fjummer 80.
Zondag 11 October 1903.
26e Jaargang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
HILDlPillüllllil.
Oe Socialistische Heilstaat,
AKTOON TIE L EN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN.
SOLDATERIJ.
feuilleton.
Uitgever:
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond,
abonnementsprijs per 3 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contract
gesloten. Reclames 15 cent per regel,
Niet is het onze gewoonte onzen lezers
veel met bovenstaand onderwerp bezig te
houden, maar toch, om verschillende redenen
een weinig „militaire kost" kan zijn nut
hebben.
De oorlogshegrooting is wederom inge
diend.
Sedert jaren stijgt deze begrooting onrust
barend 't vorig jaar ll/j millioen, thans
wederom 1 millioen 128 duizend gulden,
zoudat de uitgaven voor het leger, alleen
dus voor 't landleger, de kolossale som van
25 millioen 345.000 gulden eischen.
Een kolossaal cijfer, dat we hier voor
ons zien, dat aan de soldaterij wordt ver
slonden, maar waaraan dat alles, waarom de
stijging tegenover 't vorig jaar? De memorie
van toelichting geeft ons daarvan eenige
nadere opheldering.
Het grootste gedeelte vordert de militie-
wet, die in 1901 door de Tweede Kamer
is aangenomen, meer manschappen worden
ieder jaar tot den krijgsdienst opgeroepen,
.3 regimeuten infanterie zullen er succes
sievelijk meer worden gevormd, zoodat be
grijpelijkerwijze kazernes voor die manschap
pen moet worden gebouwd en kleeding en
voeding veel geld vragen. Zoo b.v. de
kazernebouw te Ede, 295l/4 duizend gulden
verder uitbreiding en betere salarieering van 't
korps marechaussée, dit is een maatregel,
die zeer is toe te juichen, dat keurcorps,
in dientt vau justitie en militaire overheid,
heeft in aanmerking genomen, de vele en
goede diensten, recht op betere bezoldiging.
Zij moeten even goed kunnen leven zeer
zeker als een flink handwerksman en dat is
thans in vele gevallen niet zoo. Ook
uitbreiding van dit corps is een plan, dat
ieders instemming zal wegdragen, vooral d
grensplaatsen hebben reoht op betere be
scherming tegen smokkelaars en anderszins
en de toestand vooral in vele streken van
Noord-Brabant en Limburg eischt 't zelfs
dringend dat op eenige plaatsen eene bri
gade wordt gestationneerd. Daarenboven
krijgt het corps marechaussée met de op-
heffing der schutterij nog veel zwaarder
taak.
Dan de landweer, eveneens behooreude
tot de militiewet 1901, eischt groote uit
geven. Dit zijn de verhoogingen voornamelijk
te ontleenen aan genoemde nieuwe wetten.
Maar nog andere komen voor en wij
hebben hier voornamelijk op 't oog betere
voeding voor den soldaat. 1 65.000 zijn n.l.
uitgetrokken om den soldalen eenmaal per
week in plaats van het van ouds gebruike
lijke ralion peulvruchten inet spek, een
verminderd ration peulvruchten met aard
appelen en rundsvleesch te geven wat tot
dusverre zeer in den smaak der manschappen
viel.
Deze post gaf de redactie van de,,N.R.
Ct." in eene bespreking van de oorlogshe
grooting aanleiding tot de volgende op
merking
Het is onmogelijk een naar den smaak
van alle miliciens passenden maaltijd te
verstrekken."
Wij gelooven, dat grootere vrijheid in
het al of niet deelnemen aan de menage
een betere oplossing der zaak zou vormen.
De miliciens vertoeven toch slechts be
trekkelijk korten tijd in het leger; onte
vredenen over de maaltijden zullen er altijd
blijven. En waar peulvruchten met sjiek,
mits goed toebereid, een maaltijd is, die
geacht kan worden aan alleszins billijke
eischen van den soldaat te voldoen, daar
gelooven wij; dat het niet gewensebt is, er
een kostbaarder en zeker niet voedzamer
ration voor iu de plaats te stellen".
„Het Huisgezinantwoord hierop
„Wij hebben niets tegen peulvruchten
met spek, maar wij kunnen er opperbest
inkomen, dat men voor de afwisseling tens
iet anders weuscht, ook al is het wat min
der voedzaam.
Moest de meerdere of mindere voedzaam
heid alleen den doorslag geven, dan diende
heel het menshdom niets dan peulvruchten
met upek te eten. Dat is eenvoudig niet te
doen. En zelfs de reductie der „N. R. Ct"'
zou, wanneer ze een week lang op peul
vruchten met spek was getrakteerd, vermoe
delijk naar een ietwat minder voedzaam ra
tion verlangen.
Wat de grootere vrijheid in het al of niet
deelnemen aan de ménage betreft dit is heel
mooi voor bemiddelde miliciensmaar de
groote meerderheid zal, graag of niet aan
de ménage moeten blijven deelnemen.
En juist ten behoeve van die groote
meerderheid juichen wij het toe, dat de
TWEEDE GEDEELTE.
Toujours p r e d i x zou op den duur
den grootsten liefhebber tegenstaan hoeveel
te meer dan peulvruchten met spek.
O. i. zeer terecht, laat erwten met spek,
zoo goed zijn als 't wil, soldaten, al zijn ze
dan ook met honderdtallen in de kazerne
bijeen, blijven menschen en dag in dag uit
't zelfde, dat, zegt men in de volkstaal,
„raakt men tegen' dat is niet smakelijk en der
gelijke dingen zijn daarenboven niet bevor
derlijk aan den goeden geest, want wat wordt
er niet gemord en soiU9 terecht, in de ka
zerne, men spreke de miliciens maar eens
en dat de minister tracht ook daaraan
tegemoet te komen, dat is een daad die
waardeering verdient, want volkomen onder
schrijven wij wat hier 't 'Huisgezin' zegt: dat
de grootere vrijheid in het al of niet deel
nemen aan de menage, wederom slaat op de
bemiddelde miliciens die ook tegenwoordig
o.a. door de betere gelegenheid om zich
kennis te vergaderen, door den tijd die ze
hebben om de voorbereidende oefeningen te
volgen, door het grootere zakgeld enz. enz.
in zooveel, in oneindig veel gunstiger conditie
zijn dau hunne medebroeders al is dan de
persoonlijke dienstplicht ingevoerd, hun
diensttijd is licht genoeg; de minderbedeel
den, de groote hoop zal zich verheugen in
hetgeen van hooger hand voor hen wordt
gedaan en dit moet onafwijsbaar zeer goed
werken.
Van groot belang is verder de post die
wordt uitgetrokken voor de verhooging der
officiers-traktementen, en ook deze maat
regel van den minister kan rolkomen onze
instemming wegdragen.
Het leger is voor ons land onmisbaar dat
is onze meening; over aantal militairen, over
inrichting enz. ons oordeel uit te spreken,
is hier thans niet aan de orde; wij stellen
voorop dat 'ons land een leger behoeft en
dat leger heeft leiders noodig en die leiders
van het leger dat in tijd van oorlog zal
moeten optrekken tegen den buitenlandschen
vijand, dat waakt voor orde en veiligheid bij
biunenland9che onlusten, die leiders du», die
voor hun soms moeielijke taak en zware ver
antwoording, groote en moeielijke studiën
hebben gemaakt, die menschen moeten be
hoorlijk worden gesalarieerd wat tot dus
verre niet geschiedde.
In de laatste jaren, zegt de minister, gaf
de officiersloopbaan tot het 40ste levens
jaar slechts een inkomen van ten hoogste
f 1400, en daarna tot het 51ste levensjaar
van f2000—f 2200. Daarin was sedert
lang vei betering dringend noodzakelijk. Wel
is de promotie in den laatsten tijd iets
gunstiger, maar van groote beteekenis is
deze verbetering nog niet. De genoemde
zeer bescheiden inkomsten worden ook nu
nog genoten, juist in het tijdperk, waarin,
althans voorde gehuwde officieren, de meeste
uitgaven voor vorming en opvoeding der
kinderen worden vereischt.
Het is dan ook niet te verwonderen, dat
in den laat»ten tijd vele officieren en
uit den aard der zaak niet de minst begaafden
het leger verlaten om in een beter be
zoldigde burgerbetrekking over te ga*u op
die wijze in zeer bedenkelijke mate het toch
aanzienlijk incompleet vermeerderende, dat
tengevolge van den minderen toeloop naar
Cadettenschool en koninklijke Militaire
Academie reeds te constateeren valt.
De minister stelt dan eene goedgekozen
periodieke verhooging van tractament voor,
zoodanig dat deze tenminste eenigszins het
bestaan ook van minder gefortuneerde offi
cieren dragelijker maakt en eenigszins meer
naderbij komt bij eene burgerbetrekking
waar dezelfde ja dikwijls mindere studie en
kennis wordt vereischt; ook dit mogen we
dus als een eisch der rechtvaardigheid aan
merken en zonder nu op en top militairist
te zijn, goedkeuren.
Dit zijn i»u de voornaamste oorzaken
waarom ook dit jaar de oorlogshegrooting
wederom is gestegen. Al deze verhoogingen zijn
gewettigd en toch hopen we dat zooveel moge
lijk zal worden bezuinigd op andere zaken
dit departement betreffende.
Mars slikt in ons laad toch reeds zooveel
in, dat men toch zoo zuinig mogelijk om-
springe met de dubbeltjes vooral met het
voor ons donkere spook van „vestingstelsel'
dat zooveel millioenen en millioenen ver
slindt en wij voelen ons beklemd als we
in de troonrede lezen dat aanschaffing van
snelvuurgeschut dringend noodzakelijk is
en we weten dat bij de sociale wetten die
in behandeling of iu bewerking zijn, zooveel
millioenen worden gevraagd. Das zuinig
heid en nauwe zuinigheid is vooral hier
dringend gewensebt, in 's lands belang
noodzakelijk.
Maar dat daarbij door de leger-autori-
teiten alles worde gedaan om den goeden
geest onder de militairen te houden niet
alleen, maar dat men alles in 't werk stelle
om het kazerne-leven op wat hooger peil
te brengen, dat men iets anders hoore dan
Yuile ruwheden en liederlijke praatjes, dat
het niet voorkome, zooals deze week in de
„Residentiebode' staat te lezen, dat volgens
een oorgetuige, de Leidsche troepen, die
onlangs bij de opening der Staten-Gene-
raal hadden dienst gedaan en in vrij gelid
met hun officieren langs den openbaren weg
terugmarcheerden, onder andere zangen, ook
dezen smaadzang op hun eigen tenue, heb
ben uitgegalmd
Een blauwe broek met een rooden bies,
Daar kunt ge aan zien, wat schor ton*) iet 1
dat is een beleediging voor ieder Neder
lander. Men leere hen op marsch een
frisch lied zingen, fatsoenlijk omgaan in
kazerne en cantine, men zorge voor flinke
vereenigingen en tehuizen, maar ook aan
oordeelkundig optreden van meerderen, voor
al van onmiddellijke chefs is veel gelegen;
moge ook over deze punten het oog der
autoriteiten eens gaan, moge ook hieraan
eens wat geld worden besteed, dat geld zal
goed zijn besteed.
X. Y. Z.
een verachtelijken blik nan.
XII.
Een aanzienlijk tekort eneen
familie-drama.
De nieuwe premier want er is weer
een nieuwe eerste-minister opgetreden, nadat
Hugenhout wegens moeilijkheden met de
volksvermaken is moeten aftreden heeft
de nieuwe volksvertegenwoordiging een ern
stige tijding medegedeeld, nl. dat er iedere
maand 100 millioen zegge 100 millioen
meer uitgegeven is dan ontvangen.
Dat de rekening niet sloot, was trouwen»
reeds sedert geruimen tijd aan alle» te
merken. Wilde men nl. voor zijn geldcer-
tificaat iets koopen, dan was het maar al te
dikwijls niet aanwezig. Wel heette het
dan, dat de voorraad uitgeput was of dat
de nieuwe verzending nog komen moest,
dooh inderdaad was het de verminderde
voortbrenging en niet de sterkere navraag,
welke daaraan schuld had. Zelfs de onont-
beerlijkste kleedingstukken kon men zich
ter nauwernood voor hetgeen men op zijn
geldcertificaat bespaard had, nieuw aan
schaffen. En de prijzen van vreemde waren
als koffie, thee (vroeger hier te lande zoo
betrekkelijk goedkoop door onze koloniën)
petroleum enz. waren zoé duur, dat ze boven
De Echo van het Zuiden,
Waalwüfcsclie hi Laiigstraatsche Courant,
Vrij naar het Duitsch bewerkt door J. M. S.
(71)
EEN EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Het Huwelijksaanzoek.
Ottilia ia een weinig huiverig, de avond is
koel.
Misschien is het ook dit onderhoud, dat haar
tenuwen in de war brengt en haar rillingen door
beur leden drijft.
«Nog heb ik het aanzoek van mynheer von
Hohenstein niet aangenomen, mijnheer Willbwrg
en mijn stiefmoeder is dus met haar bericht wat
Ie voorbarig. Zonder twijfel heeft zich echter
deze vladdergeest, gelijk u hem gelieft te noemen,
in korten tijd bij ons in huis zeer bemind weten
te maken. Papa zelfs is zeer sterk voor hem en
de vrouw mijns vaders ondersteunt met onver-
klaarbaren ijver dit aanzoek. Mij is dat, ronduit
gezegd een raadsel, daar ze zelf zeer gaarne met
mijnheer von Hohenstein flièrt, zoover ik mijn
stielmoeder ken, beoogt zij hiermede iets. Zij
denkt misschien, datjik uit opposietiezucht juist het
tegendeel zal doen, wat zij mij aanprijst. Ik laat
mij echter door niets noch iemand beinvloeden,
alleen mijne eigen gevoelens zullen mijn drijfveer
zijn. Nog ken ik mijnheer von Hohenstein uiet
genoeg, om het beslissende woord te spreken.
Ik heb echter den tijd, nog wat te wachten hij
is jong ik ook. Intusschen mag noch kan ik
hem onvriendelijk behandelen, daar hij toch zijn
aanzoek deed, toen onze toestand nog geheel in
't onzekere verkeerde hij had evengoed een
arm meisje tot vrouw kunnen krijgen, indien
onze positie niet verbeterd was. En onbaatzuch
tigheid, mijnheer Willburg, is in onze dagen een
zoo zeldzame deugd, dat men deze, treft men ze
aan, hoog moet waardeeren, te meer in een geval
als dit."
De gravin staat op, zij krijgt het bepaald koud.
„Het is koel' mijnheer Willburg, u veroorloofd
mij, dat ik naar het slot terugkeer, ikjben wel
wat lang in de avondlucht geweest.*
Willburg staat eveneens op en biedt haar zijn
arm, doch Ottilia wijst deze gedienstigheid
kort al.
„Ik dank u mijnheer Willburg, ik moet den
sleep van mijn kleed ophouden, want de paden
zijn nat van den dauw.'
"Zwijgend wandelen ze naast elkander voort.
In het slot dansen de paren lustig op de
nieuwste opcretten-melodieën. Nora zweeft met
Hohenstein gracieus door de zaal. Zij it. als 't
ware voor den dans geschapen.
De graaf staat in een nevensalon aan een
buffet haastig eeuige delicatessen te verorberen.
Voortdurend volgt hij do vroolijke beweging
in de danszaal. Eu telkens, als Nora hem voor-
bijzweeft, knikt hij haar liefdevol toe.
De gravin trekt dan telkens haar lippen
ironisch te zamen en antwoordt zells niet met
een blik
Trouw met hem, mijn kind, reik hem je hand
zonder dralen, anders kon het nog wel eens
plaats hebben, dat hij op mij verliefd geraakt.'
Mevrouw de gravin legt na den geeindigden
d&ns haar sneeuwwitte, fijngevormde hand
in Ottilia'a arm en trekt haar wat ter zijde in
een nis, waar een kleine divan staat.
Mechanisch laat zich Ottilia, nadat de gravin
heeft plaats genomen, door haar.op de atlaskussens
neertrekken.
Haar gedachten verwijten bij den man.dieuzij
zoo even verliet, om Emmy voor een dans te
eDKHs ZOO geergerd over het optreden van
Willburg, wiens raadselachtige houding zij niet.
verklaren kan, dat zij werkelijk besloten is, den
zanger haar hand te reiken.
„Zie, dat kokette ding, die Emmy! Ik geloof
werkelijk, dat dit dwaze schepseltje zich inbeeldt
dat zij den rijken huttendirecteur veroverd heeft.
De gravin werpt met een onuitsprekelijk hoog
moedig gebaar haar bovenlichaam achterover.
Ottilia ziet van ter zijde haar stiefmoeder met
minister van Oor'og de eentonigheid van
het menu wat gebroken heeft.
„Moet u dan altijd en altijd daar dat arme
meisje beleedigen Wat deed u toch die arme
Emmy? Het kan toch onmogelijk alleen den
hoogmoed zijn, die u tot zulke grofheden dwing
Emmy is een natyuriiW, «ij kon niet anders, als
zich geren, zooaD *ij is- En daar zij eenmaal
van nature beminnelijk is en die beminnelijk
heid mijner vriendin komt uit het hart zonder
valschheid zoo zal zij zich zeker geen geweld
aandoen, deu Heer Willburg onvriendelijk te
behandelen. Daar haar familie zijn kind, door
de hartelooze moeder onbarmhartig in de wereld
gestooten, zoo vele jaren een tehuis geschonken
heeft, biedt hij den pleegouders van zi.in Editha
een gezellig tehuis in zijn villa aan. Het is dus
niet meer dan billijk, dat Emmy dit voor een
weldaad aanziet.'
De gravin slaat met veel beweging haar waaiar
uit elkaar en doet, als verbergt zij daarachter
een geeuwen 1
„Gij wordt vervelend, mijn beste!'
Lachend klapt zij den waaier weer dicht en
staat op.
Vijf minuten later zweeft ze weer met Hohen
stein door de zaal.
Een huivering trilt door Ottilia's leden, als
deze de blikken ziet, welke Nora den zanger
toewerpt. Hier wordt weer de eer des huizes
bedreigd en zij kan dat gevaar afwenden.
Zij vermoedt, dat Hohenstein, slechts om haar
ijverzucht op te wekken en haur daardoor tot
ern vluggere beslissing te brengen, op de coquet-
teriëD van haar stiefmoeder ingaat.
Ottilia bezit trots genoeg, om zich zei ven de
macht toe te schrijven, dat, zoo spoedig Hohen
stein haar jawoord heeft ontvangen, hij geen
andere vrouw meer het hof zal maken.
De spiegel zegt haar dagelijks, dat ze schoon
is, veel en veel schooner dan die kokette vrouw
haars vaders, zij is slechts te bescheideu, om het
bewustzijn harer overwinnende schoonheid te
toonen.
Innerlijk is zij echter van overtuigd, dat zij in
staat is, Hohenstein te boeien, als ze hem maar
boeien wil.
Demoiselle Blanche's hei-rood kleed flikkert
voor haar op.
De gouvernante komt op den divan toe en
neemt naast haar plaats.
„Zoo eenzaam, gravin
„Zooals u ziet, mademoiselle.*
„Waarom danst u r.ietP'
Omdat ik het dansen in deze zomer hitte
eerder een in- dan een ontspanning noem.'
Uw mama en vriendin denken hierover anders.
Mejuffrouw Emmy vliegt uit deu eenen arm in
den anderen, terwijl mevrouw de,gravin mijnheer
von Hohenstein buiten adem brengt.»
„Ergert u dat, mademoiselle?'
De gouvernante wordt geel van woede.
„Neen, gravin 1 Ik ben er aan gewoon, ver
onachtzaamd te worden. Wie zoo leelijk is als
ik, maakt zich hierover geen illusie's meer. U
weet immers, dat ik nooit dans, ik kan dus op
anderen, die wel van dit genoegen houden, met
jaloersch zijn. Maar ik verwonder mij er over,
dat u, gravin Ottilia, hier zoo hoe zal ik
zeggen zoo onopgemerkt zit, terwijl andere
veel minder schoooe dames, furore makeD, b. v.
uw vriendin juffrouw Eramy. Ik ben er van
overtuigd, dat zij op mijnheer Willburg indruk
heeft gemaakt. Deze koele zakenman speelt tegen
over haar werkelijk den cavalier. Met welk een
zorgzaamheid zorgt hij voor haar; koe galant
legt hij in de danspauzen een shawl om haar
schouders en hoe past hij er voor op, dat zij,
zoo lang ze nog geechauffoerd is, geen koude
dri nken gebruikt. Deze opmerkzaamheid is be
paald roerend I Maar ziet u toch, gravin', zoo
onderbreekt Blanche plotseling haar thema,
„welke smachtende blikken mijnheer von Hohen
stein hierheen zendt.
Doch scherts ter zijdel laat ons eens onze
vecten vergeten wat ik thans ga zeggen, is
mij heilige ernst ik geloof, dat de arme jonge
man zich werkelijk ergert. Hij bemint u, gravin
met een warm en oprecht hart, hij heelt dit
duidelijk genoeg te kennen gegeven en toch is
u zoo koel voor hem. Wilt u werkelijk mevrouw
de gravin ook dezen triomf weder gunnen, dat
zij ook dezen jongen man aan haar ketent? En
zij zal alles er op zetten hem te winnen, want
zij heeft er groot belang bij, dat u niet hem,
maar mijnheer Willburg huwt.
Ik mag u voorloopig uiet meer toevertrouwen
doch dit weet ik zeker, mevrouw tracht het
aanzoek van mijnheer von Holienstein ongedaan
te maken. U moet dit trachten te verhinderen.
Ik zeg u dit niet uit vriendschap, dat weet
u wel beter, doch om wraak te nemen op uw
stiefmoeder, kies ik uw partij en geef u «en
vriendelijken, doch dringenden wenk. Den hutten-
directeur kent u nooit trouwen, dat zweer ik u.
Of er moet een wonder geschieden en de hinder
paal, die dergelijk huwelijk in den weg staat
plotseling opgeruimd worden. Ik weet meer dan
li wel denkt laat u dit echter genoeg zijn.'
Blanche wil opstaan, doch Ottilia houdt haar
bij den arm terug.
De trek ken van het schoone, joDge meisje zijn
als verstijfd, haar oogen richten zich met een
uitdrukking van angst op Blache's gelaat.
„Nu u mij reeds zooveel gezegd hebt, made-
moisselle, zee mij ook alles I U kent mijnheer
Willburg? U weet wat naders over zijne
familieverhoudingen Licht mij den sluier
van al deze geheimen op en ik zal uw naam in
dankbare heiinnering houden.'
De Franfaise meet het jonge meisje met een
kouden, hatelijken blik.
Daaraan hecht ik niets, gravin 1 Ik ben geen
raenschenvriend en u is wel de laatste, voor wie
ik sympathieëu kon koesteren. Ik heb u gehaat
van het eerste oogenblik af, dut ik in uw vaders
huis kwam. Uw schoonheid maakte mijn niid
gaaude, uw trots beleedigde en ergerde mij. En
dat ik daarnaast nrg de grootheid van uw karak
ter erkennen moest, droeg er nog toe bij, myn
haat te vergrooten. U had het in de hand, mij
tot een ander meisje te maken.
In den eersten tijd overviel mij een onweer
staanbaar verlangen zoo te zijn als UHadt u
mijn boosaardigheid onbeantwoord gelaten en
eenige rekening gehouden met mijn bitteren en
verbitterden zielstoestand en mij niet steeds
trotsch afgewezen, ik wasgaw vriendin geworden
Trouw en aanhankelijk als een hond had ik a
gevolgd en mij aan uw voeten als 't ware neer
gelegd en gesmeekt: Leid mij, die het noodlot
tot een eenzamen weg door het leven veroordeeld
heeft: Gij die zoo goed, zoo edel, zoo trotsch zijt,
die nog niet een seconde van den rechten weg zijt
afgedwaald, voer ook mij op dezen terug I
(Wordt vervolgd.)