Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. Kleine Politiek NTOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN Bekendmaking. BUITENLAND. Rusland eu Japan. Rusland. U ITGEY E lt Oproeping in militairen dienst. De Boteroorlog. Alweer een politieke moord. De Echo van het Zuiden, Waalw'tjkscbe en Laigslraatsclt Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden fO.^S. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, gro»tc letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgogsven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contraeten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Dc Burgemeester der gemeente Waalwijk roept bij deze op de na te noemen milicien-verlofgangers der lichtingen van 1898, 1899. voorzien \an al de door hen van het korps medegenomen kleeding— en uitrustingstukken, zakboekje en verlofpas, op de dagen en plaatsen achter ieders ï.aam vermeld, onder de wapenen te komen als L. J. Oomans, 23 Augustus te Breda. J. F. J.Knepfle idem te idem. A. Hensen r idem te idem. F. van Helvoirt 22 Augustus te Bergenopzoom. J, P. van Delft idem te 's—Bosch. Met uitnoodiging om daags voor het vertrek ïich ter Secretarie aan te melden tot het teeke- nen van den verlofpas, het ontvangen van daggeld, en ean vervoerbewijg per spoorweg voor zoover zij daarop aanspraak hebben. Waalwijk, den 26 Juli 1904. De Burgemester voorn'emd K. DE VAN DER SCHUEREN. De liberale bladen blijven nog maar steeds kribbig. Zij kunnen niet aflaten, nijdassig tegen dr. Kuyper uit te varen en over de staatkundige gebeurtenissen der laatste weken te kniezen, te mopperen, te „nörgeln". Zij zijn in hoogmoedswaan ge troffen en vallen nu met allerlei kleine midde len de christelijke Regeering te lijf. Verleden Zaterdag is de zitting der Staten Generaal met het gebruikelijk ceremonieel gesloten. Volgens gewoonte las de President van den Ministerraad een lijstje af van de wetsontwerpen, die dit jaar behandeld zijn. Daartegen nu gaat de liberale pers blazen, op schamperen toon de werkmethode eu het werk-zelf van het KabinetKuyper afbrekend. Welke bedoelingen bij die kritiek voor zitten, blijkt wel ten duidelijkste uit de commentaren, door het Hbl. gewijd aan het openbaar gemaakte rapport, door den raad van ministers aan H. M. de Koningin gericht tot toelichting van het voorstel tot ontbinding der eerste Kamer wegens de afstemming van het Hooger-Onderwijs ont werp. Het Hól. beschuldigt het kabinet een „zeer onvolledige en onjuiste voor lichting'* aan H. M. de Koningin te hebben gegeven. Dr. Kuyper had moeten adviseeren wat de liberale pers gewenscht en hem in 't oor geblazen had, dan ware het goed geweest 1 Men weet niet waarover men zich in deze dagen het meest moet verbazen of erge ren over de kinderachtige ijdelhied der brutaliteit van hun optreden. Toen de Provinciale verkiezingen in zicht kwamen, heette het, dat nu het land zijn oordeel, zijn veroordeeling over liet Hooger Onderwijsontwerp zou vellen, dat de Eerste Kamer in haar oppositietaak zou bevestigd en de buitensporigheden van Kuypers bewind zouden ingetoomd wordeD, ja, wat niet al 1 Maar toen het deksel der stembus de heeren op den neus viel, toen werd een ander spelletje begonnen. Toen heette het dat ook na afstemming der Hooger Onderwijswet door de Eerste Kam?r dit staatslichaam niet ontbonden behoefde te worden. En zoo de Regeering tot die ontbiuding zou overgaan moest naar denzelfdeu gedachtengang ook de Tweede Kamer ontbonden en nieuwe verkiezingen uitgeschreven werden, opdat de meening van de natie over het Hooger Onderwijt-ontwerp openbaar zou worden. Hoe naïef toch 1 Men was dus alweer vergeten, dat de heeren Borgesins, van der Vlugt en Troelstra door hun campagne bij de provinciale stembus de vervulling van zoodauigen eisch geheel onmogelijk hebben gemaakt. Zij hebben, 't werd dezer dagen nog door de christelijke pers herinnerd de kiezers toen voor de vraag gesteld Wilt gij dit «Christelijk Ministerie met zijn H. O. rot behouden of wegzenden P" De kiezers hebben op die vraag een ondubbelzinnig antwoord gegeven. En terecht merkte het „Er. Dgbl." op „Onmiddellijk daarna héél het land in rep en roer te brengen door nogmaals dezelfde vraag te stellen, ware zonder zin geweest. Waarom wij reeds dadelijk als onze meening uitspraken, dat ontbinding der Eerste Kamer alléén de aangewezen weg was. Tot onze groote vreugde is die weg nu ook ingesla gen." Overigens gedroegen de liberale Eerste Kamerleden zich zoo onhebbelijk jegens de Regeering, dat ouibinding reeds daarom al leen moest volgen. Zoo zeide bijvoorbeeld de heer Rengers, afgevaardigde voor Friesland, dat de liberale meerderheid tegen e 1 k wetsvoorstel zoude stemmen, dat tegen de liberale beginselen inging; met audered woorden d e Regee ring nog jaren lang beletten zou, te arbeiden aan de gees telijke en zedelijke verheffing der natie overeenkomstig de Christelijke beginselen want zonder de kamer ontbinding ware de Eerste Kamer niet voor 1908 om gegaan. Met deze woorden had de heer Rengers natuurlijk meteen het doodvonnis der tegen woordige Eeerste Kamer uitgesproken want de verantwoordelijkheid voor zulk een toestand mocht ons Christelijk ministerie niet op zich nemen En zoo geschiedde het opmerkelijk feit, dat Baron Rengers, de bekwame schrijver eener verdienstelijke „Parlementaire Geschie denis", door zijn optreden geholpen heeft, een nieuw gewichtig en zeer interessant hoofdstuk aan onze parlementaire geschiedenis toe te voegen. Als men dit alles bij elkander overwe-gt kan men zich niet onthouden de politiek doir de Linkerzijde in den jongsten tijd gevolgd, verschrikkelijk klein en kleingeestig te noemen. G. Tot heden hebben wij over de groote crisis, die onze Noord -Brabantsche zui velbereiding doorleeft, gezwegen, temeer wijl wij ons niet bevoegd achtten in deze kwestie een oordeel te vellen. Thans echter is door den heer F. E. Posthuma, de tijdelijke zuivelconsulent voor Noord-Brabant, een rapport uitge bracht aan het Bestuur van den Noord- Brabantschen Zuivelbond, waaraan wij over den toestand het'volgende ontleenen. Nog nooit heeft een vereeniging op het gebied der zuivelbereidig een zoo stormachtigen tijd doorleefd, als de Noord-Brabantsche Zuivelbond in de afgeloopen maand (Juni 1904) en ik meen mijn rapport over de verbetering der Boterbereiding niet te kunnen begin nen zonder een oogenblik stil te staan bij datgene, wat de oorzaak was, dat ik tijdelijk in Noord-Brabant werkzaam ge steld werd. Voor een goed begrip der verschil lende feiten is het noodig, in de eerste plaats antwoord te geven op de vraag Hoe was de toestand in den boterhandel, bij den Noord-Brabantschen Zuivelbond lederen Dinsdag en Vrijdag werd de boter aangevoerd op de botermijn van den Bond te Eindhoven en daar publiek aan diengene verkocht, die er den hoog- sten prijs voor wilde geven. Oogenschijnlijk kon het niet mooier, de fabriekjes maakten de boter, brachten die alle naar dezelfde mijn en dongen daar met elkander om den hoogsten prijs. Dit zou werkelijk zeer schoon geweest zijn, als de koopers de boter uitsluitend beoordeeld hadden naar de kwaliteit, dit wil zeggen naar haar geur, smaak en stevigheid. Jammer genoeg deden de koopers dat niet. De boter werd namelijk niet gekocht om ze in denzelfden toestand, zooals ze op de mijn werd aangevoerd, weder te verkoopen. Zoo goed als alle op de mijn aange voerde en aldaar verkochte boter, onder ging ze, voor ze in het buitenland ver kocht werd, nog een bewerking. Op zich zelf is dit geen bezwaar. De fa- briekjes voeren de boter in kluiten in manden aan. Gesteld nu, dat het bui tenland de boter in vaten verlangde, dan was het zeer juist, dat degenen, die de boter op de mijn kochten, deze boter eerst in vaten verpakten, alvorens ze naar het buitenland te zenden, maar er gebeurde blijkbaar nog iets anders mede. De handelaren, die de boter op de mijn kochten, vervoerden deze naar hunne fabrieken. Wat er dan mede ge schiedde, is niet nauwkeurig aan te geven, maar vast staat, dat ze bij het verlaten der fabriek dikwijls goedkooper verkocht kon worden, dan ze, bij het komen in de fabriek, ingekocht was. Het lijkt wel een raadsel, maar een feit is het. Zooals gezegd, werd de boter op de mijn gekocht om ze nog eens te be werken, voor ze in het binnen- en bui tenland verkocht werd. Het gevolg hiervan was, dat de han delaren de boter niet uitsluitend betaal den naar hare kwaliteit, (geur, smaak en stevigheid) maar naar hare geschikt heid voor die verdere bewerking. Het gehalte aan vluchtige vetzuren scheen daarbij een groote rol te spelen en ik overdrijf niet als ik zeg, dat de mijn van den Noord-Brabantschen Zui velbond door de handelaren over het ge heel niet beschouwd werd als een ver koopplaats van boter, maar als een ver koopplaats van vluchtige vetzuren. Voor den boerenstand, die naar oud vaderlijk gebruik, zich met het bereiden van boter onledig houdt, had dit zeer treurige gevolgen. Nu er zeer weinig gelet werd op de kwaliteit der boter, scheen het boter- maken geen kunst. Overal werden fa briekjes gebouwd, de persoon, die hierin als eerste werkman zou werken, werd een dag of veertien in de leer gedaan bij een ander, die het botermaken ook niet te best kende en vooruit ging het. Het leek wel, alsof men slapende rijk zou worden, totdat de handelaren zich oppermachtig waanden en den boeren stand in het Oosten en midden van Bra bant den oorlog verklaarden. Een combinatie van ongeveer 10 per sonen beproeven op dit oogenblik aan de duizenden boeren, met hunne gezin nen, de wet voor te schrijven. Voor mij bestaat er geen twijfel, wie als overwinnaar uit dit strijdperk zal tre den de boeren zullen zich niet laten dwingen om zieh eens en voor altijd te onderzoerpen aan den wil van eenige menschen, die met den boerenstand fei telijk niets te maken hebben. maar de boeren moeten zich goed bewust zijn van den toestand, waarin zij door de handelaren zijn geraakt en waaruit zij alleen door ernstig aanpakken weder kunnen komen. Als we in weinig woorden samenvatten den toestand waarin de boeren, aan gesloten bij den Noord-Brabantschen Zuivelbond verkeeren, dan zouden we dat aldus kunnen omschrijven. a. De boter, die niet volgens hare kwaliteit betaald zo ei d, kan op sommige fabrieken met meer zorg bereid worden, dan nu wel geschiedt. Bij de omschrijving van de boterbereiding kom ik hierop nader terug. b. Onze boterdie in het buitenland opgegeten moet worden, is daar bijna onbekend. Men kent wel boter van den heer X. en Y. uit Noord-Brabant maar zoo goed als niet boter van den Noord Brabantschen Zuivelbond. Het bestuur heeft reeds veel gedaan en doet nog veel, om dit zoo spoedig mogelijk anders te doen worden. Ongetwijfeld zal het bestuur hierin slagen, omdat het iets voorheeft boven de handelaren. Het bestuur voert de boter uit, zooals de fabrieken deze gemaakt hebben, terwijl de handelaren ze dikwijls eerst nog een bewerking lieten ondergaan. Het buitenland zal het verschil dat in dezen bestaat spoedig zoeten te waardeeren Zooals wij hiervoor echter zagen, kon den de handelaren meermalen goedkoo per verkoopen dan inkoopen. Zal het buitenland nu voor onze boter meer geld betalen, dan het gewoon is aan de handelaren te doen, dan zijn twee zaken noodig lste. de boter moet uitgevoerd worden, zooals de fabrieken ze hebben gemaakt. (Overpakken in vaten of kistjes is natuurlijk noodig als het buitenland dit wenscht en als dit gevraagd wordt, moet de boter gezouten geleverd worden.) 2de. de boter moet van zoodanige kwaliteit zijn met andere woorden de geur, smaak en stevigheid moet zoo best zijn, dat de boter gaarne gegeten en dus veel gevraagd wordt. Het eerste spreekt van zelf en voor het tweede is noodig, dat de boter ge heel bereid wordt overeenkomstig de eischen der wetenschap. Het maken van beste boter is natuurlijk een kunst en deze kunst moet geleerd worden. Verder geeft de heer Posthuma in zijn rapport nuttige wenken over de behan deling der melk om er goede boter uit te kunnen maken, welke raadgevingen wij aan de werklieden der coöperatieve boterfabrieken niet genoeg kunnen aan bevelen te lezen en in toepassing te brengen. Minister Balfour over de aan houding der neutrale schepen. Minister Balfour verklaarde gisteren in het Lagerhuis met betrekking tot het in beslag nemen van de „Malacca" door een stoomboot van de Russische vrijwillige vloot, dat de regeering de meest sterke afkeuriug o?er dit optredeu had uitgesproken, op grond hiervan dat geen oorlogsschip de Roode Zee mag ver- lateu, dat volgens haar oordeelde leden van de vrijwillige vloot, wanneer zij de Zwarte Zee uitstoomden en daarna oorlogsdaden ver richtten, óf niet het recht hadden de Dar danellen te passeeren, óf niet het recht hadden oorlogsdaden te doen. De Russische regeeriug was het in deze quaestie met ons eens, ik wil niet zeggen over het algemeene grondbeginsel, maar over dit bijzondere geval. De „Malacca" kou niet aangehouden worden voor dit schip PortSaid verlaten had, doch is nu weer vrijgelaen. De Russische regeering gaf ons tegelij kertijd de verzekering dat, wanneer de vrij willige vloot verdere aanhoudingen deed voordat de kennisgeving haar kou bereiken hangende de beraadslagingen over het algemeene grondbegiosel geen actie onder nomen zal worden, deze aauhoudingen zou den beschouwd woorden niet te hebben plaats gehad eu dat in overeenstemming hiermede de „Ardova" en de „Formosa" vrijgelaten waren. Wij ontvingen de verzekering, dat de schepen van de vrijwillige vloot bevel ge kregen hebben de Roode Zee te verlaten. Ik twijfel niet aan het feit, dat de Rus sische regeering niet langer wenscht dat deze schepen gebruikt zullen worden als kruisers. (Toejuichingen.) Wat deze schepen aangaat, verkeert het geschil niet langer in een acuut stadium. Ik wil niet zeggen, dat de Engelsche en Russische regeeringeu tot een overeenstem ming zijn geraakt betreffende de algemeene grondbeginselen, maar ik geloof, dat wij niet behoeven te veronderstellen, dat in werke lijkheid in strijd met onze opvatting zal worden gehandeld. Er zijn andere quaesties, weike niet in verband staan met dit incident, die aanlei ding geven tot beraadslaging tusschen de beide regeeriDgen en die, als alle discussies tusschen regeeringen, een gewettigden grond geven tot bezorgdheid. Volgens onze meening is het niet juist dat op gezag van den commandant van een kruiser goederen, waarvan beweerd wordt dat zij oorlogscontrabande zijn, van het koop vaardijschip weggenomen woiden zondei proces. VVanneer aan den commandant van een kruiser het oordeel overgelaten wordi wat al of geen contrabande is, dan wordt daardoor, vernietigd wat niet alleen is een gebruik onder de volkeren, maar wat boven dien is de noodzakelijke grondslag voor goede betrekkingen tusschen onzijdigen en oorlog voerenden. (Toejuichingen Een ernstiger quaestie is gerezen door de vraag of de „Knight Commandei" tot zinken gebracht is door een kruiser op grond dat het schip contrabande vervoerde. Daar volgens ons inzicht dil strijdig is met de gebruiken tusschen de volkeren' bestaande, hebben wij met klem onze meening ter kennis gebracht van de Russische regeering. (Toejuichingen.) Wij hebben de krachtige overtuiging dat, wanneer deze quaestie een onderwerp van bespreking uitmaakt in de Russische regeering, zij zulke bevelen zal geven dat herhaling van zoodanige on gelukkige incideuten voorkomen zal worden. Minister Balfour eindigde met er op te wijzen, dat, terwijl er zekere verplichtingen rusten op de oorlogvoerenden, de eigenaars van schepen zich dienen te herinneren, dat ook neutralen plichten hebben. De afgevaardigde Keir Hardie vroeg of beroep gedaan zou worden op het Haagsche Arbitrage—hof, wanneer in deze gebeurtenis de verschillende inzichteu van de regeeringen misschien aanleiding zouden geven tot een oorlog. Minister Balfour antwoordde dat de heer Keir Hardie de regeering wel niet verden ken zal den wensch te koestereu het land roekeloos in vijandelijkheden te willen storten. De vraag is van geheel hypothe lischen aard. Onmogelijk kan gezegd worden o er al dan niet een geschil bestaat van zoodauigen aard dat het gebracht kan worden voor het Arbitrage—hof, voordat het geschil gerezen is* Generaal Okoe begon Za':erdag den op— marsch tegen Ta—sji—tjiao. De Russen hielden een reeks van hoogten bezit ten Z. van Ta-»ji—tjiao, welke zich bijna vlak Oost en westwaarts van de stelling bij de spoor lijn uitstrekte. De stelling was bevestigd. Het sterkste punt waar de grootste strijd macht was samengetrokken, was Tai—ping— ling, een berg teu Z.O. van Ta—sji-tsjiao. Vijl Russische batterijen waren op verschil lende punten op een hoog terrein opgesteld en openden het vuur. Zij beschoten den ge- heelen Zondagochtend de oprukkende Japan— sche linie krachtdadig. De Russen ontplooiden zich in den loop van den dag in hun volle kracht. Okoe schatte hun sterkte op vijf di visies en 100 kanonnen. Het vuur van de Russen stuitte den algemeene opmarsen. Okoe besloot daarom het invallen van de duisternis af te wachten en daarna een nachtelijke aan val te doen. Twee Russische divisies waren opgesteld op den weg naar Sou—tsjing. Okoe nam vooraf voorzorgsmaatregelen door hen in een artillerie—duel te wikkelen dat met hei invallen van de duisternis ophield. Daarna werd, plotseling, om tien uur 's avonds den geheele rechtervleugel van de Japanners tegen de Russen verworpen. De eerste stel ling ten O. en W. van Tai—ping—ling werd met gemak vermeesterd. De tweede stelling, werd met gemak aangevallen en tegen het aanbreken van deu dag bezetten de Japan ners een verhevenheid ten O. van Sjan—sji— toen. De Russen wareu toen bezig terug te trekken naar Ta—sji—tsjiao. En alweer is de minister van Binnen landsche Zaken getroffen, Pas twee jaar geleden viel Sipjagin, toen Minister van Binnenlandsche Zaken door de hand eens moordenaars. En nu is zijn opvo'ger, Von Plehve ge troffen. Nadat voor eenige weken de gou verneur van Finland, Bobrihof door een Finsch patriot was neergelegd. Het kan niet worden ontkend, dat de revolutionnaire beweging iu Rusland met den dag driester optreedt. De moordenaar van Bobrihof was een Finsch patriot, die deu gouverneur vermoordde, omdat deze te hard hands over Finland regeerde. De moordenaar van Von Plehve schijnt een jood te zijn. Deze heeft zich dus waar schijnlijk willen wreken over de maatregelen van Von Plehve tegen de joden. De Straalsb.- Ztg. beweert, dat Von Plehve eiken dag dreigbrieven ontving met de woorden „Willig de wenscheu der joden in of een bom." Natuurlijk komen uit Petersburg verschil lende berichten over den moord. Wij laten de voornaamste ervan, gevende beschrij vingen van den moord, hier volgen. Von Plehve begaf zich om 10 uur naar Peterhof om den Keizer rapport te doen. Toen hij bij het Warschausche station ge

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1904 | | pagina 1