Nummer 32. Donderdag 19 April L906. Ue «Jaargang. 9 Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. "waarin opgenomen DE NOORDBHABANTSCHE FOS j;. Eerste iilad. DE KUNSTRIJDER. A N TOON TIELEN, Dit nummer bestaat uit TWEE Bladen BEKENDMAKING. Uitgever: INDUSTRIËELEN. FEUILLETON. V IW—■■HI'llll in in 3BSP De Echo van het Zuiden Waalwijksflif Courant Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden f0.~5. Franco per post door het geheele rijk f 0.9U. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALDIJK. Telefoonnummer 38. Advkrtentikn 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groei aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordcelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel De. Kamer van Koophandel en Fabrieken le Waalwijk houdt zich onledig met bet opmaken van bet verslag over 1905. Heeren Iuduslriëelen worden Verzocht hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig mogelijk aan den Voorzitter in te zenden. De Kamer van Koophandel en Fabrieken voornoemd wegens of om oniheffing van den dienst bij de Landweer behooren te worden ingediend en dat te zijner tijd de regeling nopens de wenselielijke wijze van indiening der verzoekschriften om vergoeding ter aigemeene kennis z«l worden gebracht. Waalwijk, 19 Maart 1906. De Burgemeester voornoemd. K. de van der Schueren. III. LANDWEER. Oproeping in werkelijken dienst. De Burgemeester der gemeente Waal wijk roept bij deze op de na te noemen verlofgangers, die in de jaren 1903, 1904 en 190d bij de Landweer zijn bestemd om, voorzien van de voorwerpen van kleeling en uitrusting, door hen roet groot verlof medegenomen, alsmede van de voorwer pen van kleeding en uitrusting en lederg-ed, waarvan zij na hun vertrek met groot verlof m het bezit mochten zijn gesteld, op de dagen en plaatsen achter ieders naam vermeld, onder dc wapenen te komen, ah; ,„ftS A J. Wilmont, Maandag 2b Mei 1906 te Haarlem (Iufanteriekazerne). J. Trommelen, ld. J Th. Diese, id. W. van de Wiel, Maandag 10 Juni 1906 te 's-Hertogenbosch (Ciiadelkaeerne). M. Israëïs, id. A, J. Alessie, id. A. J. v. Assen, id. J. C. Copp*ns, id. A. M, J. Hesselbertb, id. A. van de Meerakker, id. J- J. Schoemans, id. Th. Trots, id. J. Smulders, id. P. van Eeten Maandag 28 Mei 1906 te Haailem (Irfanteiie- kazerne), O. P, van Halten, Maandag 18 Juni 1906 te Utrecht (Geniekazerne). F. van Eeten, Maandag 18 Juni 1906 te's-Periogenbosch (ÜUa- delkazerne). F. J. de Graaff, id. G. C. Hamers, id. J. C. Dekkers, id. J. L van Grevenbroek, id. "L. v\n den Hoven, id. C. van Kuik, id. H. Mulders, id C. A. van de Ven, id. C. van Zou, 18 Juni 19ü6 te Utrecht (Geniekazerne). P. van der Schans, 18 Juni 1906 te VHertogen bosch (Citadelkazerne). Met uitnoodiging om daags voor het vertrek zich ter secretarie aan te meldpn tot het teeke nen v' n den verlofpas en het ontvangen van een vervoerswijs per spoor, voor zoover zij daarop aanspraak hebben. Belanghebbenden worden er op gewezen, dat zoolung het aanhangige wetsontwerp tot aan vulling van de Landweerwet niet tot wet is verheren, geen verzoekschriften om vergoeding Eene eigenaardige vraag is neg deze Waar eindigen ambacht en klein-industrie en waar vangt de groot-industrie aan Het is, M. H. onmogelijk om eene scherpe grenslijn te trekken. In Oostenrijk heeft men eenvoudig bepaald, dat, wie twintig of meer werk lieden in dienst heeft, fabrikant is, terwijl wie met minder personeel arbeidt tot de handmjveraars behoort. Op die manier is de kwestie natuurlijk uitgemaakt, maar opgelost is zij daarom volstrekt niet. Bureaucraten, en die zijn er in Oostenrijk ook, mogen met zulke apodictische uitspraken genoegen nemen, menschen met gezond verstand halen er de schouders voor op. In Duitschland vat men de zaak geheel anders op. De ondervinding heeft daar geleerd, dat geen enkel kenmerk op zichzelf voldoende is, om eenig bedrijf in de eene of andere categorie te rang schikken, doch, dat alleen een reeks van feiten en van indrukken tot eene juiste beslissing leiden kan. »Zoo kan b.v.» zegt de heer Tutein Nolthenius shet gebruiken van werktuigen op zich zelf niet meer een criterium zijn, waar meer en meer de ambachtsnijver heid beschikt over even handzame als snel produceerende machinale hulpmid delen. Evenmin als het al of niet bezigen van machinale hulpmiddelen, kan de grootte van het personeel als onderschei dingskenmerk worden gebezigd. Juist door de vlucht die de uitvindingen heb ben genomen, kan eene fabriek groote massa's fabricaten voortbrengen, zonder dat daarbij een groot personeel wordt vereischt. Ook de verdeeling van arbeid kan niet meer als maatstaf dienen. Die bestaat immers tegenwoordig bij de klein-nijver- heid en het ambacht ook Een timmer man of meubelmaker heeft schilders in zijn dienst en omgekeerd. Eerst wanneer meerdere kenmerken tegelijk aanwezig zijn, zou men, voor elk geval afzonderlijk, eene beslissing kunnen nemen. Dergelijke beslissingen M. H., hebben thans nog van ons Nederlanders, weinig nut. Zoodra het ambacht en de klein- industrie wettelijk worden geregeld en gesteund, zal het practisch nut kunnen hebben te beslissen of iemand klein- of grootnijveraar is. Thans, nu alles nog in wording is, of beter nog in wording zal kunnen komen, is meer de vraag: hoe brengen wij practisch iets goeds tot stand. Waar nu, zooals ik heb aangetoond, groot- en kleinindustrie, bij eene goede arbeidsverdeeling, elkaar zullen aanvullen in plaats van bestrijden, is het belang van den Middenstand, M. H., uw aller belang. Och, M. H., laat dan de ijdelheid geen twistappel werpen in het geding. Laat de vraag wie meer is, wie minder on beslist, maar laat dit uw stelregel zijn wil onze economische verhouding weer goed worden en gezond, dan kunnen wij elkander niet missen, dan zullen wij met elkander samenwerken, en, als goede ka tholieken, elkander steunen ook Hier in de Langstraat is men, wanneer mijne inlichtingen juist zijn, op den goe den weg. De bakkers hebben zich hier reeds vereenigd en naar ik meen, even eens de schoenfabrikanten. Men wil hier dus den goeden weg op, men wil tot organisatie, maar heeft toch nauwelijks de eerste schrede gezet. Eerst dan zal het ambacht, eerst dan zal die nijverheid zich weer krachtig kunnen opheffen, wanneer zij, evenals dat in de concurreerende landen rondom ons het geval is, allen zich aaneensluiten en streven, naar de bevordering der ge- CRIMINAAL—NOVELLE. NAAR HET DUITSCH DOOR J. M. S. (2) I. ,/t Heeft ook moeite genoeg gekost, dat geld. Ik was een gek, dat ik het goudgra ven er aan gat, om mij in Brazilië in aller lei speculatie's te werpen. Zoo slim was ik echter toch, het aan jou gezonden kapitaal niet aau te spreken. Dat moest als nood reserve staan blijvan*. „Een werkelijk mooi spaarpotje*, beaam de Heinecke, „waarmede nog wel iets kan begonnen worden*. Geloof je dan, dat ik mij weer in een onderneming zou willen gaan steken O neen, vriendje. Ik heb op dat punt treurige er varingen genoeg opgedaan. Ik wil mijn levensavond in rustige rust aan de zijde van mijn dochter genieten. Hoe ziet ze er uit „Het is een mooi, lief meisje geworden". „Heeft, haar hart reeds eene keuze ge daan „De zaken nemen mij te veel in beslag, dan dat ik mij hiermede veel kon bezig houden, doch, zooals ik toch bereids heb kunnen merken, is zij sedert een tijd een jongen stuurman niet onverschillig*. Een stuurman? Dat bevalt mij. Wel licht kan ik hem met mijn vermugen aan een mooie carrière helpen*. „Over geld beschikt hij voor zoovel ik weet nietzijn vader is een arme kapitein, die zijn vermogen verloren beeft*. „Hoe heet die jonge man „Theodoor Berndt*. „Zeelieden staan bij mij in 'n goed blaadje; zelfs ben ik zelf op mij terugreis in scheeps dienst geweest. De reis van Brazilië naar hier heb ik als stoker gemaakt*. „Maar hoe is dat nu mogelijk Een cheque op mij was immers voldoende ge weest, om je het noodige reisgeld te ver- schaffeu. Ge hadt dus best als eerste-kla?- passagier kunnen reizen „Ik denk hierover anders, mijn waarde*. Een plotselinge gedachte scheen hier den spreker in te vallen, toen hij de verlegen heid vau den koopman begon op te meikeu, „A propos*, zei hij, „ge hebt mijn kapi taal toch niet in effecten gestoken Heinecke stond bij deze vraag plotseling op. Met vlugge schreden stapte hij eenige oogeublikken heen en weer. „Nu?* vroeg Feter Hohmann, wien het zwijgen van den koopman eenigszins ver dacht voorkwam. Daar trad de koopman gejaagd op hem toe en zei: „Ge kent me toch, niet waar? Met mijn eigen vermogen speculeer ik steeds, doch het jouwe was mij heilig. Ik heb zelf de geheele som in baar geld voor je gereed liggen*. „In baar geld?* „Je oponthoud in een vreemd land schijut je wantrouwend gemaakt te hebben?* „Ik kan het niet tegenspreken. Wie met zooveel schurken te doen heeft gehad, komt er zelfs toe, het woord van een vriend niet meer ten volle te vertrouwen*. Het voorhoofd van Heinecke fronste zich onheilspellend. Peter Hohmann bemerkte dit en zei Wees niet boos, Frederik, ik had geens zins de bedoeling je te beleedigen*. ineetischappelijkebe\?Mgtn, ernstig zoeken, niet zooals tot heden wel het geval is, naar wat verdeelt, maar integendeel naar wat vereenigt- Om daartoe te kunnen geraken zal men in elke streek, veel meer dan tot heden het geval was, ambachtsvereeni- gingen of gilden moeten vormen, dat wil zeggen vereenigingen van allen, die bij hetzelfde ambacht betrokken zijn. Dat zal mogelijk zijn, zoodra de werkgevers in hetzelfde ambacht of dezelfde indus trie duidelijk leeren inzien, dat zij niet als vijanden tegenover elkander moeten staan, die elkander vliegen trachten af te vangen, maar dat tal van gemeen schappelijke belangen hen vereenigen, b.v. gezamenlijken inkoop van grondstof, het credietwezen, verweer tegen onedele concurrentie, bevordering van vak- en ambachtsonderwijs, maatregelen door de Overheid te nemen ter verzekering van het bedrijf enz. Stellen nu deze vakvereenigingen zich weer met elkander in verbinding, sluiten zij zich geheel bij elkander aan, dan krijgt men dus eene groote vereeni ging, die het geheele ambacht en de geheele nijverheid van eene streek omvat, en die voor de bevordering van aller belangen zorgen en voor de behartiging daarvan waken kan. Uit dezen algemeenen bond van gilden, van vakvereenigingen dus in eene be paalde streek vormt zich nu een bestuur door de leden te kiezen, en dat bestuur, dat uit den aard der zaak zeer uitgebreid moet zijn, èn omdat het tal van ambach ten moet omvatten èn omdat het in tal van commissies moet kunnen worden verdeeld, vormt dan in die bepaalde streek het centrale punt van de georga niseerde ambachtsnijverheid. Zoo'n bestuur, zoo'n kamer van am bachtsnijverheid, telt b.v. te Stuttgart als voorzitterj een mr. Boekbinder, en alle overige leden daarvan zijn daar uit de nijverheid en het ambacht gekozen, als mr. schoenmakers, mr. timmerlieden, mr. blikslagers, mr. bakkers enz. Naar ik hartelijk hoop, bevinden zich onder mijn gehoor ook velen, die wel bij het ambacht en de nijverheid betrok ken zijn. maar zich nog niet tot een zelfstandige positie als werkgever heb ben opgewerkt, en zij zullen wellicht opmerken, dat bij een dergelijke orga nisatie van de patroons, de werk nemers met handen en voeten gebonden, aan hen overgeleverd zijn. Bij eene organisatie, geschoeid op de leest der manchesterleer, menige trust en menige werkstaking leverde daarvan het doorslaand bewijs, zou dat onge twijfeld het geval zijn bij eene organi satie, zooals wij die bedoelen, en die op gezonde samenwerking van werknemer en werkgever gegrondvest moet zijn, behoort dit, men gevoelt dit zelve, te zijn uitgesloten. Bij de bloeiende organisatie te Stutt gart, die ik in het zooeven aangeduide, ten voorbeeld koos, is dergelijke dwin gelandij dan ook onmogelijk gemaakt. Naast de Kamer van Ambachtsnijver heid bestaat nl. eene commissie van gezellen, dus van degelijke, bekwame werklieden, door al de werklieden uit dezelfde streek als de kamer gekozen. Omtrent alles nu, wat de leerlingen en de gezellen betreft, dus alles, wat de belangen raakt, zoowel van de eerst- beginnenden als van de meer ervaren werklieden, is de kamer van Ambachts nijverheid verplicht, die Commissie te raadplegen. Om u nog duidelijker te maken, hoe zeer daar de belangen van de werk- nemers worden behartigd, diene nog het volgende voorbeeld. De Kamer van Ambachtsnijverheid wijst in overleg met de Commissie uit de gezellen, ambachtslieden en indu- strieelen aan, die er zich van tijd tot tijd van gaan overtuigen, of de leerlin gen wel werkelijk in de werkplaatsen werkzaam zijn en hoe zij en de gezellen worden behandeld. Ja, sterker nog, wanneer de werkgever werknemers bij zich heeft inwonen, of, zooals men dat noemt, in den kost heeft, wordt zelfs het onderzoek tot de voeding, de ligging, ja tot de geheele verpleging uitgestrekt. Niet onmogelijk zijn er onder mijn De andere dwoög zich tut een vriendelijk lachje en antwoordde „In geldzaken houd', gelijk men pleegt te zeggen, alle vriendschap op, daarom wil ik je omtrent het voor handen zijn van je vermogen onmiddel lijk gerust stellen. Ge kunt begrijpen, dat ik een som van f 150.000 niet maar zoo hier en daar weg kon stoppen. Ik heb haar in een diepe en vuurvrije ijzeren kist opge borgen, welke kist zich in een gewelf van mijn kelder bevindt*. De koopman haalde een kleinen lantaarn, stak de kaars er in aan en verzocht toen zijn vriend hem te volgen. „Nu, nu*, bracht deze hierop in 't mid den, „zoo'n haast heeft het toch niet. Je woord is mij voldoende*. „Neen, neen*, weerde Heinecke af, „ge moet eerst over de geldzaak gerust gesteld zijn*. Peter Hohmann greep naar zijn hoed en schreed achter den vooropgaanden koop man aan. Toen de eerste de trap af was, die naar den kelder voerde, bleef de vreemdeling een oogenblik staan en stak zijn handen uit, om niet in de spaarzaam verlichte ruimte te struikelen. „Nog slechts eenige schreden en we zijn aan ons doel*, bemoedigde Heinecke hem, hierbij op een zijgang wijzende. Daar was een zware ijzeren deur. De koopman opende ze en verdween snel in een kleine, donkere ruimte. Haastig greep hij eene in den hoek staande ijzeren staat. Toen nu Peter Hohmann binnentrad, ontving hij hiermede een vreeselijken «lag op het hoofd, zoodat hij, zonder een enkelen kre»t te slaken, bewusteloos in een zonk. Koelbloedig sleepte nu de moordenaar zijn slachtoffer geheel in de kleine ruimte en sloeg een koord om den hals van den verslat, ene, dat hij zoo strak mogelijk toe haalde. Nadat hij zich nu overtuigd had, dat Peter Hohman niet meer ademde, wreef hij het angstzweet van zijn voorhoofd en mom pelde „Gij zult mij tenminste niet meer in den weg treden Juist wilde hij deze verschrikkelijke plaats verlaten, waar hij in koftien bloede zijn ▼oormaligen vriend en compagnon vermoord had, toen hij een slanke gestalte bemerkte die tegen den muur van de gang leunde, ontzet «prong de moordenaar terughet schemerde voor zijn oogen, al zijn bloed stroomde naar zijn luid kloppend hart en hij zou gevallen zijn, indien de onverwach te indringer hem niet ondersteund had. Deze zeide; „Heb geen vrees voor mij. Van mijn kant zal er niets geschieden, dat u in 't verderf kan storten, indien u slechts op mijne voorwaaide wilt ingaan.* Verbaasd staarde Heinecke den hem on bekenden man aan. Deze herhaalde nog een" zijn woorden, greep den koopman bij den arm, beduidde hem zorgvuldig de deur te sluiten en ver zocht den thans geheel willoozen man hem te volgen. Met wankelende schreden ge hoorzaamde Heinecke hieraan. Beiden gingen naar het geheime kabinet van den koopman. Het sloeg juist zeven uurvan het personeel was dus nog niets te duchten. De jonge man nam ongevraagd plaats op een daar staande sofa en begon, na een zeer pijnlijke pauze, gedurende welke de koopman hem met angstig-vragenden blik aankeek, op ongegeneerde!) toon het vol gende gesprek „Onder fatsoenlijke men schen is het de gewoonte, dat men zich aan elkander voorstelt. Welnu, wie zijt weet ik en ik ben Baron von Belgern. Heinecke maakte een stille buiging. De baron ging voort: „Het is u zeker onbegrijpelijk, hoe ik in uw kelder ben gekomen „Inderdaad, en als ik u verzoeken mag „Ik was verleden nacht in een lustig gezelschap en sprak het glas wat meer aan dan wel noodig was daardoor goaskte ik in een diepen slaap. Een paar overmoedi ge vrienden hebben mij toen zeker, in plaats van mij naar mijne woning te bren gen, in uwen kelder gebracht, waarin ik door uwe komst ontwaakte. Dat ik zoo ongevraagd getuige was van uwe misdaad, zult u zeker zelf wel genoegzaam inzien.* In ademlooze spinning had de koop man de mededeeling van den baron gevolgd. Zijn voorhoofd gloeide koortsach tig en hij beefde aan al zijne ledematen. Hij had eerst eenige minuten noodig, om zich te herstellen, toen zei hij: „Een nood lottig toeval heeft mij in uwe bander) over geleverd. Wat ik gedaan heb, kan ik niet meer liegen heeteu, tenminste niet tegen over u. Intusschen stelt mij uwe belofte van to zwijgen al vrij wat gerust.* „Werkelijk Een sluwe trek speelde om den mond van den jougen man. De koopman begon te voelen, dat hij met den baron geen licht spel zou hebben en zei derhalve; „Ik hoop toch, dat ik het woord van een edelman vertrouwen mag „Dat kunt gij. Echter, als u zooals ik u reeds zeide de voorwaarde vervult, welke ik u zal.stellen.* „Er. welke is dan die voorwaarde (Wordt vervolgd).

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 1