Nummer 13.
Donderdag 12 Februari 1903.
26 Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
fifi IIIIIH.UIIillii
ASTOON IE L E N,
Dagen van Spanning.
LANDBOUW.
FBÜ1LLBTOK.
1 T G E V 15 r
C.
.\VT<i^Z'!SZ£'
saaffi- siSBW
Wiiüivs ij'iisclir en Ungstraatselie Conrant
II. lil 1t l rv-n
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond,
abonnementsprijs per 15 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
.r«mSz«r3ragr
noodige regeling bijna geheel ontbreekt.
aan
WAALWIJ K.
AdvkRtentiën 1—7 regels f daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
Het spreekt wel vanzelf, dat na de ge
beurtenissen der jongste dagen ijverig naar
middelen wordt gezocht, om een herhaling
ervan te voorkomen. Eeu toestand van
verwarring, van anarchie bijna, als lijdelijk
was ingetreden, en die zeer velen in den
lande met de grootste verbazing zal hebben
vervuld, is in geen geval te dulden. Al
kunnen wij ons allerminst vereenigen met
de heftige aanvallen op het kabinet, in ver
band met de staking op de spoorwegen,
toch geven wij gaarne toe, dat ook de over
heid hierbij een ernstige taak heeft te ver
vullen.
Op de eerste plaats door het nemen van
die maatregelen, welke de handhaving van
de orde en de vrijheid verzekeren. Ge
weldpleging tegen wie ook moet met den
meesten nadruk worden tegengegaan. Een
geregeld staatsleven is niet mogelijk zonder
dat aan deze hoofdvoorwaarde wordt vol
daan. Pressie van den eenen arbeider op
den anderen kan in geen geval wor
den geduld. Het is een der eerste eischen
van een gezonde democratie, dat tirrnnie
onder welken vorm dan ook, nooit en ner
gens ingang vinde. En welken eerbied wij
koesteren voor het vireenigingsleven en
hoeveel heil wij daarvan bij goede leiding
verwachten, nimmer zouden wij het kunnen
billijken, dat men het recht oin zich aan
een te sluiten maakte tot een dwang,
met boycot en lichamelijk geweld ge
paard. Tot welke droevige uitkomsten en
bloedige botsingen het terrorisme aanleiding
geeft, is ook dezer dagen weer al te dui
delijk gebleken. Op de overheid rust de
verplichting, daartegen met al haar ten
dienste staande middelen op te treden.
Geen Staat in den Staat. Geen aanranding
van het recht en de vrijheid, door de
Grondwet aan alle burgers toegezegd. Ook
zulk een machtsmisbruik kan niet krachtig
genoeg worden bestreden.
Dit is echter slechts een gedeelte van de
taak, door de tijdsomstandigheden opgelegd.
Bij alle nadeelen, welke de stakingen der
vorige week en de wantoestanden, welke
zich daarbij voordeden, hebben opgeleverd,
valt toch wellicht ook op een voordeel te
wijzen. Zoo ooit dan is nu duidelijk en
voor alle tastbaar gebleken, welk een groote
leemte er bestaat in de organisatie van den
arbeid, hoe op dit wijde gebied de zoo hoog
u u u
Er bestaat een wetboek voor den koop
handel, er bestaat geen wetboek voor den
arbeid. Nog stpeds mist men het wettelijk
omschreven arbeidscontract. En wat de Ka
mers van Arbeid betreft, die voor enkele
jaren werden ingevoerd, de grondslag dezer
lichamen is veel te zwak, hun bevoegdheid
veel te gering, dan dat zij de bestaande
leemte op eenigszins behooilijke wijze zou
den kunnen aanvullen. Het gevolg is ge
weest, dat, daar een voldoende wettelijke
organisatie ontbrak, een kleine maar werk
zame en vast-besloten schaar agitatoren dit
gemis exploiteerde en, met allerlei middeleu,
het gebracht heeft tot een toestand, welke
de grootste bedreigingen voor staat en volk
oplevert. Door stelselmatige opzweeping is
men erin geslaagd, het land te verdeelen m
twee groote kampen, staan werkman en pa
troon verder dan ooit van elkaar en wordt
de blik voortdurend beperkt tot den kring
waarin men zelf verkeert, tot het belang,
dat men alleen voor zichzelf beoogt. Van
loyale samenwerking, van eerbiediging der
wederzijdsche rechten, van het besef, dat
van dezen biunenlandschen strijd de vreem
deling profiteeren kan te onzen koste, is
daarbij geen sprake meer.
Aan dezen ongezonden toestand moet in
het algemeen belang zoo spoedig mo
gelijk een einde worde gemaakt.
Reeds werd op een andere plaats be
toogd, hoe dringend zich de behoefte aan
wettelijke regeling van het arbeidscontract
heeft doen gevoelen. Wij zijn het daarmee
volkomen eens. Maar toch zouden wij nog
andere maatregelen wenschen, om een her
haling van de schokken en willekeurige
handelingen, welke gedurende de laatste
acht dagen ons vaderland hebben beroerd,
te beletten. Men bedenke toch, dat zulk
een herhaling ons, afgezien van do reeds
vroeger beschreven schaduwzijde eener werk
staking, duur kan komen te staan en niet
te berekenen gevolgen hebben voor de toe -
komst. In het „Handelsblad* stond een
ingezonden stuk, dat als waarschuwi n g
alleszins de aandacht verdient. De werk
lieden, die van eenige onbezonnen en er
maar op los schrijvende en sprekende leiders
hebben geleerd, alleen te deuken aan hun
eigen belang en hunne schouders ophalen
voor de welvaart van hun werkgevers, kun
nen van deze eenzijdigheid wrange vruch
ten plukken. Het volgende, dat wij aan
bovengenoemd ingezonden stuk ontleenen,
mogen zij met ernst ter harte nemen
rij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
EERSTE GEDEELTE.
(18)
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Een schokkende ontmoeting.
Het gele gelaat der Frangaise wordt nog een
graadje valer, uit haar kleine oogen schieten
stralen van haat en woede op de spreekster.
Zij haat de schoone gravin uit den grond van
haar hart en zou haar met vreugde een giftig
drankje bereid en toegereikt hebben, enkel en
alleen om de schoonheid van het jonge meisje.
Mevrouw de gravin zelve was ook wel mooi,
doch deze was gebonden aan een ouden man
volgens de egoistische en afgunstige Iranyaise
dus reeds ongelukkig genoeg. Maar Ottilia
voor deze lag een leven van geluk en heerlijk
heid. Jong, schoon, rijk, voornaam alle lac-
toren vereenigd voor de zonnigste toekomst. En
juist haar gunde zij dit alles niet. Waarom
Wellicht uit dat egoïsme, zoo welig onder de
menschheid tierende, en dat zeer klassiek (I) wordt
uitgedrukt in „Men kan de zon voor een ander
niet in het water zien schijnen."
Het schijnt, als heeft al haar haat en afgunst
zich op hare smalle, bleeke lippen geconcentreerd,
nu ze zegt:
„De genadige gravin vergeve het mij, maar
v. m. b. m. behoef ik alleen te gehoorzamen aan
de bevelen van mevrouw. En deze heeft mij
juist gelast, Denise met zachtheid te behandelen,
bijzonder als dit werkelijk noodig is en ik zal
dus eerst de bevelen mijner meesteres afwachten."
„Zij heeft haar werk niet gemaakt en papa
den bal in 't gelaat geworpen. Is dat geen bij
zonder geval
„Mijnheer de graai denke aan 't levendig tem
perament zijner lievelinge."
De gouvernante accentueert met een zoet Jachje
het laatste woord.
„Papa, dat duldt u in uw huis, onder uwe
00gen die tegenspraak tegen uw oudste
dochter?!"
Een honend lachje spreidt zich over het aan
vallige gelaat der gouvernante.
„Papa!" roept Ottilia beveel die beiden'
zij wijst op haar zuster en de gouvernante
„onmiddellijk de eetzaal te verlaten I'
„Daarover heb ik toch zeker wel uitepvaak te
doen, niet waar?'
Met deze woorden komt de rijksgruvin die aan
den arm van een zeer eleganle, doch blasé uit-
zienden jongen man binneugetreden is, nader bij
't groepje. Als een fee staat zij daar, echter als
een fee der duisternis, want zij is in zeer donker
toilet, dat de schitterende brillanten, welke zij
draagt, dubbel doet uitkomen.
Willburg voelt zich opnieuw door een duize
ling overvallen, doch met reuzenkrucht gelukt
het hem, zich te beheerschen. Met oogen, wijd
geopend, treedt hij haar een schrede nader.
De gravin ziet langs hem heen, als ware hij
niet tegenwoordig.
„Mademoiselle, wat valt hier voor vraagt ze
op strengen toon.
De gouvernante is plotseling de onderduni ;heid
zelve, op bescheiden toon schildert zij het geyai.
doch zoo, dat al liet gebeurde eeu onschuldig
verzuim der kleine wildzang is.
„Neemt u plaats bid ik u' zegt de gra
vin op ijskouden toon tot de aanwezigen, en zij
zelve gaat voor, door haar plaats aan tafel in te
nemen. Zij schijnt zonder een woord meer aan
't geval te wijden tot de dagorde te willen over-
gaan.
De graaf stelt intusschen de beide heeren aan
elkander voor. De met de gravin binnerigetre-
dene is Laron vou Bagiüsky, de neef van den
graaf.
Men neemt plaats.
Ook de gouvernante en haar leerlinge, voor
wie onder aan de tafel gedekt is, gaan rusti
zitten. Slechts gravin Ottilia blijft staan.
„Mama u blijft bij uw besluit?'
Een koud lachje zweelt op de lippen vau
De macht, welke ongetwijfeld zal op
treden en zal blijken le zijn én in't na
deel der werkgpvers èn in dat der werk
lieden hier ter stede, zal zijn werke
loosheid. Immers, waar de loonen
van nature afhankelijk zijn van de meer
of mindere welvaart in den handel, zul
len deze geheel verdwijnen, indien de
handel ontbreekt. Blijft de vraag: zal
de handel vau Amsterdam zich gaan ver
plaatsen, in het bizondtr ten gunste der
Duitsche havensteden, bij het wederop-
treden van gebeurtenissen, zooals in den
laatsten tijd?
Als havenstad drijft Amsterdam op
baren groothandel, wordt deze van hier
verdreven, zoo zal de handel hier te niet
gaan en Amsterdam spoedig gerangschikt
kunnen worden onder de „villes mortes
du Zuyderzee". Waar de groothandel
machteloos staat tegenover handelingen,
zooals Uier ter stede in den laatsten tijd
plaats vonden, wie zal hem den groot
handel beletten, die wereldplaatsen
uit te zoeken, waar de handel niet zoo
belemmerd kan worden in den mate
als hier
Slechts het rechtsgevoel der directeuren
der Peli-Maatschappij heeft verhinderd,
dat de tabakshandel van hier naar Bremen
werd verplaatst, ten koste van honderd
duizenden aan arbeidsloonen voor de
transportarbeiders alhier. Doch de tabaks
maatschappijen zouden niet aarzelen,
indien men hier aan het lossen en laden
der tabak belemmering zoude opleggen,
opdracht te geven in Bremen te lossen,
waar millioenen reeds zijn ten koste ge
legd om den wereldtabakshaudel naar
zich toe te trekken.
Dat de specerijen- en theehandel naar
Londen, de koffiehandel naar Hamburg
of elders zal verplaatst worden, werkelijk
het behoeft geen betoog.
De goede bedoeling der leiders der arbei
ders in het diamantvak had reeds tot
resultaat, den zetel van deze industrie
van hier voor eeu groot gedeelte naar
het buitenland te verplaatsen.
Men behoeft waarlijk geen reactionnair
te zijn, om op dergelijke omstandigheden
het oog gevestigd le houden en daarmede
te rekenen bij eeu beoordeeling van door
de werklieden gestelde eischen. En hetzelfde
geldt voor de gemeente-arbeiders, die thans
in de hoofdstad op verbetering van hun
bezoldiging enz aandringen. De vraag is
niet slechts, of zulk een verbetering ge- ii! den kortst mogelijker, tijd behandeld en
gewenscht mag heelen, maar ook in hoe- intusschen gaat de arbeid voort, zoodat
verre z ij m o g e 1 ij k is. Amsterdam werkstakingen en verlies vau het n a-
is een der aantrekkelijkste steden voor hen, t i o n a a 1 v e r m o g e n zijn uitgesloten
die weinig of niets in de gemeentelijke Wie zich niet aan de uitspraak vau zulk
schaktkist behoeven te storten. Maar voor
de belasting betalende burgerij worden de
duimschroeven van den fiscus langzamerhand
zoo wringend, dat wie maar even kan, elders
zijn heil gaat zoeken. Hoe liooger nu de
belastingen worden opgedreven, hoe geduch-
ter proporties dit. verschijnsel zal aannemen
een scheidsgerecht onderwierp, zou strafbaar
moeten worden gesteld. En tevens zou elke
andere dan zedelijke dwang met de meest
mogelijke gestrengheid moeten worden ge
keerd.
Dit laatste trouwens is. ook nu reeds
beslist noodig. Waar losbandigheid regeert
en hoe moeilijker de toestand in de hoofd- gaan orde, vrede en welvaart teloor. De
1 t-x i. J 1.hAi,l .nnnt OU A f» PPl'Ctp nl'Aflt'Q TftftlïPn.
str.d des Rijks worden zal. De gemeenteraad
heeft getoond dit te begrijpen door, ofschoon
ook werklieden-vertegenwoordigers, cn zelfs
een versch gekozen sociaal-democraat tot
zijn leden behooren, unaniem positie te
nemen tegen de heetgebakerde eischen, door
een aantal gemeente-werklieden, of beter
misschien, door hun „leiders" gesteld."
Een dergelijk feit teekent, bewijst, dat
ook de socialistische agitatoren ten slotte
rekening moeten houden met de werke
lijkheid, gelijk ook elders op een vergadering
van spoorbeambten een der leiders uiteen
zette, dat loonsverhooging zoo maar niet in
den blinde kan worden geëischt, daar men
dient te letten op de inkomsten en financi
eels krachten der betrokken Maatschappijen.
Ook dergelijke feiten achten wij een licht -
zijde van de jongste gebeurtenissen, omdat
de werklieden daarin een waarschuwing
kunnen zien tegen de verblindende eenzij
digheid, waaraan de agitatoren hen hebben
gewoon gemaakt.
Het vormen onzer werklieden in economisch
opzicht laat inderdaad nog bijna alles te
wenschen over. Zij weten blijkbaar zoo
weinig van de maatschappelijke verhoudingen
dat het hoog tijd wordt, het peil hunner
ontwikkeling te verheffen en hun met den
werkelijkeu toestand der samenleving bekend
te maken. Daardoor zal dan leveus hun
verantwoordelijkheidsgevoel woiden ver
sterkt.
Wij zouden derhalve eeu wettelijke rege
ling van het arbeidscontract niet voldoende
achten. Wij zouden daaraan willen toevoe
gen een college, zooals, wanneer wij ons
niet bedriegen, in Australië gevonden wordt
en dat tot taak heeft, alle geschillen tus-
schen patroons en werklieden te beslechten.
Natuurlijk behooren in zulk een college
beide partijen vertegenwoordigd te zijn en
zou'aan de uitspraken e en bindende kracht
moeten worden toegekend. Elk geschil wordt
overheid inoet op de eerste plaats toonen,
dat zij allen weet te beschermen, die van
goede wille zijn, terwijl zij vervolgens
bewijzen moet, ook zelve met dien wil te
zijn bezield door het nemen van krachtige
maatregelen tot verbetering der maatschap
pelijke toestanden en het voorkomen van
werkstakingen.
De welvaart van ons land staat hierbij
in de werkelijken zin des woords op het spel.
mevrouw.
„Ik verander nooit een genomen besluit!"
„Dan zal ik in mijn kamer dejeuneeren I'
Mevrouw trekt onverschillig even de schouders
op en lacht ironisch tegeu lmar buurman, baron
von Baginsky die ouder een niet te defiuiëeren
glimlach aan zijn snor draait.
„Maar Ottilia!' bidt de oude graaf. „Gij
zult toch niet eigenzinnig zijn, nu er een gast
is Denise moet je straks om vergiffenis vragen."
„Het is mij onmogelijk, pa! excuseer me
ik ben niet wel 1"
En zij gaat werkelijk. Denise zendt haar een
honend lachje na.
',NoiaJ de graaf raakt even den arm iijner
gemalin aan „heb de goedheid en spreek
eenige vriendelijke woorden tot mijnheer VVi li
turg. Hij heelt voor ons een groot offer ge
bracht zoo'n verre reis uit den Oeral En
dan, er zijn bij hem door een treffende gelijkenis
treurige herinneringen opgewekt."
De gravin nijgt met een koud, voornaam ge
baar licht het hoofd.
„Ik vei heug mij, u weer wel te zien» zij
bedient zich van dc Fmnsche taal „Mijnheer
Willburg zoo heet u immers? U spreekt
toch Frunsch?
„O. ja. zeer goed, doch ia ben overtuigd, dat
wij ook uitstekend Duitsch kunnen spreken!"
Willburg zegt dit in 't Duitsch met eenige
stemverheffi. g en een eigenaardige betooning.
Baron von Baginsky, die aan de rechterhand
van de gravin zit, schrikt op en meet den spre
ker met een blik, waarin hooge verbazing over
het bruuske antwoord aan zijne hooggeboren
tante.
Ook de gravin wordt voor een oogenbliU zeer
bleek, echter met bijna bovenmenschalijke wils
kracht weet zij zich te beheerschen.
„U zijt een Kus?" De gravin schijnt W ïllburg s
woorden te ignoreeren.
„Neen, een Duitscher met lijf en ziel
De graaf, die het pijnlijke van den toestand
gevoelt, tracht het gesprek een andere wending
te geven. Het komt hem voor, dat de vreemde
ling zijne gemalin niet met den noodigen eerbied
behandelt, maar hij verontschuldigt hem iiicrmee,
dat Willburg het grootste gedeelte van zijn leven
iu liusland lieeft doorgebrucht, dus in eeu nog
PERU-GUANO-PRIJZEN.
Vele landbouwers herinneren zich nog ds
goede eigenschappen der Peru-Guauo zoo
als die vroeger door henzelf of door hun
vader gebruikt werd, en, als liet nieuwtje
van de later in gebruik gekomen mest
stoffen er af is der minerale meststoffen
bedoel ik of, als zij na een zeer vochtig
jaar bemerkt hebben, dat. het met het
chilisalpeter ook niet altijd voordeelig boeren
is, ciati willen zij toch weer wel eens van
dien vroeger zoo geroemden en door hun
ouders zoo geprezen Guano-mest hebben en
zij bestellen Peru-Guano, hetzij direct aan
den handelaar of zijn agent, hetzij atn den
Secretaris der coöperatieve vereeniging,
waarvan hij lid is. In beide gevallen kan
een boer bedrogen uitkomen, als hij niet op
de hoogte is der Peru-Guano kwestie.
Stellen wij, dat hij ruwe Peru-Guano moet
hebben. Dan bestelt hij b.v. 40 zak aan
den koopman, die hem de goedkoopste waar
kan leveren. Later merkt hij, dat de Peru-
Guano toch niet meer is, zooals vroeger.
Zij is hem tegengevallen en geen wonder
hij heeft geen Peru-Guano gekregen. Wat
hij kocht noemt men Peru-Guano, doch
het i s, ja, wat is het Eeu stof, die uiter-
weinig geciviliseerde omgeving. Hij wendt zich
tot zijn uieuweu vriend an zegt
„Het is noodig, dat u en mijn neef elkander
goed kennen, want in 't vervolg zult u als col-
legaas met elkaar moeten omgaan. Baron von
Baginsky is mijn huttendirecteur(I) U zult
als° toekomstige mede-directeur dus dagelijks
met hem moeten samenwerken.'
Beide heeren buigen koel.
Het ontbijt loopt tamelijk eentonig af, daar,
Willburg die aanvankelijk van plan was aan
tafel den graaf in te wijden in zijne lotgevallen,
dit nu onder deze omstandigheden niet doet
maar slechts koite aanduidingen geeft.
Hij eet en spreekt zeer weinig, doch zijne
oogen spreken een duidelijker spraak. Hij fixeert
onophoudelijk de gravin, die tegenover hem zit
en zich op de meest onbevangon wijze bezig
houdt met haar neef, met wien zij zich over de
onverschilligste dingen onderhoudt en waarbij
ze zoo nu eu dan haar zilverhelderen lacü laut
hooren.
„Och, loop heen, Egon met je sprookjes
zegt ze plagend, „(ie wilt onze kleine badplaats
gaarne hooger opvoeren en maakt daarom op
uwe wijze reclame daarvoor Een speelbank
als in Monaco dat gaat immers niet het
spel is hier toch verbodeD.'
„U vergeet echter, tante, dat er op toogenblik
in ons kleine Kroonsbad zeer gedistingeerde be
zoekers zijn Ik lien de vreemdelingeulijst we1
van buiten: Mevr. Baronesse Hilda van Stedei
uit Romen Hotel Kroonprins Vorstin ürbinski
uit St. Petersburg Hotel Frederikshof.
Willburg wordt opmerkzaam.
In dit hotel „Frcderikslof" het elegantste
heeft de vorstin de geheele etage voor zich zelve
en haar personeel besteld. Zij arriveert dezer
dagen. En nu komt het knaleffekt Oom
zoo wendt hij zich plotseling tot den graal
weet u, of er soms nog bloedverwanten van mijn
overleden vader in Turkije geleefd hebben
„In Turkije?' De graaf schudt het hoold,
zonder zich in zijn voorname bezigheid, hel
con umeeren zijner lievelingsgerechten, te laten
storen. „Ik ken slechts één Baron von Baginsky
den man mijner overleden zuster. Hij was uw
vader, hij kwam van Oostenrijk, of duar nu nog
ergens verwanten wonen, weet ik niet. Hij «prak
nooit over familie-aangelegenheden. Hoe komt
ge aan Turkije
„Wijl hedenmorgen vroeg in het hotel Kroon
prins, waar Baronesse va Steden logeert, per
telegraaf meerdere kamers besteld zijn voor
zekeren baron von Buginsky uit Konstantinopel.
„YVel, dan zijn bijna alle rijken der wereld
in ons stil dal vertegenwoordigd, 't Bevalt mij
anders maar half, je drukke verkeer in het hotel
„Kroonprins" ik vermoed, dat daar heimelijk
gespeeld wordt."
Eg
(I) „Die Hutten' is de plaats, waar uit het
ruwe, onbewerkte erts en koper gehaald wordt.
_gon draait onrustig aan zijn snor, terwijl de
gravin een lichten zucht slaakt.
„Een partijtje skaat, oom,' merkt Egon onver
schillig op. dat is het eenige, dat wij ons ver
oorloven. Meer dan drie mark mag er niet op
gezet worden."
„Ik haat het spel I» De oude heer schuift ge-
ergerd zijn bord icr zijde. Het schijnt, dat teue
onaangenume herinnering ih eens zijn eetlust
bedorven beeft. „Komen er nog dikwijls heeren
uit uws vaders regiment naar Kroonstad?"
Graaf Albrecht en de lange Salderom.'
„Die kunnen spelen mijnentwege om een
inzet van duizenden, die hebben er ge,d genoeg
voor. Graaf Albrecht is dertigmaal millionair
en inijuheer van Salderom zal dezer dagen met
eene zeer rijke dame in 't huwelijk treden en is
bovendien van zich zeiven al rijk.'
„Met wie is hij verloofd?» vraagt dc gravin.
„Verloofd is hij' eigenlijk nog niet, mijn kind,
ik geloof, de beide voor elkander bestemde jonge
lui weten van 't vastgestelde huwelijk nieis af.
Salderom de oude en de oude van VVol-
lingen zijn boezemvrienden. Nu wil van YVol-
lingen zijn pleegdochter tot zijn erfgename be-
noemen cn haar voor zijn dood uithuwelijken.
De jonge Salderom is een goede, eerlijke kerel,
de oude wil, dat hij zijn ontslug neemt en het
goed komt beheeren.'
(Wordt vervolgd.)