Rummer 27 Zondag 1 April 1906 290 Jaargang Tweede Blad. LENTEMAAND 1906- MOZART. Mm Heed van Baaidwijk, .0 Communielied. Uit gouden hemelzalen, Met heerlijkheid omkleed, Kwam Jezus tot u dalen In 't hart voor Hem gereed. Hij koos in u Zijn woning, Uw harte tot Zijn Troon, Aanbid dan, kind, Uw Koning Uw Heiland, Godes Zoon o Hij heeft aan U gegeven Zijn heilig Vleesch en Bloed, Dat eens het eeuwig leven U boven schenken moet. Zelfs Engelen benijden Het heil aan u geschied, Wil Hem dus alles wijden Uw ziel, uw hart, uw lied. o O, 'k hoor de stem uws harten: «Mijn Jezus, voor altijd, »ln vreugde als in smarte, Blijf ik aan U gewijd. »'k Wil eeuwig U behooren »0m eens door Uw gena «Te zingen in Uw koren Het blijde «Gloria». A. C. V. D. H. Te ziDgeo op de melodie vau het Kerstlied Tan (j. W. Rijken. O! snerpend koude, wreede Maart, Vol hageljacht en ruwe slagen, Hoe schuddet gij weer met uw staart, Gij boó der eerste Lentedagen Hoe bandloos en van kluisters vrij Gingt gij den teugel bot u vieren En liet ge zonder medelij Uw noordorkanen huilend gieren I Waarom op de ongehoordste wijs Zóó met uw taak den spot gedreven? Waarom stelt ge op uw naam geen prijs Als sleutel van 't herboren leven Waarom Eool naar hartelust Bij 't dartel, vrolijk, minnend stoeien, In toomelooze drift gekust En slaakt ge uit wellust al zijn boeien? Waarom, o wreede voorjaarsmaand, Waarom geen enkle blik geslagen Op zoo vele oogen rood betraand En zóóveel leed zóó zwaar te dragen Waarom toch voert ge uw drift ten top En teistert gij èn dam èn dijken Waarom stuwt gij den vloedgolf op Die eiken weerstand doet bezwijken Doch vragen wij ons vragensmoe, Gij toch, gij zultgeen antwoord geven 1 Gij sluit èn oog èn ooren toe En houdt uw roede opgeheven I Gij stoort u aan 't eenvoudig lied Eens zangers, diep in 't hartbewogen, Noch aan 't eind'loos vragen niet, Gij wreedaard zonder mededoogen Gij gaat de u voorgeschreven baan En blijft uw eigen hoofdje volgen 1 Gij stoort u aan geen lach noch traan Al was, wat adem heeft verzwolgen I Gij volgt van af het geboorte uur, Tot weer de dood uw weg komt vagen, De onkreukb're wetten der natuur, Spijt zucht en zorg en morrend klagen Gij van 't twaalftal 't meest berucht Met al uw onbesuisde grillen, Met de ether-ijle azuren lucht, Waarmee ge slechts ons komt bedillenl Gij, met dat kille van de Pool, Gij, met uw elementen woelen, Gij Maart, met uw Titanen jool, Hoe deed ge ons weer uw kracht [gevoelen l ARTSSENET. Die Entfüiing au# dem Serail. Hoe licht en opgewekt gevoelde Mo zart zich, nadat hij het knellende juk van den Aartsbisschop eindelijk van de schouders had geworpen en een loop baan volgen kon, die beter bij zijn aard en karakter paste. Het was. of alles om hem heen in een geheel ander licht zich baadde, de hemel helderder, de natuur schooner en liefelijker, het leven genot voller en poëtischer was. Vuriger en krachtiger stroomde hem' het bloed door de aderen, zijn geest en phantasie namen een stoutere vlucht en wellicht nimmer gevoelde hij zoo goed als nu, dat de kunstenaar vóór alles vrij moet zijn. Heeft ook Beethoven niet gezegd»Vrij moet het gemoed, vrij het genie zijn.4 De adel, die zijn be sluit om den dienst van den Bisschop te verlaten, toejuichte, had niet veel moeite hem in Weenen te doen blijven, dat zooveel om de schoonheid der stad en hare omgeving, als om den zin der inwoners voor de muziek, juist de plaats was, waar Mozart zich thuis moest ge voelen. Weldra had hij er drie voor name leerlingen, aan welke hij maande lijks achttien ducaten verdiende, terwijl zijne zes sonaten, die hij bij inteekening uitgaf, hem mede een aardig sommetje opleverden. Voegt men hier nog bij den opbrengst der concerten, die hij vóór en na in deftige kringen en in het publiek gaf, dan valt het niet te ver wonderen, dat hij meermalen tien tot dertig dukaten naar Salzburg kon sturen. Doch, of er de duivel mee speelde, zulke voorspoedige tijden duurden nooit heel lang, want niet zoodra bleek zijn hemel helder, of donkere wolken pak ten zich aan den horizon samen. Ieder ander zou bij die altijddurende tegen spoeden eindelijk den moed verloren hebben, niet alzoo Mozartoveral en in alles vond hij troost in de muziek deze verhief hem boven de aardsche beslommeringen en verzoette zijn leven wanneer hij met zijn ziel in het rijk der tonen verwijlde, smaakte hij een onbe schrijfelijk genot, een zaligheid, die niet onder woorden te brengen was. Van de wieg tot aan het graf was de muziek zijne trouwe gezellin, zijn vreugde zijn lust en leven, de geheimzinnige macht. ,die d<i ziel nog staalde, toen het brooze lichaam door den gloed der phantasie reeds zoo goed als verteerd was. Mo zart en de muziek zijn niet van elkander te scheiden. In de geschiedenis der toonkunst heeft hij zijne eigene plaats, die door geen enkel ander, vóór of na hem, ingenomen kan worden en niet ten onrechte schreef daarom ook zijn groote vereerder Richard Wagner, over hem de woorden, die wij bij het begin dezer schets reeds citeerden >Een aandoen lijker en verhevener verschijning dan Mozart, heeft geen enkele kunstgeschie denis aan te wijzen.4 Even vaak als de jonge meester naar de concertzaal of zijne leerlingen toog. richtte hij de schreden naar het huis met het opschrift in den gevel: *Das Auge Gottes>, waar Constantia Weber, het voorwerp zijner liefde, met hare moe der woonde. Voor haar schreef hij eenige zijner schoonste fuga's en weldra \vas zij zóó onmisbaar voor hem ge worden, dat hij het besluit nam, om kon het zijn, maar spoedig in het huwe lijk te treden. Hiervoor echter had hij de toestemming zoowel van papa als van Constancia's moeder noodig. Hij maakte daarom den 25 Juli 1781 zijn voorne men aan Leopold bekend er bijvoegende, dat hij geen rijke vrouw wenschte, maar eene, die hem gelukkig kon maken. Te Salzburg echter was men met zijne plan nen blijkbaar weer niet erg ingenomen, want men bewaarde daar een volkomen stilzwijgen, de beste gedragslijn misschien die men in deze volgen kon. Steeds meer brieven echter vervoerde de post naar de ouderlijke woningvan alle uit voeringen, die Mozart bij de gravin van Thun, bij aartshertog Maximilaan, de baronesse von Waldstaedten enz. gaf, van alle door hem vervaardigde compo- sitiën alsmede over de opera«Die Entluhrung aus dem Serail», die hij op last van den keizer voor den schouw burg schrijven zou, werd de kapelmees ter op de hoogte gebracht en over honderden dingen zijn raad en gevoe len gevraagd. Alle brieven werden nauwkeurig beantwoord, doch geen en kele roerde de snaren aan, die de jonk man zoo gaarne had hooren trillen. Hij was er bedroefd over, wat hem evenwe niet belette, met alle krachten te werken aan de >Entfiihrung>, die hem vooral lief was, wijl de hoofdpersoon daarin den naam droeg zijner beminde Con- stancia en de heele liefdesavonture van het begin tot het einde hem bekoorde. Bovendien was de opera besteld door keizer Jozef die tot dusverre alleen de Italiaansche opera had begunstigd, doch nu weer eens het plan had opgevat de Duitsche er boven op te brengen. Het was dus te voorzien, dal ditmaal, meer nog dan vroeger, de Italiaansche mees ters, thans met Salieri aan het hoofd, tegen Mozart in het tournooi zouden treden, om hem den palm der overwin ning te betwisten en iederen duim gronds van hun terrein zoo hardnekkig mogelijk te verdedigen. 13e Italianen hadden moeielijk een bekwameren en tegelijk meer onverzoenlijken aanvoerder kunnen hebben dan Salieri, die gerust Mozarts doodsvijand genoemd mag worden. Hij toch was het die bij dezes vroegtijdigen dood dorst uit te roepen»'t Is maar goed, dat hij zoo gauw gestorven is' want anders was er voor de Italianen ten laatste geen droog brood meer te verdienen geweest», en de meester zelve dacht in zijn laatste levensjaar niet an ders, dan dat Salieri hem vergiftigd had. Mozart besteedde zoowel aan de wijzi ging van het libretto, door Bretzner ge trokken uit het werk van Stephani, als aan de muziek zijne uiterste zorgen. Baron von Swieten, raadsheer en hofbi- bliothecaris, met wien hij zeer goed bevriend was, kreeg het eerst inzage van alle reeds afgewerkte deelen deze roemde de muziek ten zeerste en moe digde hem aan op den ingeslagen weg voort te gaan. Het werk, waarmede hij begin October 1781 een aanvang had gemaakt, was hetzelfde jaar nog gereed, maar het duurde door onvoorziene om standigheden tot 13 Juli 1782, eer het in den schouwburg aan de Karintische Poort kon opgevoerd worden. Duitsche solisten als Cavalieri, Tayber, Fischer Adamberger, Dauer en Walther, vervul den de hoofdrollen. De opera had een enorm succes en maakte een diepen indruk, in weerwil van het kabaal eener groote menigte, die de Italianen in de verschillende rangen, onder als boven, hadden weten te bewerken. Bij iedere volgende voorstelling kwam het publiek al meer onder den invloed dier prachtige muziek en weldra waren leeken als vak lui er verzot op. En geen wonder 1 Men hoorde thans een recht nationaal een Duitsch werk, een der beste die de groote meester geschreven heeft, waarin alles nieuw is, alle gevoelens der men- schelijke ziel worden vertolkt, terwijl de muziek volkomen past bij de karakters der handelende personen. De lieve Con- stancia, de slimme en trouwe Belmonte, als de ruwe Osmin zijn uitmuntend ge- teekend. De lustige, opgewekte ouver tures, de Turksche muziek, het koor der slaven in het Sérail, het duo tusschen Osmin en Belmonte, de aria's van dezen laatsten, als die van Constancia, hebben tot op den dag van heden nog niets van hunne oorspronkelijke frischheid en bevalligheid verloren. Weldra werd de Entführung door baron von Riesedel voor Berlijn gevraagd terwijl zij in Praag een onbeschrijfelijke geestdrift verwekte. En hoe dacht keizer Jozef II over het werk Schatte deze vorst het naar waar de In een onderhoud met Mozart zeide hij»Mijn waarde Mozart, ik vind de opera heel goed, maar me dunkt, dat er wel wat veel noten in zijnvoor mijne ooren is ze te geleerd.4 «Sire4, antwoordde de meester, »er zijn juist zooveel noten in als er in moeten zijn4. De keizer echter stond in zijn oordeel niet alleen, ook vele componisten vonden het werk overladen. En hoe kwam dat Wijl de opera voor het geslacht van dien tijd een beetje te machtig was; men wijdde nog te zeer alle krachten aan den zang en kende aan het orkest slechts een heel bescheiden taak toe. Mozart echter verzorgde het laatste tot in de kleinste onderdeden zoo uitmun tend, dat ieder instrument een belang rijken rol te vervullen had, waardoor een geheel, een klankmassa werd ver kregen, waarvan men toen nog geen besef had. Het duurde geruimen tijd, eer men zijne manieren van begeleiden ging navolgen. Grétri schreef nog Mo zart rukt het vocale gedeelte der opera van het voetstuk om het in het orkest te plaatsen.4 Mozart was zoowel in harmonie als in melodie zijn tijd ver vooruit, hij was be halve componist ook dichter en drama ticus, daaraan is het toe te schrijven, dat meesters van den tweeden, derden rang, tegen zijn werken fulmineerden. Zij be grepen ze niet en konden zelve niets leveren, wat er ook maar in de verte mee vergeleken kon worden. Men zou hier de woorden van Berlioz kunnen aanhalen na de uitvoering eener sym phonic van Von Beethoven tot Lesueur gesproken, toen deze, Beethoven niet begrijpende, de hoop uitsprak, dat er toch zulke muziek niet veel gecompo neerd zou worden: >Wees maar gerust, mijn waarde Lesueur, gij, noch ik, of iemand anders, zullen ze ooit zoo schrijven.4 De »Entführung4 leverde Mozart hon derd ducaten op ook trok hij nog eenig honorarium van de copie voor Berlijn. Rijk werd hij er dus niet door. Hij vatte daarom het plan op (waar echter nooit iets van komen zou) zijne volgende opéra's op eigen kosten te laten opvoe ren. >Ik kan het niet goed verdragen, schreef hij aan zijn vader, dat de schouw burg-directeur in slechts veertien dagen viermaal zooveel aan het werk verdiend heeft als ik-4 Hierin had hij volkomen gelijk, doch wat er aan te doen Het scheen dat de woorden Mozart en geld nu eenmaal niet bij elkander pasten zijne uitgevers zouden later schatten aan zijne werken verdienen en hij zelf karig leven en arm sterven. Mozarts Huwelijk. De kolossale triomf der «Entführung» deed hem nog vuriger dan voorheen naar hymens juk verlangen. Al weigerde Papa vooralsnog zijne toestemming, hij wist heel goed, dat diens verzet wel breken zou. Hoe zou het ook mogelijk zijn weerstand te blijven bieden, waar de zoon in zijn brief van 27 Juli 1782 o. m. schrijft «Waarde vader, ik bid en smeek u bij alles wat u in deze wereld heilig is, mij uwe toestemming te geven, opdat ik mijne beminde Constancia eindelijk tot vrouw kan nemen. Ik vraag u dit niet zoozeer om de genoegens van den huwelijken staat te smaken, als omdat mijne gezondheid en moreele toestand voortdurende zorgen eischen, die ik al leen kan vinden in de trouw en toege negenheid dezer brave en eerlijke doch ter. Zonder haar is mijn hart ongerust, mijn hoofd verwardzonder haar kan ik redelijk denken noch schrijven.4 Nog slechts vier dagen later besluit een nieuw naar Salzburg gestuurd epistel aldus »lk hoop, waarde vader, dat u mijn laatsten brief, waarin ik u toestemming vroeg om te kunnen trouwen, ontvangen zult hebben. Gij hebt zeker niets tegen het huwelijk, want uwe brieven bewijzen mij, dat gij mij geen enkel verwijt te doen hebt. Constancia is een bekoorlijk meisje, van goeden huize wij beminnen elkander en ik zal haar gelukkig maken door voor ons beiden den kost te ver dienen nog eens, gij hebt dus geen enkel ernstig bezwaar.4 Men ziet het, geen toestemming doch Mozart heeft zeker maar geredeneerd Wie zwijgt, stemt toe 4 Nog hardnek kiger verzette zich Constancia's Moeder, die een lastige vrouw schijnt geweest te zijn, wijl Mozart later, om des lieven vredes wille, maar liever niet bij haar inwoont Allen tegenstand eindelijk moe de voerde hij zijne bruid uit de ouder lijke woning en bracht haar bij zijne hooge beschermster, de baronesse van Waeldstaetten, die haar gastvrij in haar paleis opnam. Toen de Kapelmeester te Salzburg de schaking vernam, schikte hij zich in het onvermijdelijke en zond aan Wolfgang tegelijk met de toestem ming zijn vaderlijken zegen. Zoo rijden dan op 4 Augustus 1782 Mozart en Constancia in een prachtige koets van genoemde baronesse naar de kerk, waar het huwelijk, in tegenwoor digheid van slechts een viertal getuigen en Mevrouw Weber voltrokken zou worden. Het Bruidspaar trilde van geluk en vreugde en Mozart, gekleed in 'n fraaien jas, hem voor deze gelegenheid door zijne hooge Beschermvrouw geleend, zag er uit als een prins. De grijze Priester, die het Sacrament toediende, kon zijn aandoening nauwelijks bedwingen, toen hij zag hoe overgelukkig en opgetogen de maestro aan den voet des altaars naast zijne beminde geknield zat. Nau welijks was de plechtigheid geëindigd of beiden begonnen luide te schreien, wat de getuigen en alle omstanders eveneens tranen deed storten. Daarna reed de stoet weder naar het paleis der Baronesse, waar een vorstelijke maaltijd was aangericht, alles natuurlijk op kosten der hooge Vrouwe, want aan geld had Mozart bij zijn huwelijk niet gedacht. In den avondstond werd hem een eigenaardige verrassing bereid. Een aantal van de beste muzikanten uit ee- veel liefde hem gebracht werd. Toen eindelijk de ure naakte, waarop ieder zich in de rust zou begeven, mocht hij dankbaar en voldaan uitroepen »Deze dag was een der schoonste en blijdste van mijn leven». Helaas, door hoeveel droevige zou hij nog gevolgd worden I (Wordt veivolgd.) d« gaslhcfr van den Zaligen Pelrus Canisius le Keulen. (Met goedvinden van den schrijver overgenomen uit het jaarboekje vanjos. Alb. Alberdinck Thijm. 1906.) Vondel, de Amsterdammer in merg en been, kon toch de »stad vol volcks, vol kloosters en vol kereken" niet ver geten, waar hij «eerst rijsen zagh den glans des dageraeds", waar hij had In 1639 droeg hij aan «Agrippine" zijn »Maehgden" op en twaalf jaren later begroet hij zijn geboortestad in de heer lijke verzen «hoe vroom hebt ghij gestreden Voor 't KruiBlam, sedert uw Materu. Sint Peters handt, U ruckte vau 'IVutaets en Hesus wout alt aereu; Getrouwe dochter van de Roomsche Kerck, ghij Bpant De kroon in Heilighdom en Godtsdienst te bewaren, Uw Kereken, in getal, op 't jaerlyx daghtal slaen Men ziet de zon van Rome in Keulen halve maen". Die lofspraak was verdiend. «Getrouwe dochter van de Roomsche Kerck" was Keulen gebleven, al had ook zij sombere dagen gekend in den feilen hervormings strijd. Tot tweemaal toe had een wolf in schapenvacht, een trouwelooze herder de kudde aan de ketterij trachten uitte leveren; eerst was het de hervormings gezinde aartsbisschop Herman van W.ed, door Paus Paulus 111 in 1546 afgezet, later zijn 6e opvolger, Gebhard lruch- sess van Waldburg een oomzegger van den kardinaal Otto Truchsess van Augsburg die tot Luther's partij over ging en door Gregorius XIII in 1583 gedwongen werd ambt en waardigheden neer te leggen. Tegen dien donkeren achtergrond van plichtsverzaking en ver raad teekenen zich te scherper af de ijver en reine levenswandel van de ver dedigers der katholieke leer in dit storm achtige tijdperk. Zoowel in de kloosters als in den wereldlijken clerus vond de Kerk reeds bij de eerste pogingen van Herman van Wied bekwame en trouwe voorstanders, weldra machtig gesteund door onzen landgenoot Canisius en zijn Keulsche medebroeders. Was de Nijmegenaar Canisius de eerste, die zich in de Rijnstreken bij Ignatius' volgelingen aansloot, een ander Neder lander verdient den lof, de nieuwe orde het eerste onderkomen in Keulen te hebben aangeboden, zoodat zijn huis door een der nieuwere geschiedvorschers de «bakermat" der Keulsche Jezuïeten stichting wordt genoemd. Dat huis be hoorde aan het St. Gereonsstift, lag in de onmiddellijke nabijheid der kerk van dien heilige en werd bewoond door den kanunnik Andreas Heerl, uit het Noord- brabantsche dorp Baardwijk. Canisius, zooals wij uit zijn leven we ten, werd op veertienjarigen leeftijd om trent het voorjaar van 1535 door zijn vader, den Nijmeegschen burgemeester Jacob Canis, ter studie naar Keulen ge zonden, en toevertrouwd aan de zorg van twee Noordbrabanders, den zooeven genoemden kanunnik Andreas en den Oosterwijker Nikolaas van Esch of Eschius. Bij den eerste woonden een aantal studenten in, die aan het Monta- ner-college de lessen der klassieke let teren en wijsbegeerte volgden. Een waakzaam oog over studiën en gedrag hield de 28-jarige innig-devote Nikolaas Eschius, tot hij in 1538 naar Diest ver trok om er pastoor van 't begijnhof te worden. Onder zijn meestgeliefde leer lingen rekende hij Canisius en den later zoo beroemden bekeerling Laurentius Surius uit Lubeck. Een heerlijk gedenk- teeken voor dien vader zijner ziel, zoo sterk en toch zoo teer in zijn godsvrucht, nen voerden voor dc ramen der feest- heeft Canisius opgericht in zijn .BeHj. 1 zaal de beroemde Serenade uit, die de denissen" en zijn .Geestelnk Testament^ meester kortehngs voor zestien ver- Toen onze N.jmegenaar by Andreas 1 scWUende Instrumenten geschreven had. Heerl - van «perst om honiugh uytgevlogeu, Omtrent den blonden Rhijn Beplant m>*t Rhynsen wijn En als een bie violeudnu gezogen.1'

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 5