Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. te trniR i ti; mm. AJTOON T IEL EN, Dit nummer bestaat uit TWEE BLADEN. LANDBOUW FEUILLETON. Winkeliers, die U andere zeepsoorten Uitgever: IN DE HANDEN STOPPEN, ALS U SuNLIGHT- ZEEP VRAAGT, BEDRIEGEN ZICHZELF, WANT ZIJ VERLIEZEN HUN DEBIET. U WENSCHT DE ZOO GUNSTIG BEKENDE SUNLIGHT. en Con r a ill, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden fü."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukkeugelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Advertentibn 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Adverteutiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciele zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Wanneer we voor ons critisch beschou wend oog de verschillende beroepsstanden eens de revue laten passeeren, blijkt het ons al heel spoedig, dat die van de boerenar beiders en arbeidsters wel het stiefmoederlijkste bedeeld is. Economisch is deze klasse van arbeiders zeer zeker het zwakste. En hoe talrijk zij ook in ons lieve vaderland is, toch klinkt in de landbouwende streken vrij luid de klacht, dat de boereuwerkgever zoo slecht aan werkvolk kan komen. „Vroeger", zoo hoort men dan, „was dat geheel anders. Toen kou men arbeiders bij de vleet krijgen doch tegenwoordig Ze willen den boer maar niet dienen En hier blijft het dan gewoonlijk bij. Naar de oorzaken wordt niet gezocht. Waarom dat toch wel Zou de klagende werkgever soms voelen, dat hij, indien hij eens naar die oorzaken ging zoeken, tot zeltbeschuldiging zou ko men „Wat een vraag?" hooreu we den werkgever reeds uitroepen. „Betalen wij onze arbeiders dan niet behoorlijk En kunnen zij op andere boerenplaatsen m-er verdienen Mogen wij even hierop het antwoord ge ven AU regel kan gelden, dat een boe renarbeider, gemiddeld genomen, per week niet meer verdient dan 6 gulden. In som mige streken van ons vaderland is het zelfs nog minder. Zoo b.v. in de buurt van Apeldoorn. Daar verdient een boerenar beider gemiddeld f 5.50 per week. In enkele plaatsen van Zeeuwsch-Vlaanderen is het vaak nog minder, vooral in deu wintertijd. Dan verdient hij in de vele weken van werk loosheid zooveel als niets, b v. 40 ct. per dag. Wij vragen eiken weldenkende kan daar nu een man met zijn gezin een mensch- waardig bestaan van leiden Immers neen, zelfs al was zijn loon geregeld f6 per week. Stel u voor een boerenarbeider met een gezin van man, vrouw en vier kinderen. Deze hebben dus eiken dag voor hun gezin zoo ongeveer 85 A 86 cent, d. i. per persoon 14 a 15 cent per dag. Welnu, schep daar nu maar des middags een pot eten van op 1 Doe daar maar boter en kaas van op het brood Is het te ver winderen, dat in ons lieve vaderland vele boe enarbeid rs het dag in, dag uit moeten doen met wat aardappels m°t olie, ot alleen met zout plus een stuk droog brood Houdt men ziju hart niet vast, als men dit, zooals wij meer dan eens, door een degelijk en geloofwaardig boerenarbeider hoort vertellen Nu weten wij wel, dat er ook wel streken in ons land ziju, waar het wat beter is waar de boerenarbeider met 7 gulden in de week ook nog een vrij huisje krijgt, doch deze vrij gunstige toestand mag gerust tot de uitzonderingen gerekend worden. Ook weten wij wel, dat de boerenarbeider er veelal nog een eigen bouwerijtje op nahoudt. Maar hiervan moet de pacht ook betaald worden. En de arbeider-bouwer is rvengied aan slecht- en misgewas onderhevig als de werk gever. Wie zal er dan echter het meest van lijden De vraag stellen is ze al be antwoorden. En hoe gaat het met den dagelijkschen tobber, als hij inet zijne vrouw oud geworden is Wil hij dan niet van gebrek en ar moede omkomen, dan is hij gedwongen bij het armbestuur om onderstand aan te kloppen. Na een menschenleven van zwoegen en tobben derhalve de hand uitgestoken -om een aalmots Want hoe goed ook bedoeld en hoe vriendelijk ook ter hand gesteld, onderstand uit de armenkas blijft voor ons een aalmoes. Nu zij hier ec iter onmiddel lijk bijgevoegd, dat deze wantoestand niet geheel op den werkgever mag geschoven worden. Hierin te voorzien is meer de taak van den Staat, die b.v- in 't leven dient te roepen ouderdomspensioen voor oude en iu- valiede werklieden, zooals dat reeds in landen als Denemarken en Duitschland bestaat n zooals dat is voorgesteld en ingediend door de algetredeu regeering. Waarlijk, de werklieden en vooral de boereuwerklicden kunnen niet gefeliciteerd worden met het aftreden van dit kabinet, maar wel op droevigen toon gecondoleerd. Immers, van de ouderdoms- en invaliditeits verzekering zal in de eerste jaren wel niet veel komen. Waar zullen toch de nieuwe bewindhebbers, die zoo afkeerig zijn van tariefsherziening, de duiten er voor vandaan halen? De eerste er. voornaamste dupe der koersverandering in onzen politieken toestand is dus wel de boerenarbeider, want niemand anders dan vader Staaf kan een algemeene regeling der werkliedenpensionueering geven. Er rijn toch een massa boerenwerkgevere, die zelf genoeg te doen hebben om het hoofd boven water te houden, zoodat zij in geenen deele nog een pensioentje voor hun afge- werkten arbeider kunnen afzondereu. L aar slaat echter tegenov-r, dat er naast deze pachtboeren genoeg eigenbezitters zijn, die wel een klein weekgeldje voor hun arbeider of arbeiders konden afzonderen, doch hen dikwijls als de afgeslaafde tobbers niet meer kunnen, met een bedankje voor goed naar huis 7enden. Maar zoo zou men kunnen vragen schijnt dan in het leven van den boerenar beider nooit het zonnetje van stoffelijke welvaart? Ja, waarde lezer, in twee tijd perken. Ten eerste, als hij, zoowel naar lichaamsbouw als naar geest, zoodanig ont wikkeld is, dat hij behalve goede kost en inwoning, ook een fliuk jaarloon als boeren knecht verdienen kan. Doch deze gun stige toestand houdt in den regel niet lang aan. Als hij gaat trouwen, is deze zonne- periode gauw genoeg over. Ten tweede heeft het de arbeider beter, als zijn kinderen geld beginnen te verdienen. Dan kan hij werkelijk enkele ]aren van stoffelijk geluk benieten. M*ar ook deze geluksperiode duurt gewoonlijk slechts kort. Betrekkelijk spoedig toch gaan de kinderen trouwen en.... vader en moeder, nu al zachijes aan oud wordende, staan weer alleen. En hoe ellendig is de torstand van een boerenarbeidersgezin, als de kostwinner door ziekte verhinderd is te werken Ook in dezen socialen uood voorzag het afgetreden kabinet door zijn ontwerp, ziekteverzekering. Doch nu..,. 1 Alles te zamen genomen, is de economische positie van den boerenar beider zeer slecht en wordt het hoog tijd, dat getracht wordt, hierin verandering te .irengen. Hierover iets in 't midden te brengen echter een volgende keer. Heldenroman van HENRAK SIENKIEWICZ voor De Echo van het Zuidenvertaald door H DERDE BOEK. HOOFDSTUK IX (80) Daar hij een groot deel bad aan de over winningen van Yaréma, was hij bij de menigte goed gezien en zij luisterden aandachtig naar hem. Hij wendde zich tot den hertog en bezwoer hem op hartstochtelijken toon, het opperbe velschap niet af te wijzen. Daar de Republiek op den rand van den ondergang stond, moch ten de wetten overtreden worden. Neem den bevelhebberstaf aan, onoverwinnelijke aanvoer der en red ons red niet alleen deze stad, maar de Republiek Toen had er eeu voorval plaats, dat aller harten ontroerde. Eene vrouw in rouwgewaad naderde het altaar zij wierp al hare kleinoo- den voor de voeten van Yaréma neer en liet zich op de knieen vallen. yfij brengen u onze bezittingen, wij stellen ons leven in uwe handen, red ons Op dit gezicht werden de senatoren, de officieren, de geheele menigte door eene hevige smart aangegrepen. Men hoorde slechts éénen ontzettenden kreet Red ons 1 De hertog bedekte het gelaat met beide handen. Toen hij het hoofd weder oprichtte, zag men tranen in zijn oogen schitteren. Nog aarzelde hij. Waar bleef het gezag der Repu bliek, als hij toegaf? De Hofmaarschalk stond op. Ik ben oud, zeide h;j, teneergeslageu door den tegenspoed. Ik heb het recht, een laat neer te leggen, die mijne krachten te boven gaat en hem op jongere schouders over te dragen. Voor den gekruisten God, voorden adel en het leger, overhandig ik u dezen staf het teeken mijner waardigheid. Neem hem En hij reikte hem deu hertog over. Er beerBchte een diepe stilte. Eindelijk weerklonk de heldere stem van Wisniowiegki Ik neem hem aan tot uitboeting mijner zonden Een blijde juichkreet ging door de verga dering De menigte kli m over de balustrade van het koor, wierp zich voor de knieën van den helden strooide goud, zilver en edelstee- nen aau zijue voeten. De tijding verspreidde zich door heel de stad. De troepen waren dronken van vreugde, en verklaarden zich bereid, tegen Chraielnigki op te trekken, tegen den sultau zelf! De bnrgers wilden hun laat- sten drnppel bloed vergieten, de Armenische woekeraars boden uit eigen beweging ontzag gelijke sommen aan de Joden, die in de Synagoog waren verzameld, juichten van vreugde de kanonnen bulderden op de wallen in de straten schoten de soldaten huu geweren en musketten af ten teeken hunner uitgelaten heid. Het was alsof de stad eene overwinning vierde of een ander plechtig feest. En toch trok een leger van driehonderd duizend soldaten tegen haar muren op, een leger zooals noch de keizer van Duitschland, noch de koning van Frankrijk op de been konden brengen, een leger, woester dau de horden van Timouw. HOOFDSTUK X In den morgen van den zesden October verspreidde zich door de stad een even on verwachte als vreeselijke tijding- Hertog Aa- réma had met de grootste helft van het leger Léopol verlaten met een onbekend doel. Een ongeloovige menigte verzamelde zich voor het aartsbisschoppelijk paleis. De soldaten beweerden, dat Yaréma zich verwijderd had om de omstreken te verkennen. «Wie hadden gezegd, dat Chmieluigki en de Tartaren in aantocht waren? Wie? Spionnen blijkbaar, met het doel, een paniek te verwekken. Reeds tien dagen liep dat gerucht, maar het was nog door niets gewettigd waarschijnlijk was het valsch maar de hertog had er op gestaan zich zelf te overtuigen. Hij zou terugkomen. Was de stad niet in uitstekenden staat van tegenweer en had hij er niet meerdere regi menten achtergelaten Bij het vallen van den avond kwam een kapitein met vijftig dragonders de stad inge reden. Zonder eenig antwoord te geven op de tallooze vragen, waarmee de nieuwsgierige inwoners nem be,stormden, begaf hij zich rechtstreeks naar het Btadhuis om daar te spreken met den commandant der artillerie en burgemeester Groswayer... Een uur later deelde hij aan de verschrikte deken, die in eene zaal daarnaast vereeuigd waren, mede, dat de hertog vertrokken was om niet meer terug te keeren. Ontzetting maakte zich van allen meester Zelf hoorde men het woord verrader". De commandant der artillerie, Arcichewski betoon de zich verontwaardigd. Hetgeen ik daar hoor, zeide hij is laster taal 1 De hertog is voor altijd vertrokken. Het is zoo Maar met welk recht zoudt gij van eeu bevelhebber, in wiens handen het behoud van het vaderland rust, vergen, dat hij er zich toe bepaalde, enkel en alleen uw stad te verdedigen?... Wat zouden de ge volgen zijn, zoo de laatste legers, waarover de Republiek kan beschikken, eens binnen deze muren werden ingesloten 1 Er zouden geen levensmiddelen zijn, om zooveel menschen te voeden. De honger zou ens cioen bezwijken, e-srder dan de vijaud. Chmiel hecht meer waarde aan den persoon van Yaréma, dan aan het bezit dezer stad. Als hij hoort, dat de hertog zich verwijderd heeft, dat hij nieuwe strijdmachten op de been brengt, dat hij iedereu dag kan terugkeeren, dan zal hij ge neigd zijn, onderhandelingen met ons aan te kuoopen. Door de stad te verlaten en den vijand van buiten te bedreigen, heeft A aréma u en uwe kinderen gered Houdt dus voet bij stuk en biedt deu belegeraars zoolang mogelijk weerstand Dan stelt gij den hertog in staat, een nieuw leger op de been te bren gen ooze versterkingen van levensmiddelen te voorzien, het land wakker te schudden uit zijn verd ioving, en ons ter hulp te snmleu. Als hij hier bezweken was, den hongerdood Naar men verneemt, mag de Kijksserum- inrichting te Rotterdam zich in steeds toe nemende mate verheugen in i'a belangstel ling van landbouwers en veeartsen. Een sprekend bewijs hiervan ziet men in onder staande cijfers betreffende de iuëutingen tegen de vlekziekte der varkens In 1900 werden ingeënt 3341 varkens in 1901: 13,010; in 1902: 20,807, en in 1903; 25,848 varkens. Seder 1 Maart 1904 wordt vanwege de Rijksseruiuinrichtiug aan iu Nederland ge vestigde veeartsen kosteloos entstof (serum en cultuur) tegen de vlekziekte verstrekt. Het aantal inentingen steeg dan ook in dat jaar tot ruim 40,000, terwijl in de eerste 7 maanden van 1905 meer dan 80,000 varkens werden ingeënt. Eenige proeven iD mijn tuin. Ik had het goedje nu toch eenmaal in huis ik bedoel de Patentkali dat ik ge bruikt heb bij mijn bloemen en dat daarop ziflk een prachtige uitwerking gehad heeft ik wilde er nog meer proeven mede doen. Ik had juist in mijn tuin twee bedden met stanuuikerboonen staan, die vrijwel aan el kander gelijk waren, alsook twee bsddeu met erwten, die ook niet veel verschilden. Daar beide gewassen, zoowel de erwten als de boonen echte kaliroovers zijn, dacht ik, dat een bemesting met Patentkali in geen geval schaden kon. De vier bedden waren allen met stalmest voorzien en de boonen of liever de grond, voor de boonen besterad, was daarenboven ook nog gebeerd. lVee bedden een met boonen en een met erwten, liet ik verder groeien, zooals het wou. Doch de beide andere zouden mij moeten aantoonen in hoeverre Patentkali de erwten en boonen verbeteren zou. Toen de erwten even boven den grond kwamen kijken, nam ik een pijpgieter en begoot de bedden, om do planten, zóó dat net water de planten niet of weinig aanraakte. Ik deed dit om den anderen dag, zes maal achter elkander en gaf aan eiken vierkanten meter telkens on geveer 5 I-iter water, waarin een gram Pa tentkali opgelost was. (Op \ochtigen, lagen grond kan men natuurlijk minder water nemen.) Op dezelfde wijze ging ik later bij de boonen te werk. ;r Gedurende de eerste weken zag ik weinig verschil tusschen de aldus begoten bedden en die, welke ik geen Patentkali gegeven had. (Ik heb vergeten te zeggen, dat ik deze laatste, om de andere oinstaudigheden zoo gelijk mogelijk te maken, toch ook oe— gooi, doch slechts met zuiver regenwater.) In het eerst zag ik dus geen verschildoelt omstreeks den bloeitijd waren de met Pa tentkali bemeste vruchten ver voor. Ze bloeiden weliger. Eu ze zijn voorgebleven en ze hebben ook meer opgeleverd. Van de boonen kan ik op bet oogenblik niets meer zeggen dan dal ze hooger van stengel en rijker in het blad staan dan die welke geen Patentkali gehad hebbeu. Doch mijn proeven hebben mij reeds be. wijs genoeg gegeven, dat ook in den tuin de kalizouten veel nut kunnen doen. Ik vermoedde dit trouwens verleden jaar al, toen ik ongeveer 1 K.G. Pateutkali had uitge strooid op het bed, waarop ik mijn selderij - planten heb uitgeplant. Vorige jaren is mijn selderij nooit zoo dik van knol geweest als gestorven, dan zou niets meer den vijand kun nen stuiten Krakau, Warschau zouden in zijn handen vallen Mort niet, maar spoedt u naar de wallen Uwe kinderen, uwe stad verdedigen, dat is de Republiek verdedigen Nuar de wallen Naar de wallen riepen de dappersten. Op zijn beurt nam Groszwayer Mijueheeren,uw moedig besluit, verheugt mij. De hertog heeft ons niet verlaten, dau nadat alles tooi de verdediging gereed was... Ieder onzer weet, wat hem hier te doen staat... Ik voor mij zal strijden tot mijn laatsteu druppel bloed Langzamerhand begon het vertrouwen terug to keeren. Naar de wallen riep Groszwayer nog eens. Naar de wallen naar de wallen her haalden officieren en l urgers. Plotseling ging er onder de vensters dei- zaal een angstkreet uit de menigte op. Met donderend geraas gingen de deuren open. Een twintigtal mannen en vrouwen stormden naar binnen, waanzinnig van angst-.» Voordat de dekens tijd hadden, hun iets te vragen, klonk een klagend gejammer door het vertrek Brand I Brand 1.. Ginds braud Lt verbum caro factum est sprak Gros zwayer... Naar de wallen Een oogenblik later was de zaal ledig... Weldra dreunden de muren van het kanon gebulder, ten teeken dat de vijand in aantocht was- 1 Ui In het oosten was de hemel, zoover het oog reikte purperkleurig zou een zee van vlam men de rampzalige stad overstelpen r Ondertusschen had de hertog zich naar Zamose begeven. Na oenige lartaai sche hor den die zich zoover vooruit gewaagd hadden, verspreid te hebben, maakte hij deze van na ture reeds sterke stelling onneembaar. Hij liet er eenige detachementen achter onder bevel van Krétuski, wien Longinus als luite nant was toegevoegd. Daarna trok hij naar Warschau, om daar van den Landdag de noodige middelen te krijgen voor nieuwe lichtingen en ook om deel te nemen aan de aanstaande konings keuze Als prins Karei gekozen werd, dan zegevierde de oorlogspartijen de hertog, aan het hoofd van al de strijdmachten van het land, zou met Ghmiel eene worsteling beginnen op leven en dood. Daarentegen was prins Jan Casimir meer genegen voor den kanselier van de Kroon, die met de Kozakkeu wilde onderhandelen, ten kiste zelfs vau de grootste concessies. De twee broeders spaarden geld, uoch beloften om stemmen te win len. Niemand kon voorzien welke de uitslag zou zijn. Zou de hertog invloed genoeg hebben op den adel en het leger om de schaal te doen over hellen 1eu gunst® van Prins Karei Men moest afwachten. Met geforceerde dagmarschen trok hij verder, vol ijver nu en dan wisselde hy een glimlach met Zagloba en Wolodowski. Niet ver van de hoofstod, smaakte Yarema het genoegen, zich, na zulk een lange scheiding te hereenigen met hertogin Griseldis... Met kleine dagreizen kwam zij hem van Brest Litewski tegemoet. De twee echtgeuooteu wierpen zich in eikaars armen. Hoe groot ook de moed was der hertogin zij kou haar tranen niet bedwiugen... Hoe dikwerf had zij gebeefd voor het leven van haar gemaal!... en God schonk hem haar terug met roem overladen: hij was de eenige hoop der Re publiek. In de eenvoudige kamer eener dorpspastorie zag- n de echtgeuooteu elkaar eindelijk terug. De 'hertogin vroeg mot be- lau'-stelling naar het lot van alle officiers. Yr.réma stelde haar het eerst gerust aangaande Krétuski. Hij had hem te Zamose gelaten uit vrees, dat het leven en de beweging der groote stad ziju lijden maar zouden verergeren. Daar na stelde hij aan de hertogin Zagloba voor, van wiens heldendaden hij met zeer veel lof gewaagde. Niet alleen had hij prinses Ueleue aan Bohuns handen ontrukt, maar haar zelfs naar Bar gebracht midden door de Kozakken eu Tartaren heen. nEiudelijk" voegde de hertog erbij »heeft hij zich onder do muren van Konstantinow weer bij ons gevoegd, en zich daar onderscheiden door daden, die aan het nageslacht dienden tewordeu overgeleverd". (Wordt \ervolgd

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1905 | | pagina 1