Nummer 28
Zondag 5 April 1903.
26e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
Dienstbaarheid.
1.1 IIILIlMIfillllli.
A N T O O N TIELEI,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN,
LANDBOUW.
U i t oever:
UN DUSTRIËELEN.
FEUILLETON.
Intensieve Cultuur.
sesswcna
Een aristocratische schurk aan 't
werk.
Waalwpsclie en Laixslraalxrke Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en
A b o n n o in e n t s j) r ij s per 3 maand
Franco per post door liet geheele rijk 1
Brieven ingebonden stukken gelden
Uitgever.
Zaterdagavon d.
o.
n fü.'
0.90.
enz., franco
zenden aan den
WAALWIJK.
Advketbntibn 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Smaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
De Kamer van Koophandel en 1'abrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van bet verslag over 1902.
Heeren Industriëeleu worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den Voorzitter in te zenden.
De Kamer van Koophandel en Fabriehen
voornoemd.
Dit is des menschen bestemming, dat hij
aan alle menschen diensten bewijst. En er
is een regeling, die der noodzakelijkheid,
door welke zulks mogelijk wordt gemaakt.
Nu is het niet zoo ingericht, dat wij van
de duizenden wijzen, waarop ons dienstbe
toon te benuttigen is, eerst een overzicht
krijgen, om vervolgens, na zorgvuldige ver
gelijking een keus te doen. Voor zulk een
onderzoek zou het langste leven veel te
kort zijn. En dan zou het nog weieens kun
nen gebeuren, dat wij na eenigen tijd tot
de ontdekking kwamen, niet gelukkig te
zijn geweest in dï greep.
De regeling is evenwel aldus, dat er een
commissie is, die van elk der tot dienen
zich gereed houdende personen de vermoe
delijke geschiktheid keurt, om hem daarna,
in verband met de verlangde diensten, zijn
plaats aan te wijzen. Als het zoo was, de
klachten over willekeurige beschikking zou
den dag en nacht langs de geheele aardop
pervlakte weergalmen. T Zou ook niet lang
duren, of de menschen hadden in verwoe
den strijd de quaestie van de voorkeur op
gelost door den ondergang der strijders.
Nu verbeelden wij ons wel, dat zoo ons
eens werd opgedragen zulk een algemeeue
dienstregeling, wat toch feitelijk de uitwen
dige bouw dor maatschappij is, samen te
stellen, zij heel wat beter in elkander zou
zitten dan die waaraan wij tot op den dag
van heden onderwerpen zijn. De wisseling
van diensten zou regelmatiger en billijker
■jljggzr~~-—i racri
de afbakening eerlijker, de keuze vrijer zijn.
De bestaande regeliffg is gegroeid, niet naar
een vooraf vastgesteld be3tek gemaakt, en
vertoond dientengevolge veel grilliger vor
men, onschoone uitwassen, schadelijke boch
ten. Er is geen gebruik gemaakt van maat
stok en passer.
Zonder iets af te dingen op het organi-
seerend talent van degenen, wien de aan
schouwing van dat onvolmaakte stelsel de
begeerte in het hart zendt, er eens een an
der voor in de plaats te mogen schuiven,
moeten we ons er toch maar in verheugen,
dat de gelegenheid tot die vervanging niet
is verleend. Kon weieens tegenvallen,
wat zij te voorschijn braehteu. Daarenbo -
ven, de mogelijkheid ware niet uitgesloten,
dat onderscheiden architecten den bouw te
gelijk ontwierpen en van die verschillende
plannen de indiening leiden zou tot veel
erger dingen dan van zekeren torenbouw in
de mythische oudheid worden verlnald. La
ten er dan, in het vrij opgegroeide, waar
aan we toch al de voorgaande geslachten
zich hebben zien gewennen, eenige in ons
oog onschoone bochten en werkelijk ondoel
matige oneffenheden bestaan, het zal met
de maatschappij, mits zij maar in de vrije
lucht haar levensfunctiën mag verrichten,
net gaan als met de levende organismen,
welker ontwikkeling wij kunnen waarne
men; niet voor het doelgeschikte vormen
worden afgeworpen, krachteloos geworden
door gebrek aan werkzaamheid.
liet is zoo maar het bestein hét
wereldsch gewoel komen we ergens terecht,
waarheen de omstandigheden onze aanleg,
ook een weinig onze voorkeur, wegwijzers
zijn geweest. Daar vinden de krachten, die
wij niet ongebruikt kunnen laten, iets, te
doen en krijgen wij keunis van de wijze,
waarop het te doen. En dan, gedreven door
den algemeenen maatschappelijken dienst
plicht, nemen wij de taak ter hand die ons
is opgelegd en vervullen wij haar op de
best mogelijk wijze.
Met het woord noodzakelijkheid bedoelen
wij niet enkel een maatschappelijke. Het
„wie niet werkt, zal ook niet eten" is nog
niet tot een z66 onwrikbaar vaststaande
wet geworden, dat het als grondslag der
sociale ordening is aan te merken. Dat
komt later, en intusschen kunnen wij, voor
wie die wet wél bestaat, ons bepalen tot
hetgeen gevorderd wordt om haar in
uitvoering te brengen.
Maar dat is hei eenige niet, en ook niet
de quaestie, die tegenwoordig de menschen
Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
EERSTE GEDEELTE.
(31)
NEGENDE HOOFDSTUK.
in beweging brengt. Wij hebben er niets
tegen te moeten dienen velen begrijpen ook
dat het dienen voor hen uit een oogpunt
van lichamelijke en geestelijke ontwikke
ling iets onvermijdelijks is, en wanneer wij
gingen betoogen, dat ons geslacht geen stap
verder zou gekomen zijn, indien het zonder
eenig gebruik van arbeidsvermogen in al
zijn behoeften had kunnen voorzien, dan
zouden wij vermoedelijk niet veel tegen
spraak uitlokken. Wat ons gevoerd heeft
tot het standpunt, waarop wij ons thans be
vinden, en wie na ons komen veel verdere
stoffelijke en zedelijke overwinningen zal
doen behalen, is juist de omstandigheid, dat
er iets keer wordt begeerd dat het oogen-
blikkelijk bereikbare, dat de behoeften iets
verder gaan dan tot aan de grens van het
geen men zich kan verschaffen. Doch daar
komt dan de vraag van de wederdiensten
bij te pas. Voor wat wij geven willen wij
meer terugontvangen dan wij krijgen. Niet
de som der bewezen diensten, maar die wel
ke ons persoonlijk worden bewezen, achten
wij Ie gering. De oorzaak ligt niet in den
aard van het werk, maar in de verdeeling.
Ja, dat is het vraagstuk. Daar hebben
reeds sinds de alleroudste tijden den men
schen het te kwaad mee gehad, 't Is net
als in een huisgezin, waar niet het verkrij
gen maar het verdeelen van den koek den
meesten last veroorzaakt. Men heeft gezocht
en is nog altijd zoekende naar een geschikte
formulier, om die op de verdeeling toe te
passen. En gelooft maar niet, dat zij van
daag of morgen gevonden zal worden wij
houden het er voorverschijnselen die het
tegendeel doen vermoeden zijn nog niet te
bespeuren dat de menschneid tot op de
hoogste trappen van ontwikkeling nog zal
blijven zoeken naar verbeteiing in het re
gelen van de maatschappelijke verhoudin
gen, ja, dat dit zoeken voor haar een levens
voorwaarde is, een noodzakelijk opvoedings
middel, een oefening, die geen dag mag
worden nagelaten. Zoo heeft het zoeken
naar de wiskundige onmogelijkheid van de
quadratuur van den cirkel den wetenschap-
pelijken arbeid bevorderd en hebben ver
schillende pogingen tot ontdekking van den
steen der wijzen of het elixir, hetwelk ou-
edele metaleu in goud moest omzetten, tot
menige vinding op het gebied der schei
kunde geleid.
Over de verhouding tusschen dienst en
wederdienst zullen we met meer vrucht kun
nen redeneereu, naarmate hetgeen wijzelven
hebben aan te bieden hooger waarde krijgt.
Het is de zaak van een verkeerde zijde
aanvatten, als men dit wil verminderen
in evenredigheid tot hetgeen ontvangen
wordt* als men, het laatste onvoldoende
vindende, daarom ook met het eerste blijft
beneden gestelde eischen, want daarmede
wordt het algemeen belang geschaad, (lat
het hoogst moet staan. En het alleronvei-
standigste zal wel zijn dat de kinderen, bij
hun twisten over de verdeeling van den
koek, dien in de modder werpen of .op een
andere manier buiten gebruik stellen. Daar
zijn menschen die op zulk een methode
van oplossing aansturen.
sident. lleeds zoolang zocht ik daarnaar, nu heb
ik hem in handen en zal hij mij, zoo waar ik
rentmeester Jonas heet, niet ontkomen. Hij heelt
mijn ouden meester genoeg verdriet aangedaan.
Eu de anderen, ja, in Godsnaam, die moeten zich
zelve don maar zien te redden.
En na deze alleenspraak, of beter, onder deze
alleenspraak verdwijnt ook rentmeester Jonas in
het dichte woud, doch juist langs de tegenover
gestelde zijde als de president.
Bovenal heeft het „zich geven" een ze
delijke waarde. In dien zin wordt het door
niets van al hetgeen het leven bevat, over
troffen.
Het geluk van het menschengeslacht be
vorderen, dat is het algemeene voorschrift
en daaraan zij al ons doen, al ons denken
onderworpen. Daar zijn er die regelen en
bevelen, daar zijn er ook die volgen en
gehoorzamen, maar die allen hebben zich
te richten naar één beginsel.
Niets is minder waar dan hetgeen wij
vaak hooren beweren, dat wie zijn wil on
dergeschikt maakt aan den wil van een
ander, aan slaafschheid schuldig staat. Er is
een onderwerping die hoog verheft en dienst
vaardigheid is een deugd waarvan de be
oefening allen is aanbevolen. Zij is de
meest practische, tevens de meest in het
oog vallende vorm der humaniteit.
En ziet eens, wat zou de maatschappij
zich rustiger ontwikkelen en spoediger ont
daan zijn van vele der vlekken en uit
wassen, door welke zij is ontsierd,^indien
wij allen onze diensten gaven met mildheid,
zonder er op te willen afdingen wat zou
de samenleving gezelliger zijn, indien we
de bescheiden diensten, welke wij geven
kunnen, niet trachtten op te vijzelen tot
iets voortreffelijks, waarvoor de wereld ons
wel mocht beloonen met ruime gaven en
warme hulde daarbij.
Wie zichzelf zoekt en niets dan dat, heeft
natuurlijk ook kans van vinden. Doch daar
na zal hij tot het treurig gevoel komen,
dat het gevondene frniet veel zaaks" is.
Zoo'n stekeligen egoist, wat heb je er aan
Menschen, die er op uit zijn steeds ge
diend te worden, en dat verre verkiezen
boven zelf dienen, voelen zich, al kunnen
zij aan hun voorkeur gevolg geven, toch in
't eind teleurgesteld. Dat passieve, het be
vredigt niet, omdat het niet in overeen
stemming is met onze natuur. Tot activi
teit geroepen en aangelegd, doen wij ons
zeiven het meeste kwaad, door dien drang
niet te volgen.
Elke bewezen dienst loont zich, afge
scheiden van hetgeen er voor wordt betaald.
Er zijn moreele voldoeningen, die onder
geen cijfer zijn te brengen.
Zij hangen niet af van den arbeidsvorra.
Natuurlijk werkt liet gevoel, dat zij ver
wekken, kra ditiger, naarmate een hooger
belang het voorwerp is geweest der aange
boden diensten, doch dat is een verschil in
graad, niet in wezen. Deze soort van be
looning wordt uitsluitend bepaald door het
karakter, hetwelk wij in ons dienstbetoon
hebben gelegd.
En dan nog iets. Het recht om van onze
medemenschen diensten te eischen, kan
ons niet worden betwisttrouwens is de
geheele maatschappelijke ordening op de
erkenning en toepassing van dat recht ge
baseerd. Maar het is een groot verschil,
hoe wij persoonlijk van dat recht gebruik
maken en in welken zin. Elkander het die
nen gemakkelijk en aangenaam te doen
zijn, is ook een deel en wel een zeer
gewichtig deel, van onzen plicht van naas
tenliefde. Men noemt veeleischend de men
schen, die van hun recht een te ruim ge
bruik maken en die soort staat in niet goed
gerucht. Eigenlijk zijn het tirannen, aan
wier heerschappij men zich onwillig onder—
werpt en zieh onttrekt zoodra mogelijk. Is
dienstbaarheid een juk dat wij allen te dragen
hebben en gaarne dragen willen, laat
dan tochjiet juk, 't welk wij elkander op
leggen, zacht zijn.
Het is een feit, een gevolg van talrijke
economische en politieke invloeden, dat de
landbouwproducten niet meer zoo veel waarde,
hebben als vroeger. Het is een feit, dat
voor zeer veel voortbrengselen van den akker
niet de helft van vroeger op de markt ge
maakt kan worden, een feit waaraan niets
te veranderen valt. Velen onder de land
bouwers, die den toestand van vioeger nog
gekend hebben wenschen en hopen den goe
den ouden tijd terug toch te vergeefs. Zij
TIENDE HOOFDSTUK.
De nachtelijke inbraak en hare
gevolgen.
De president keert zich om, en zonder op de
diepe buigingen te letten, welke de zigeuners
overbeleefd voor hem maken, verlaat hij de hut
en gaat vlug door het woud heen terug.
„Aha, mijnheer Willburg," mompelt hij met
een duivelachtigen lach voor zich heen. „je von
nis is geveld en dezen nacht wordt het uitge
voerd Ik ken die zigeuners. Zij sluipen onhoor
baar in het onbewaakte logement vermoorden
u en die oude snapster in den slaap en is de
waard ongelukkigerwijze wat vroeg thuis geko
men, zoo ben ik er zeker van, dat ook hij den
tol betalen moet aan het koude staal, bij zijt
vlugger onschadelijk gemaakt, mijnheer Willburg
dan ik wel dacht."—
De man, die, terwijl de president binnen was,
voor luistervink speelde, was, zoodra deze laatste
uit de hut trad, snel achter een rotsblok gespron
gen. Thans nadat Richard van olhngen in
het bosch verdwenen is komt hij langzaam
V°°DeleD Wifiburg zal dus vermoord worden,"
zegt hij bij zich zeiven. „Ik zal hem moeten
waarschuwen, maar hoe? Ik ken den man in t
geheel niet, bovendien weet ik niet, waar hij
zich op 't oogenbük ophoudt. En zou hij mij
wel gelooven? In elk geval heb ik nu een tast
baar bewijs voor de misdadigheid van den pre-
Willburg die vrij laat in zijn tijdelijk loge
ment is aangekomen, heelt zich onmiddellijk t. r
ruste begeven, om den volgenden morgen zoo
vroeg mogelijk in het-direcliegebouw aanwezig
tc kunnen zijn. Ouder gewoon je - eigen ge
maakt tijdens zijn verblijf iu Rusland legt hij
zijn revolver naast zijn bed neder op een stoel,
vlak onder het bereik van zijn hand. Daar hij
vermoeid is wegens de inspanning der laatste
dagen, valt hij spoedig in een rustige» slaap.
Onderwijl hebben ook de laatste gasten het
café verlaten de waard rekent nog even in zijn
boeken, doch slaat ze eindelijk hoogst tevreden
t0 Diepe stilte omgeeft het eenzaam gelegen loge
ment- de naaste huizen zijn boerenholsteden en
liggen' dus, omringd van hun akkers, vrij ver van
elkander.
De waard blijft nog een tijd zitten peinzen
plotseling schrikt hij op het is, als hoort hij
schuifelende schreden in de huiskamer en op den
tran Inderdaad, hij heeft zich niet vergist, want
thans kraken de treden van den trap onder een
zwaren stap eneer. oogenblik daarna is u.lcs
weer doodstil. Een gevoel van bngeloovige vrees
overvalt den waard, doch hij stelt zien gerust en
lacht om zijn kinderachtigheid.
Wie zal zich hier in deze eenzaam gelegen
herberg laten insluiten Aan dieven of inbrekers
denkt de man geen oogenblik, eer doet hem zijn
zich opnieuw opdringend bijgeloof weer auu
„geesten en spoken-* deuken.
Weer schrikt hij op, want hij meent een kras
send geluid te hooren en daarna is het, alsol de
deur naast Ge gelagkamer geopeod wordt.
Nu verlamt de vrees onzen waard geheel en al;
hij durft geen vin te verroeren.
„Onzin 1» zegt hij echter na een poosje tot zich
zeiven, „mijnheer de pastoor heeft immers dik
wijls genoeg gezegd en gepredikt, dat er geen
spoken zijn. Het was alleen maar de phantasie
der vrees, die bijgeloovige menschen in het nach-
lelijk uur allerlei geluiden deed hooren. Men
moest de vermeende spoken maar moedig tege
moet tieden, dan zou men terstond tot de ont
dekking komen, dat men zich om niets bevreesd
had gemaakt." Vooruit dus De waard staat
vlug op.
„Wie is daar? „schreeuwt hij luidkeels, mede
om zicli zeiven moed in te spreken. Hij gaat
naar de deur.
Nu is liet, als hoort hij iemand haastig den
trap afgaan, en een open- en toegaan van deuren.
„Wie is daar?" herhaalt hij luide en luistert.
Alles is wederom doodstil.
Iets verwondert hem. Zijne vrouw had zich
reeds ter ruste begeven eu slaapt in een kamer
boven vlak naast den trap. Zij moest zijn roepen
gehoord hebben, doch hij merkt niets daarvan.
Terwijl hij hierover nog nadenkt, treit een
angstige gil zijn oor.
Zijne vrouw in gevaar! Opeens is alle vrees
bij den waard geweken. Hij kijkt om zich heen
maar geen ander wapen ziende, dan een dikken
wandelstok, neemt hij deze in de rechter, de
lamp in de linkerhand en vliegt de deur uit en
den trap op.
De deur van de slaapkamer staat wija open
en bij het licht der lamp aanschouwt de waard
een tooneel, dat het bloed in zijn aderen doel
verstijven. Zijn vrouw ligt met een diepe wonde
aan deu rechterslaap levenloos op haai bed. Ilaar
wijd geopende glai.slooze oogen doen vermoeden,
dat zij reeds dood is.
Als vastgenageld staat de arme man daar. Eer
hij deu lijd heelt, zich te bezinnen, treft hem een
krachtige dolksteek in de zijde en, zonder eenig
geluid meer te geven, zinkt bij zwaar getrofleu
ne»Nu is hel ijd!" Vooruit 1' fluistert de oude
zigeuner zijn zoon toe. „Naar de kamer van den
vreemdeling, anders is onze opdracht maar hall
volbracht."
En beiden verlaten, zonder een blik op hun
ongelukkige slachtoffers te werpen, de kamer en
begeven zich, al zoekende naar Willburgs vertrek
dat vlak in de nabijheid is, doch dat zij wegens
de duisternis - de lamp is op den grond geval
len en zonder verdere ongelukken te veroorzaken
uitgegaan niet al te best kunnen vinden.
Daardoor maken de zoekende schurken vrij wat
le-en, dat Willburg, die tot nog toe mets van t
voorgaande gehoord heeft zoo vast slaapt lnj
doet ontwaken en luisterend, recht op in zijn
bed doet oprijzen. Nog hall slaperig weet hij
niet te onderscheiden, wat er gaande is, doch,
nadat hij aan zijn deur fluisterende stemmen
verneemt, springt hij uit zijn ledikant, neemt zijn
revolver en vliegt naar de deur. Met een ruk
haalt hij deze open. Het gevolg hiervan is dat
Farkas, die een oogenblik tegen de deur stond
geleund, met een vloek languit in de kamer valt.
Zijn vader, dit ziende, grijpt Willburg aan
terwiil hij hem een steek met een dolk tracht
toe li brengen. Maar alvorens het zoover komt,
heeft onze held, die nog altijd zijn tegenwoor
digheid van geest niet verliest, een schot op hem
gelost, dat de oude zigeuner gewond achterover
doet t*melen. Intusschen is karkas bliksemsnel
oogestaan cn grijpt Willburg yanachteren aan,
ter wijl hij hem een steek in zijn linkerarm toe
brengt Met een krachtige voorwaartsche bewe
ging weet de getroffene zich los te rukken en
griiDt, zich vliegensvlug omdraaiende, op zijn
beurt zijn tegenstander aan. Wel veroorzaakt
de gewonde arm onzen held veel pijn, hij let ei
echter niet op en tracht nu Farkas, die inmiddels
niet ijzeren vuist zijn rechterarm vastgegrepen
heeft, onschadelijk te maken. Beiden vallen wor
stelende op deD vloer en zeer zeker zou de over-
vallene het pleit verloren hebben, indien niet
nog andere personen op het terrein van den
strijd verschenen waren. Wat is er n.l. gebeuid
Ia den stal, waar de knecht sliep, was de
angstkreet der waardin gehoord. De knecht was
opgestaan, hij had een lantaarn opgestoken en
wilde juist naar de herberg snellen, toen ook de
meid uit haar slaapkamertje trad eu zei„Urn
Godswil, wat is er toch te doen, Frans? Dat was
zoo even een hartverscheurende schreeuw 1'
„Kom maar mee," riep Frans haar toe, „met
Biaten kunnen we daar niet helpen." En zon
der zich verder op te houden, loopt lnj op de
achterdeur toe, die onvoorzichtig genoeg altijo
los is. I» de Kan8 gekomen, hoort hij boven
geluid,' hij vliegt den trap op enjuist heft
Farkas zijn vrijgeworsteldeu arm op, om Will
burg, die door bloedverlies verzwakt en daardoor
onder ligt, met zijn dolkmes een doodelijken
steek toe te brengen, of de wakkere Frans, du
ziende, roept: „Wacht jou, moordenaar ik zal ju
leeren, slapende menschen aan te vallen en te
vermoorden De Zigeuner, hierop niet verdacht
aarzelt een oogenblik cnonze gewonde held
spant zijn laatste krachten in, waardoor hij. in
vereeniging met Frans, die inmiddels toegespron
gen is, barkas weet te ontwapen. Deze tracht
zich nog wol los te wringen, doch het gaat niet
Mot den gordelriem van den knecht worden ztji
handen vastgebonden, terwijl deze zelf me t zijn
volle zwaarte op zijn beenen ga«t zitten. Intus
schen is ook de meid op het tooneel yao den
strijd verschenen. Terwijl Willburg het jamrav
rende schepsel nog kun beduiden, dat zij een
touw moet gaar, halen, vult hij, uitgeput van hei
vele bloedverlies, bewusteloos op een stoel en is
dus de moedige knecht zoo goed als alleen met
den i og steeds zich draaiende en wendende, kar-
kas Gelukkig is Frans een gespierde borst en
dus voor geen klein geruchtje vervaard. H:i
weet den zigeuner op den grond te houden en
bindt hem. mulat de meid met een stevig touw
is teruggekeerd, met groote inspar.niDg ook de
voeten vast, zoodat de inbreker geen andere be
weging kan maken (Ian met zijn hoofd en.....
vloekenden en razenden monddoch ook, du
laatste weet Frans te verhindoreD, daar hij hem
onverhoeds een linnen prop in zijn mond duwt
Ziedaar, het einde van dezen vreeselijken «rijd.
Nog altijd hangt Willburg bewusteloos in zijn
stoel; ziin gewonde linkerarm bloedt yree.-altjk
De meid, ziende, dat het oogcublikkelijke gevaar
geweken is, begint er nu toch om te denken, dei.
vreemdeling te helpen. Ook Frans staat haar
hierin bij en, na eenige primitieve pogingen -
als het sterk binden van een handdoek boven d
wonde en het ingeven van cognac, slaat onze
held de oogen weder op en vraagt, direct weder