Nummer 28.
Donderdag 7 April 1904.
27e Jaargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
BET VOORBEELD
ANTOON TIELEN,
üitgkvkr:
INDf SIBfEELEN.
FEUILLETON.
IN EER HERSTELD
DE GEHEIMZINNIGE BANDIET.
BUITENLAND.
Duitschland.
sas
WAALWIJK.
De Echo van het Zuiden,
Waalwpschf Langsfraatselie Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f 0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
AdvkrtentiËn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden Ümaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels au
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige eoutraeUu
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
De Kamer van Koophandel en fabrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmakan van het verslag over 1908.
Heeren Industriëelen worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den voorzitter in te zenden.
Ve Kamer van Koophandel en Fabrieken
voornoemd.
Veel meer dan wij geneigd zijn te er
kennen; wordt ons uitwendig leven beheerscht
door de nabootsing.
Dat te moeten toegeven, schijnt niet
vleiend voor de eigenliefde. Een mensch i»
zoo niet, of hij wil aanspraak maken op een
weinigje oorspronkelijkheidhij gelooft, dat
in den grooten stroom, die de menschheid
heet, toch wel iets, zij het ook een bijna
Onmerkbaar iets, terrecht komt van het
'zijne, dat hem pirsoonlijk heeft toebehoord
en dat er niet in zou gebracht zijn, ware
hij er niet geweest.
In een groot aantal gevallen is dat wer
kelijk zoo. Zulks neemt niets weg van het
feit, dat wij geleende garen schonken dat
al hetgeen door onze handen ging eerst werd
overgenomen. We hebben er maar wat aan
veranderd, ziedaar alles. Die verandering
kan, op zichzelve beschouwd, hoogst be
langrijk zijn een richting geven aan het
denkenzij kan echter geen losmaking
beteekenen uit hot verband van voor-en-na
doen.
Hoe komen wij, om maar iets te noemen
aan onze begrippen omtrent schoonheid in
de plastische kunst Misschien ligt er iets
aangeboren in maar zeker is het, dat wij
ie hebben moeten vormen door het zien van
de vaardigheid van anderen, die op hun beurt
op gelijke wijze hun blik verruimd hebben.
Elke omgeving, waar wij ons bevinden,
oefent haar eigenaardige betoovering uit.
Niet alle menschen zwichten even spoedig
Yoor haar invloed dat hangt af van velerlei
omstandigheden, ook hiervan, of bij den
geen, die er aan blootgesteld is, overeen
komstige neigingen aanwezig zijn. Is dit
niet zoo, dan kan de uitwerking achterwege
blijven. Iemand van beslist eerlijke begin
selen, en zoo overtuigd van hun noodzake
lijkheid, dat hij liever alles zou opofferen
dan er aan tekort te doen, kan wel onge-
Of
Bewerkt voor „D« Echo van het Zuiden
DOOR J. v. E.
21)
TerwHl ds goaverneur ia hst spselhuls sljn
ondsrtoekingen voortset. begeven wij ons naar
het marktplein, om daar aog eenmaal een blik
te werpen.
Zooale overal, trok ook te Parijs de markt
alle soort ran lieden tot zich. Zoo op ket
oogenblik, waarop wij ons op 't marktplein
berinden, zijn er ontiaglijk veel wandelaars,
itraatloopers, drinkebroers, waaronder veel bede
laars, welke het marktplein van 't eene einde
au bier dan daar weer eens staande tot het
andere einde doorkruisen.
Vooral een goudwikkel trok door sijne prach
tige en rijke etalage enorm veel volk.
Op de voorste rij van dit gedrang, met t
voorhoofd tegen de ruit geplakt, stond een man
van kleine gestalte en seer slordig gekleed, met
•en seer groote magere vrouw, die op sijn arm
lean de.
Beiden waren verslonden in de beschouwing
der rijkdommen, welke door den goudsmid
waren tentoongesteld.
O, Matheus, sei de vrouw, sie eens wat een
praehtige iuweelen. Ik soa se wel willen hebben.
«En ik wilde, dat ik se aan a kon geven,
Jacqueline, zei Matheus met een sueht, dan
zoudt gij misschien aan mijne liefde gelooven.
De vrouw lachte en toonde, bij het ooenen
ven een overgrooten mond, twee rijen lange
broede, uitgeholde tanden.
„He, ik wou dat gij er mij maar een gaf.
«Helaas, het spiit mij, aan uw verlangen na
niet te kunnen voldoen, sei het nietige kereltje.
Het bevallig paar slaakte diepe auchtea en
hinderd leven te midden van lieden van
minder nauwgezetheid, mits het hem daarbij
niet ontbreke aan lichamelijk en geestelijk
weerstandsvermugen.
De tegelijk bindende en gelijkmakende
werking, die door de nabootsing wordt uit
geoefend, is een zegen voor de samenleving.
Door haar kan leiding worden gegeven, waar
dwangmiddelen falen zij breidt den voor
sprong van enkelen uit tot een gewin voor
velen, en versterkt den grondslag voor ver
deren vooruitgang.
Bij eenig nadenken zal het duidelijk
worden, dat wij hier te doen hebben met
een samengesteld verschijnsel. Een groot
man, die een nieuw denkbeeld uitspreekt,
een onbetreden weg opent, een onbekend
gebied toegankelijk maakt, is niets meer en
kan niets meer dan het het product van
zijn tijd en van zijn volk, zijn levenskring
het bestaande heeft hem al de bouwstof
fen geleverd, die zijn heldere geest in
nieuwe samenvoeging of scherpzinnige af
leiding verwerkt tot een hoogere gedachte.
Deze, tot daad overgegaan, treedt op als
voorbeeld, lokt uit tot navolging en daar
mede rijst het algemeen peil. Hetzelfde
wisselproces herhaalt zich, tot het oneindige
het toppunt wordt nooit bereikt. Hooger kan
de toren zich in het luchtruim verheffen,
naarmate zijn basis zich verbreedt.
Wij kunnen ons de menschheid voorstel
len als een marcheerende colonneieder
treedt in den voetstap van zijn voorman.
Wie aan de spits gaan, hebben de grootste
verantwoordelijkheid hun veiligheid vordert
dat zij met de onmiddellijk achteraan komen
den voeling houden. Ieder wil gaarne komen
op de plek waar een voorganger loopt
en spant daartoe zijn krachten in zonder
dat zou g«eu beschavingsarbeid mogelijk
zijn.
Het komt er maar op aan te weten of
hetgeen men bereiken wil, die moeite ge
noegzaam beloont. Daarover zou nog veel
te zeggen zijn.
Was elk voorbeeld, dat gegeven wordt,
navolgenswaard, dan zou de wereld er anders
uitzien. Wij weten evenwel, dat ook kwade
dingen zich verbreiden door de nabootsing.
Zelfs wordt beweerd, dat juist deze het meest
trekken.
Men heeft gemeend, tot behoud der maat
schappelijke orde, iets in het aanzijn te
moeten roepen dat als „afschrikwekkend
voorbeeld" te boek staat. De beleedigde
kserde zich om, ten einde door de menigte, die
▼oor de ▼itrine stond te dringen, een weg te
banen.
«Is het iu orde, vroeg de lange vrouw, toen
aij uit het gedrang waren.
„Ja, antwoordde Mattheus.
Hij deed xijn rechterhand open en liet een stuk
was zien, waarop de indruk van het slot der
deur ven den goudwinkel wes.
„Wie «al u helpen om den slag te doen
«Teres de Bult en de lange Coërce.
«Een aalmoes, asjeblieft, brave menschen/ zei
een neusstem, welke uit den grond scheen op te
rijzen. «Vergeet den armen gebrekkelijke, die
door de natuur misvormd is, niet. Een aalmoes.
De man die aldus een aalmoes van de talrijke
wandelaars vroeg, zat op eenigen afstand van
den goudwinkel neergehurkt. Een aalmoes/riep
de bedelaar op het oogenblik dat Mattheus en
Jacqueline voorbij kwam.
Mattheus stak de hand uit ter hoogte van den
hoed die naar hem uitgestoken werd.
„Dank, duizendmaal dank, piepte de bedelaar,
terwijl hij vlug het voorwerp dat Mattheus in
zijn vettigen hoed had laten vallen, er uit nam.
„Hoe laat?' vroeg Mattheus stil en zonder te
blijven staan.
„Middernacht/ antwoordde de bedelaar.
Mattheus had de afdruk van het slot in deD
hoed «les bedelaars laten glijden.
„En nu zullen wij 't Teres de Bult maar laten
doen, zei hij tot Jacqueline.
„Hij moest den slag alleen eens wagen, zei
Jacqueline ongerust.
Dat durft hij niet en dan daarbij de dieven
vaD onze vereeniging bestelen elkaar niet.
„Hu, hier ruikt het heerlijk, zei Jacqueline,
toen zij voorbij een braadkraam kwamen, waar
boven het nummer 27 stond. Gerucht en licht
was er genoeg daarbinnen. Het was toen eenige
minuten over negen uur.
De vele stoelen en banken die er stonden,
waren bijna hlle bezet met vroolijke gasten.
Aan het einde der kraam, dicht bij de deur,
zaten aan een tafeltje vier mannen die in een
zeer druk gesprek waren.
Naar hun kleediug en manieren te oordeelen,
zou men gezegd hebben, dat zij tot de burger
klasse behoorden.
De eerste van die vier, behoorde nu juist niet
gerechtigheid liet misdadigers in het open
baar de gevolgen hunner euveldaden onder
gaan, ten einde te bewerken dat, wie onder
de toeschouwers geneigd mocht zijn een
dergelijk kwaad te bedrijven, den indruk
eener terechtstelling met doodelijken afloop
zoo levendig mocht ondervinden, dat hij van
zijn opzet afzag. De nieuwere strafrecht
theorie heeft deze beschouwing op zijde ge
drongen tegenover het geweld der harts
tochten staat de afschrikking machteloos.
In een geheel anderen zin ia van het voor
beeld partij getrokken, door het te bezigen
ala aanmoediging en er een openbare hul
diging en belooning aan te verbinden de
bekende deugdprijzen, in Frankrijk uitgereikt,
moesten daartoe aangewend worden. Of die
publieke aanprijzing vau een voorbeeldig
levensgedrag, of die bekroning voor deugd
zame daden, juist het middel is geweest om
de deugd beminnelijker te maken, wordt
terecht in twijfel getrokken.
Den meesten invloed oefent het voorbeeld
uit, als geheel zelfstandig gedacht, buiten
verbinding met natuurlijke of kunstmatig
daaraan toegevoegde gevolgen. Gij betrapt,
onder de wandeling met uw zoontje, een
jeugdigen deugniet, die bezig is in een
boom een nestje uit te halen, en wilt de
gelegenheid, om het voorwerp van uw lief
de en zorgen een nuttige leerling te doen
trekken, niet ongebruikt laten. Dau zult gij
ook niet moeten spreken van de kans, dat
de roover vallen en een been breken zal
evenmin van een andere, dat hij bij het
nederdalen zijn pantalon scheuren en thuis
gekomen ter plaatse van gezegd kleeding-
stuk een pak zal ontvangen. Deze dingen
gebeuren niet altijd en zijn ook geenszins
de hoofdzaak. De nadruk zal ook niet ge
legd moeten op het nadeel, dat het verdel
gen van jonge vogels aan land- en tuiubonw
veroorzaakt, want dat ware eigenlijk het
ondergeschikt maken van zedelijke beginselen
aan baatzuchtige overwegingen. Neen, hier
moet in de eerste en misschien eenige plaats
gelden het wreedaardige van de booze daad.
Wat wij hier gezegd hebben van het
waarschuwend voorbeeld is ook toe te passen
op het trekkende, waarvan de navolging
gewen8cht wordt en, bij de opvoeding, door
de opwekkende leering is toe te lichten en
aan te prijzen. De zegeningen van de vlijt
kunnen het best worden aangetoond door te
wijzen op een werkzaam mensch, wie het is
aan te zien "at bij in arbeid zijn lust viudt
gewoonlijk doet men dit anders en spreekt
van de welvaart welke zij brengt. Dat is
niet geheel in ordeer zijn zeer werkzame
tot de netsten. Een lange, verwilderde baard
bedekte het onderdeel van het gelaat, en stak
scherp af met de blaeke kleur der wangen. Die
man scheen ongeveer 40 jaar te «ijn.
De twee anderen zagen er ah rustige burgers
uit.
De vierde persoon was middelmatig van ge
stake, kort en levendig in aijne bewegingen en
had een stoutmoedig voorkomen. Hij maakte
onder het spreken hevige gebaren, juist alsof hij
zeker van zijn stuk was. Een lange degen hing
tot op den grond.
De oudste der vier burgers tikte met zijn glas
tegen dit van den soldaat en zei
Dus gij haat dien bandiet, waarvan wij zoo-
even spraken, mijnheer Giraud
,La Chesnaye I" riep Giraud, de schutter uit
„ik veracht hem en ik zou de helft van mijD
leven geven, indien ik maar eens een oogenblik
voor hem kon staan.'
„Hebt gij hem dan nooit op uwe tochten ont
moet? Gij hebt toch zijn «ignalement.
„Of wij hem ontmoet hebben weet ik niet want
aan 't signalement hebben we niet veel daar de
kerel eiken dag van huid verandert. Nu, op 't
oogenblik heb ik nog meer dan vijftig verschil
lende tegenstrijdige inlichtingen in handen. Daar
hecht ik geen waarde aan, ik geloof het signalement
niet meer. Maar wat ik vast geloof, waarvan ik
stellig overtuigd ben, is dat ik dien bandiet zal
vinden'.
„Wat 1 zoudt gij u met zoo'n gewichtige aan
houding gelasten
„Zeker, 't is alleen met dat doel, dat ik den
dienst van Rouaan verlaten heb en naar Parijs
ben gekomen.
„Recht uitgesproken, ik twijfel er ten sterkste
aan, of het U aal gelukken.
„Waai om
„Omdat de veiligheidswacht en de politie van
goheel het koninkrijk er ieder gedurende meer
dan een jaar niet in geslaagd zijn.
„De veiligheidswacht en de politie gehoor
zeemden slechts aan eenvoudig plichtsbesef maar
ik gehoorzaam aan drie gevoelens die soms wonde
ren verrichten: de haat, de liefde en de zucht
naar wraak. Begrijpt gij.
Wat zij niet kunnen doer., zal ik doeD.
Uwe zekerheid doet mij genoegen, mijn waarde
Giraud, doch ik begrijp niet, waarom gij den
menschen wien het niet gelukt tot welataud
te geraken en wij kennen er ook, wier
arbeidslust van geringe sterkte aan hun
fortumsvergrooting geen deel heeft gehad.
Aanprijzingen van dien aard staan gelijk
met de kunstbeschouwing van iemand, die om
van een schildeiij de schoonheid diep te doen
kennen en hoog te doen waardeeren, vertelt
dat er zooveel duizend gulden voor betaald
19.
Er is op het gebied var. het zedelijk leven
een zuiverder maatstaf dan die van nuttig
heid eu vau geldswaarde en wij moeten niet
als schacheraars door de wereld zien te
komen. Het ontbreekt in onzen tijd niet
aan gegevens om do werking van zulk een
beschouwing te kunnen bf oordeelen.
o-
De leering, die wekt, en het voorbeeld,
dat trekt, worden in een bepaling van hun
invloed dikwijls (egenoTer elkaar gesteld;
doch zijn zij vaak moeilijk te Bcheideu,
vooral wanneer de eerste dient tot toelich
ting van de omstandigheden, onder welke
het laatste zich vertoont.
Toch is het waar, dat de krachtigste in
vloed verwacht moet worden van hetgeen
door directe aanschouwing in de ziel dringt
van het voorbeeld van de daad, sprekend
in de onmiddellijke nabijheid en vallende
binnen het bereik van het oordeel. Dat
lokt uit door zijn eenvoud. Het poseert
niet met een „doe mij dat eens na", het
vraagt niet de algemeeue opmerkzaamheid,
het beweert geen gedragslijn voor te schrij
ven, en als het critiek voert over handelin
gen, die er niet mede overeenstemmen, dan
is het een onopzettelijke en zwijgende.
Natuurlijk beschouwen wij onze maat
schappelijke verrichtingen niet in dat licht.
Wij hebben niet de aanmatiging van te ge
looven, dat er een zeker aantal menschen
zijn die naar ons kijken, om hun passen
naar de onze af te meten, passive navolgers,
die aan ons voorgaan behoefte hebben. Wy
bewandelen onzen weg onopgemerkt, ons
voordeel doende met wat anderen wedervaart,
waardeerende en opmerkende wat ons in hun
doen bevalt.
Best, maar dan moeten we toch niet ver
geten, dat de mogelijkheid dat men zich
naar ons regelt, altijd bestaat, voor haar
zelfs een hooge kans berekenen. Men zou
dit kunnen noemen van het deel des mo-
reelen maatschappelijkeu kapitaals, 't welk
wij tot ons nemen, een billijke rente beta
len. Dat is de gezegende wisselwerking
kapitein La Chesnaye aoo doodslijk baat.
„DoodeJijk, juist, dat is het gepaste woord,
herbaalde de schutter, terwijl hij zijne dikke
vale wenkbrauwen fronste.
„Heeft hij u persoonlijk beleedigd
„Oh zei Giraud, terwijl hij aijn vuist
balde.
Mr. Babin schonk het glas vbd den schutter
vol en zetta hem aan om te drinken, wat hem
geenszins moeilijk viel.
„Verduiveld 1 mompelde de linker buurman
van Babin in diens oor, zijn tong is moeilijk
losgeraakt, maar nu geloof ik, dat hst spel aan
den gong is en dat wij gaan vernemen wat w$
moeten weten.
Babin maakte een bevestigend teeken en keerde
zich naar den schutter, aie zijD glas geledigd
had zonder dat hij die bewegingen der twee
tafelburen gezien had.
Weldra benevelde de wijn het versland van
Giraud.
Mattheus en Jacqueline waren recht over den
braadwiDkel blijven slaan.
Teres de Bult, die de liefdadigheid der voor
bijgangers nog altijd bleef inroepen, was de
twee anderen tot dan toe gevolgd.
Mattheus en Teius ile Bult schenen het inwen
dige van den braadwiDkel na te zien, doch ver
loren den persoon, die den naam van Babin droeg
niet uit het oog.
Deze echter scheen niet het minste acht op die
mannen te slaan.
Hij legde heel Datnurlijk de twee ellebogen op
de tafel en liet het hoofd op de handen rusten.
„Een lange haarlok viel naar voren. Babin
nam die op eu speelde er eenige oogenblikken
mede, verdeelde ze daarna in tweeën en legde
het eene uiteinde links en het andere rechts.
Die handelwijze was zoo eenvoudig dat aij
hoegenaamd niet de minste aandacht kon
opwekken.
Mattheus en Teres de Bult wisselden een blik
toen Babin het hoofd had opgeheven.
Maltheus nam Jacqueline weer bij den arm
trok baar mede en sloeg links af.
„Jacqueline, zei, gij zult de juweelen, die ik u
beloofd heb, dezen nacht nog niet hebben want
er is iets anderB te doen. Doch vreest niets,
morgen komt er weer een dag.
Terts de Bult hervatte ziju gewoon deuntje,
van het goede men eigent het zich toe en
maakt het winstgevend.
In de velerlei betrekkingen, waarin men
schen tot elkander staan, moet ten ernstigste
worden overwogen, welke belangrijke ïol het
voorbeeld vervult. We zijn zelfstandig, ook
in onze nabootsing, en doen een keusniet
als de hovelingen van Filips den Goede, die
zich 't hoofd lieten scheren toen de gebieder
zijn haar had verloren, of als negertjes,
die gaan niezen als hnn koning het doet.
Zij, die naar ons opzien, zijn het evenzoo
als een voorbeeld bij hen geen gelijkgestemde
snaar doet trillen, laten zij het voorbijgaan.
Dit is evenwel nogal merkwaardig, dat slecht»
voorbeelden gemakkelyk doordringende
tegenstand, dien het beter gevoel biedt,
schijnt minder krachtig dan die van de zelf
zucht. Doch we zullen wel doen met ons
steeds te herinneren, dat elke daad als voor
beeld kan werken, dat we dus, door hetgeen
wij verrichten of nalaten, door beweringen
of ontkenningen, verantwoordelijkheid op
ons nemen ten aanzien van anderen. We
moeten doen ais woonden wij in een glazen
huis.
Eu vooral, als daar kleine snaken rondom
scharrelen, die we tot menschen hebben te
vormen. Heel dikwijls ziet men, dat de
mensehen die vorming aanmerken als iets
dat vanzelf gaatzij doen er niets aan.
Toch is dat niet zoo. Naarmate de „lee
ringen" ontbreken, neemt de invloed van
de voorbeelden" toe. Zijn de eerste wèl
aanwetig, dat men dan toezie de harmonie
met de laatste niet te verbreken, opdat niet
hst „Doe naar mijn woorden, niet naar
mijn werken" als volkomen onvoldoend weer
middel tegen de beschuldiging van plicht
verzuim behoeft te worden gebezigd.
Onze kinderen weerspiegelen gewoonlyk
ons moreel karakterbeeld, door de naboot
sing. Zorgen wij, dat het een bevredigenden
indruk geve. Dan heeft de wereld er wet
aan, dat wij er zijn, al zegt zij het niet.
De officieuze Norddeutsche AUgemeine Zei—
tung zegt over den toestand van keizer Wil
helm Men zal in Duitschland en ver buiten
de grenzen des Rijks met vreugde vernemen,
d&t de gezondheidstoestand des Keizers by
voortduring voortreffelijk is en dat de reis,
die bij ondernomen heeft, naar sich laat
aanzien, uitstekende vruchten tal dragen.
Desalniettemin blijven sommige buitenlandsche
bladen er behagen in scheppen verzekeringen
t
keerQc aich om sn trok traag de straat rechts ia.
Babin aam de half ledige üeseh weder op,
zonder eon enkelen blik te slaan op de dns
personen, dis aich verwijderden en schonk het
glas zijner gea.llen en het aijne weder vol.
„Waarde vriend, hernam Babin op indringenden
toon en aijn glas tegen dit van Giraud etootends
vertel ons eeas alles wat gij weet van La
Chesnaye. Ik verzeker u dat die verhelen onas
belangstelling in de hoogste mate aailea op
wekken. Komaan. Laat eeas hooren waarom
gij zoo fel gebeten zijt op kaptiein La Chasnays.
„La Chesuaye, herhaalde Giraud, met de hand
over het voorhoofd strijkende. La Chesnaye is
een ellendeling. Een roover.
Onder den invloed van den verhittenden wijn
dien hij gedronken had en die Babia hem seksr
met boosaardig opzet had doen nemen, had da
levendigheid van het gesprek, de onverdraaglijk#
atmosleer der zaal en ae gramschap htm nog
meer beneveld doen worden.
Hij bleef een oogenblik sprakeloos met hst
hoofd in de handen zitten.
Gij zult hem te veel hebben doen drinken,
prevelde er eeD, die naast Babin zat.
Babin maakte een ontkennend gebaar, nam
vervolgen» de hand van Giraud en riep:
„Heeft La Chesnaye u keleedigd
„Ja. Luister maar eens, hein&m Giraud eens
klaps. In het boich van Maróme, dicht bij
Rouaan, ligt een kasteel dat aan den markies
d'Assigny de Motteville toebehoort. Tusseheu
het getal dienstboden van het kaBteel, bevond
aich een hovenier, die een nicht had. Die nicht,
welke Jeanne heette en te Rouaan woonde, wu
bet schoonste meisje der stad. Een groot getal
aanbidders vervolgden haar met liefdesverkla
ringen.
Tusseheu die jongelingen die haar het hof
maakten, was een schutter van het gouvernement
van Rouaan, André genaamd. Die André waa
misschien wel een weinig lichtzinnig, een ie
vroolijke maat, maar voor het overige was hij
een brave, onversaagde en ik mag zeggen een
verstandige en werkzame jongen.
(Wordt vervolgd.)