam. Het fijn geteekende zwartbruine oog is beschaduwd door lange zijden wimpers en de biik is de spiegel van een hart, dat verwarmt; de mond is klein en met zulke prachtige tanden versierd, dat het een lust is, deze frisache, roode lippen te zien lachen. Doch het schijnt, dat dit zelden gebeurt, een trek van hoogen trots en onmiddelijke achter houdendheid ligt er om den mond, als de jonge dame zich dwingt tot een lachje; de manier, waarop de neusvleugels der klassiek gevormde neus trillen, duidt een vaste neiging tot hoogmoed doch deze vluchtige indruk treedt geheel op den achtergrond voor de zielereinbeid, welke uit het schoone gelaat straalt. De dame draagt een tuinhoed in de handen, die op haar beurt geganteerd zijn mettuinhand- schoen, welke tot aan de ellebogen reiken. Licht en gracieus zweelt zij op den ouden heer toe en brengt zijD hand aan haar lippen. «Goeden morgen, papa!" «Ge veroorlooft me, dat ik je hier mijnheer Willburg voor8teld den heer, die de goedheid hebben wil, onze inkomsten jaarlijks met eenige millioenen te verhoogen. Heb ik het niet goed geraden?' wendt hij zich joviaal tot Wilburg, wiens blik onwillekeurig bewonderend over de koninklijke verschijning glijdt. «Gravin Ottilia van Monafeld-Herchestorf, mijn dochter uit mijn eerste huwelijk* zegt de graaf. Een lichte trilling der neusvleugels eu 't aard een matrozen i^akj plotseling een hoogmoedig of wellicht ook wel een geringschattend uiterlijk. Zij buigt licht het hoofd voor Willburg voornaam, koud. «Een karakter', denkt deze en hij beschouwt haar met vernieuwde belangstelling. In dit oogenblik vliegt een gummybal van buiten uit den tuin door de open glazendeuren en den graaf met zulk een kracht tegen het hoofd, dat zijn bril afvalt. Willburg hukt zich snel, raapt met de eene hand den bril op, welke hij den graaf met een buiging overreikt en met de andere hand den bal, dien hij met kracht terugslingert, waar hij vandaan kwam. Gravin Ottilia drukt de witte tanden voor een oogenblik in de bovenlip en wordt bleek. Van buiten klinkt en luid en scherp gelach* dan is het, alsof een kind in de handen klapt, Tegelijk worden de vleugeldeuren opengeworpen en een meisje van ongeveer elf jaar stormt met jongensachtige wildheid naar binnen. Er is ook iets jongensachtig in haar uiterlijk. Zij draagt het haar heel kort, het gelaat is nog zonder uitdrukking, toch ligt er al een trek in van trots en eigenzinnigheid. De donkere oogen trekken iets wilds en de opgetrokken lippen schijnen altijd geopend voor sport en overmoedige Bcherts. Ook haar kleeding past goed bij haar los aan het lenig lichaam geworpen. 2ij "springt op den ouden heer toe, klimt als een kat tegen hem op en slaat zoo haar armen om zijn hala. «Niet waar, papa u zult niet tegen mama zeggen, dat ik mijn werk niet gemaakt heb?' Zij laat zich snel naar beneden vallen en wijst op een vrouwelijk wezen, dat achter haar binnen getreden is een dame van middelbaren leeftijd en fabelachtige leelijkheid, met een gelaat vol zomersproeten en stroogeel dun haar. Nn kan zich gravin Ouilia niet meer inhouden, met een heftig gebaar neemt zij het kind bij den arm. Foei, ik schaam mij, uw zuster te zijn da delijk vraagt ge papa excuus, de bal heeft hem getroffen 1' Ik wilde neef Egon raken die niet mama boven op het balkon zit. Hij heeft in ij een kat genoemd en daarvoor moet hij straf hebben, Ik ben geen kat, ik ben graviu Denisel' De kleine blaast zich op als een pauw en draait zich op haar hooge hakjes als eeu tol om zich zelve. ««Mademoiselle I" wendt zich Ottilia tot de dame met de zomersproeten' stuurt u Denise oogenblikkelijk naar haar kamer en laat huar niet alleen het werk, dat zij verzuimd heeft, afmaken, maar ook nog strafwerk voor huar ondeugd 1' „Ik wil met u ontbijten 1' roept het lieve (I) kind, «ik heb honger 1' „Zulke onaardige kinderen behooren niet in 't gezelschup van volwassenen. Ge kunt in je kamer ontbijten «Dat wil ik niet!" schreeuwt Denise en trapt daarbij drifiig met de voeten op den vloer. «Mademoiselle!' maak een einde aan deze pijnlijke scène!' Het schijnt, dat Ottilia aan geen tegenspraak gewoon is, zoo gebiedend trotsch komt dit hevel er uit. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1903 | | pagina 1