N ummer 33
Zondag 22 April 1906
29„ Jaargang
Tweede Blad.
MOZ A.RT
Andieas Heerl van Baardwijk,
Figaro's Hochzeit.
Het jaar 1785 behoort wel tot de
vruchtbaarste van 's meesters schep
pingsperiode; behalve de reeds genoem
de werken, schreef hij in dat jaar voor
de «Vereeniging tot hulp aan weduwen
en weezen» te Weenen het Oratorium
«Davidde Penitente», dat uit tien stuk
ken bestaat en schitterende schoonheden
bevat. Om zijn prachtige melodieën
en forsche, breede koren mag het tot
een zijner heerlijkste scheppingen ge
rekend worden. Vervolgens compo
neerde hij nog op last van keizer Jozef
de komische opera in één bedrijfL'Im-
pressario, die den 3 Febiuari 1786 met
grooten bijval we»d opgevoerd, eene
cantate voor de Vrijmetselaars en ver
scheidene liederen, ca het bekende
das Veilchen. Doch, oneindig meer, dan
al deze werken, ging hem «Le Nozze
di Figaro» ter harte, welke hij eveneens
cp bevel van genoemden keizer voor
den grooten schouwburg schrijven zou
Hij kon er dus verzekerd van zijn, dat
de geheele Italiaansche troep, onder
aanvoering van Salieri, weer hemel en
aarde in beweging zou brengen om het
stuk te doen vallen, De tekst, door
da Ponte bewerkt naar het bekende
blijspel van BeaumarchaisLe barbier
de Seville, dat destijds in alle schouw
burgen furore maakte, trok hem bijzon
der aan, en goed tooneelcriticus als hij
was, wist hij aan de verschillende daarin
optredende personnages gelukkig iets
van zijn eigen bevalligen smaak mee te
deelen, waardoor zijden toehoorder veel
symphatieker worden, In slechts zes
weken tijds werd het werk voltooid, en
Leopold Mozart was er zóó tevreden
over, dat hij aan Nannerle schreef
«Den 28 April zal Le Nozze de Figaro»
voor het eerst opgevoerd worden- In
weerwil der intriges, moet het stuk sla
gen en het succes zal zóo buitengewoon
zijn, dat de heele kliek van Salieri be
schaamd zal staan. Uw broeder zal door
zijn zeldzaam talent oVer alle kabaal
zegevieren De componist zou ditmaal
echter niet met zich laten spotten; hij
was vast besloten, zoo Salieri het al te
bont zou maken, tusschen het eerste en
tweede bedrijf naar de loge des Keizers
te gaan, om dezen gerechtigheid te vra
gen. Gelukkig behoefde het zoo ver
niet te komen. De keizer had vooraf
bevolen, dat het werk ongehinderd in
zijn geheel zou worden afgespeeld.
Hoezeer Salieri Mozart ook benijdde en
overal trachtte af te breken waar hem
dit maar mogelijk was, moest hij zich
na het einde der voorstelling toch voor
overwonnen verklaren. Bij zulke prach
tige muziek kon van kabaal geen sprake
zijn. De heele opera toch is een op
eenvolging van meesterstukken de luch
tige, van geest en humor tintelende
ouverture, de onvergelijkelijke aria's, de
duo's, terzetten, kwartetten, koren, be
nevens de meesterlijke finalen, wedijve
ren om den voorrang. En welk een
fijne karakterteekening van de handelen
de personen. De deftige, doch be-
sluitelooze gravin, de jaloersche graaf,
de geslepen en immer vroolijke Figaro,
de domme don Curzio, de verraderlijke
en kruipende Basilio. als de teedere
Chérubin en de behendige Suzanne,
blijven heel het stuk door in de hun
passende rollen, terwijl altijd de muziek
voor hun aard en karakter geëigend is.
Nooit wordt de zang of de instrumen
tatie eentonigsteeds wisselen vreugde
en lijden, licht en donker elkander af
men hoort het gezang der vogels, het
geklater der fonteinen, kortom alles
ademt liefde, levenslust en waarheid in
het werk dat tot heden zijns gelijke nog
niet gevonden heeft. Is het dan niet
onbegrijpelijk, dat de inwoners van
Weenen voor deze opera, het beste
dramatische product van Mozart, onge
voelig bleven? Dat «Una cora rare»
van Martini beter in den smaaak vielen
steeds vollere zalen trok Het ging
met de Figaro als met de Entführung
zij was nog te machtig voor het wufte
op luchte Italiaansche muziek verzotte
Weener publiek- De keizer echter, men
mag hem die eer niet onthouden, sprak
ditmaal zijn hoogste goedkeuring over
het werk uit en stelde het ver boven
welke Italiaansche opera ook.
Geen pen echter is in staat de geest
drift te beschrijven waarmede Figaro het
volgende jaar te Praag ontvangen werd.
Den eersten avond der opvoering kende
het enthousiasme reeds geen grenzen
de schouwburg trilde bijwijlen van de
donderende Evviva'ser werd gejuicht,
gejubeld, gebisseerd als nooit voorheen
Het heele seizoen werd zij avond aan
avond gespeeld, en altijd voor uitver
kochte zalen. Den directeur Bondinie,
die op springen stond, redde zij van
den ondergang. Herhaaldelijk kreeg
Mozart uitnoodigingen om in Praag de
uitvoeringen te komen bijwonen; hij kon
hieraan echter geen gehoor geven voor
in Januari 1787. De graaf van Thun
bood hem toen gastvrijheid aan,
welke Mozart gaarne aanvaardde, Toen
hij des avonds met zijn hoogen gast
heer den schouwburg bintentrad, rezen
de honderden toehoorders van hun zetel
op en een oorverdoovend applaus be
groette den Rafael der toonkunst, Alle
medewerkers gevoelden zich door zijne
tegenwoordigheid tot nieuwe vlijt en
inspanning geprikkeld en de muziek ge
noot zulk een ideale vertolking, dat
Mozart, hoogst roldaan en tot schreiens
bewogen, luide uitriep: *-De Bohemers
alleen begrijpen mij.* Het moet den
componist wel aangenaam geweest zijn,
overal in herbergen, balzalen, op pleinen
langs de straten, gedeelten uit de Figaro
te hooren spelen of zingen. Hij schreef
dan ook aan een zijner vrienden te
Weenen «Tot heden ben ik nog niet
doof en blind, maar ik geloof zeker, dat
ik het spoedig worden zal, zoo moet ik
overal naar de uitvoering mijner mu
ziek komen luisteren,» Eindelijk riepen
andere zaken hem weer naar de
Keizerstad. Vóór zijn vertrek echter
verbond hij zich nog tot het schrijven
eener nieuwe opera voor de uitmunten
de troep van Bondini. Wat het te kie
zen onderwerp betrof hierin zou hij vol
komen vrij zijn.
Dood van Leopold Mozart.
Pas enkele weken had Mozart te
Weenen zijne gewone werkzaamheden
hervat, toen hij de dioevige tijding ont
ving, dat papa ernstig ongesteld was
Sinds geruimen tijd had hij al een angs
tig voorgevoel gehad, was niet zoo op
geruimd als hij placht te zijn en zeide
meermalen, zoo tegen Constancia als
tegen zijn intieme vriendenGodfried
lacquin en dokter Barisani«Ik weet
het niet, doch het is net, of een groot
ongeluk mij te wachten staat, ik ben
angstig, gejaagd en voel mij bijwijlen
zoo beklemd. Dokter Barisani, die
zijn muzikalen patient door en door
kende, trachtte te vergeefs hem tot
andere gedachten te brengen. Toen
Mozart de onheilspellende tijding ver
nam, riep hij uit: «Ziet ge nu wel,
mijne vrienden, dat mijn voorgevoel mij
niet bedroog?» Oogenblikkelijk zette hij
zich aan de schrijftafel om aan den
beminden papa een hartelijken brief te
schrijven, dien wij, om den lezer een
blik te gunnen in het gemoedsleven van
het muzenkind, in zijn geheel, vrij ver
taald, hier zullen mededeelen.
WEENEN, 4 April 1787-
Zeer geliefde Vader
Zoo juist ontvang ik een zeer droevige
tijding, die mij als verplettert. Ik meende
afgaande op uw laatsten brief, dat gij
weer beter waart en nu verneem ik, hoe
ernstig ziek gij zijt. Het zal wel niet
noodig zijn te zeggen, hoezeer die tijding
mij beangstigt, en dat gij alleen mij
thans kunt geruststellen. Met een onbe-
schrijfelijken angst zie ik uwe lijding
tegemoet, want, gewoon als ik ben, mij
altijd het ergste voor te stellen, verkeer
ik in voortdurenden onrust. Geef dus,
lieve vader, zoo spoedig mogelijk de
kalmte weder aan mijn diep geschokt
gemoed. Het kost veel moeite onop
houdelijk aan den dood te denken, die
de eindpaal, ja, het eenig ware doel van
ons leven is. Sedert twee jaren beschouw
ik den dood als den besten vriend der
menschen, zoodat ik hem niet met schrik,
maar met kalmte en berusting zie naderen-
Is het niet een zoete, vertroostende
gedachte zoo over den dood, die ons
tot het eeuwig leven moet voeren, die
de sleutel van ons toekomstig geluk is,
te kunnen spreken?
Nooit leg ik mij te rusten zonder te
bedenken, dat ik misschien niet meer
zal ontwaken; en hoewel ik nog jong
ben, peins ik toch dikwijls over dat
uiterst gewichtig laatste uur. Vurig dank
ik God, dat Hij deze gevoelens in mij
heeft bestendigdZij jagen mij geen
vrees aan, integendeel zij doen mij alle met hoop op betere tijden tot nog langer Duitschland. Zoo kwam hij den 22 Jan.
menschen als broeders beschouwen, wien geduld te bewegen. Zoo zat hij eens
ik dienzelfden christelijken geest toe-
wensch.
Deze gedachte troost mijgij weet,
dat ik u in gelijken zin reeds geschre
ven heb bij den dood van mijn besten
vriend, graaf Hatzfeld, die evenals ik,
toen slechts een en dertig jaar oud was,
en dien ik nu nog betreur, ofschoon hij
met alle mogelijke blijdschap en kalmte
de eeuwige reis aanvaard heeft. Ik smeek
u dan vader, ingeval uw toestand ver
ergert, het mij oogenblikkelijk te laten
weten en mij hoegenaamd niets te ver
bergen. Ik wil de volle waarheid weten,
om zoo spoedig mogelijk bij u te komen.
Toch houd ik nog goeden moed. Maar
nog eens ik bezweer u, bij alles, wat u
heilig en dierbaar is, laat mij niet in die
doodelijke ongerustheid. Ik omhels U
duizendmaal, evenals mijn vrouw en
Karei.
Uw toegenegen zoon
WOLFGANG.
Weken lang bleef de toestaud van
den kapelmeester ongeveer dezelfde
verschillende verschijnselen duidden zelfs
op beterschap, toen eene bijkomende
omstandigheid hem den 28 Mei 1787
nog geheel onverwachts, den laatsten
adem deed uitblazen. Wij zullen er ons
maar niet aan wagen de droefheid van
Wolfgang te beschrijven, toen hij de
verpletterende tijding der overlijding
ontving. Ook behoeven wij hief geen
lange lijkrede uit te spreken, om de
verdiensten van Leopold Mozart in een
helder licht te stellen, Uit al het voor
gaande is genoegzaam gebleken, dat hij
een groot musicus, een vroom christen,
een plichtbeseffend vader was, die aan
alle opvoeders der jeugd tot voorbeeld
gesteld mag worden. Met kalmte en al-
geheele berusting in Gods Wil stierf hij,
»gelukkig als hij was" het waren zijne
laatste woorden >zijne zending voor
God en de menschen getrouw vervuld
te hebben, door aan de wereld den verhe-
vensten aller toondichten na te laten".
De kroon der onsterfelijkheid siert ook
zijn hoofd, want waar wij den naam van
Wolfgang, Amadeus hooren uitspreken,
rijst naast het beeld van den onverge-
lijken kunstenaar ook de gestalte des
strengen, doch liefdevollen en waakza-
men vaders, die in de opvoeding van
zijn buitengewoon kind, zijn geluk, zijn
roem en glorie vond."
Toen Mozart, eenige weken na dien
fatalen dag niet meer schreien kon en
zich weer met de zaken, die zijn voort
durende zorgen vroegen, ging bezig
houden schreef hij aan Nannerle, om
haar te bemoedigen en te troosten
>Wees overtuigd, lieve zuster, dat gij
in mij altijd een toegenegen broeder
zult vinden. Maak u maar niet ongerust
over onze zaken. Zooals ik beloofd heb,
wil ik de heele erfenis van papa, zoo
dit mijne kinderen niet schaadt, aan u
overlaten".
Men ziet hetoveral dezelfde liefde,
dezelfde belangeloosheid.
Niet ten onrechte schreef iemand een
maal in het album van den meester:
Liefde, liefdeis de ziel van het genie',
Eén ongeluk komt echter zelden alleen.
Kort nadat Mozart zijn vader verloren
had, werd hem ook zijn intieme vriend
en huisdokter Sigismond Barisani ont
rukt. Hoezeer hem dit verlies smartte,
blijke uit de volgende regelen, die hij
met bevende hand in zijn album onder
een vers van Barisani plaatste
>Heden, den 3 September had ik het
ongeluk dien edelen man, mijn besten
vriend, mijn redder te verliezen. De
mededoogenlooze dood ontrukte hem
»ons. Waar hij thans is, is hij gelukkig.
Maar ik Maar wij allen, die hem
gekend hebben 1 Wij zullen geen troost
vinden, voor wij in eene betere wereld,
»waar geen scheiden meer bestaat, met
»hem vereenigd zullen zijn".
Door deze harde beproevingen werd
Mozart somberder van humeur; hij ge
voelde zich meer verlaten dan ooit, en
deze gemoedsstemming werd er niet
beter op, toen, na de bevalling van
Constantia van haar derde kind, de nood
in het gezin weer den hydra-kop opstak.
Gelukkig, dat hij in den heer A. M.
Puchberg, koopman te Weenen, een
vriend en beschermer vond, die hem
door belangrijke voorschotten meermalen
uit de verlegenheid redde.
DE OSSENWALS.
Het was lang geen gemakkelijke taak
de talrijke leveranciers van eet en drink
waren altijd tevreden te stellen en ze
verdiept in zijn spel voor het klavier,
toen de ruwe, ongemakkelijke slager uit
de buurt door een dreunenden stap cn
een luid geroep zijne komst aanmeldde.
Een rilling ging het echtpaar door de
leden. In 's hemels naam, Constancia,
riep Mozart uit, houd de deur gesloten
tot ik mijn idee inschrift" heb gebracht,
het mocht mij anders eens ontglippen.
Hij greep pen en papier en in razenden
haast schreef hij de noten neer, doch
nog was hij daarmee niet klaar, of de
ossenslager met zijne Herculesgestalte en
daaraan geëvenredigde krachten, begon
reeds tegen de deur te duwen om binnen
te kómen. Het benauwde zweet parelde
den Muzenzoon van het voorhoofd en
nog sneller vloog de veder over de no
tenbalken. Hij echter, die tegen werd
gehouden, begon ongeduldig en kwaad
le worden en riep met bulderende stem
Laat mij toch in Godsnaam binnen of
en met geweld trachtte hij zich
ingang te verschaffen. »Nog twee minu
ten, vriend, smeekte Mozart en met zijn
linkerhand nu ook de deur tegenhoudend,
ging hij met de rechter zenuwachtig met
zijn schriftelijken arbeid door. Eindelijk,
daar stond in honderden nootjes en
teekens de nieuwe inspiratie belichaamd,
doch toen ook waren de krachten van
den musicus uitgeputhij zonk afgemat
doodsbleek en hijgend naar den adem
in een stoel neder om met angst te
luisteren naar hetgeen de nieuwe be
zoeker. die er lang niet vriendelijk uit
zag, zeggen zou eens, sprak deze,
gij hadt best met dat deufïtj&-eve.n kun
nen ophouden, heb ik u ooit in mijn
winkel zoo lang laten wachten En toch
geloof ik, dat
»Maar, komaan, mijnheer de muziek-
maker, ik zal maar gauw zeggen, waarom
gij me hier ziet. Mijn dochter gaat over
een paar weken trouwen, zij doet het
zeer goed uit de war, en nu zou ik
graag voor de bruiloft wat luchte dans
muziek hebben, zie je, en die moet gij
nu eens voor mij in orde maken. Ge
behoeft het niet voor niemendal te doen
hier is de kwitantie van al het vleesch,
dat ik u in de laatste drie maanden ge
leverd heb benevens een extrafooi van
twintig thaler. Is dat genoeg Fen zucht
van verlichting ontsnapt aan Mozart be
klemden boezem, zijn oogen schoten
vuur, de vlam van het genie bestraalde
weer zijn voorhoofd, één sprong naar
het klavier, en met den uitroep: Meent
gij zoo iets, buurman, ontlokte hij aan
het instrument den bekoorlijken wals,
welke later den naam van >Ossenwals"
zou dragen. »Juist, juist, zoo iets jubelde
de slager en gij zult wel zoo goed zijn
er wat voor trompetten, pauken en trom
men bij te doen, want ik houd van een
aardigheidje, weet je" Nauwelijks had
de bezoeker de deur achter zich toege
trokken of man en vrouw lagen in eikaars
armen en schreiden van blijdschap. Nog
denzelfden avond werd menig glaasje
edelen Tokayer op de gezondheid van
den mdden buurman en op den voor
spoed van het toekomstig echtpaar ge
dronken. Zulke welkome bezoekers echter
zijn witte raven, en van de twintig tha
ler schoot na het heerlijke avondmaal
al bitter weinig over, zoodat er naar
nieuwe inkomsten uitgezien moest wor
den. Mozart besloot daarom naar Praag
te vertrekken, waar men op zijne muziek
als verzot was. Na een haitroerend af
scheid van Constancia en zijn jas- en
broekzakken met blaadjes muziekpapie-
ren voor onderweg volgestopt te hebben,
aanvaardde hij de reis naar Bohemens
hoofdstad. Daar aangekomen, nam hij
zijn intrek bij zijn vriend Dussek om na
een paar dagen de eerste hand te leggen
aan het werk, dat als de kroon zijner
meesterstukken, de opera aller opera's
beschouwd wordt»Don Giovanni" of
11 dissoluto punito".
(Wordt vervolgd).
de gastheer van den Zaligen Pelrus Canisius le Keulen.
In September riep een brief van Ig
natius Faber op, om de dochter van den
koning van Portugal naar haar vaderland
te vergezellen. Bij gebrek aan scheeps
gelegenheid te Verre op Walcheren, ging
de Zalige voorloopig naar Leuven en
werd er overvallen door een zware koorts
Intusschen verkreeg de nuntius Poggio
te Brussel van den paus een nieuw bevel,
dat Faber gelastte terug te keeren naar
1544 over Luik, Maastricht en Aken on
verwacht te Keulen aan, in gezelschap
van den Luikenaar Lambert du Chateau
en Ignatius' oomzegger, Aemilianus de
Loyola, die beiden reeds tot de Socië
teit behoorden. Canisius was juist afwe
zigin Dec. 1543 was hij naar Nijmegen
bij zijn stervenden vader geroepen. Hij
keerde echter spoedig naar Keulen terug,
waar zich intusschen nog twee of drie
nieuwe leden bij de orde hadden aan
gesloten.
Of Faber zich ook nu weer met zijn
gezellen bij Baardwijk vestigde is moei
lijk met zekerheid te zeggen van lan
gen duur althans zal het verblijf in zijn
huis wel niet geweest zijn. Kon 't zoo
veel nieuwe gasten bergen was het wel
genoegzaam geschikt voor Faber's ar
beid Zeker weten we uit Canisius' brie
ven, dat men spoedig een onderdak voor
hem had gevonden bij een braven bur
ger, die door sommige schrijvers Spreng
genoemd wordt en bij de Apostelen-kerk
woonde. Kort daarna stelde een som
gelds, door Canisius na zijns vaders dood
meegebracht uit Nijmegen, waar hij het
grootste gedeelte zijner erfenis in handen
der armen liet, Faber in staat een huis
te huren op den »Burgmauer«, in de
nabijheid van den Dom, vroeger de
woning van den overleden wijbisschop
Quirinus van Wilich- Daar kwamen zich
in de tweede helft van Mei nog een
zestal Zuid-Nederlanders bij hem voegen.
Faber's kloostergemeente groeide aldus
tot ongeveer twaalf aan. Den 25 Juni
1 544 lieten negen van hen zich als stu
denten der theologie of der philosophic
cioor dCO-.rector der universiteit Herman
Blanckfort, pastoóf YaU1 -SL~..£°lumka,
inschrijven de onkosten werden beste
den uit de nalatenschap van Blanckfort's
voorganger als universiteitsrector, den
Bosschenaar Joannes de Buso (f 26 Nov.
1543), evenals Baardwijk kanunnik van
Gereon en een der eerste beschermers
der nieuwe orde.
Was het dit optreden of wellicht het
samenwonen in een huis dat de aandacht
der stadsregeering op de Jezuïten ves
tigde Veel waarschijnlijker moeten we
denken aan het heimelijk stoken van
Herman van Wied, die in Faber en zijn
gezellen spoedig de wakkere bondge-
nooten van zijn tegenstanders erkende
en vreesde. Wat daarvan zij, te Keulen
werd het gerucht verspreid, dat het huis
op den Burgmauer een nieuwe, gevaar
lijke sekte herbergde. Dit gerucht vond
zelfs weerklank tot in Diest, en we zien
een oogenblik den braven Eschius ont
stellen bij de gedachte, dat zijn veelge
liefde Canisius in verkeerd gezelschap
was geraakt. Te Keulen zelf meldden
zich omtrent begin Juli afgevaardigden
van den raad bij Faber aan om te ver
nemen, wat de nieuwe vereeniging in 't
schild voerde, 't Antwoord was gerust
stellend. Eenige dagen later, den 12 Juli
moest de Zalige op bevel van Ignatius
naar Portugal vertrekken. Zoo werd hem
de mededeeling van het harde besluit
van den stadsraad bespaard, dat de Je-
zu eten gebood, binnen acht dagen de
stad te verlaten. De 28 Juli bracht de
raadsheer Goswijn van Lommersum hun
dit bevel ovér. Canisius stond hem te
woord met apostolische vrijmoedigheid
en evangelische onderwerping, 't Mocht
niet baten. De raad had eenmaal beslo
ten, daar het aantal geestelijke instel
lingen te Keulen reeds overgroot was,
in geen geval een nieuwe te dulden.
Al werd de beproeving met blijdschap
gedragen, toch bracht zij de leden der
jeugdige stichting in groote verlegenheid,
Skodborg en Heerl werden geraadpleegd
en op hun aansporing begaf zich Cani
sius naar den rector om diens bemidde
ling in te roepen, 't Was juist niet de
nieuwe vereeniging waarvoor Blanckfort
zich warm maakte, maar de immuniteits
rechten der universiteit, onder welker
jurisdictie Canisius en zijn gezellen
stonden, waren in de zaak gemoeid.
Blanckfort besloot dus met de raadsle
den te onderhandelen en verkreeg dat
de Jezuïeten blijven mochten, mits zij
niet meer in vereeniging zouden leven.
Maar daarmee was alle gevaar nog niet
voorbij onze Nijmegenaar verhaalt hoe
hij op het punt was geweest door de
gerechtsdienaars in de gevangenis te
worden geworpen, toen gelukkig de pro
vinciaal der Dominikanen, Joan Stempel,
hem ontzette.
De verstrooide kudde had een schuil
plaats gevonden, deels in de Montaner-
beurs, deels in het gehuurde huis zelf,
deels bij de Kartuizers en Dominikanen.
van