Mijn hartekoningin.
Gemengd Nieuws.
Handelsberichten.
Burgerlijke stand.
zij zal ontroering wekken in heel den lande.
Geen schrijver te ontzent heeft ooit zich
verheugd in een populariteit als van Hilde-
brand. Niemand heeft er zich over ver
wonderd, dat deze blijmoedige gezonde man
zoo ond werd De schoone grijsheid paste
zoo wel bij de voorstelling, die men van hem
had. Telkens en telkens hoorde men nog
weer eens iets over hem Toen is opeens
de tijding gekomen Beets is ziek, en het
nader bericht dat niemand meer veel hoop
liet.
Zacht en kalm is hij heengegaan. Vrijdag
middag om hall vijt.
Om twaalf uur was de boodschap geweest
dat er nog geen direct gevaar was, hoewel
de toestand hoogst ernstig seinen. De dood
is betrekkelijk nog onverwacht ingetreden.
Groot is de belangstelling geweest, welke
de algemeen beminde grijsaard tijdens zijne
laatste ziekte heeft mogen ondervinden.
O 1
Nicolaas Beets is den 13en September
1814 te Haarlem geboren. Hij was de
oudste zoon en bet tweede onder zeven
kinderen van den scheikundige, lector aan
de clinische school, Martir.us Nicolaas Beets
en van Maria Elisabeth de Waal Malefijt
en heelt zich door zijne gedachten als pro
za, vnl. de overbekende Camera obscura
groote naam als populariteit bezorgd.
De nieuwe minister van marine.
Bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1 903
no. 4 is, met ingang van 16 dezer: lo.de
minister van oorlog, de gepensionneerde
luitenant-generaal J. W. Bergansius, adjudant
in buitengewonen dienst van Hare Majesteit
de Koningin, eervol ontheven van het be
heer van het departement van marine ad
interim, ouder dankbetuiging voor de door
hem in deze den lande bewezen diensten
2o. benoemd tit minister van marine, de
schout-bij-nacht A. C. Ellis, directeur en
commandant der marine te Willemsoord.
De nieuwbenoemde minister van marine,
schout-bij-nacht Ellis, werd in 1846 gebo
ren. Op 14-jarigen leeftijd kwam hij als
adelborst op het Instituut te Willemsoord
en 4 jaren later trad hij in het officiers
korps. Schout-bij-nacht Ellis heelt dus een
officiersloopbaan van 40 jaren achter zich.
Herhaalde malen wist hij zich te onderschei
den door zijne kundigheden, en reeds als
luitenant ter zee viel hem de eer te beurt
van to worden benoemd tot ridder in de
Orde van den Nederlandschen Leeuw. Ook
is hij gerechtigd tot het dragen van het
Eereteeken en van de Atjehmedaille. In
1884 was de heer Ellis gedetacheerd bij
het departement van marine ter waarneming
van de betrekking van adjudant bij den minis
ter. Het volgende jaar werd hij adjudant van
den cimmandant der zeemacht in Indië.
In 1889 werd hem opgedragen onze regee
ring te vertegenwoordigen bij de te Was
hington te houden internationale conferentie
voor het herzien der voorschriften tot voor
koming van aanvaringen op zee. In 1894
werd de toenmalige kapitein-luitenant ter zee
Ellis belast met de betrekking van inspec
teur van den marine-torpedodienst aan het
departement van marine, en tevens lid der
commissie tot bet examineeren van zeeoffi
cieren en adelborsten. Van 1895 tot 1897
was hij chef vati de afdeeling personeel aan
het departement. In laatstgenoemd jaar
werd hij gedetacheerd te Vlissingen om
tegenwoordig te zijn bij het gereedmaken
van het pantserschip Zeeland, over welker,
bodem hem later het bevel werd opgedragen.
Later maakte hij met het nieuwe pant—
serscliip Utrecht een reis naar West-Indië,
waar hij gedurende 1901 en in 't begin
van 1902 stationscommandant was. Weinig
maanden nadat hij eervol ontheven was van
het bevel over laatstgenoemd oorlogeschip,
werd hij in Juni van het vorige jaar belast
met de waarneming van de betrekking van
directeur en commandant in de marine-di
rectie Willemsoord en tevens van comman
dant van de stelling te Den Helder. Ten
vorigen jare was schout-bij-nacht Ellis o a.
aangewez en om aau boerd van de Holland
onze zeemacht te vertegenwoordigen bij de
mariticmerevue te Spithead,
Voor zoover bekend is heeft de nieuwe
minister zich bij geen politieke partij aan
gesloten.
Kuiitsiieuvcl, Onze trambode J. Wolf is
benoemd tot brievenbesteller alhier. Wij
teliciteeren dezen ijverigen beambte van harte
met zijn promotie.
Drongclsehe Veer, Tot kapitein brugwachter
der Stoompont alhier is benoemd R. Dijkstra
in 's rijksdienst werkzaam te Besoijen.
Raaiusdotiksveer, 13 Maait. Donderdag
avond derailleerde alhier ten hoogte van het
café Greve eeu goederenwagen der Z. S. M.
Daar door het personeel der Stoomboot—
reederij M. Verschure Zn krachtige hulp
geboden werd kon de tram na een uur ver
traging vertrekken. Een déraillement van
den Zuidcr Stoomtram begint een alledaagsch
gevalletje te worden.
Uil Breda
Eenige dagen geleden is onder de militai
reu een pamflet verspreid, waarin de mili
ciens werden opgewekt om te gaau
denken. Het strooibiljet bevatte echter niets
anti-militaiiistisch desniettegenstaande wer
den den volgenden middag alle kisten en
kasten der militairen aan eeu streng onderzoek
onderworpen, terwijl allen, in wier bezit
zoo'n protocol gevouden werd, met strenge
straffen bedreigd werden. Het ondeizoek
had echter geen resultaat, daar zij, die het
papier nog bezaten, het zorgvuldig verbor en
hadden.
Het lang onder de wapenen houden der
miliciens begint op een gedeelte van het
vrijwillig dienend kader niet gunstig te
werken, mi at nu van hun krachten nogal
veel gevergd wordt. Het gevolg daarvan is,
dat ze met weinig toegenegenheid hun dienst
doen en dit dan weieens yaan verhalen op
rle soldalen, die aan hun leiding worden
toevertrouwd. E-n sterk «prekend staafje
werd in het begin dezer week geleverd doei
een sergeant-majoor-iitulair, dienstdoend
luitenant te velde va het derde bataljon.
De man begon zijn dienst met de bedrei
ging „als je me' verd goed exerceert
vanmiddag, dan zal ik je eerst laten loopen
tot vijf uur en dan vanavond nog een paar
uurtjes straf late i exerceeren". Er werd slecht
geëxerceerd. „Nu zullen we een kijken, wie
het wint", was het toen, „jullie met slecht
exerceeren o! ik met coinmaodeeren. Maar
ik waag er m'n longen aan". En werkelijk,
de mao commandeerde onafgebroken één
uur lang en werd op 't laatst zóó heesch,
dat hij, tegen wil en dank, rust moest
geven. Hij liet zijn klas ten slotte inrukken
met de niededeeling, dat hij allen om het
geringste vergrijp zou lateu straften. En
werkelijk, hij heeft woord gehouden, want
gistereu werden reeds eenigen „omdat ze
niet oplettend geweest waren bij de
oefeningen" veroordeeld tot eeu der, voor
soldaten, zwaarste straffen, die volgens het
reglement van krijgstucht kunneu worden
opgelegd.
Gelukkig echter, dat niet alle superieuren
zoo handelen. Er zijn vele gunstige exepties.
Zoo exerceerden dezelfde soldaten gister
middag, onder commando van een sergeant,
die uit het Nieuwsblad had vernomen, dat
de oefeningen zoo vervelend werden bij
gebrek aan variatie. Hij zou daarom dien
middag eens van alles wat nemen. En
werkelijk, het gelukte hem zijn leerlingen
zoo aangenaam bezig tc houden, zóó, dat
niemand zich verveelde. Nog aangenamer
werd een andere compagnie beziggehouden
metkrijgertje spelen.
Wie heeft 't ooit op de viool hooren
spelen, getrouwde meuscheu ktijgertje te
laten spelen
Moordaanslag 1
Maandagavond laat heeft zich in de Zand
straat te Amsterdam het volgende drama
afgespeeld
Sedert eenige tijd was door den 19—jari
gen De Wit verkeering gezocht met een 19—
jarig meisje, maar haar familie had den om
gang met de Wit steeds tegengehouden.
Toen het meisje Maandagavond, na eenige
boodschappen te hebben verricht, in d
Zandstraat liep, kwam de Wit haar plotseling
opzij loopen en vroeg haai weer om verkeering
Toen het meisje verklaarde niets van hem
te willen weten, trok hij een revolver en
loste eeu schot dat haar in de linkerborst
tiof. De Wit loste toen eenige schoten op
zichzelf, die echter niet troffen.
Door eenige voorbijgangers en eeu politie
agent werd de Wit gegiepen en aan het
politiebureel Hal gebracht.
Het verwonde m.isje werd naar het gast
huis vervoerd, daar ter verpleging opgenomen
aan de ouders werd het gebeurde mede
gedeeld.
Gelukkig bleek de verwondig niet gevaar—
en kon zij reeds door den hoofdinspecteur
van politie L. B. P. C. Sikkens worden
gehoord.
Het is gebleken, dat de dader reeds vroe
ger bedreigingen had geuit tegen het meisje.
Hij is ter beschikking der justitie gesteld. De
revolver is in beslag genomen, nadat hij het
wapen had weggeworpen.
Men zal zich de vreeslijke geschiedenis
herinneren van het Engelsche schip Veronica.
Het voer in December van Nieuw-Schotland
naar Montevideo. Onderweg vermoorden
drie matrozen de geheele overige bemanning,
zeven manzij spaarden alleen den kok,
een neger. Daarna staken zij het schip in
brand en roeiden weg. Zij kwamen op het
onbewoonde eiland Cajneira, en vandaar
haalde de Brunswick, een voorbijgaande
stoomboot, hen af. Op weg naar Lissabon
bracht de neger de geschiedenis uit en de
vier man werden gevankelijk te Liverpool
aangebracht. Woensdag is het geding voor
den magistraat begonnen.
De beschuldigden zijn Octo Monson, 18
jaar; Henry Flohr, 19 jaar; Gastab Rau, 29
jaar, en William Smith 30 jaar. De drie
eerstgenoemden zijn, naar het heet, Duit-
schers en de vierde een Nederlander. Aan
de waarheid van het verhaal van den neger
valt uauwelijk meer te twijfelen, nu Flohr
om zijn hals te redden alles bekend heeft.
Hij wordt nu als getuige gehoord.
Uit de verhalen van den neger en van
Flohr blijkt nog niet waarom de algemeene
moord begaan is. De hoofdaanlegger schijn'
wel Rau te zijn. De neger werd gespaard
op aandringen van Smith, omdat hij, „niets
gedaan had." Men liet hem zweren niets te
verklappen en beduidde hem, dat men hem
toch niet gelooven zou, omdat hij een neget
was en de blanken allen heizelfde verhaal
zouden doen, een man was aan gele koorts
bezweken, eeu ander uit den mast gevallen,
het schip was in brand geraakt enz.
De moordenaars waren vijf in aantal, ei
dan was er de kok. Eiken dag herhaalde
Rau het vei dichte verhaal twee of driemaal
voor de anderen, en deze moesten om de
beurt de les opzeggen. Twee matrozen
Bravo en Johansen, mannen met zwakke
hersens, konden de les niet van buiten lee—
ren, en werden doodgeschoten. Zoo waren
er nog drie en de kok.
De eerste moordeD werden meest verricht
door de slachtoffers met een konfeinagel
bewusteloos te slaan en daarna overboord
te gooien, soms na een revolverschot op den
koop toe. De kapitein gewond wist nog in
in ziju hut te komen en zich daar te ver
schansen. Maar ten slotte kregen zij hem
eruit en hij werd door het hoofd geschoten.
De tweede stuurmau viel met een schot in
het lijf overboord, en terwijl hij voorbijdreef
schoot oren nog op hem.
Over een week wordt de behandeling
voortgezet.
WAALWIJK 5 Maart, 19037
De hoorn veemarkt was heden redelijk goed
voorzien van melk- en vetvee en de handel
was tamelijk vlug.
Kalfbeesten f 140 a f 215,
Dito vaarzen f 140 a f 185
Jonge varkens aangevoerd 95 stuks, verkocht
van 1' 6.a f 10.75
Ter botermarkt afgeslagen en verkocht 705 ky
van 1 l.Oï n 1 1.29 per kg.
Eieren 21/i a 37s cent per stuk.
De importeur* van huiden hebben eene
geringe concessie toegestaan op de prijzen
van oude reeds eenigszins lang aanwezige
pakhuishuiden, waardoor de verkoop in die
soorten iets vlugger is gegaan, maar voor
prima waar blijft de hooge inarktgang goed
standhouden.
Te Antwerpen komen tegen a. s. Woens
dag 18 dezer bij inschrijving aan de markt
9500 stuks droge Cuyaba-huiden van tame
lijk goede kwaliteit voor dat soort, deze
zullen hunnen weg bij koopers wel vinden.
De voorraad bedraagt aldaar thans in t
geheel 43081 stuks, zijnde slechts x/s gedeelte
van het normaal cijfer. Voor leder bestaat
goede vraag maar de prijzen laten nog veel
te wenscheh over, gemiddeld is er eene
verhooging ingetreden van 5 pCt. terwijl de
ruwe waar in vergelijking van verleden jaar
om dezen tijd meer dan 10 pCt. gestegen
is en toen was de verhouding reeds slecht,
't Is dus voor de leerlooiers nog alles be
halve couleur de rose.
DUSSEN, 12 Maart.
Boter prijs per K.G. van f 1.07 a f 1.16. Markt
gezet op f 1.12. Aanvoer 109 K G. Eieren f0.70
de 26stuks.
WAALWIJK.
GEBORENJacobus z. v. P. v. d. Laak en G.
Oomens. Wilhcimina Petronella d. v.
A. J. II. Keraperman eu H. Schoenmakers.
Adrianus z. v. J. Slaats en P. M. v. d.
Houdt.
OVERLEDENM. C. Ca9telijns 41 j. echtg. v.
C. Snoeren. A. M. Mulders 6 mnd.
HUWELIJKEN: J. v. d. Zaken 30 j. en J. F.
Treffers 27 j. P. l'ruijssers 30 j. en D.
M. Vos 25 j.
Op den weg der tonen hadden zij elkaar
ten slotte gevonden, op dien der tonen en
der poëzie.
Zij herinnerde zich nog zoo precies dien
zomer en hoe zou zij hem ook ooit kunnen
"ergeten
Hij was de broeder van den eigenaar van
het mooie landgoed en zij de beste vrien
din van mevrouw. Dadelijk toen zij er in
Juni was komen logeeren, hoorde zij iede-
ren dag over Julius praten.
Julius, de doe-niet! zeide de heer des
huizes, maar zijn gezicht straalde gelukkig,
als hij over den broeder sprak.
Wij zullen er mee wachten, tot Julius
komt, zeide mevromw, als er sprake was van
een verren tocht, een visite in den omtrek
of een ander amusement.
Liese mag de wei niet in, want zij
moet mijnheer Julius van den trein lra.en,
verklaarde de koetsier, toen Hertha hem
vroeg, waarom de grijze merrie alleen in
den stal moest blijveD, terwijl al Ii2ar ka
meraden buiten in de wei hun volle vrijheid
genoten.
Nu is de kamer van mijnheer Julius
geheel in orde, rapporteerde ten slotte de
kamermeid.
Eu in den namiddag van denzelfden dag
kwam hijzelf met zijn donkergelokt jonge-
mannenhoofd, zijn vioolkist en het beste
diploma als kapelmeester, dat dit jaar door
het Conservatorium was uitgereikt.
De muziek was ook het liefste ontspan
ningsmiddel van Hertha, maar het duurde
eenige dagen, voor zij zich durfde inlaten
met den „kapelmeester/', wiens grootere be
kwaamheid zij spoedig erkende. Nadat ech
ter het ijs eenmaal gebroken was, kwam er
geen eind aan de duetten, zoowel voor zang
als voor viool met piano.
Julius was eeu Zondagskind der muzen.
Niet alleen, dat de tonen zich naar zijn ge
voel en zijn gedachten lot mooie, bekoor
lijke melodieën vormden, maar hij had ook
een hooge, volle tenorstem en niet weinig
dichterlijk talent. De weinigen, die zijn
kleine dichtproeven gelezen hadden, von
den er mistchien niet zooveel aan, maar als
hij ze in het muziekgewaad kleedde, dat
hijzelf gemaakt had, en ze zelf speelde of
zong, wist hij iedereen te boeien.
Eu het minst van allen was Hertha be
stand tegen zijn toovermacht. Zij genoot
met volle teugen en voelde een geluk als
nooit te voren. Zij was overmoedig, vroo-
lijk, tevreden en geestig en er verliep een
heele maand, zonder dat zij er ook maar
even aan dacht, dat aan den zomer toch ook
een eind moest komen.
Dan kwam één van die onbeduidende toe
vallen tusschenbeiden, die plotseling ver
blindend licht werpen in den meest verbor
gen hoek van 't hart, als het geluk in lijden
en de vreugde iu lange, slapelooze nachten
in tranen verandert Zij moest zich losruk
ken zoolang het nog mogelijk was, zij moest
weg, ver weg, en hem nooit terugzien.
En op een morgen vertelde zij met een
onverschilligheid, die te sterk scheen, om
natuurlijk te zijn, en in uitdrukkingen, wel
ke zij lang van buiten geleerd had, dat zij
aanstaanden Dinsdag „Boomlusl" moest ver
laten.
Het was, of een bom aan de koffietafel
was ontploft» Mevrouw was „verontwaar
digd" en mijnheer //woedend"; alleen Juli
us zei niets en sneed zijn broodje, of hij
niets gehoord had.
Maar waarom in 's hemelsnaam
Hertha had een brief gekregen, beweerde
zij. Zij was in besprek geweest over eeu
betrekking...
Maar sedert eergisteren is er geen brief
voor u gekomen en ge hebt er niets van
gezegd...
Zij had er in het begin niet aan gedacht
de betrekking aan te nemen, maar na lan
ger nadenken... ja, heusch, zij moest ver
trekken.
Van het oogenblik af, dat dag en uur
van de scheiding bepaald waren, hield zij
zich niet zoo schuw meer van hem afge
zonderd als in de lartste dagen. En zoo
zaten zij den laatsten avond alleen in het
salon. Of zij het duet nog eens voor het
laatst zouden zingen Neen, zij was
niet gedisponeerd. Of zij hem een paar
oude, bakende dingen wilde accomp.igneeren?
Hij moest het niet niet kwalijk uetnen,
zij was zoo moe.
Daarop ging hij aan den vleugel zitten
en begon te fantaiseeren en zij nam voor
het venster in een armstoel plaats. En de
rhapsodische melodieën vloeiden tot een
nieuw toongedicht samen, dat haar wangen
tot gloeien en haar hart tot heviger kloppen
bracht. Het waren weeke, sineekende, har
telijke tonen, die heel in de verte scheneu
te komen en, als zij dichterbij kwamen, ver
anderde de weekheid in kracht en het smee-
ken in jubelen, en opgewekt en fier ein-
digdeu de melodieën als een zegezang.
Zij luisterde met ingehoudeu adem, alsof
haar een vraag was gesteld, waarop ant
woord verwacht werd.
Dat was prettigHoe hebt u dat ge
noemd
Hoe weet u, dat het van mij is
Dat... ja, dat weetik. Hoe heet het
„Mijn Hartekoningin/' Mag ik u
misschien de woorden voorzingen
Het komt soms voor, dat ook dichters
van klein talent en iets anders was Juli
us in de woordpoëzie toch niet zich hoog
boven huu gewoon niveau verheffen en iets
geweldigs scheppen onder den invloed van
een sterke gevoelsopwinding.
Hertha verbleekte. Zóó iets had hij nog
niet gedicht, zoo zou hij zeker nooit meer
zingen. Natuurlijk vulde zich haar borst
met onbedwingbare, onuitsprekelijke vreug
de en als gehypnotiseerd liep zij naar de
piano.
Toen de laatste, jubelende toon uitge
storven was, lag zij in zijn armen. Zij
waren verloofd.
Mijn schat 1 fluisterde hij teeder en
streelde beur blonde haren. Je begrijpt
toch wel, wie mijn Hartekoningin is
Of zij het begreep
Hertha vertrok natuurlijk niet, nam ook
geen betrekking aan, maar des te meer
zongen zij duel ten.
Toen zij een paar dagen later alle vier
in het salon bijeen waren en Julius als naar
gewoonte voor de piano zat en „bonkte",
zooals zijn broeder weinig eerbiedig zijn
//fantaiseeren" noemde, kwam hij in de
eerste maten vau de //Hartekoningin// te
recht. Maar plotseling brak hij af, stond
snel op en sloeg het deksel van het klavier
dicht.
Waarom doe je dat vroeg Hertha
verwonderd.
Dat moet alleen voor jou zijn, alleen
voor jou, begrijp je?
Zij voelde, dat zich daarachter een opof
fering verborg, zij voelde instinctief, dat
hij nooit iets beters zou scheppen en zij
juichte bij de gedachte, dat dit beste,
heerlijkste haar alleen zou toebehooren.
Zijn talent en zijn innemende persoon
lij kLeid bezorgden hem een winstgevende
positie als muziekdirecteur in een groote
provinciestad, in welker gezelschapsleven
Julius spoedig het middelpunt vormde,
verwend en vertroeteld door allen, bewon
derd door de vrouwen en benijd door de
manQen.
Maar soms trok hij zich geheel terug,
sloot zich met Hertha van de menschen af
en vervroolijkte haar hart door de tonen,
welke slechts voor haar alleen waren. En
dan mocht geen ander meeluisteren dan de
kleine, die een jaar na hun huwelijk de
wereld kwam inkijken.
Ten slotte echter bleef er geen avond
meer voor de //Hartekoningin/' over. Hij
werd heen- en weergejaagd, van feest tot
feest, van partij naar partij, en daar zij
hem niet altijd kon vergezellen, moest hij
soms wel alleen gaan. En hij reisde de
wereldsteden rond als accompaguateur van
wereldberoemde zangeressen en bracht de
mooiste fotografieën mee in kabiuetformaat
met vleiende, soms zeer warme opdrachten
op de achterzijde in het Eransch en het
llaliaansch.
Eenige van de diva-portretten werden
thuis zelfs op den vleugel gezet, die bijna
nooit meer geopend werd. Hij gebruikte
dien iu het repetitie-lokaal en zij „had geen
lust.//
Haar blond kopje keerde zich naar hem
toe, zooals de bloem zich naar de zon
wendt, als hij, omzwermd, bewonderd eu
gevierd, zich met dames onderhield. En
als hij onder bijvalgedaver na het spelen vin
een stuk de oogen opsloeg, ontmoetten hem
altijd, ver of dichtbij in de zaal, maar al
tijd zóó, dat zij hem met haar blik konden
omvatten, een paar blauwe oogen, die in
liefde straalden.
Hij richtte het altijd zoodanig in, dat hij
één- of tweemaal in den loop van den
avond in haar nabijheid kwam, en dan
sprak hij tot haar een paar vriendelijke
woorden, of streelde haar wangen, of drukte
haar hand. Op weg naar huis echter was
hij meestal stil en verdiepte zich in de her
inneringen van den avond en telkens zeld
zamer vroeg hij haar, hoe zij zijn nieuwe
composities vond. Hij meende, dat hem de
dames al genoeg daarover zeiden.
Zij voelde, dat hij haar meer en meer
ontgleed. Het kwam niet in haar op en
zij had er ook geen aanleiding toe, jaloersch
op een bepaalde onder de vrouwen te zijn,
die hem omringden, vergoodden en hem om
//lessen7 vroegen. Maar zij was ijverzuch
tig op haar allen, omdat zij zijn tijd en zijn
gedachten in in beslag namen, op het ge
zelschapsleven, zelfs op zijn genialiteit, die
haar toch tegelijkertijd zoo trotsch maakte.
Misschien zou zij minder hebben geleden,
als er sprake was geweest van één enkele
vrouw. Dan zouden de wereld, de liefde,
haar moederrecht haar te hulp gekomen
zijn, dan had zij kunnen denken, dat het
slechts een voorbijgaande roes der zinnen
was maar de velen waren vereenigd te sterk
tegenover haar.
En de smeekende, fluisterende, juichende
tonen van zijn //Hartekoningin", zij had ze
nu al in jaar eu dag niet gehoord.
In het begin van den zomer werd een
groot muziekfeest gegeven. De voornaamste
kunstenaars van de Opera waren in een
vacantietournée ook in de stad gekomen,
waarin Julius woonde eu alles, wat in de
stad op dit gebied van muziek den toon
aangaf had zich na afloop van het concert
verenigd aan een diner ter huldiging van
de gevierde zangers. Men wilde daarbij
ook met de plaatselijke muzikale grootheden
schitteren eu Julius moest op het podium
als violist en als pianist en mooie kopjes
omringden hem en witte handjes werden
ijverig en smeekend op de mouw van zijn
rok gelegd.
Toen hij zich eindelijk weer naar de piano
kruk had laten bidden, wist hij bijna niet,
wat hij zou spelen. Hij liet de handen pre-
duleerend over de toetsen glijden en daarop
slopen weeke, innige, smeekende accoorden
te voorschijn.
Plotseling keek hij op, alsof iemand hem
geroepen had.
Daar, bij de deur, stond Hertha van haar
stoel op en drukte hartstochtelijk de hand
op het hart en staarde hem met oogen vol
ontzetting aan. En toen zij zijn blik ont
moette, smeekte iedere trek in haar gelaat
de met tranen gevulde oogen, de roode
lippen: Dat niet, Julius! Neen, d&t
niet! Heriuner je je niet?,..
Er was iets in zijn hart, dat bij dezen
augstigen blik beefde en de eerste maten
van „Mijn Hartekoningin// braken af in een
vreemden dissonant.
Julius verontschuldigde zich en een poos
je later liepen beiden door de straten naar
huis.
Hertha keek met ingehouden tranen naar
hem op, legde de hand up zijn arm en fluis
terde
Vergeef me! Ben je heel boos? Het
was kinderachtig.., maar je hadt me eens
beloofd...
Ja, dat heb ik, antwoordde hij en
drukte haar arm vaster tegen zich aan.
Dan gingen zij de stoep op en het huis
binnen, maar in plaats van, zooals gewoon
lijk, zich gauw naar de slaapkamer te be
geven, zich uit te kleeden en de lichten
uit te doen met een vluchtig„Goeden
nacht liefste", sleeg hij een arm om haar
heen en trok haar mede naar het salon,
waar hij haar in een armstoel zette en een
kus op haar bloude haren drukte. Eu daar
op ging hij naar den vleugel, zette er on
geduldig alle fotografieën at op du canapé,
opende het instrument en begon te spelen.
Hij lachte eenigszins weemoedig. Zijn piano,
het instrument van den meester, was niet
bijzonder goed gestemd. Maar spoedig
klonken zij weer, de oude, lieve wijzen, de
liefste op aarde, weder lietkoosden zij in
woord en toon en als toen zij ze voor de
eerste maal hoorde, werd zij onweerstaanbaar
in zijn armen getrokken. Bij de herinnering
aan den eersten avond en aan alles, wat
daartusscheu lag, was het, of iets in haar
boorde en groote, heete tranen rolden langs
baar wangen.
Mijn Hartekoningin, mijn alles op
aarde fluisterde hij teeder.
Zoo voel je misschien vandaag, Julius,
maar morgen..,
Morgen neem ik twee maanden verlof
eu dan trekken wij alle drie eenige heerlijke
weken naar buiten en den vleugel nemen
we óók mee.
Zij waren naar het venster gegaan en hij
had haar op zij tv knie getrokken. Iu den
helderen zomernacht zag hij, hoe het bij
zijn eerste woorden in haar oogen van geluk
straalde; zij pruilde echter, toen zij hoorde,
dat de piano mee moest.
Wil je buiteu dan ook werken
Ja, lieveling.
Wat wil je (het was al zoo lang ge
leden, dat zij in zijn werkplannen had mee
gesproken) dan doen
Wij moeten in alle ernst het oude
lied repeteeren, Hertha, het gedeelte, dat
alles luidt
„Ach, slechts voor u in de wijde wereld,
Mijn Hartekoningin, zing ik nog
Denk eens, die had ik bijna vergeten.
Zij drukte zich tegen hem aau en ver
borg het hoofd aan zijn borst.
Waar denk je aau, Hertha
Ach, ik bid God.., als dit slechts een
droom is, zoo genadig te zijn, mij er nooit
meer uit te doen ontwaken.