ummtr Zondag 2 April 1905 Toegewijd aan Handel^ Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. TH VIU'R EÜE mm A 1 TOOI" 11 E L E N, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN IEGERS BEDROGEN Winkeliers, die U andere zeepsoorten Aftreding Minister van Buitenlandsche Zaken. PEU1LLK7 OX. TJ 1 T G E V h) 11 IN DE HANDEN STOPPEN, ALS U SuNLIGHT- :ZEEP VRAAGT, BEDRIEGEN ZICHZELF, WANT ZIJ VERLIEZEN HUN DEBIET, U WENSCHT DE ZOO GUNSTIG BEKENDE SUNLIGHT. DE EENIGE BESTE Z EEP, GEEN ANDERE. LET DUS OP HET WOORD „SUNLIGHT" OP IEDER STUK ZEEP. T De Echo van het Zuiden, Waalwjjkscte ra liangstraatsïüe Courant, - - - -i hit n« r~ --ii-v -ii M*i Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavon <1 A b o 11 n e m e n t s p r ij s per 3 maanden f 0.^5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. IIIIII—IIIM— Over het aftreden van den Minister van Buitenlandsche Zaken is, zooals onze lezers weten, in de liberale pers heel wat te doen geweest- Zooveel geheimzinnigs, zooveel er gerlijks werd er van den toestand op bedoeld departement gegeven, een blad vertelde zelfs dat we een irisee* voor geheel Europa waren, dat eene duide lijke verklaring noodzakelijk werd. De heer van Kol heeft de knoop door gehakt en Donderdag interpellatie over deze zaak gehouden, waarvan we hier om 't belang der zaak een uittreksel laten volgen De heer Van Kol zegt, dat de door hem te stellen vragen eerlijk en welge meend zijn politieke of partij-oogmerken staan hier geheel buiten. Hij rekent dan ook op een eerlijk antwoord, al wordt daaraan in enkele bladen getwijfeld. Spr. zegt, dat zijn partij zoo lang mo gelijk met het aanvragen der interpel latie heeft gewacht en hij voegt er bij dat hij eigenlijk niets weet, maar is af gegaan op de gegevens van het Vader land van 16 Maart. Heldenroman van HENRYK SIENKIEWICZ voor De Echo van het Zuidenvertaald door H TWEE E BOEK. HOOFDSTUK VII. 49) De schimmel, dien hij bereed, strekte den nek uit eu hinnikte. Als antwoord hierop klonk het gehinnik van talrijke paarden en de prins werd wakker geschud uit zijn droomerij. llij bevindt zich aan het hoofd van zesduizend trouwe, vastberaden krijgers, zes duizend sa bels, die in staat zijn voor hem de wereld te veroveren eu in wier handen het heil der Re publiek rust. Daarginds, langs de oevers van den Duiepr, waar het kanon gromt, waar steden en burchten in vlammen opgaan, waar des nachts het gehinnik der Tartaarsche paar den eu het geschreeuw der Kozakken samen smelt met de jammerkreten der gevangenen, met het gehuil vau mannen, vrouwen en kin deren, daarginds ligt het veld voor hem open daar kan hij den naam verwerven van bevrij der en vader des vaderlands En wie zou het wagen, de hand uit te strekken naar deze eere- kroon, tenzij hij, de hertog, tenzij dit leger, het zijne De regimenten defileerden langs den voet van den heuvel, waarop de hertog roerloos stond, zijn maarschalksstaf in de hand. Leve de hertog 1 Leve onze generaal, onze aanvoerder, onze hetman Leve Yaréma WisniowieQki I Toen trok de hertog zijn zwaard uit de schede, richtte het ten hemel eu sprak met omhoog geslagen oogeu en op duidelijk ver- staanhareu toon dezen eed Ik, Yaréma Wisniowiegki, palatijn der Ukraine, hertog van Lubnié en Wisniowiec, Naar aanleiding- van het aftreden is iets geschiedt, dat een unicum is in onze staatsrechtelijke geschiedenis. Wij hebben gehad een communiqué, een tegenspraak in den Standaard. Maar dit zegt niets men moet hier openlijk de waarheid hooren. Hij heeft b.j zijn vragen den zachtsten naam gekozen; zij hebben niets kren- kends voor den Minister. Zijn vragen heeft hij den Minister medegedeeld. Het eerste gedeelte be treft de zelfstandigheid aan het depar tement van buitenlandsche zaken. Dat gedeelte betreft vraag 1 en de onder deden, waarbij spr. zegt dat hij met de instructiën bedoelt die aan onzen gezant bij de Noorsche Hoven betreffende het arbitrage-tractaat met Denemarken. Spr. geeft een verdere toelichting van zijne vragen, o. a. betreffende de benoe ming van secretarissen-generaal. Het schijnt dat men den heer Melvil een secretaris-generaal heeft opgedrongen, dien hij niet wilde en vraagt hij of het was door pressie van Katholieke zijde, dat de Minister niet gekregen heeft den secretaris-generaal dien hij wilde. En nu de toevoeging van den heer Van Weckherlin. Daarmede werd de heer Van Lynden misleid. Hij dacht hulp te ik zweer hij den Heiligen Naam van God, bij de Heilige Drievuldigheid en de Zuivere Maagd, dat ik dit zwaard trek tegen de oproerlingen en de ongeloovigen, wier handen het vaderland bezoedelen, eu dat ik het niet in de schede zal steken zoolang ik nog krachten heb, zoo lang ik deze schande niet heb uitgewischt, zoolang de laatste vijand der Republiek niet is verdelgd, zoolang de Ukraine niet onder worpen is eu de opstand in het bloed gesmoord En God verhoore mijAmen Hij sprak eu hield de oogen nog een korte poos ten hemel geslagen; daarna sloot hij zich langzaam bij zijne troepen aan. Bij het vallen van den avond bereikte het leger Basaui, vanwaar de hertog Poniatowski, een kapitein der geregelde Kozakkeu, op ver kenning zond. In den loop van denzelfden nacht keerde Poniatowski terug met vijf krijgsgevangenen Zaporogen van het regiment van Wasintine, die deelgenomen hadden aan den slag bij Kor- suw Zij werden ondervraagd eerst toen zij boven een vuur geroosterd werden, wilden zij spreken. Het volgende bleek uit hun mode- deelingen Chmieluigki had Korean nog niet verlaten. Wat Tubay-Bey aanging, deze maakte zich gereed om terugtekeeren naar de Krim, met rijken buit, met talrijke krijgsgevangenen, waaronder de twee betmannen Tevergeefs smeekte Chmieluigki hem om samen tegen het leger van den hertog op te rukken de mirzn wilde van niets hooren hij beweerde, dat na de nederlaag der betmannen de Kozakken heel goed alleen met deRepubliek konden afrekenen. Hij zelf kou niet langer in de Ukraine blijven uit vrees, dat hij zijn buit en zijn krijgsgevan genen zou verliezen. De troepen van Chmiel- nigki konden geschat worden op tweehonderd duizend de Zaporogen en de KozakkeD, welke zich bij den opstand hadden aangesloten, vorm den een weerbare kern; maar het overige drie vierde gedeelte was van geen heteekenis. Deze tijdingen schonken den hertog nieuwen moed. Hij hoopte bovendien, dat zijne stiijd- macht weldra zou verdubbeld zijn, doordat Bteeds meer edellieden eu het overschot van het koninklijke leger zich bij hem aansloten. Den volgenden dag werd de tocht voortge- W A A L W IJ K. krijgen, doch werd eigenlijk onder cura- teele gesteld. Spr. beroept zich weder op de mededeelingen van het Vaderland en zegt, dat de heer Van Lynden sar- rens-moede zijn ontslag heeft genomen. Men had bij Buitenlandsche Zaken een adviseur kunnen aanstellen, zonder het kwetsende voor den heer Van Lynden. Spr. leest voor wat dienaangaande in de Groene4 is gezegd, doch stelt zich daar bij geen partij. Spr. komt daarbij op tegen de behan deling den heer Van Lynden aangedaan, wiens begrooting met algemeene stem men, behalve die der socialisten, is op genomen. Verder wijst hij op het maken van het president-ministerschap tot een perma nenten post. Thorbecke heeft zich nooit zoo opgedrongen ais nu minister Kuyper. Hij herinnert r.an den toestand onder Koning Willem I en aan hetgeen verder onder de koningen Willem II en III in dit opzicht is geschied. In ons Staats recht bestaat de instelling van een mi- nister-president niet. Het was dan ook goed gezien, dat elke drie maanden het presidentschap in andere handen overging, v. d. Vlugt en Lohman hebben aange toond, dat in onze grondwettelijke in stellingen geen plaats is voor een mi- nister-presidentschap. Het is een nieu wigheid, waarvan alle redenen tot afkeu ring bestaan. Men zal hier de gelijkheid van alle ministers moeten handhaven. En hoe heeft nu dr. Kuyper van zijn presidentschap gebruik gemaakt. Waarop hebben zijn vragen b en c betrekking? Is het waar, wat het Vaderland zegt, dat de vreemde gezanten wisten, dat het gezag van baron Van Lynden geheel ondermijnd was door dr. Kuyper, wiens reizen naar vreemde hoven spre ker ook bespreekt, vooral wegens het karakter van diens reizen. Spr. noemt hierbij »de heer Leopold*, waarop de voorzitter hem verzoekt zich omtrent vreemde souvereinen anders uit te laten. Spreker zegt niets beleedigends te bedoelen en vraagt of het waar is, dat de bezoeken te Brussel, te Berlijn, te Londen volstrekt geen politiek doel hadden. Hij vraagt nu of hier inderdaad sprake was van een nauwere aansluiting Adveetentibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiëu Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels en advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeelige contraeten gesloten. Reclames 15 cent per regel zet. Voorbij Péréiaslnw voerde hij door onme telijke hosscheu, die zich uitstrekten tot aan Tchériue. Mei liep ten einde in ondragelijke hitte. In plaats dat de soldaten verkwikking vonden in de schaduw der hoornen, was het er drukkend warm. De paarden begonnen te vallenzwermen muskieten bestookten de troepen. Het hars smolt aan de hoornen en de zware lucht der hossch?n maakte de ademha ling moeilijk. Zoo gingen vier dagen voorhij. B'j het val len vrn den avond begouueu de paarden te snuiven, de ossen loeiden droevig. Zij ruiken bloed, fluisterde men in de menigte, die het leger volgde De Kozakken zitten ons op do hielen De strijd gaat beginnen Luide weerklonk het geweeklaag der vrou wen groote verwarring heerechte alom wa gens en voertuigen, in blinden haast meege voerd, weken van den weg af en werden tegen de stammen der hoornen geslingerd. De hertog herstelde de orde en zond ver kenners uit Krétuski begaf zich met eeu af- deeling Walachijers op weg en keerde in den vroegen morgen terugaanstonds kwam hij verslag uitbrengen. Quid ncvi? vroeg de hertog. De hosscheu staan in brand, Hoogheid Hebben zij ze in brand gestoken Ja De Kozakken, die ik gevangen genomen heb, bekennen, dat de spionnen van ChmieluiQki ons op den voet volgen. Zij steken de bosschen in brandde wind wakkert het vuur aan. De snoodaards zouden ons levend willen verbranden zonder slag behoeven te leveren. Laat de gevangenen hier komen Een oogeublik later stonden drie ossendrij vers tegenover den hertogzij legden stamelend hun bekentenis af men had hun last gegeven, de bosschen in brand te zetten Ook zeiden zij, dat het vijandelijke leger langs den Duiepr oprukte. Alle detachementen, die op verkenning gezonden waren, brachten gelijkluidende tij dingen meê. De hosscheu stonden in brand Doch Wisniowiegki scheen daardoor vol strekt niet verontrust te worden. bij Duitschland. Heeft de Minister bezwaar te antwoor den op zijn vraag nopens de betrekkin gen met Japan en Rusland, dan zal hij daarin gaarne berusten. Voorts vraagt hij of, vooral in dezen tijd Minister Ellis wel de man was om aan het hoofd van Buitenlandsche Zaken te staan. Hij durft den heer Ellis zelfs de vraag stellen Acht gij u geschikt om aan het hoofd van Buitenlandsche Zaken te staan? Vandaar zijn vierde vraag en nu de vraag omtrent het mogelijk overgaan van dr. Kuyper naar Buitenlandsche Za ken. Hij kan dit niet gelooven, vooral na wat de Standaard heeft gezegd. Zijn vraag is geen verkiezings-manoeuvre, maar is gedaan in 's lands belang. Hij wacht daar op een stellig antwoord, ja of neen; en hij meent den Minister een dienst te bewijzen door hem in de ge legenheid te stellen over alles het volle daglicht te laten schijnen. De Minister van Binnenlandsche Zaken leest hierop zijn antwoord voor, waaruit blijkt lo. dat nimmer gedacht is aan het goedkeuren door den Ministerraad van alle instructies aan onze gezanten. De Regeering zou dit zeer stellig verkeerd, ongeraden en onuitvoerbaar achten. 2o. Noch door den Raad, noch door een der tegenwoordige 7 ministers is aan den gezant bij de Noorsche rijken, of bij eenig ander rijk sedert het optreden van dit Kabinet ooit eenige belangrijke of niet belangrijke opdracht gegeven, laat staan eenige opdracht in strijd met de instructies van den departementschef. 3o. dat reeds sedert J90I de secre tarissen-generaal en de directeuren-ge neraal van alle acht departementen thans opgenomen zijn onder de hooge staats ambtenaren, voor welker voordracht aan de Kroon de medewerking van den Raad weer bepaaldelijk vereischt is. 4o. dat naar aanleiding van enkele voorgekomen aangelegenheden, waarover die, rakende onze betrekkingen met buitenlandsche mogendheden, geen ver dere inlichtingen van welken aard ook, kunnen verstrekt worden, de Raad van Ministers den Min. van Buitenl. Zaken eenparig verzocht heeft voortaan zich te verzekeren van het advies van 'n geroutin. diplomaat en dat daarbij de Minister van Buitenl. Zaken zich aanvankelijk tot den van zijn post te Constantinopel teruggeroepen gezant, den heer Van Weckherlin heeft begeven en hem heeft uitgenoodigd hem des noodig van advies te kunnen dienen dat deze hierbij geen aanstelling ontving en dat geen bevoegd heden voor hem zijn vastgesteld, maar de heer Van Weckherlin zich terstond willig en bereid verklaarde om 's lands belang in deze te dienen en zulks zonder dat daarbij door hem eenig beding van salaris gesteld is. 5o. dat de Minister nooit eenige per soonlijke onderhandelingen gevoerd heeft, noch zal voeren met buitenlandsche regeeringspersonen. 6o, dat art. 95 der Grondwet belet te antwoorden op de vraag nopens Japan en Rusland. lo. dat het interun zoodra mogelijk zal eindigen. 8o- dat hij geen Minister van Buiten landsche Zaken wil worden. De heer Schaper komt op tegen het geen de Minister aan het slot zijner rede heeft gezegd, nl. dat men hier eigenlijk zou hebben, >inquisitoriale vragen*. Voorts meent hij dat het verkeerd was zich te beroepen op art. 94 der Grond wet, de Minister had in comité gerust stellende verklaringen kunnen geven. Spr. maakt nu nog eenige opmerkingen naar aanleiding der rede van den Minis ter en vraagt waarom men dan zoolang gehandhaafd heeft een minister, wien men een geroutineerd diplomaat moest ter zijde stellen. Het getuigt niet van deferentie voor de Kamer dat men haar laat werken met een man, die men zelt niet vertrouwt. De heer Van Kol zegt, dat de minis ter hem is meegevallen door zijn duide lijke antwoorden op alle vragen, maar of zij afdoende zijn Dit laat hij daar. Spr. noemt verschillende punten, waar omtrent hij niet is gerustgesteld en ontkent dat de heer Van Weckherlin in deze geheel belangeloos was, voorts meent hij. dat in de Transvaalsche ge schiedenis dr. Kuyper wel degelijk de Zij voeren oorlog als heidenen, die zij zijn! Gelukkig doorsneden talrijke kleinere stroo- men, welke hier an daar uitgestrekte moerassen vormden, het land. Wilden de vlammen nu de troepen insluiten eu bedreigen, dan zou ieder bosch afzonderlijk in brand gestoken moeten worden. Inderdaad scheen dit ook het plan der Kozakken te ziju dagelijks werden er gevangen genomen, en spoedig bengelden hun lijken aan de pijnboomen. Met groote hevigheid breidde de brand zich uit langs de beken naar het Oosten en het Westen, zonder nochtans noordwaarts te te komen; van den morgen tot den avond zongen de vrouwen lofliedereu. En dwars door deze brandende bosschen heen, welke eindeloos leken, voerde de hertog ziju uitgeput leger. Men zeide, dat de vijand naderde, dat hij van twee kanten tegelijk zou aanvallen. Die verontrustende geruchten zouden echter spoedig ophouden een edelman die zich aan gesloten had bij het leger van den hertog, bracht eindelijk zekere tijdingen. Hij werd in tegenwoordigheid van Yaréma gebracht. Hoogheid, zeide hij, gij weet reeds dat de twee betmannen verslaan zijn en ook, onge twijfeld, dat zijne Majesteit overleden is Wisniowiegki zat op een vouwstoel voor zijne tent en sprong verschrikt overeind. Wat zegt gij Zijne Majesteit De koning, onze geëerbiedigde souvereiu is gestorven te Merecz, eene week voor de nederlaag te Korsun. In zijne barmhartigheid heeft God hem deze schande niet laten overleven, antwoordde de hertog. En hij ging verder de oogen strak voor zich uit gericht Voorzeker, vreeselijke tijden zijn op komstDe tnsschen-regeerirg, de verkiezing het beleggen van vergaderingen, de innerlijke tweespalt, de kuiperijen van den vreemdeling... en d&t, terwijl het vaderland één arm eu één zwaard noodig heeftGod wendt zich van ons af: in zijne verbolgenheid wil hij onze fouten eu misdaden straften. De koning alleen had het land kunnen redden de ko zakken hadden groote genegenheid voor hem bovendien was hij een krijgsman. 'en u- hij, De officieren omringden den hertog. do koning is Mijneheeren, zeide dood Alle hoofden werden ontblood de schrik maakte de tongen sprakeloos. Heer geef hem de eeuwige rustfluisterde de hertog. Eu )iet eeuwige licht verlichte hem De mis werd opgedragen. Onder gewelven van het brandende bosch klonken de droeve tonen van het «Dies irae«. Een vreeselijke angst maakte zich van aller harten meester. Aan zijn lot overgelaten stond het leger tegen over een dreigenden vijand, Maar neen hadden die krijgslieden dan niet een aanvoerder, hun hertog Alle oogen wende zich i aar Yaréma; nieuwe banden ontstonden tusschen hem en zijn soldaten. Dieuzelfden avond zeide hij, luide genoeg dat ieder hem kon verstaan Wij* moeten een koning hebben, die tevens krijgs mu is. Als het Gode behaagt, op de aanstaande verkiezing onze stem uit te brengen, zullen wij stemmen voor prins Karei die meer soldaat is dan prins Jan Casimir. Vivat Carolus Rexriepen de officieren. Vivat herhaalden de huzaren. Vivat juichte geheel het leger. Eu de hertog vermoedde niet, dat deze juichkreten vanaf de oevers van den Duiepr zouden weergalmen tot in Warschau eu den maarschalksstaf uit zijne handen zouden doen vallen. p) Jongere broeder *an Ladislas IX, zoou van Sigismond III. Een groot gedeelte van den adel biacht zijne stem op hem uit. Maar de meerder heid koos den tweeden broeder des konings, Jen Casimir, een kardinaal. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1905 | | pagina 1