Nummer 5. Zondag 17 Januari 1904. 27e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. "f Ik Eerste Blad. De Echo van het Zuiden IE IHLIllMKil 111 zijne coriespondenties uit Waalwijk en Omstreken! iiet meestgewildebiaddeistfeek. NTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. BEKENDMAKING. LANDBOUW Uitgever: FEUILLETON. Wilt het publiek van een geneesheer eischt en wat het eischen kan. r WAALWIJK. TWEEDE GEDEELTE. rn l.usslraatsrhr («irait. ff Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan Uitgever. den De Burgemeester der gemeente Waalwijk maakt bekend, dat in het rolltie-Reglement op de openbare wegen en voetpaden in Noord- Brabant van 4 Novembar 1903 in werking ge treden 1 Januari 1904 o.a. het volgende is be paald 2. Van Rijwielen. Art. 82. Het wielrijdcn is verboden: b. met rijwielen met meer dan vier berijders c. met meer dan twee rijwielen naast elkander in aommen van gemeenten en daarbuiten met meer dan drie. Art. 33. Het is verboden op wegen en voet paden te wielrijden a tonder dat het rijwiel voorzien is van eene luidklinkende signaalbei of hoorn, b. een uur na zonsondergang tot een uur voor zonsopgang tonder dat het rijwiel vooizien is van een helder lichtgevende, aan de voorzijde van het rijwiel bevestigde en naar voren uit stralende lantaarn. Art. 26. Het is verboden op wegen en voet paden met rijwielen a. met grootere snelheid te rijden dan die, waarmede tich een paard in matigen draf voort beweegt o.a.: binnen de kommen der gemeenten b. met grootere SDelheid te rijden, dan die, waarmede zich een voetganger in versnelden pas voortbeweegt o.a.: bij het rijden om scherpe hoeken of het rijden over kruispunten. daar waar een druk verkeer of eene ophooping van menschen is. c. door te rijden bij het ontmoeten of voor bijrijden van schichtig wordende paarden, of wanneer door of leDgevolge van het rijden iemand, die van den openbaren weg gebruik maakt, nadeel kan ondervinden. 3. Van Hondenwagens. Art. 38. Het is verboden de wegen en voet paden te berijden met een voertuig o.a. c. bespannen met een bond, die rechtstandig gemeten van het bovenste gedeelte van den schouder langs de voorpooten tot den grond, eene mindere hoogte heeft dan 50 centimeter, d. bespannen met honden tusschen hurries, wanneer tusschen de hoogten der honden onder ling een grooter verschil bestaat dan 4 een timeter. Art 39. De geleiders van met honden be spannen voertuigen «ijn verplicht op de wegen tm voetpaden: bij hei rijden o.a.: in de kommen der gemeenten voor of naast de zangespanneu honden te gaan. Waalwijk, 15 Januari 1904. De Burgemeester voornoemd. K. DE VAN DER SCllUEREN. Vrij naar het Duit9ch bewerkt door J. M. S. (91) VIER EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De BieBseh wikt, God besehlkt. (S L O T.) In het volgende oogenblik staat de geroepene naast zijn beklagenswaardigen vriend. „Tioost u, mijnheer de graaf I Wij willen u naar uw kamer brengen, n hebt vóór alles rust noodig.' De graaf ziet Willburg strak en wezenloos aan, dan haalt hij diep adem, en plotseling tot ontzettenden schrik vao Ottilia en Willburg zinkt hij levenloos ter aarde. Een beroerte heeft hem getroffen hij is doodl Met een gil. die alle aanwezigen door de ziel dringt, werpt Ottilia tich op den graaf. Will burg, die onmiddellijk, diep geschokt, ziet, dat hier geen hulp meer baat, tracht de gravin te kalmeeren met te zeggen, dat wellicht nog niet alle hoop behoefde opgegeven te worden, of schoon hij zelf niet gelooft, wat hij zegt. Eindelijk gelukt het de gravin zoover gerust te stellen, dat 't lijk van den graaf naar diens kamer gebracht kan worden. Een bode te paard ijlt naar Kroonsbad, om den dokter te halen, terwijl Ottilia en Willburg nog beproeven de levensgeesten van den ouden aan op te wekkeD, doch imtuurlijk tevergeefs. Nu wordt de afwezigheid der gravin nog op- Advertentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groot» letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden Üraaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel* eu advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel In het gebeurde te Wazpik ligt een ge- reedt aanleiding, om eens in het kort na te gaan, wat de menschen van eeu dokter vergen, en wat ze vergen kunnen. Een van de hoofdmotieven, die leiden tot den gewraakten brief van den raad der gemeente 'Waspik aan den gemeente-geneesheer was dat de laatste te veel uitging. Het zij voorop gezet dat de bedoeling van dit artikeltje niet is een beoordeeling van de reeds ge noemde kwestie. Om daarin een oordeel te vellen, dient men van alle omstandigheden haarfijn op de hoogte te weien. Het doel van deze regelen is alleen uitem te zetten aan hoeveel valsche beoordeeliugen en be schuldigingen de geneesheer^ i'm 't algemeen blootstaat. Zeer dikwijls o.a. treft hem het verwijt, dat ik reeds boven aanhaalde, na melijk het te veel uitgaan. En dat heeft een zeer natuurlijke reden. Een dokter neemt in de maatschappij een eenigszins eigenaardige plaats in. Het is geen kantoor man of een ambtenaar. De laatsten kunnen op zeker tijdstip van den dag huu boeken opbergen, het kantoor sluiten, en dan vrij over het verdere gedeelte van den dag beschikken. Ze kunnen daarna binnen zekere grenzen uitgaan zooveel en zoolang als ze willen. Er is niemand, die hen na gaat niemand, die het weet kortom, daar kraait geen haan naar. Met een dokter echter is dat heel ander". Hij kan niet, zooals zij, zijn praktijk op bepaalde uren sluiten hij is nooit vrijhij mi.et altijd disponibel wezen. Wil hij dus z'n ontspanning, die hij toch ook evenals elk ander mensch, en misschien meer dan een ander noodig heeft nemen, dan dient hij dit te doen, als hem dit toevallig wordt vergund, als, voor zoover hij kan nagaan, geen zieken zijn voortdurende tegenwoordig heid eischen. Dit is reeds op zichzelf een groot ongemak, dat an zijn ambt kleeft. Nooit beschikt hij over zijn tijd, nooit kan hij voorat bepalen, dan en dan vrij te zullen zijn, nooit is hij zeker, niet in zijn ont spanning gestoord te zullen worden. O, gij allen, die na het sluiten vau kantoor of zaak, u rustig iu huiselijken kring of ter vallender. Waar is zij toch gebleven Daar komt een bediende aangeloopen. Doods bleek vra.gt hij naar do genadige freule. Eenige gasten, een nieuw onheil vermoedende, dringen zich met meer nieuwsgierige dan deelnemende gevoelens om den zenuwachtiger man heen eu vernemen het ontzettende ongeluk van op den straatweg, zooeven door de bewuste heereD aan den concierge medegedeeld. Als een bliksemflits treft dit nieuws toch de omstanders, een kreet van medelijden ontsnapt veler mond enenkele heeren begeven zich reeds op weg, om de plaats van de vreeselijke catastrophe in oogenschouw te nemen. Huber, naar wien men als de naastbestaande der verongelukte zoekt, is plotseling verdwenen, men kan hem nergens vinden. En Willburg en Ottilia? Zij vernemen het verongelukken van Nora en van een bediende. Beiden staan een oogenblik a's verpletterd, zelf de graaf gaat voor een ondeelbaar moment uit hun gedachten. „Da dood doet ons met veel verzoenen I' zegt eindelijk Willburg plechtig. „Nora heeft veel en zwaar gezondigd, doch in 't aangezicht van den dood zij haar alles vergeven I Dat ook God haar genadig zij I' Ottilia kan niet antwoorden. De emoties van 't laatste uur hebben haar te sterk geschokt, bewusteloos valt ze in een fauteuil neer. Terwijl dit alles gebeurde, had te Kroonsbad een derde gewichtig feit plaats., dat beschouwd kan worden als de eind-catastrophe van de tra gische gebeurtenissen op dezen „dag van afreke ning,' welke naar roenschelijke gedachte zou zijn een dag van vrijmaking van de knellende ban den der schuldige vrouw, die juist heden door Gods beschikking zoo onverwacht en onvoorbe reid voor zijn hoogen rechterstoel werd opge roepen I Zoo spoedig Willburg 's morgens op het slot was gekomen, had hij mademoiselle Blanche te spreken gevraagd. Bij haar toegelaten, zei hij eenvoudig: .Made moiselle pak nog heden uw zaken en vlucht zoo spoedig mogelijk over de grenzen, want de wisselaffaire is bij de politie bekend I' Doodelijk verschrikt wil de gouvernante heat feeste terugtrektgij, die het verdere ge deelte van den dag onveibiddelijk afwijst ieder, die u over zaken spreken wil gij die u door niets uit uwe verkwikkelijke rust uren laat storen gij, die 's-avonds het hoofd ter ruste legt met de genoegelijke zekerheid te kunnen doorslapen tot den frisschen morgeno, gij kent den onrust en de gejaagdheid niet van lien, die deze ongestoorde rust moeten missen, die geen oogenblik van den dag of den nacht zeker zijn van hun tijd, die zich niet kunnen te rusten leggen of het is met de onzekere gedachte „voor hoelang Zeker dit alles is onafscheidelijk aan zijn ambt verbonden, hij weet, dat opoffering een levenswet voor hem is. En een geneesheer, die zijne taak consciëntieus opneemt, zal zich daartegen niet verzetten. Hij weet dat het niet andera kan, eu dal hij van het oogenblik. af aan, dat zijn leven in de praktijk begint, afstand doet van de vrije beschikking over zijn tijd. Maar ge zult moeten toegeven, lezers, dat ook bij bem de boog niet altijd gespannen kan zijn, dat ook hij behoelte heeft aan ontspanning, een ontspanning, die gij op bepaalde uren neemt eu nemen kunt, maar die hij slechts te hooi en te gras genieten kan, wanneer zijne praktijk het toevallig toelaat. Eu die ont spanning heelt hij noodig, broodnoodig Niemand kan daar buiten, en zeker hij niet, die uit den aard van zijn ambt het grootste deel des levens slijt te midden van lijden en ellende, ziekte en pijnen. Zelfs het meest harde zenuwstelsel zou op den duur daaronder bezwijken. En toch, wanneer ge het tweemaal treft, dat ge den dokter noodig hebt, eu bij is niet thuis, dan het beet„de dokter is nooit thuis.* Wilt toch bedanken, dat dit een onrechtvaardige beoordeeling is. Nog eens, een dokter kan geen vaste uren be palen, dat ie zijn ontspanning neemtdaar mee zoudt ge zelf niet tevreden zijn; hij kan niet zeggen om zes, zeven of acht uur „Zie zoo nu, sluit ik de zaak, en ben ik voor zaken niet meer te spreken.* Telt uwe eigen rusturen bij elkaar, vergelijkt die met de zijnen en ge zult een beschamend overschot ten uwen gunste vinden. Wanneer een feestje u om gezelligen, vroolijken disch vereenigt, dan zijt gij vrij, niemand zal u storen, ge kunt ruimschoots g nieten, en keert ge 's nvonds vroolijk, to vroolijk misschien, huiswaarts, niemand, die zich daaraan ergert, niemand, die u dit zal verwijten. Ieder pleit verzachtende omstan- nog bedanken, doch hij heeft reeds haar kamer verlaten. In een ommezien is de Franfaiso klaar en verdwijnt door een achterpoortje; gaat naar Kroonsbad om te zien, of de baron reeds ver trokken is, envindt daar het geheele huis van mevrouw Kohier in opschudding. Egon heeft xich, nadat hem verzocht was zich wegens eer aanklacht op 't commissariaat van politie te vervoegen een kogel door het hoofd gejaagd en nu is reeds de justitie aanwezig, om 't geval te onderzoeken. Nauwelijks heeft Blanche dit vernomen, of zij wil zich uit de voeten maken, maar de politie reeds in 't bezit van haar zeer goed te kenDen signalement heeft haar onmiddellijk in 't oog en naemt haar gevangen. Na lang in voorarrest gezeten te hebben, dient haar zaak eindelijk en wordt zij, mede om haar ongunstige antedecenten, tot een zeer zware straf veroordeeld. VJJF EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. Na stormen in veilige liuven. Het is ruim een jaar later. Willburg zit op de met groene ranken om- groeide veranda zijner villa te Görschenheide in druk gesprek met een in 't zwait gekleede dame. Het is gravin Ottilia van Mansfeld-Herchestorf, die haar arm liefdevol om Editha's schouder gelegd heeft en uaet een vriendelijken blik den spreker aanziet. Er wordt op de villa een kleine feestelijkheid gehouden, de eigenaar viert zijn verjaardag. Op de veranda en in den tuin bewegen zich veel gasten, die allen gaarne den algemeen geachte jubilaris kwamen coropliraenteeren. Daar zijn o.a. ai onze oude en toch wellicht bijna vergeten bekenden, als Hilda von Sleden met haar papa en Dr. Wilhelm met zijn jonge, schoone vrouw Hilda von Wollingen. Hoe ge lukkig zien er allen uitl Terwijl alle gasten zich feestelijk gestemd voelen en de gastheer aan geen nieuw bezoek meer denkt, houdt er een rijtuig, bespannen met dikheden, bij zoo'n gelegenheid mocht dat wel. Maar niet aldus is de beoordeeling, wanneer het een dokter geldt. Pas op, wanneer hij zich ten keer aan luidruchtige vroolijk htid overgeeft; morgen zal het heele dorp of de heele stad weten, dat de dokter zich te buiten is gegaan, morgen zal de heele gemeente schande over hem spreken. Voor hem geen verzachtende omstandigheden, voor hein geen pardon Et) toch is het voor hem even vergefelijk als voor anderen, misschien nog meerwant ook hij is een mensch, en een mensch, wiens dag dikwijls vervuld is met de treurigste emoties. Ge eischt van hem, dat hij bij ziekte of ongeval zoo spoedig mogelijk bij u is. Ge moppert, als hij niet verschijnt, wanneer hij er volgens uwe raeening die natuurlijk op het allervlugst is berekend zijn kan. En ge belemmert hem in de keuze van z'n voertuig. Een dokter mag geen motor rijden, want „daar zijn de paarden bang van*, een dokter mag geen fi.'.ts rijden, want „dat wil van een dokter niet gedaan zijn.* En als ge hem noodig hebt, eti bem roept, zoudt ge hem bij u willen tooveren, komt hij nooit vlug genoeg. Ge zult hem rijf en twintig maal uit zijn nachtrust wekken, hem door sterke over drijving de' klachten overhalen, mee te gaan. Zonder inededoogen eischt gy, dat hij komen zal ondanks weer en wind, terwijl hy, bij u gekomen, telkens en telkens de erraring opdoet, dat gy moedwillig den ernst van het geval hebt overdreven dat zijne tegenwoor digheid niet dringend noodig was, dat een bezoek den volgenden dag even voldoende ware geweest. En als hij dan, door deze ontmoedigende ervaring geleerd, het waagt den les eu twintigsten keer te vragen „Zou het wel soo hard noodig zijn Is het morgen niet tijd genoeg?*, dan zijt ge verontwaar digd en durft ga verwijten doen. Dan heeft de dokter misdaan, terwijl toch oorspronke lijk de fout in het publiek zit, dat hem boo menigmaal reeds heeft gedupeerd. Ge vraagt niet, of bij niet te moe is, ge vraagt niet, of hij misschien vier en twintig uren in de schoenen heeft gestaan, in vier en twintig uur geen rust genoten heeft. Neer., gij roept, hij zal dus komen. En, zeker, ge hebt gelijk, als ge bem werkelijk noodig hebt, en hij zal u dan geen hulp weigeren. Maar vergeet niet, hoe ontelbare malen hij tot de tegenovergestelde ervaring kwam hoe dikwijls hij zich bij nacht^en twee vurige hengsten, voor de villa stil. En.... wie stapt er uit? Vorstin Feodora Urbinskil Reeds lang verloren wij deze hooge dame uit het oog. Na het bezoek, door Willburg op haar villa .Theodora» gebracht en waar de vorstin aan hens beloofde, het adres van zijn kind te zullen opsporen, hebben we de vorstin niet meer ontmoet. Willburg is zeer verrast, als de Vorstin wordt aangediend wie hij verwacht had, haar niet, want hij wist, dat ze bijoa onmiddellijk na zijn bezoek destijds ziek geworden was, zelf zeer ernstig, zoodat de doctoren liaur aanraadden naar den Oeral terug te keeren, want zij meenden dat die lucht voor haar beter zou zijn. Tot nu is de vorstin in Rusland gebleven, zoodat zij hare belofte, Willburg toen met zoo'n ernst gedaan niet kon inlossen. Met waarlijk vorstelijke elegantie treedt de voorname bezoekster de salon binnen, waar Willburg zijn hooge gaste opwacht. „Wel, Gospodin Willburg, noe maakt u het?» „Dank u, doorluchtigheid. En hoe gntthetu? Is u weer geheel en al hersteld P Het is me bepaald een aangename verrassing u hier te zien. Komt u rechtstreeks van Rusland P „Ja, mijnheer Willburg, ik kom zoo van mijn Oeral. Maar iaat ik u eerst eens van harte feliciteeren. Nog vele jaren, Ernst Willburg.» En hierbij kijkt de Vorstin onzen held met can uitdrukking op Kaar gelaat aan, waarin als 't ware vroolijke ernst en zielevreugd om den voorrang strijden. „Maar mag ik nu uw gasten eens zien? Ik zou zeer gaarne met hen willen kennismaken en ongedwongen eenigen tijd met hen willen verkeeren.» .Met alle genoegen, Doorluchtigheid. Willburg gaat zijn bezoekster voor en stelt ze aan de aanwezigen, nog macr geëinotiëerd door dit voorname bezoek dan hij, een voor een voor. De blik, dien Willburg bij het voorstellen op Ottilia slaat, zegt de vorstin, die nog altijd denzelfden liefdegloed voor den redders haar lover.8 in haar hart voelt branden, onmid dellijk al zooveel, dat zij hopeloos bemint. Hoe droevig dit haar ook stemt, zij wenscht in dezen zekerheid te hebben. Zij blijft daarom langer, dan ze aanvankelijk meende te doen. Terwijl ze met Hilda van Steden over muziek zit ie praten •laat ze van tijd tot tijd een blik op het tweetal hondenweer een locht getroosten moet, die Meek onnoodig te zijn. Denkt daar eens aan, en ge zult hem, gewend als hij is aau sterk overdreven klachten, niet ten kwade duiden, dat hij geneigd is, ook uwe klachten te onderschatten. Denkt daar eens aan, en ge zult toegeven, dat ook hij er recht op heeft, dat gij zooveel mogel'jk zijne krachten spaart. Wanneer hij u iu en slepmde ziekte bijstaat, zijn beste krachten aan u wijdt, u met zorg en liefde omringt, alles aan u dott, wat hij volgens de regelen der kunst doen kan, maar ge gaat naar uw zin niet genoeg vooruit, dan gebruikt ge tegenover hem geen reverentie, maar wendt u tot een ander ge- ueesheer. Zeker, ook dit weer is uw reoht, en een man met menschenkeunis sal u dit niet verwijten maar dat neemt niet weg, dat dit voor hem, die u naar zijn best ver mogen behandelde, een slag in 't gezicht is, dien hij wel is waar met grootheid zal dragen, omdat hij zich zelf niets hestt te verwijten, maar dien hij toch voelen moet. Een dokter moet vriendelijk wezen, maar het is hier weer niet gewoue vriendelijkheid zooals ge die van een ander mensch verlangt. Hij inoet opgewekt tijn, daar waar hij zelf het ernstige van den toestand inziet, hij moet troosten waar hij het ergste vreest, hij moet zijn innerlijke emoties angstvallig verborgen houden, hij moet altijd goed ge humeurd zijn. Werkelijk, gij eischt van een dokter meer dan hij geven kan. O gij allen, die als strenge rechters op treedt over wat eeu geneesheer doen en laten moet, weest in uw oordeel niet te hard. Vraagt u zeiven eens af, wat gij van hem eischt, en wat hij van u moet verdragen en go zult milder en zachter worden io uw oordeelDat was het doel van dit stukje, een billijker beoordeeliog te vragen van de behandelingen van den dokter, dan maar al te dikwijls het geval is. De cenige weg tot verbetering Er zijn verschillende redenen, waarom in den laatsten tijd de landbouw is achteruit gegaan en daarmede de finatitiecle toestand van den hoer in ongunstiger omstandigheden gekomen is. De voornaamste reden is wel de waardevermindering der producten. Door dat andere landen, andere werelddeelcu voor Ottilia en Willburg, dat daar zoo in ernstig gesprek aan het eind der veranda zit. De gravin heefteen brief van haar broer, den jongen graaf, ontvangen, waarvan do inhoud het onderwerp van 't gesprek is tusschen do twee, door de vorstin met een drsevig, doch berustend hart bespied. De jonge graaf is diep geschokt door den plotselingen dood zijn vaders. En door gewetens wroeging gedreven, is hij naar Amerika getrokken. Hij heeft diep berouw over zijn dood en telkens eu telkens vraagt hij aan zijn zuster om verge ving voor zijn hardvochtige handelwijze, welke vergeving reeds voor de cooveelste muai geschon ken is. Hij wil zich eerst verbeteren en niet naar zijn vaderland terngkeeren, voor hij zijn groote schuld heeft uitgeboot. Bewogen drukt Willburg de hand der gravin. „Arme OttiliaI' zegt hij medelijdend. U hebt reeds veel in uw jonge laven ondervonden en geleden 1 Hopen we, dat de naaste toekomst u spoedig licht en zonueschijn mogen brengen.' Ottilia zucht. Zij buigt het schoone hoofd een weinig voorover, om de tranen te verbergen, welke in haar oogen opwellen. Liefdevol drukt zich Editha, die worr bij Ottilia staat, tegen deze aan. „Ik zal altijd veel van u houden, tante Otiiletje„ zegt het lieve meisje, teeder naar haar opziende. Deze neemt haor hoofdje tusschen de har.den eu kust het cngelschoone kind harts tochtelijk. Inr.ig ziet Willburg op deze lieve groep neer. „Ottilia,' zegt hij eindelijk, „ruim een jaar is verloopen na het afsterven uws vaders, mag ik boopeu Aan de avondtafel, waaraan zelfs de vorstin, die in Hilda van Steden een nieuw.- vriendin gevonden heeft, nog deelneemt, pioclnmeert de gastheer zijn Verloving met gravin van 51«ns- feld-Hercherstorf en aan de vreugd volle verassing en de welgemeende geiukwenechen komt bijna geen einde. Wel hebben èn de Vorstin èa Emmy met een schrijnend weegevoel hun gewenschen bij die der overigeu gevoegd en Willburg doorziet beider zielstoestand o zoo goeden is haar daarom zeer dankbaar voor haar zegenwenschen doch het harteleed der beide teleurgestelde dames wordt getemperd door de overweging, dat zij wel de vlag moeten strijkeo, echter niet vooreen

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1904 | | pagina 1