a miner 1
aargang.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
ïi mm i te mm.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE BLADEN.
LANDBOUW
Uitgever:
FEUILLETON.
Katholieke of Christelijke
Vakorganisatie.
Waarom wij de granen met kali
moeten bemesten.
cho van het Zuiden,
IVaalwyksche en Langstraatsclie Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden fl).~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieveningezonden stukkengelden en»., franco te zenden aan den
Uitgever.
WAALWIJK.
Advkrtentibn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Adverteutiëu Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden specific zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Eene merkwaardige rede.
pe heer P* J. van Term, de katholieke
candidaat in Rotterdam V en hoofdredacteur
ran de Gelderlanderheelt daar voor zijne
kiezers eene opvallende rede gehouden. Al
onze katholieke bladeo hebben reeds het
haune hiervan gezegd, de „Maasbode" voor
aan. Dit blad heet den heer Term zelfs mar
aanleiding van diens rede als candidaat losge
laten. Zoover gingen echter liet Centrum"
,De Tijd," en liet Huisgezin" niet. Wel
gijpten ook zij de gehouden rede, maar
wenschten toch den heer Term te behouden.
Maar wat heeft dan toch de gewraakte
politicus gezegd?
Volgens de Maasbodekomt de quiulesses
van zijne rede hierop neer:
1. De Katholieke partij is geen „religieuse"
maar een „staatkundige" partij.
De Maasbodenoemt dit eene geheel
valsche tegenstelling. Hoewel wij toegeven,
dat de heer Term hier niet al te gelukkig
in geweest met zijne adjectieven, toch komt
het on» voor, dat deze opzet uiet zoo vicieus
eu veroordeelingswaardig is als wel het
genoemde blad wil doen voorkomen. Immers,
de Katholieke partij is alszoodanig uiet een
specifiek kerkelijke partij, want dan moest
zij op haar program niet anders dan echt
priucipiëel-roomsche punten plaatsen als b.v.
alschaffing van de echtscheiding, instelling
van de Katholieke kerk als de staatskerk
enz. En zou het dan, om tot het tweede
gewraakte punt te komen, niet volkomen
waar zijn, dat onze partij was eene „Clericale"
partij
8. De heer Term heeft ook gezegd, dat
hij de overheersching van den clerus in
ijke zaken niet wil.
Iu zijn algemeenheid is deze stelling eene
zeer dubieuse, doch opgevat iu den zin, dat
vrije quaestie's vrije quaestie's moeten
blijven wat wij vast vertrouwen, hiermede
bedoeld te zijn kunnen wij ons wel aan
de zijde van den spreker scharen.
4. Zeer onvoorzichtig door zijne dubbel
zinnigheid is de uiting, dat de gedachte
Reldenroman van HENRYK SIENKIEWICZ
voor De Echo van het Zuidenvertaald
door H
DERDE BOEK.
HOOFDSTUK XI.
(88)
Wij zijn er mooi langs gekomen, zeide
Zagloba tot ziju makker, toen de audiëntie
afgeloopen was. Vriend, gij kunt op eene
spoedige bevordering rekenen. Laat dien ring
eens zien Ilij moet meer dan honderd du
katen waard zijn de steen is van het zuiverste
water Gij moest hem morgen eens laten
schatten door een der Armenische wweiiers in
den bazar. Wat zouden we heerlijk kuu».»n
eten en drinken voor het bedrag, dat dit klei-
ongetwijfeld waard is Hoe donkt gij er
over, Michel t De stelregel van een soldaat is
immers „Vandaag leaf ik, morgen ben ik
misschien dood." Het leven is kort, Michel
De hertog moet nog verschillende goede land
streken onder zijne getrouwen te verdeelen
hebben Wat beteekent dan die ring voor hem
Gij krijgt zeker een mooi stuk land in eigen
dom zonder nog mede te rekenen, dat Zijne
Hoogheid het zich misschien in 't hoofd haalt,
n uit te huwelijken aan een zijner nichten.
Michel keek verschrikt op en Zagloba ging
verder.
Maar wij zijn immers allen gelijk; onze
gemeenschappelijke vader is Japhet. In vreemde
landen schijnt er verschil te bestaan tusschen
edellieden. Ik kan begrijpen, dat er verschil
lende soorten zijn in het hondenraswind
honden. staande bonden, speur- en drijfhonden
doch zoudt gij het er meê eens zijn, Michel,
dat men de edellieden in gelijke groepen ver
deelde
aan de inrichting der kerkelijke stoden zijn
„Nederlandsch hart in opstand doet komen."
Bedoelde spreker hiermee, dat hij zich niet
zou kunnen neerleggen bij de overplaatsing
van eene Kerkelijke staatsinrichting naar
ons vaderland? Zoo ja. dan kunnen wij
ook dit onderschrijven, daar dit naar ons
land met zijne gemengde bevolking eenvou
dig een onmogelijkheid zou zijn.
5. De verklari ig, dat hij historische in-
qiusitie en brandstapel wel verklarenmaar
niet verdedigen kan, ware beter achterwege
gebleven, daar dergelijke groote historische
quaestie's in een politieke rede moeilijk tot
klaarheid kunnen gebracht worden en zoo
gemakkelijk aanleiding kunnen geven tot
misverstaan eu zeer verkeerde gevolgtrek
kingen.
6. Wat echter miszegd ia aan het vol
gende, n*l. dat de tijd van „conservatisme"
voorbij is en in onze Kamerfractie eene
„frissche op/atting is gaan post vatten
kunnen wij ten eenenmale niet begrijpen.
Ons komt dit eerder voor een compliment
te zijn aan 't adres onzer partij dan eene
afkeurenswaardige uiting. Of is men geen
goed Roomsch partijganger meer, als men
ronduit gewaagt van den nieuwen geest,
door mannen als Dr. Nolens, Mr. Aalberse
en Pastoors in de R. K. Kamerclub ge
bracht? Wij meeudeu zoo langzamerhand
het oude ontgroeid te zijn en te komeu in
het gezonde teeken der K. S. Actie.
7. Dat de heer Term nog meerdere
waarborgen voor het bijzondere onderwijs
wil geven pleit o.i. voor zijn krachtig geloof
in het „stevig staan* van dat bijzonder
ouderwijs. Dit behoeft z.i. voor die meerdere
waarborgen niet bevreesd te zijn.
8. Eu wij scharen ons volkomen aan zij
ne zijde, waar hij verklaart te zijn voor
„algemeen stemrecht met eveuredige verte
genwoordiging" Hiermede is immers nog
niet gezegd, d3t hij de invoering hiervan
nu reeds urgent verklaart. In princiep is
hij er voor. Welnu als de tijd daarvoor
aanbreekt, zullen ook wij op de bres slaan
voor deze hervorming.
Wat nu de andere punten betreft als
dat we ons over dit Ministerie De Meester
tot dusver niet te beklagen hebbendat
de tijd nu wel uit zal zijn, dat alleen libe
ralen benoembaar schijnen tot hooge amb
ten dat het „prachtig* Ministerie Kuijper
zijn fouten heeft gehad dat dit ministerie
Gij redeneert prachtig maar gij vergeet,
dat de Wisniowiecki's bijna van vorstelijken
bloede zijn.
En kunt gij zelf dan niet tot koning
gekozen worden Als ik er mij voorspande,
dan zou ik u heel wat stemmen bezorgen en
de mijne daar kunt gij vast op rekenen. Het
koningschap wordt bij ons toegewezen door
eene vrije stemming der natie, in liberie suf-
fragüs.
Aldus sprekende kwamen onze twee vrien
den aan eene herberg, voor welker deur tal
rijke knechten stonden te wachten met de
mantels en pelsjassen hunner meesters, die nog
aan tafel zaten. Wolodowski en Zagloba lieten
zich een pot ouden hydromel inschenken eu
terwijl zij zich aan het goudgele vocht te goed
deden, beraadslaagden zij over hetgeen hun te
doen stond.
Indien Chmielni$ki voornemens is, het
beleg van Zamosc op te brek- n eu zich te
onderwerpen, dan is het zeker, dat wij de
prinses terugvinden, zeide Zagloba.
Wij zullen trachten, ons zoodra mogelijk
bij Jan te voegen en hem niet meer
verlaten.
Natuurlijk, wij zulleu hem trouw ter
zij do blijven, maar voor het oogeublik zie ik
goon kans om te Zamosc te komen.
Kom, een gelukkig toeval.
Zagloba dronk zijn jn één teug leêg.
Gelukkig toeval gelukkig^ftvalalles
goed en wel! Maar weet gij, wat ik «ocl;en
wilde, vriend Michel?
Nu?
Bohun is dood
Wie zou dat beter weten dan ik? vroeg
de officier verwonderd.
Gezegend zijn uwe armen gezegend uwe
handen, wakkere krijgsman Ik weet het, gij
weet het, wij weten het beiden ik heb u met
heni zien vechten, ik zie u nu en toch,
wilt gij het gelooven Het komt mij vóór, dat
het maar een droom is Wat heeft uw sabel
het groote raadsel schitterend opgelostKom,
laat mij u nogmaals aan mijn hart drukken.
Zal ik het maar bekennen Toen ik u den
eersten keer zag, dacht ik bij mij zelf: „Wat
een arme, kleine stakkert 1" Maar, jawelEen
arme stakkert, die een reus als Bohun naar
op het punt van benoemingen soms kren
kend partijdig is geweest en dat Bergansius
te veel oud-miliuirist was en Ellis in de
Marino op zijn Russisch optrad, och, som
mige klinken in den mond van een Room-
schen candidaat wel eenigszins vreemd, en
eischen nader bewijs, maar.... ons is de heer
Term met zijne frissche democratische denk
beelden toch nog liever dan zijn vrijz.-de-
mocratischen tegencandidaat de heer P. R.
Mees.
Bovendien, waar de autiv.-Rotterdammer
laatst den treurigen moed had zich openlijk
tegen de sociale wetgeving Kuijper te ver
klaren, terwijl ze tijdens diens bewind met
den minister meeging, ja heel democratische
allures aannam, en zelfs positie nam tegen
haar medewerker, prof. Fabius, die toen
reeds de sociale wetten van Kuijper aanviel,
daar hebbeu wij het dan maar liever te
doen met een man die zich geeft, zooals hij
is, van wien men weet, wat men er aan
heeft en die toch brslist een goed Roomsch
candidaat is, ondanks enkele onverwachte
uitingen. En daarom zouden ook wij onzer
zijds de RoUerdarasche katholieken aange
spoord hebben Stemt allen als één man
op den heer Term een beslist vooruitstrevend
man, die in onze Kamerclub zal staan naast
Dr. Nolens Aalberse en Pasmoors en er de
frissche opvatting nog frisscher zal doen
worden.
In het K, S. IV. van 9 September 1.1.
bepleit Mr. Aalberse de noodzakelijkheid van
alleen Katholieke Vakorganisatie. Hij doet
dit naar aanleiding van den strijd, die er
op 't oogenblik in Duitschland gaande is
omtrent bf katholieke bf christelijke vakor
ganisatie. Eu de helder betoogende schrijver
komt ten slotte tot deze eindoverweging
lo dat één-lijn-trekkea dringend nood
zakelijk is en dat bij allen, die er eveneens
zoo over denken, dit zwaar moet wegen,
2o dat in ons land de katholieke vakor
ganisatie de oudste is, eu deze niet zonder,
vermoedelijk zeer feilen strijd in christelijke
vakorganisatie naar Duitsch model is om te
zetten en
8o dat ons gemeenschappelijk doelhet
krachtiger maken der geheele arbeidersbe
weging, evengoed en naar onze stellige
overtuiging in ons land en op dit oogenblik
zelfs veel beter kan verkregen worden,
door, evenals op politiek gebied, ons afzon
derlijk te organiseereu, maar fe leratief samen
te werken, aanvankelijk iu bepaald aange
wezen gevallen, maar daarna en daardoor op
den duur, hopen wij, op vastonischreven
blijvend akkoord.
Naar al, wat wij voor en na over dit
onderwerp reeds schreven, behoeft het zeker
geen betoog, dat wij het volkomen met Mr.
Aalberse eens ziju. En dit niet alleen, omdat
wij zijn argumenten steekhoudend vinden,
maar ook, wijl er op 't gebied der katho
lieke vakorganisatie alleen nog zooveel te
doen valt. Als het n.l. waar is, wat S in
„Een stembusles voor het Zuiden" schreef
en dit moet wel roo zijn, want het toch
wel „hervorragende" stukje heeft tot dusver
geen tegenspraak uitgelokt dan valt er
vooral hier in 't Zuiden op dit stuk nog
veel, seer veel te doen, dan hebben wij aan
onze eigen vakorganisatie al meer dan de
handen vol. Daarom eerst h?t noodige werk,
de rest komt later vanzelt wel. Voorop sta
dushet sterker maken van onzen arbeiders
stand door katholieke vakorganisatie, dht is
het eerst-noodige
Waarom wij de granen met Kali moeten
bemesten, zal ik u in eenige korte punten
vertellen, die gij eens één voor één moet
beoordeelen. Zyn er volgens U motieven
genoeg, waarmede gij het eens zijt, dan
geeft gij kali aan de rogge, aan de tarwe,
aan de gerst. Zijn er voor te geen redenen
genoeg, welnn dan laat gij het.
Wij moeten de granen met kali bemesten
le Omdat als regel alle gewassen een
volledige bemesting moeten hebben en elke
volledige bemesting minstens moet bestaan
uit stikstof, phosphorzuur en kali.
2e omdat alle graan, maar vooral het
stroo van alle graan, zoowel het rogge als
het gersten en tarwestroo eeu zeer belang
rijke hoeveelheid kali bevat.
8e Omdat een rijke kalibemesting op rog
ge, tarwe en gerst tot gevolg heeft, een
opeenhoping vau Kali in het stroo, waardoor
dit stroo barder en sterker wordt en zoo
beter bestand is tegen regen en windvlagen.
Met kali bemest graan zal dus minder le
geren.
4e Omdat uit lal van proeven, die met
zeer veel nauwgezetheid en nauwkeurigheid
genomen zijn, o. a. daar Prof. Schneidewind
Directeur van het landbouwkundig proefsta
tion te Halle als gebleken is, dat een af
zonderlijke kalibemesting, ook op betere
gronden een gunstige invloed heeft op de
korrel, zoowel als op het stroo, zoodat do
graanoogst na kalibemesting, en door het
graan en door het stroo vermeerdert.
5e Omdat, wanneer wij het stroo, dat we
verkrijgen, van niet kalibemeat graan, zelf
houden en daarvan mest maken, de aan de
granen gegeven kali, later weer aau ons
land ten goede komt, daar de kali zich
voornamelijk ophoopt in het stroo.
6e Omdat ecu kalibemesting vooral in
den vorm kaïniet zeer goedkoop is en juist
kaïniet zeer geschikt is voor het graau. Er
is toch door de bovengenoemde proeven van
Schneidewind aangetoond, dat het chloor, dat
Kaïuiet bevat, een zeer gunstigen invloed
uitoefent op den groei der graangewassen.
7e Omdat in verband met het vorige er
dus geen bezwaar bestaat om ook Kaïniet
in gedeelten te geven, gedeeltelijk vóór het
zaaieu, gedeeltelijk in het voorjaar, als de
gerst tarwe of rogge weer haar groei moet
hervatten.
8e Omdat kaïniet, evenals alle zouten,
ook eenigszins medewerkt, om het bevriezen
der sappen en dus der planten tegen te gaan.
Daar kaïniet goedkooper is dan eenig ander
bemestiugszout en dus iu grootere hoe
veelheden kan gegeven worden, is het aan
deel der kalizouten in deze kwestie dus
grooter dan dat van andere bemestir.gszou-
ten.
9e. Omdat, wanneer er in uw bodem
door graangewassen opneembare kali ont
breekt of, te weinig is, ook uw andere be
mesting met stikstof of phosphorzuur vrij
wel waardeloos is.
10e. Eindelijk en ten laatste maar
dit is juist mijn voornaamste reden omdat
Prof. Schneidewind heeft aangetoond dat
de kwaliteit, de hoedanigheid ven niet kali-
zoute bemeste granen, zeer veel beter is
dan die van granen, welke niet met Kali
bemest zijn.
Ziedaar tien, zegge tien redenen, waarom
granen met kalizouten moeten bemest worden.
Wanneer er nu maar twee of drie voor te
de andere wereld stuurtDus, er is geen Bo
hun meer, geen spoor meer van een Bohun
dood, in de eeuwen der eeuwen, Amen
En Zagloba drukte den kleinen edelman aan
zijne borBt.
Michel, door de woorden vau don dilrlrun
edelman aangedaan, maakte zich uit zijne
armen los en begon eenigen onrust aan den
dag te leggen over het lot van den Kozak.
Wij hebben hem niet zien sterven, zeide
hij. Als hij er eens boven op kwam
Lieve deugd, wat zijn dat nu voor ge
dachten? Ik ben iu staat, morgen naar Lip-
kow terug te keeren en hem eene plechtige
begrafenis te bereiden, om zeker te weten,
dat hij dood is. Maar neen, het is onnoodig
Hij lag te zieltogen toen wij weggingen. Laten
wij ons over hem niet ongerust maken, maar
ons liever bezig houden met Krétuskiwij
moeten trachten, hem zoodra mogelijk te
vinden en te troosten.
Hij zou in staat ziin, monnik te worden:
hij heeft 't mij zelf gezegd.
Ik ken geen waardiger edelman, maar
tevens geen, die meer te beklagen is. God be
proeft hem wèl wreed.
Houd op, stamelde Wolodowski, reeds
half dronken ik kan mijne tranen niet in
houden.
En Zagloba liet bij wijze van snikken een
dof gekreun hooren, terwijl Michel hem met
een hoog neusgeluid begeleidde. Eindelijk sloeg
Zagloba met de vuist op tafel.
Michel, waarom zitten we hier te huilen
als kinderen? Bohun iB dood
Dat is zoo! auiwoordde Wolodowski.
Laat ons daarom vroolijU zijn Ik wil
doorgaan voor een Btumper, als wij UAlène
niet vinden.
Laten we haar gaan zoeken riep Wolo
dowski vol ijver.
Een laatsten dronk: een heildronK I Wij
zullen hunne kinderen ten doop houden en
dat alles, omdat wij Bohun naar de andere we
reld gestuurd hebben.
Hij heeft zijn verdiende loon, zeide Mi
chel, zonder er op te letten, dat Zagloba reeds
de eer van dien dood met hem deelde.
HOOFDSTUK XIV.
Eindelijk weergalmde door de kathedraal
van Warschau het Te Deum laudamus „de
koning zette zich in zijn luister neer". Het
kanon bulderde, de klokken klepten luide eu
het vertrouwen Deguu i«mg te keeren. De
verkiezing was buiten verwachting kalm ar-
geloopen. Chmielnicki's houding scheen de
beste verwachtingen te rechtvaardigen. Hoe
wel zij nog verwoede aanvallen tegen den
Zamosc, verklaarden de Kozakken zich vóór
Jan Casimir. In aansluiting met de politiek
van ziju kanselier, Ossoliuski, was de koning
geneigd, uitgebreide concessies te doen. Men
kon den vrede nabij wrnen.
Weldra verspreidde zich de heugelijke tijding
de Kozakken hebben het beleg van Zumosc
opgebroken zij trekken zich ver in de Ukraine
teiBg om daar de bevelen af te wachten van
de commissie, die benoemd was om hunne
grieven te onderzoeken.
De koning begaf zich eerst nanr het klooster
van Clarus Mons, om daar de wonderdadige
Maagd te bedanken voor zijne verkiezing en
om zich zelf en zijn volk te stellen onder de
bescherming «1® hemels.
Vandaar ging hij naar Krakau, waar de plech-
tige wijding plaats had.
Hertog Yaréma had de koning moeten ver
gezellen in zijne hoedanigheid van senator der
Republiek. Aan het hoofd van eene afdeeling
dragonders, begaven Wolodowski en Zagloba
zich met geforceerde dagraarschen naar Zamosc
Zij brandden van verlangen om Jan den dood
van Bohun mede te deelen en met hem op
zoek naar de jonge prinses te gaan.
Hoe groot was de verwondering der heide
Trienden, toen zij op een dorp waar zij hunne
Saarden wilden laten rusten, in den eersten
en besten die zij in de herberg ontmoetten,
Longinus Podnipieta herkenden.
Gegroet I gegroetwaarde heer riep
Zagloba. Hoe gaat het met de gezondheid 't
Is bijna een eeuw geleden, dat wij elkaar
gezien hebben Waaraan is het te danken,
dat de Kozakken u daarginds te Zamosc niet
in stukken gescheurd hebben
Longinus drukte de beide makkers beurte
lings aan zijn hart.
ontmoeting 1 Wat een
Wat een
toeval herhaalde hij.
Waar gaat gij heen? vroeg Wolodowski
Naar Warschau naar Zijue Hoogheid,
den hertog 1
De hertog is niet meer te Warschau.
Hij vergezelt Zijue majesteit naar Krakau
Ij ij draagt dei» goildflll hol hij dfl krouillg-
Duivels de bevelhebber der artillerie,
Weijher, heeft mij uit gezonden, met brieven
om te vragen, waarheen de regimenten moeten
gaan, die voortaan te Zamosc overbodig zijn.
Dan behoeft gij niet verder te ga in wij
hebben dienaangaande instructies.
Longinus zette een bedenkelijk gezicht. Hij
had zoo vurig verlangd, den prins te beroi-
keu, het hof terug te zien, en vooral een aar
dig meisje, dat er een sieraad van was.
Zagloba knipoogde ondeugend.
Welnu, dan ga ik naar Krukau, zeide
de Lithuanier na zich eenige oogeublikken
bedacht te hebben. Ik heb zijne Hoogheideen
brief te overhandigen, eu ik wil hem over
handigen ook.
Laat ons iu de gelagkamer gaan, stelde
Zagloba voorwe zullen een kan bior warm
lalcn maken.
Eu -«aar is uw reis heen vroeg Zagloba
op zyne beurt.
Y**r. Zamosc, om Jan op te zoeken.
Jau is .jmeer te Zamosc.
Waar is hij u#..
liü is bezig het gepeu^ straff
ik weet met waar. Chmielnicki is i^..
trokken, dat ifl zoo maar zijne luiten anti
plunderen, verbranden eu vermoorden alles op
hun weg Krétuski heeft bevel gekregen, hen
tot rede te brengen.
Zij gingen de galagkamer binnen. Zagloba
liet eene kan bier op het vuur zetten, nam
ilaats aan tafel tusschen Wolodowski en
'odpibieta en begon te vertellen.
Longinus, gij kent het groote en geluk
kige nieuws nog niet wij hebbeu dien schurk
van een Bohun een kopje kleiner gemaakt.
De Lithuanier keek verwonderd op.
Dierbare broeders, is het mogelijk
(Wordt vervolgd.)