Mijn hartekoningin. Gemengd Nieuws. Handelsberichten. Burgerlijke stand. zij zal ontroering wekken in heel den lande. Geen schrijver te ontzent heeft ooit zich verheugd in een populariteit als van Hilde- brand. Niemand heeft er zich over ver wonderd, dat deze blijmoedige gezonde man zoo ond werd De schoone grijsheid paste zoo wel bij de voorstelling, die men van hem had. Telkens en telkens hoorde men nog weer eens iets over hem Toen is opeens de tijding gekomen Beets is ziek, en het nader bericht dat niemand meer veel hoop liet. Zacht en kalm is hij heengegaan. Vrijdag middag om hall vijt. Om twaalf uur was de boodschap geweest dat er nog geen direct gevaar was, hoewel de toestand hoogst ernstig seinen. De dood is betrekkelijk nog onverwacht ingetreden. Groot is de belangstelling geweest, welke de algemeen beminde grijsaard tijdens zijne laatste ziekte heeft mogen ondervinden. O 1 Nicolaas Beets is den 13en September 1814 te Haarlem geboren. Hij was de oudste zoon en bet tweede onder zeven kinderen van den scheikundige, lector aan de clinische school, Martir.us Nicolaas Beets en van Maria Elisabeth de Waal Malefijt en heelt zich door zijne gedachten als pro za, vnl. de overbekende Camera obscura groote naam als populariteit bezorgd. De nieuwe minister van marine. Bij Koninklijk besluit van 13 Maart 1 903 no. 4 is, met ingang van 16 dezer: lo.de minister van oorlog, de gepensionneerde luitenant-generaal J. W. Bergansius, adjudant in buitengewonen dienst van Hare Majesteit de Koningin, eervol ontheven van het be heer van het departement van marine ad interim, ouder dankbetuiging voor de door hem in deze den lande bewezen diensten 2o. benoemd tit minister van marine, de schout-bij-nacht A. C. Ellis, directeur en commandant der marine te Willemsoord. De nieuwbenoemde minister van marine, schout-bij-nacht Ellis, werd in 1846 gebo ren. Op 14-jarigen leeftijd kwam hij als adelborst op het Instituut te Willemsoord en 4 jaren later trad hij in het officiers korps. Schout-bij-nacht Ellis heelt dus een officiersloopbaan van 40 jaren achter zich. Herhaalde malen wist hij zich te onderschei den door zijne kundigheden, en reeds als luitenant ter zee viel hem de eer te beurt van to worden benoemd tot ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw. Ook is hij gerechtigd tot het dragen van het Eereteeken en van de Atjehmedaille. In 1884 was de heer Ellis gedetacheerd bij het departement van marine ter waarneming van de betrekking van adjudant bij den minis ter. Het volgende jaar werd hij adjudant van den cimmandant der zeemacht in Indië. In 1889 werd hem opgedragen onze regee ring te vertegenwoordigen bij de te Was hington te houden internationale conferentie voor het herzien der voorschriften tot voor koming van aanvaringen op zee. In 1894 werd de toenmalige kapitein-luitenant ter zee Ellis belast met de betrekking van inspec teur van den marine-torpedodienst aan het departement van marine, en tevens lid der commissie tot bet examineeren van zeeoffi cieren en adelborsten. Van 1895 tot 1897 was hij chef vati de afdeeling personeel aan het departement. In laatstgenoemd jaar werd hij gedetacheerd te Vlissingen om tegenwoordig te zijn bij het gereedmaken van het pantserschip Zeeland, over welker, bodem hem later het bevel werd opgedragen. Later maakte hij met het nieuwe pant— serscliip Utrecht een reis naar West-Indië, waar hij gedurende 1901 en in 't begin van 1902 stationscommandant was. Weinig maanden nadat hij eervol ontheven was van het bevel over laatstgenoemd oorlogeschip, werd hij in Juni van het vorige jaar belast met de waarneming van de betrekking van directeur en commandant in de marine-di rectie Willemsoord en tevens van comman dant van de stelling te Den Helder. Ten vorigen jare was schout-bij-nacht Ellis o a. aangewez en om aau boerd van de Holland onze zeemacht te vertegenwoordigen bij de mariticmerevue te Spithead, Voor zoover bekend is heeft de nieuwe minister zich bij geen politieke partij aan gesloten. Kuiitsiieuvcl, Onze trambode J. Wolf is benoemd tot brievenbesteller alhier. Wij teliciteeren dezen ijverigen beambte van harte met zijn promotie. Drongclsehe Veer, Tot kapitein brugwachter der Stoompont alhier is benoemd R. Dijkstra in 's rijksdienst werkzaam te Besoijen. Raaiusdotiksveer, 13 Maait. Donderdag avond derailleerde alhier ten hoogte van het café Greve eeu goederenwagen der Z. S. M. Daar door het personeel der Stoomboot— reederij M. Verschure Zn krachtige hulp geboden werd kon de tram na een uur ver traging vertrekken. Een déraillement van den Zuidcr Stoomtram begint een alledaagsch gevalletje te worden. Uil Breda Eenige dagen geleden is onder de militai reu een pamflet verspreid, waarin de mili ciens werden opgewekt om te gaau denken. Het strooibiljet bevatte echter niets anti-militaiiistisch desniettegenstaande wer den den volgenden middag alle kisten en kasten der militairen aan eeu streng onderzoek onderworpen, terwijl allen, in wier bezit zoo'n protocol gevouden werd, met strenge straffen bedreigd werden. Het ondeizoek had echter geen resultaat, daar zij, die het papier nog bezaten, het zorgvuldig verbor en hadden. Het lang onder de wapenen houden der miliciens begint op een gedeelte van het vrijwillig dienend kader niet gunstig te werken, mi at nu van hun krachten nogal veel gevergd wordt. Het gevolg daarvan is, dat ze met weinig toegenegenheid hun dienst doen en dit dan weieens yaan verhalen op rle soldalen, die aan hun leiding worden toevertrouwd. E-n sterk «prekend staafje werd in het begin dezer week geleverd doei een sergeant-majoor-iitulair, dienstdoend luitenant te velde va het derde bataljon. De man begon zijn dienst met de bedrei ging „als je me' verd goed exerceert vanmiddag, dan zal ik je eerst laten loopen tot vijf uur en dan vanavond nog een paar uurtjes straf late i exerceeren". Er werd slecht geëxerceerd. „Nu zullen we een kijken, wie het wint", was het toen, „jullie met slecht exerceeren o! ik met coinmaodeeren. Maar ik waag er m'n longen aan". En werkelijk, de mao commandeerde onafgebroken één uur lang en werd op 't laatst zóó heesch, dat hij, tegen wil en dank, rust moest geven. Hij liet zijn klas ten slotte inrukken met de niededeeling, dat hij allen om het geringste vergrijp zou lateu straften. En werkelijk, hij heeft woord gehouden, want gistereu werden reeds eenigen „omdat ze niet oplettend geweest waren bij de oefeningen" veroordeeld tot eeu der, voor soldaten, zwaarste straffen, die volgens het reglement van krijgstucht kunneu worden opgelegd. Gelukkig echter, dat niet alle superieuren zoo handelen. Er zijn vele gunstige exepties. Zoo exerceerden dezelfde soldaten gister middag, onder commando van een sergeant, die uit het Nieuwsblad had vernomen, dat de oefeningen zoo vervelend werden bij gebrek aan variatie. Hij zou daarom dien middag eens van alles wat nemen. En werkelijk, het gelukte hem zijn leerlingen zoo aangenaam bezig tc houden, zóó, dat niemand zich verveelde. Nog aangenamer werd een andere compagnie beziggehouden metkrijgertje spelen. Wie heeft 't ooit op de viool hooren spelen, getrouwde meuscheu ktijgertje te laten spelen Moordaanslag 1 Maandagavond laat heeft zich in de Zand straat te Amsterdam het volgende drama afgespeeld Sedert eenige tijd was door den 19—jari gen De Wit verkeering gezocht met een 19— jarig meisje, maar haar familie had den om gang met de Wit steeds tegengehouden. Toen het meisje Maandagavond, na eenige boodschappen te hebben verricht, in d Zandstraat liep, kwam de Wit haar plotseling opzij loopen en vroeg haai weer om verkeering Toen het meisje verklaarde niets van hem te willen weten, trok hij een revolver en loste eeu schot dat haar in de linkerborst tiof. De Wit loste toen eenige schoten op zichzelf, die echter niet troffen. Door eenige voorbijgangers en eeu politie agent werd de Wit gegiepen en aan het politiebureel Hal gebracht. Het verwonde m.isje werd naar het gast huis vervoerd, daar ter verpleging opgenomen aan de ouders werd het gebeurde mede gedeeld. Gelukkig bleek de verwondig niet gevaar— en kon zij reeds door den hoofdinspecteur van politie L. B. P. C. Sikkens worden gehoord. Het is gebleken, dat de dader reeds vroe ger bedreigingen had geuit tegen het meisje. Hij is ter beschikking der justitie gesteld. De revolver is in beslag genomen, nadat hij het wapen had weggeworpen. Men zal zich de vreeslijke geschiedenis herinneren van het Engelsche schip Veronica. Het voer in December van Nieuw-Schotland naar Montevideo. Onderweg vermoorden drie matrozen de geheele overige bemanning, zeven manzij spaarden alleen den kok, een neger. Daarna staken zij het schip in brand en roeiden weg. Zij kwamen op het onbewoonde eiland Cajneira, en vandaar haalde de Brunswick, een voorbijgaande stoomboot, hen af. Op weg naar Lissabon bracht de neger de geschiedenis uit en de vier man werden gevankelijk te Liverpool aangebracht. Woensdag is het geding voor den magistraat begonnen. De beschuldigden zijn Octo Monson, 18 jaar; Henry Flohr, 19 jaar; Gastab Rau, 29 jaar, en William Smith 30 jaar. De drie eerstgenoemden zijn, naar het heet, Duit- schers en de vierde een Nederlander. Aan de waarheid van het verhaal van den neger valt uauwelijk meer te twijfelen, nu Flohr om zijn hals te redden alles bekend heeft. Hij wordt nu als getuige gehoord. Uit de verhalen van den neger en van Flohr blijkt nog niet waarom de algemeene moord begaan is. De hoofdaanlegger schijn' wel Rau te zijn. De neger werd gespaard op aandringen van Smith, omdat hij, „niets gedaan had." Men liet hem zweren niets te verklappen en beduidde hem, dat men hem toch niet gelooven zou, omdat hij een neget was en de blanken allen heizelfde verhaal zouden doen, een man was aan gele koorts bezweken, eeu ander uit den mast gevallen, het schip was in brand geraakt enz. De moordenaars waren vijf in aantal, ei dan was er de kok. Eiken dag herhaalde Rau het vei dichte verhaal twee of driemaal voor de anderen, en deze moesten om de beurt de les opzeggen. Twee matrozen Bravo en Johansen, mannen met zwakke hersens, konden de les niet van buiten lee— ren, en werden doodgeschoten. Zoo waren er nog drie en de kok. De eerste moordeD werden meest verricht door de slachtoffers met een konfeinagel bewusteloos te slaan en daarna overboord te gooien, soms na een revolverschot op den koop toe. De kapitein gewond wist nog in in ziju hut te komen en zich daar te ver schansen. Maar ten slotte kregen zij hem eruit en hij werd door het hoofd geschoten. De tweede stuurmau viel met een schot in het lijf overboord, en terwijl hij voorbijdreef schoot oren nog op hem. Over een week wordt de behandeling voortgezet. WAALWIJK 5 Maart, 19037 De hoorn veemarkt was heden redelijk goed voorzien van melk- en vetvee en de handel was tamelijk vlug. Kalfbeesten f 140 a f 215, Dito vaarzen f 140 a f 185 Jonge varkens aangevoerd 95 stuks, verkocht van 1' 6.a f 10.75 Ter botermarkt afgeslagen en verkocht 705 ky van 1 l.Oï n 1 1.29 per kg. Eieren 21/i a 37s cent per stuk. De importeur* van huiden hebben eene geringe concessie toegestaan op de prijzen van oude reeds eenigszins lang aanwezige pakhuishuiden, waardoor de verkoop in die soorten iets vlugger is gegaan, maar voor prima waar blijft de hooge inarktgang goed standhouden. Te Antwerpen komen tegen a. s. Woens dag 18 dezer bij inschrijving aan de markt 9500 stuks droge Cuyaba-huiden van tame lijk goede kwaliteit voor dat soort, deze zullen hunnen weg bij koopers wel vinden. De voorraad bedraagt aldaar thans in t geheel 43081 stuks, zijnde slechts x/s gedeelte van het normaal cijfer. Voor leder bestaat goede vraag maar de prijzen laten nog veel te wenscheh over, gemiddeld is er eene verhooging ingetreden van 5 pCt. terwijl de ruwe waar in vergelijking van verleden jaar om dezen tijd meer dan 10 pCt. gestegen is en toen was de verhouding reeds slecht, 't Is dus voor de leerlooiers nog alles be halve couleur de rose. DUSSEN, 12 Maart. Boter prijs per K.G. van f 1.07 a f 1.16. Markt gezet op f 1.12. Aanvoer 109 K G. Eieren f0.70 de 26stuks. WAALWIJK. GEBORENJacobus z. v. P. v. d. Laak en G. Oomens. Wilhcimina Petronella d. v. A. J. II. Keraperman eu H. Schoenmakers. Adrianus z. v. J. Slaats en P. M. v. d. Houdt. OVERLEDENM. C. Ca9telijns 41 j. echtg. v. C. Snoeren. A. M. Mulders 6 mnd. HUWELIJKEN: J. v. d. Zaken 30 j. en J. F. Treffers 27 j. P. l'ruijssers 30 j. en D. M. Vos 25 j. Op den weg der tonen hadden zij elkaar ten slotte gevonden, op dien der tonen en der poëzie. Zij herinnerde zich nog zoo precies dien zomer en hoe zou zij hem ook ooit kunnen "ergeten Hij was de broeder van den eigenaar van het mooie landgoed en zij de beste vrien din van mevrouw. Dadelijk toen zij er in Juni was komen logeeren, hoorde zij iede- ren dag over Julius praten. Julius, de doe-niet! zeide de heer des huizes, maar zijn gezicht straalde gelukkig, als hij over den broeder sprak. Wij zullen er mee wachten, tot Julius komt, zeide mevromw, als er sprake was van een verren tocht, een visite in den omtrek of een ander amusement. Liese mag de wei niet in, want zij moet mijnheer Julius van den trein lra.en, verklaarde de koetsier, toen Hertha hem vroeg, waarom de grijze merrie alleen in den stal moest blijveD, terwijl al Ii2ar ka meraden buiten in de wei hun volle vrijheid genoten. Nu is de kamer van mijnheer Julius geheel in orde, rapporteerde ten slotte de kamermeid. Eu in den namiddag van denzelfden dag kwam hijzelf met zijn donkergelokt jonge- mannenhoofd, zijn vioolkist en het beste diploma als kapelmeester, dat dit jaar door het Conservatorium was uitgereikt. De muziek was ook het liefste ontspan ningsmiddel van Hertha, maar het duurde eenige dagen, voor zij zich durfde inlaten met den „kapelmeester/', wiens grootere be kwaamheid zij spoedig erkende. Nadat ech ter het ijs eenmaal gebroken was, kwam er geen eind aan de duetten, zoowel voor zang als voor viool met piano. Julius was eeu Zondagskind der muzen. Niet alleen, dat de tonen zich naar zijn ge voel en zijn gedachten lot mooie, bekoor lijke melodieën vormden, maar hij had ook een hooge, volle tenorstem en niet weinig dichterlijk talent. De weinigen, die zijn kleine dichtproeven gelezen hadden, von den er mistchien niet zooveel aan, maar als hij ze in het muziekgewaad kleedde, dat hijzelf gemaakt had, en ze zelf speelde of zong, wist hij iedereen te boeien. Eu het minst van allen was Hertha be stand tegen zijn toovermacht. Zij genoot met volle teugen en voelde een geluk als nooit te voren. Zij was overmoedig, vroo- lijk, tevreden en geestig en er verliep een heele maand, zonder dat zij er ook maar even aan dacht, dat aan den zomer toch ook een eind moest komen. Dan kwam één van die onbeduidende toe vallen tusschenbeiden, die plotseling ver blindend licht werpen in den meest verbor gen hoek van 't hart, als het geluk in lijden en de vreugde iu lange, slapelooze nachten in tranen verandert Zij moest zich losruk ken zoolang het nog mogelijk was, zij moest weg, ver weg, en hem nooit terugzien. En op een morgen vertelde zij met een onverschilligheid, die te sterk scheen, om natuurlijk te zijn, en in uitdrukkingen, wel ke zij lang van buiten geleerd had, dat zij aanstaanden Dinsdag „Boomlusl" moest ver laten. Het was, of een bom aan de koffietafel was ontploft» Mevrouw was „verontwaar digd" en mijnheer //woedend"; alleen Juli us zei niets en sneed zijn broodje, of hij niets gehoord had. Maar waarom in 's hemelsnaam Hertha had een brief gekregen, beweerde zij. Zij was in besprek geweest over eeu betrekking... Maar sedert eergisteren is er geen brief voor u gekomen en ge hebt er niets van gezegd... Zij had er in het begin niet aan gedacht de betrekking aan te nemen, maar na lan ger nadenken... ja, heusch, zij moest ver trekken. Van het oogenblik af, dat dag en uur van de scheiding bepaald waren, hield zij zich niet zoo schuw meer van hem afge zonderd als in de lartste dagen. En zoo zaten zij den laatsten avond alleen in het salon. Of zij het duet nog eens voor het laatst zouden zingen Neen, zij was niet gedisponeerd. Of zij hem een paar oude, bakende dingen wilde accomp.igneeren? Hij moest het niet niet kwalijk uetnen, zij was zoo moe. Daarop ging hij aan den vleugel zitten en begon te fantaiseeren en zij nam voor het venster in een armstoel plaats. En de rhapsodische melodieën vloeiden tot een nieuw toongedicht samen, dat haar wangen tot gloeien en haar hart tot heviger kloppen bracht. Het waren weeke, sineekende, har telijke tonen, die heel in de verte scheneu te komen en, als zij dichterbij kwamen, ver anderde de weekheid in kracht en het smee- ken in jubelen, en opgewekt en fier ein- digdeu de melodieën als een zegezang. Zij luisterde met ingehoudeu adem, alsof haar een vraag was gesteld, waarop ant woord verwacht werd. Dat was prettigHoe hebt u dat ge noemd Hoe weet u, dat het van mij is Dat... ja, dat weetik. Hoe heet het „Mijn Hartekoningin/' Mag ik u misschien de woorden voorzingen Het komt soms voor, dat ook dichters van klein talent en iets anders was Juli us in de woordpoëzie toch niet zich hoog boven huu gewoon niveau verheffen en iets geweldigs scheppen onder den invloed van een sterke gevoelsopwinding. Hertha verbleekte. Zóó iets had hij nog niet gedicht, zoo zou hij zeker nooit meer zingen. Natuurlijk vulde zich haar borst met onbedwingbare, onuitsprekelijke vreug de en als gehypnotiseerd liep zij naar de piano. Toen de laatste, jubelende toon uitge storven was, lag zij in zijn armen. Zij waren verloofd. Mijn schat 1 fluisterde hij teeder en streelde beur blonde haren. Je begrijpt toch wel, wie mijn Hartekoningin is Of zij het begreep Hertha vertrok natuurlijk niet, nam ook geen betrekking aan, maar des te meer zongen zij duel ten. Toen zij een paar dagen later alle vier in het salon bijeen waren en Julius als naar gewoonte voor de piano zat en „bonkte", zooals zijn broeder weinig eerbiedig zijn //fantaiseeren" noemde, kwam hij in de eerste maten vau de //Hartekoningin// te recht. Maar plotseling brak hij af, stond snel op en sloeg het deksel van het klavier dicht. Waarom doe je dat vroeg Hertha verwonderd. Dat moet alleen voor jou zijn, alleen voor jou, begrijp je? Zij voelde, dat zich daarachter een opof fering verborg, zij voelde instinctief, dat hij nooit iets beters zou scheppen en zij juichte bij de gedachte, dat dit beste, heerlijkste haar alleen zou toebehooren. Zijn talent en zijn innemende persoon lij kLeid bezorgden hem een winstgevende positie als muziekdirecteur in een groote provinciestad, in welker gezelschapsleven Julius spoedig het middelpunt vormde, verwend en vertroeteld door allen, bewon derd door de vrouwen en benijd door de manQen. Maar soms trok hij zich geheel terug, sloot zich met Hertha van de menschen af en vervroolijkte haar hart door de tonen, welke slechts voor haar alleen waren. En dan mocht geen ander meeluisteren dan de kleine, die een jaar na hun huwelijk de wereld kwam inkijken. Ten slotte echter bleef er geen avond meer voor de //Hartekoningin/' over. Hij werd heen- en weergejaagd, van feest tot feest, van partij naar partij, en daar zij hem niet altijd kon vergezellen, moest hij soms wel alleen gaan. En hij reisde de wereldsteden rond als accompaguateur van wereldberoemde zangeressen en bracht de mooiste fotografieën mee in kabiuetformaat met vleiende, soms zeer warme opdrachten op de achterzijde in het Eransch en het llaliaansch. Eenige van de diva-portretten werden thuis zelfs op den vleugel gezet, die bijna nooit meer geopend werd. Hij gebruikte dien iu het repetitie-lokaal en zij „had geen lust.// Haar blond kopje keerde zich naar hem toe, zooals de bloem zich naar de zon wendt, als hij, omzwermd, bewonderd eu gevierd, zich met dames onderhield. En als hij onder bijvalgedaver na het spelen vin een stuk de oogen opsloeg, ontmoetten hem altijd, ver of dichtbij in de zaal, maar al tijd zóó, dat zij hem met haar blik konden omvatten, een paar blauwe oogen, die in liefde straalden. Hij richtte het altijd zoodanig in, dat hij één- of tweemaal in den loop van den avond in haar nabijheid kwam, en dan sprak hij tot haar een paar vriendelijke woorden, of streelde haar wangen, of drukte haar hand. Op weg naar huis echter was hij meestal stil en verdiepte zich in de her inneringen van den avond en telkens zeld zamer vroeg hij haar, hoe zij zijn nieuwe composities vond. Hij meende, dat hem de dames al genoeg daarover zeiden. Zij voelde, dat hij haar meer en meer ontgleed. Het kwam niet in haar op en zij had er ook geen aanleiding toe, jaloersch op een bepaalde onder de vrouwen te zijn, die hem omringden, vergoodden en hem om //lessen7 vroegen. Maar zij was ijverzuch tig op haar allen, omdat zij zijn tijd en zijn gedachten in in beslag namen, op het ge zelschapsleven, zelfs op zijn genialiteit, die haar toch tegelijkertijd zoo trotsch maakte. Misschien zou zij minder hebben geleden, als er sprake was geweest van één enkele vrouw. Dan zouden de wereld, de liefde, haar moederrecht haar te hulp gekomen zijn, dan had zij kunnen denken, dat het slechts een voorbijgaande roes der zinnen was maar de velen waren vereenigd te sterk tegenover haar. En de smeekende, fluisterende, juichende tonen van zijn //Hartekoningin", zij had ze nu al in jaar eu dag niet gehoord. In het begin van den zomer werd een groot muziekfeest gegeven. De voornaamste kunstenaars van de Opera waren in een vacantietournée ook in de stad gekomen, waarin Julius woonde eu alles, wat in de stad op dit gebied van muziek den toon aangaf had zich na afloop van het concert verenigd aan een diner ter huldiging van de gevierde zangers. Men wilde daarbij ook met de plaatselijke muzikale grootheden schitteren eu Julius moest op het podium als violist en als pianist en mooie kopjes omringden hem en witte handjes werden ijverig en smeekend op de mouw van zijn rok gelegd. Toen hij zich eindelijk weer naar de piano kruk had laten bidden, wist hij bijna niet, wat hij zou spelen. Hij liet de handen pre- duleerend over de toetsen glijden en daarop slopen weeke, innige, smeekende accoorden te voorschijn. Plotseling keek hij op, alsof iemand hem geroepen had. Daar, bij de deur, stond Hertha van haar stoel op en drukte hartstochtelijk de hand op het hart en staarde hem met oogen vol ontzetting aan. En toen zij zijn blik ont moette, smeekte iedere trek in haar gelaat de met tranen gevulde oogen, de roode lippen: Dat niet, Julius! Neen, d&t niet! Heriuner je je niet?,.. Er was iets in zijn hart, dat bij dezen augstigen blik beefde en de eerste maten van „Mijn Hartekoningin// braken af in een vreemden dissonant. Julius verontschuldigde zich en een poos je later liepen beiden door de straten naar huis. Hertha keek met ingehouden tranen naar hem op, legde de hand up zijn arm en fluis terde Vergeef me! Ben je heel boos? Het was kinderachtig.., maar je hadt me eens beloofd... Ja, dat heb ik, antwoordde hij en drukte haar arm vaster tegen zich aan. Dan gingen zij de stoep op en het huis binnen, maar in plaats van, zooals gewoon lijk, zich gauw naar de slaapkamer te be geven, zich uit te kleeden en de lichten uit te doen met een vluchtig„Goeden nacht liefste", sleeg hij een arm om haar heen en trok haar mede naar het salon, waar hij haar in een armstoel zette en een kus op haar bloude haren drukte. Eu daar op ging hij naar den vleugel, zette er on geduldig alle fotografieën at op du canapé, opende het instrument en begon te spelen. Hij lachte eenigszins weemoedig. Zijn piano, het instrument van den meester, was niet bijzonder goed gestemd. Maar spoedig klonken zij weer, de oude, lieve wijzen, de liefste op aarde, weder lietkoosden zij in woord en toon en als toen zij ze voor de eerste maal hoorde, werd zij onweerstaanbaar in zijn armen getrokken. Bij de herinnering aan den eersten avond en aan alles, wat daartusscheu lag, was het, of iets in haar boorde en groote, heete tranen rolden langs baar wangen. Mijn Hartekoningin, mijn alles op aarde fluisterde hij teeder. Zoo voel je misschien vandaag, Julius, maar morgen.., Morgen neem ik twee maanden verlof eu dan trekken wij alle drie eenige heerlijke weken naar buiten en den vleugel nemen we óók mee. Zij waren naar het venster gegaan en hij had haar op zij tv knie getrokken. Iu den helderen zomernacht zag hij, hoe het bij zijn eerste woorden in haar oogen van geluk straalde; zij pruilde echter, toen zij hoorde, dat de piano mee moest. Wil je buiteu dan ook werken Ja, lieveling. Wat wil je (het was al zoo lang ge leden, dat zij in zijn werkplannen had mee gesproken) dan doen Wij moeten in alle ernst het oude lied repeteeren, Hertha, het gedeelte, dat alles luidt „Ach, slechts voor u in de wijde wereld, Mijn Hartekoningin, zing ik nog Denk eens, die had ik bijna vergeten. Zij drukte zich tegen hem aau en ver borg het hoofd aan zijn borst. Waar denk je aau, Hertha Ach, ik bid God.., als dit slechts een droom is, zoo genadig te zijn, mij er nooit meer uit te doen ontwaken.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1903 | | pagina 6