?V n nun er 18.
Zondag 1 Mo art 1903.
26 Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
1878-1903.
m HELiimmiM
ANTOON TIELEN,
ch 'm
op zfjn ZILVEREN JUBELFEEST
als P A U S-KQNIN G.
20 FEBRUARI
FEUILLETON.
ill 11 IJllOVU V V** Hill 11^
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
A b o n n e in e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.~5.
Franco per post door het geheele rijk f Ü.90.
Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan
Uitgever.
den
Uitgever:
WAALWIJK.
Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Zmaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
land
1.
Sta het toe, o Heiige Vader
Dat een zoon U hulde bied'
't Zij dan met pens eerst'lings ader,
Die nog weif'lend zangen schiet.
Hoe dan ook deez' lier moog' ruischen,
Hart en ziele, één in kracht,
Voelt zich thans vol wellust bruisen,
Dien het hier te uiten tracht.
2.
Half een vijftigtal van jaren
Stuwd' er door der Moederstede
Straten juichend' menschenscharen,
Eén in jubel, één in bee
a Habemus Pontificem
«Weer is ons een Paus!» Goddank
«Dominus conservet eum
«Heere God bewaar Hem lank
Oud van dagen, grijs van haren,
Teer van leen, doch sterk van geest,
Dus de Stuurman op de baren,
Wild en woest en beukend meest
«Petrus Scheepje» o zoo wrak
In der sceptisch wereld oog
Och, wat moet deez' grijsaard zwak
Op die klippen veel en hoog
4.
Geen nood Leo's hand de roerpen neemt,
d'Eerste grepe werpt het schip naar voor
Oud' en nieuwe strooming saam vereend
Room' blijft jong, als heel d'historie door
Due in altum!» Op! «In volle zee
Meesters woord op goddelijke wijs
Treft zijn oor en klinkt op dek en ree
Godes machte stuwt de zware reis!
Aan
Zie een vierd' der eeuw vlood gistend heen,
Dreigend was 't begin, zwaar de tocht
Pers en Wetenschap als vijand één
Woeld' en lasterd'. Of 't baten mocht?
Meet den afstand van het heden
Tot 't gister' allen, wie g'ookzijt:
Paus en Pausschap staat der wijsheid reed'n
Van een wereld, wars van hooge zeed'lijkheid
6.
Hoor der Encyclieken forsche stemmen,
Dragend d'oude leer, doch kloek beschouwend
Nieuw're vormen. Zie, hoe ze nh reeds remmen
's Werelds revolutiegeest en hecht opbouwend
Werken aan het «Lichtpaleis«Sociale vree
Lichtend spoor aan onzen hoogen hemel
Encyclieken-glans Voer toch velen
Uit dien poel van eigenbaats-gewemel
7.
Groote Leo met Uw rijk Genie,
Trots den last, waaronder thans reeds bukkend,
Gode slaak' üw oude boeien, die,
Hoe ook knellend, hoe ook drukkend,
Niet omkluist'ren kond' Uw wereldkroon.
Paus der werkliên Gids op aller wegen
Heros op den hoogen zeed'lijkheidstroon
Gode zegen' steeds Uw Reuzenstreven
8.
Op dan! Stroom na stroom zag men reeds vloeien,
Vol van heil'gen eerbied en ontzag,
Naar het Vaticaan, dat, trots zijn boeien,
Nog mag glinst'ren in den vollen, vollen dag
Op dan Rome's vrienden Op ten hoogtij
Ga nu in der daad of in gedachten mede
Legt gij ook uw wenschen vroom en blij,
Aan Üws Vaders voeten in de Moederstede
E. a/d H.
J. M. S.
EERSTE GEDEELTE.
Conraiit.
rij naar het Duitsch bewerkt door J. U. S.
(23)
ZEVENDE HOOFDSTUK.
Een schokkende ontmoeting.
Nora neemt ze met een triomfeerend lachje
aan. «Ik houd er niet van, mij een eenmaal ge-
uit verlangen te ontzeggen. En dat alleen heeft
waarde, wat men lange omwegen moet verkrij-
8CniJwe woorden hebb6n een dubbele beteekenis,
Onmogelijk kan eeu bloem zooveel waarde voor
u hebben 1"
.Laat ons teruggaan 1' zegt ze. Hij wil haar
wederom den weg. vrij maken doch zij houdt
«Luister!" Ze blijft etaan en ziet hem door
dringend aan. üij hebt mij laatst, toen ik je die
eere-.chuld voorschoot, gezegd dat gij mij
eeuwig dankbaar zoudt zijn en alles voor me
doen, wat ik maar verlangde.
Nu zit ge weer diep, zeer diep, in de speel
schulden. welnu, bea ijs me een dienst en je
schulden zijn weer betaald.' j;arion_i«
Spreek slechts, tante ik en ben uw dienaarl«
„Zie ik haat dieu Willburg, hoort ge.' Ik
haat hem met den diepsten haat 1 Hier wacht
ze even een zware zucht komt over hare
lippen en dan - «Hij moet sterven 1'
«Tante tante 1' stamelt de baron, kom tot
u zeiven, dat meent u niet, dat kunt u niet
meenen 1'
Als verlamd door dexe even onverwachte als
ontzettende uiting zijner tante ziet hij deze vol
angst en schrik in het door hartstocht verwron
gen gelaat. Zoo heeft hij haar nog nooit gezien
zij lijkt in dit oogenblik wel op een der Gorgo-
nen, wier aanblik iemand van schrik doen ver-
steenen.
«Deze teere vrouw, deze in rijde gehulde
engel deze heerlijke verschijning, schijnbaar
in de wereld om lich ten zonneschijn te verspreiden
fluistert hem een duivelachtig plan in 't oor, dat
zijn bloed in zijn aderen doet verstijven.
«Tante Nora dat is onmogelijk 1 Dat is te
duivelachtig 1 Een ontploffing in een mijn 1 U
weet niet, wat dat is 1'
«Nu en is de prijs niet zulk eene ontploffing
waard? Zij lacht hem toe, terwijl ze eene
fabelachtige som als belooning noemt.
Op Egon's gelaat teekent zich duidelijk een
vreeselijke zielenkamp: de strijd tusschen het
goede en het kwade, tu9«chen plicht en de ver
leiding van dit sehoone, duivelachtige wijf I
«Doch als het ontdekt wordt 1'
«Ah bal" Zij maakt een verachtelijke handbe
weging. Hoe laf gij mannen zijtEn in 'i
crg9te geval hoe moet het ontdekt worden
Op den datum, dat Willburg vernietigd zal
worden, valt een kritische dag. Een vreeselijk
onweer en het heet Willburg is veronge
lukt I'
„En de andere offers, die mede verongeluk-
ken
«Zij sterven 1 Als de soldaat op het veld
van eer! Richt het echter zoo in, dat hij alleen
slachtoffer is.'
Egon beeft als een espenblad.
«Richt het zoo in, dat hij alleen slachtoffer is,*
herhaalt zij mechanisch welnu, als
het niet zoo ingericht kan worden, dan komen
ook de andere slachtoffers op uw geweten 1'
Afschuwelijk vrouwmensch 1 Zoo schoon en
en toch zoo vreeselijkOm een vijand uit deu
weg te ruimen, schrikt zij niet terug voor een
moord in massa
„Sphirel fluistert Egon en in een vlaag van
waarin over zijn machteloosheid tegenover zijn
«hoog adelijke* tante grijpt hij haar arm eu knelt
hem als tusschen twee duimschroeven bijna te
pletter. Nora onderdrukt met moeite een gil
«Wee u zoo knarsetandt hij als ge mij
met het judasloon bedriegt 1'
„Ik dank u, mijnheer de houtvester!" zegt
Nora, als zij met den baron aan het poortje is
gekomen.
De oude man maakt een eerbiedige buiging en
mompelt, nadat beiden zich verwijderd hebben
„Deze hadden beter te zamen gepast dan die
oude graaf en de jonge vrouw 1'
Nora en Egon stijgen weer in en de equipage
rolt verder een landweg op, aan beide zijden
geplant met ooftboomen, dit laatste een gewoonte,
zich veel in Duitschland voordoende.
Te midden eener schilderachtige omgeving leidt
deze weg naar een hoogte, waarvan een verge
zicht te genieten is van verblindende schoonheid.
Aan den voet der hoogte ligt het bekoorlijke
Kroonsbad met zijn elegante villa's, zijn goed
onderhouden „boulevards', zijn kleine, doch
snoerige parkjes en lijn in kosmopolitiachen stijl
gebouwde hotel. Ken kan tot aan het Kurhuis
alles duidelijk waarnemen, van daaruit ziet men
de voorname wereld als 't ware dooreenwoelen.
De badplaats is niet zoo klein burgerlijk als
Nora en Egon het wilden doen voorkomen.
Haar vreemdelingenlijst wijst ieder jaar bezoekers
aan uit de hoogste kringen.
De elegante equipage der gravin, naar het
kurhuis rijdende, wordt verrast nagestaard door
verschillende mannenoogen. Ook door een heer,
staande op het balkon van het hotel «Kroonprins.'
Deze beer is uiterst chicq en fijn gekleed, zijn
eene arm draagt hij in oen band. Zijn geheele
verschijning is er echter eene, die onmiddelijk
de aandacht trekt.
De vrije hand houdt onverschillig een cigarette
tusschen de vingers.
De gravin, toevallig omhoog ziende, ontmoet
den blik van den vreemdeling er. in 't
zelfde oogenblik zinkt haar hoofd weder in de
kussens.
«Alle duivels!" mompelt da heer op het balkon.
«Ook deze sehoone Weenerin hier I Enfin zij
zal mij toch niet herkennen en weet bovendien
niet, dat ikA t h a n a s i a ben.
„Aan wien herinnert mij dat gezicht toch?'
vraagt Nora zich zeWe af, In het volgende
oogenblik is ze echter deze ontmoeting wederom
vergeten. Een Russisch gespan, door een dame
gemend, rolt het grafelijke rijtuig tegemoet en
voorbij.
„De vorstin Urbansta!' hoort Nora een voor
bijganger zeggen. «Ik ken haar van Parijs uit
geheel ongenaakbaar de reine «Diana' en
honderdvoudig millionnaireI'
Sprekers en equipage moesten een oogenblik
wachten voor een zwaren vrachtwagen, zoodat
Nora het gesprek der beiden kan blijven volgen.
„Honderd millioen 1" Parbleu, dat klinkt te
fabelachtig om waar te zijn 1'
„Op mijn wuord 1' herneemt de andere, «berg
werken iu den Oeral en in den Kaukasus
zilvermijnen enz.'
„Parbleu, dat zou iets zijn! Is de vorstin nog
ongehuwd
«Ja! Doch niemand ter wereld heeft kans op
hare hand zij bemint met platoniscnen
gloed en liefdel'
„En wie is die gelukkige?'
«Een zekere "Willburg een Duitsch-Russische
ingenieur. De kerel moet een genie in berg- en
huttenwerken zijn. Zij reist hem overal na; ik
zou er wat om willen verwedden, dat hij ook
hier is, want zij is overal, waar hij is.'
„Honderdvoudig millionnaire! klinkt het nog
in het oor van Nora. En een jonge, interessante
vrouw en vorstin daarbij 1 Zij ftijt zich op de
lippen. Wat is zij daartegen, trots haar grafe
lijken titel, trots den rijkdom van haar ouden
echtgenoot? En die bemint Willburg 1 Waarom
hij haar niet huwt? Zij weet het en het doet
haar, dat raadselachtige wezen, goed, dat zij
meer recht heeft op dien man dan die vrouwe
lijke, vorstelijke nabob. Voor al hare schatten
kan zij niet verwerven, wat Nora bezit.
Doch nu houdt de equipage stilmen is voor
het kurhuis aangekomen.
ACHTSTE HOOFDSTUK.
Een welbestede Damiddag.
Willburg is met den president, nadat beiden
Nora verlaten hebben, het slotpark uitgegaan.
„Wenscht u inderdoad den graaf te spreken?'
vraagt hij en kijkt doordringend den president
in 't gelaat.
«Ik zei het u immers!' antwoordt deze kort
en koel.
„Dan zult u hem op de „Norahutten' treffen
Ik zal u er heen geleiden.'
Zeer verplicht!'
Beide heeren wandelen zwijgend naast elkan
der. De president met voorname koelheid, als
beschouwt hij den huttendirecteur als een ge
wonen, aangestclden gids. Willburg daarentegen
schijnt in diep gepeins verzonken te zijn; van
de kunstmatige hoogmoedige houding van den
president neemt hij niet de minste notitie.
Zij pa8seeren het bij het slot behoorende dorp.
Het hindert den president schijnbaar in 't geheel
niet, dat cenige dorpsbewoners, die hem in el
stillen, eerbiedigen groet voorbij gaan, hem, die
anders gewoon is in een elegante equipage te
rijden, hoofdschuddend nazien. Wel merkt hij
hiervan iets, doch öf hij wil het niet zien, öf
bedwingt zijn verontwaardiging voor Willburg.
Nadat zij het dorp een heel eind achter zich
gelaten hebben, blijft Willburg plotseling staan.
«Mijnheer de presidentzoo begiDt hij m. t
vaste stem, «ik heb nog. gelijk ik u reeds eerder
zeide, een ernstig woord met u te spreken.*
Richard van Wollingen blijft ook staan. Met
voorname onverschilligheid slaat hij met zijn
prachtigen wandelstok tegen eon böomstoin en
zonder zijn kleine, door de abnormale lange
wimpers overschaduwde oogen op te slaan, zegt
hij kalm: „Ik luister!'
,U weet, wat wij gisteren met elkaar bespra
ken,' herneemt Willburg, zich ook tot de uiter
ste kalmte dwingend. »U weet, dat ik al uw
intrigen tegen den ongelukkigen vader van llilda
van Steden ken.'
De president maakt een ongeduldige beweging
met zijn stok.
„Herhaal nu maar niet, wat we reeds welen,
't Is immers niets anders dan de nijd, die u zoo
doet spreken. Deze stelt gruog de zaken, door
mij in 't belang van 'e land genomen, in een
licht voor, zooals u ze nu gelieft voor te stellen.*
(Wordt vervolgd.)