jS timmer 36
Zondag 29 April 1906
29„ Jaargang
Tweede Blad.
MOZART
Spanje.
Engeland.
BUITENLAND.
Frankrijk
Duitschland.
van het
DON GIOVANNI, (don jttan.)
Da Ponte, die door den invloed van
Mozarts grootsten benijder, Salirie, door
keizer Jozef II tot Operadichter benoemd
was geworden, verschafte aan Mozart
het libretto voor zijne nieuwe opera.
Het was voor een gedeelte ontleend aan
een blijspel van Molière, bekend onder
den naam van «Le Festin deTierre.» Het
komische met het tragische vindt men
er in vereenigd op een wijze, zooals
men dat ook in het werkelijke leven
aantreft De held van het stuk is een
onverzadigbare wellusteling, die de
dochter van een Commandeur tracht te
schaken, doch door den Vader daarin
verhinderd wordt. In een tweegevecht
stoot don Juan den grijzen graaf neder,
waarna hij de vlucht neemt. Vervolgens
komt hij op een boerenbruiloft en tracht
Zerlina, de bruid van Masetto, te mis
leiden. Aan alle meisjes doet hij heilige
beloften, geen enkele echter komt hij na.
Hij spot met de klachten van al zijne
beminden, ook met die der edele donna
Elvire en drijft de onbeschaamdheid zóó
ver dat hij het standbeeld op het graf
van den Commandeur bij zich ten maal
tijd noodigt. Tot onbeschrijfelijken schrik
van zijn bediende Leporello, begint dit
beeld te spreken het neemt de uitnoo-
diging aan en verschijnt ook werkelijk
op het door don Juan aangerichte nacht
feest. Tevergeefsch maant het den
wellusteling tot beteren levenswandel,
berouw en boetvaardigheid aan; deze
lacht met alle bedreigingen, en grijpt
onverschrokken de koude hand, die het
beeld hem toesteekt. Als de booswicht
echter tot het laatste oogenblik verstokt
blijft, en de tijd van genade onherroepe
lijk voor hem verstreken is, scheurt de
aarde onder zijne voeten open, grijpen
de duivelen hem vast om hem ter helle
te sleepen.
Geen wonder, dat zulk een onderwerp,
zoo rijk aan afwisseling, den grooten
componist dermate bekoorde, dat hij
dag en nacht er mee bezig was en zich
schier geen rust gunde. Zelfs als Dussek
hem medenam naar de kegelbaan, waar
van hij evenals van biljarten en paard
rijden een groot liefhebber was, hield
zijn geest zich toch steeds met de com
positie bezig. Had hij een oogenblikje
tijd, dan snelde hij naar een tuintafeltje
en begon op een blad müziekpapier,
dat hij altijd bij zich droeg, weer te
krabbelen. In October reeds konden
repetitiën aanvang nemen en den negen
en-twintigsten dierzelfde maand, zou de
opera in haar geheel worden opgevoerd.
Alles was toen klaar, behalve de ouverture.
Deze moest 's nachts te voren nog ge
schreven worden.
Om elf uur, toen alles rondom hem
in diepe rust lag, zette Mozart zich aan
den arbeid. Constancia, die hem gezel
schap hield, las uit een sprookjesboek
de vertellingen van Asschepoester en
«Aladdin met de wonderlamp» voor. Nu
en dan proestte de meester het uit,
zoo'n schik vond hrj in die fantastische
verhalen. Toen zijn trouwe gade zag,
hoe hij tegen één uur begon te geeuwen,
schonk zij hem, gelijk zij wel eens meer
deed, als hij 's nachts moest arbeiden
een glas punch in. Aanvankelijk wekte
de geestrijke drank hem op, maar spoedig
werden zijne oogleden bezwaard en
dreigde hij met de pen in de hand, aan
tafel in slaap te vallen. Met groote
moeite en onder heilige belofte, dat zij
hem tijdig genoeg wekken zou, verkreeg
Constancia, dat hij een uur rust zou
nemen. Hij sliep echter zoo vast en
gerust, dat zij er niet toe besluiten kon
hem op den bepaalden tijd wakker te
maken, zoodat zij hem niet voor tegen
vijf uur riep. De meester niet weinig
ontsteld dat het reeds zoo laat was, zat
met één sprong weer aan de schrijftafel,
en gunde zich geen tijd tot wasschen
en kleeden.
Om 7 uur was de ouverture gereed
en konden de orkestleden met het Co-
pieeren der partijen beginnen. Aan
repeteeren kon met geen mogelijkheid
gedacht worden. Het was dus wel een
stout stuk de ouverture die nu juist niet
zoo heel gemakkelijk is, op het eerste
gezicht te laten uitvoeren, doch Mozart
had groot vertrouwen in de kunde, vaar
digheid en oplettendheid der orkest
musici en in dat vertrouwen werd hij
gelukkig niet beschaamd. De muzikanten
waren reeds gezeten, toen Mozart binnen-1
trad. Bij zijn verschijnen rezen allen,
die van heinde en verre toegestroomd
waren om de prémière van het werk te
genieten, van hun zetel op en een
donderend «Evviva» deed den schouw
burg als op zijn grondvesten dreunen.
Mozart bleek als een doode, buigt naar
alle kanten en zich vervolgens tot de
orkestleden wendend, zegt hij op bemoe
digenden toon: «Vrienden, opgepast nu,
als de ouverture maar goed is, zal de
rest wel van stapel loopen.».
Daar klinken in een breed en krachtig
forto de eerste mineur-accoorden en
weldra zijn de toehoorders onder den
indruk van de verschrikkelijke scène, die
afgespeeld gaat worden. De stijgende
en dalende gamma's, de ernstige modu-
latien duiden de misdaad, de verschijning
der geesten, de hel en hare straffen aan.
Na eenigen tijd zegt het opgewekte
allegro in remajeur, dat ©ok vroolijke
luchte, opgewekte gebeurtenissen te
wachten zijn, en voor nog het publiek
zijn bewondering kan uiten over de on
vergelijkelijk schoone aan melodie en har
monie zoo rijke ouverture, die uitmuntend
van stapel liep «al waren er nog al veel
noten onder de lessenaars gevallen»,
rijst het scherm en treedt Leporello op,
om in krachtige tonen zijn ontevreden
heid uit te stooten over don Juan, die
hem nacht en dag laat werken, en dien
hij weigert nog langer te dienen. Pas
heeft hij zijn klaagzang geëindigd, of
don Juan, die donna Anna met geweld
medesleurt, verschijnt op het tooneel, op
den voet gevolgd door Anna's Vader,
den Commandeur, die met den degen
in de hand, den roover zijner dochter te
lijf wileen tweegevecht ontstaat, waarin
de oude graaf na te vergeefs om hulp
geroepen te hebben, het leven verliest.
Hartverscheurend zijn de smartkreten,
die donna Anna, geknield bij het lijk
haars Vaders, laat hooren. Waanzinnig
van droefheid stoot zij zelfs aanvankelijk
haren trouwen don Ottavia van zich
doch weldra dorst zij naar bloedige
wraak, roept haren minnaar in het vol
voeren van haar plan te hulp en beiden
zweeren niet te rusten, voor de moorde
naar de gerechte straf ontvangen heeft.
Als het wraak-duet geëindigd is, barst op
alle rangen een onbeschrijfelijk gejubel
los en altijd door stijgt het enthousiasme,
en geen wonder want ieder volgend
stuk schijnt den palm der overwinning
aan het vorige te willen betwisten. De
Aria van Leporello, bekend als de
register-aria, die van donna Elvira, waarin
nog het medelijden met den bedrieger
den boventoon heeft, de scène van de
boerenbruiloft, het wonderbare duet
tusschen don Juan en Zerline, het brui
sende champagnelied, het wegsleepende
trio der gemaskerden en de onstuimige
finale der eerste acte, waarin allen
tevergeefs don Juan schrik trachten aan
te jagen, werken als een openbaring en
overtreffen alles, wat de kunstlievende
Bohemers tot dusverre nog gehoord
hebben. De tweede acte doet voor de
eerste niet onder. De klaagzang van
Donna Elvire, de serenade van don Juan
met zijne ongemeen piquante begeleiding
de aria van Zerlina, die wel geschreven
lijkt voor een verliefden nachtegaal, het
nooit volprezen sextcff, dat, volgens
Castilblaze, beschouwd kan worden, als
de prachtigste dramatisch-lyrische schep
ping, die ooit door den menschelijken
geest is voortgebracht, de deftige aria van
don Ottavia, als die, waarin donna Anna
haar lijden uitdrukt, en bovenal de scène
tusschen don Juan en het beeld van den
Commandeur, zijn volmaakte meester
stukken, die uit een oogpunt van melo
die, stijl en bewerking tot op den huidigen
dag nog door niemand evenaard, laat
staan overtroffen zijn. Boekdeelen zou
men kunnen vullen met den lof, die de
grootste kunstenaars over dit sublime
werk hebben uitgesproken.
Toen men Haydn naar zijne meening
over het werk vroeg, antwoordde hij
«Ik kan u niets anders zeggen, dan dat
Mozart de grootste componist der wereld
is», en Beethoven, schoon hij zich met
de moraal van het werk niet vereenigen
kon, schrijft na eene opvoering, die hij
te Weenen bijwoonde: «Ik heb den
don Juan uitmuntend hooren vertolken,
ik verheugde mij daarover, alsof het mijn
eigen werk was». Rossini en Cherubini
hadden v. de onvergelijkelijke schepping
een bijna godsdienstige vereering Ernst
Hoffmann schreef er een heel boek over
waardoor het werk spoedig meer alge
meen bekend en beter begrepen werd,
Gounod deed hetzelfde en liet zich af
schilderen met de partituur van «don Juan»
in de hand; Göthe, Duitschlands grootste
wijsgeer, sprak er zijne hoogste bewon
dering over uit en zeide steeds: «Mozart
had de Faust moeten componeeren
Keizer Napoleon roemde de muziek als
gezond, bekoorlijk en verheffend Berlioz
wenschte dat hij een paar onfortuinige
bladzijden in de partituur met zijn bloed
mocht uitwisschen, Richart Wagner komt
woorden te kort om de muziek, zoowel
als de instrumentalie, naar waarde te
looven, kortom de grootste genieën
hebben niet opgehouden hulde aan de
onsterfelijke schepping te brengen, en zij
zullen het blijven doen, zoolang de
muziek de taal der ziel blijft. Wat
bracht de don Juan zijnen schepper op?
Slechts honderd ducaten Wie thans het
geluk had zoo'n werk te schrijven was in
zeer korten tijd millionair. Gelukkig, dat
het geld bij een heros der toonkunst als
Mozart slechts bijzaak was, hoe goed hij
het overigens ook gebruiken kon. De
Opera had een onvergetelijken indruk
gemaakt en dat was hem voldoende.
Gaarne had men Mozart nog langer te
Praag gehouden en een nieuwe opera
van hem gehad, doch hij kon ditmaal
aan veler vurig verlangen niet voldoen.
Tevergeefs richtten zich de Bohemers
nu tot Jozef Haydn. Deze zeide open
hartig, dat het een veel te gewaagde
poging was, om als opera-componist
naast Mozart op te treden. »Begrepen
koningen en keizers, gaat die edele man
verder*, Mozart zoo goed als ik dat doe.
wat zouden zij wedijveren om zulk een
kleinood te bezitten,4
last van het keizerlijke hof. Mozart de ix-*president onlangs in zijn wrrkkal
TERUG NAAR WEENEN.
In Weenen teruggekeerd, ondervond
Mozart weer spoedig dezelfde onver
schilligheid en tegenwerking als vroeger.
Toen de don Juan ook daar werd op
gevoerd viel zij, tengevolge eener slechte
vertolking slechts middelmatig in den
smaak, zoodat het onnoozele, naar het
We
schijnt van alle oordeel misdeelde Wee
ner publiek, den »Axur« van Salieri
die men tegenwoordig niet eens meer
hoort noemen, boven Mozarts meester
werk prefereerde. De voortdurende
tegenwerking eindelijk moede besloot
Mozart Weenen te verlaten en zijn ge
luk in Engeland te gaan beproeven
Spoedig was dit gerucht, tot niet ge
ringe blijdschap der Italianen in de ge
heele Donaustad verspreid, ook d«n kei
zer kwam het ter oore en daar hij den
meester niet gaarne vertrekken zag, be
noemde hij hem eindelijk tot kamer-com
ponist op een jaarwedde van acht honderd
gulden- Toen Mozart de benoeming
ontving antwoordde hij glimlachend
De bezoldiging is groot genoeg voor
hetgeen ik doen moet, doch lang niet
wat ik doen kan. Weldra was armoede
weer troef in zijn gezin en moest hij
zelfs een gedeelte van zijn zilverwerk
naar de bank van leening laten brengen.
In al zijn behoeften vergat hij toch zijn
vrienden en noodlijdende kunstbroeders
niet. Aan Stadler, die bij hem kwam
om vijftig ducaten te leenen, gaf hij,
daar hij er op dat oogenblik zelf niet
één rijk was, twee gouden repetitie
horloges, die weldra naar de lombard
gebracht werden. Later moest Mozart
van zijnen ondankbaren vriend de beide
lombardbriefjes nog voor vijftig ducaten
terugkoopen, wilde hij zijne uurwerken
nietvoor goed kwijt zijn. Toch bleef
Stadler zijn vriend en droeg hij nog een
zijner verrukkelijkste quintetten aan hem
op.
Het jaar 1888 was vooral merkwaar
dig door de drie groote symphonieën,
welke daarin het licht zagen en die hem
ook al weer meer roem dan voordeel
verschaften. De symphonie in domajeur
bekend als de Jupiter symphonie met
de slotfuga, wordt algemeen als de
voornaamste beschouwd, zóó door hare
buitengewone krachtige instrumentatie
als door hare schitterende schoonheden.
De slotfuga vooral is een onnavolgbaar
contrapuntisch kunststuk. Die in sol
mineur onderscheidt zich hare prachtige
schilderingen en tintelend menuet, ter
wijl die in mi-bèmol zich vooral ken
merkt door een bewonderenswaardige
bewerking der verschillende partijen.
Verder verschenen in datzelfde jaar nog
van zijn hand het kostelijke kwintet in
sol, door Beethoven zoo hoog geschat,
dat hij tien jaar later tegen zijn vriend
bewogen uitriep»Cramer, Cramer, wij
zullen nooit in staat zijn zóó iets te
maken», benevens vele kleinere instru
mentale en vocale stukken waaronder
een aantal dansen, gecomponeerd op
heeten en dansmuziek moeten maken,
hoe rijmt zich dat te saam, zal menigeen
vragen.
Och, de meester kende geen specialiteit,
hij was in alle kunstvormen bedreven,
op alle gebied gelijk beslagen en ook
op de dansen wist hij den stempel van
zijn genie te drukken, ze als het ware
tot gewijde scheppingen te adelen. Wat
kan men, om maar eens een voorbeeld
te noemen, bekoorlijkers bedenken, als
het Menuet en de boerendans in het
*Gioi'inette che fatten uit Don Juan, of
het *Se vuol ballareuit de Figaro?
Hoe vlug hij dansen kon componeeren,
blijke uit het volgende feit. Zeker graaf,
die Mozart al een paar malen te vergeefs
om eenige contradansen* gevraagd
had, noodigde hem op het diner, doch
stelde het aanvangsuur een uur vroeger
dan naar gewoonte. De meester was
op tijd present. Zijn gastheer leidde
hem in eene zaal, waar pen en papier
reeds op hem wachtten en zeide op
lachenden toon »Zie zoo, mijn waarde,
nu zult ge mij toch niet ontsnappen,
het diner begint pas over een uur en
gij zult dus wel zoo goed zijn, ten laatste
eens aan mijn reeds zoo lang gekoesterd
verlangen te voldoen». Met sloot hij
de deur en liet den verwonderden com
ponist alleen met zijn verwondering en...
zijn genie. Mozart, in zijn onverstoor
baar goed humeur, moest zelf ook lachen,
dathij er zoo mooiingeloopen was, zette
zich aan tafel, peinsde eenige se onder,
en begon met de hem eigen vaardigheid
te arbeiden. Reeds na een half uur
waren vier dansen, bewerkt voor groot
orkest gereed. Men meene nu niet, dat
de muziek dezer en meer andere dansen
van minder gehalte was, o, neen, want
ook in de schijnbaar nietigste dingen
wist hij de hem aangeboren deftigheid
en bevalligheid te bewaren, zoodat bij
Mozart van platheid nimmer sprake is
Tot zijn laatsten stond, hoe dikwijls zijn
uitgever Hoffmeister te Weenen hem
ook aanmaande »Schrijf toch in vredes
naam populairder, anders kan ik niets
meer van u laten drukken*, weigerde hij
hardnekkig aan de mode te offeren en
zijne kunst te verlagen. Hoe nederig
van aard, beschouwde hij zich zeiven
toch als een Hoogepriester zijner kunst,
wiens werken voor alles rein en onbe
vlekt moesten zijn. Kan men van Haydn
zeggenZalig zijn de eenvoudigen»,
op Mozart zijn van toepassing de niet
minder fraaie woorden uit de bekende
bergrede van den Heiland: »Zalig zijn
zij, die zuiver van harte zijn.« Zoo
treffend zegt daarom Camille Bellaigue
in de Revue des deux Mondes in zijne
studie »de muziek uit een sociologisch
oogpunt beschouwd.* (Zie 56e jaargang,
deel 135 van ,1 Mei 1896, blz. 87)
»Mozart werd, om zoo te zeggen, aan
gekondigd noch opgevolgd. Mozart is
eene miraculeuse bloem, die alleen staat.*
Of men een aria uit de Figaro of uit
den Don Juan, den oproep van Suzanna
onder de kastanjeboomen of de klacht
van donna Elvira op haar balcon hoort
hetzij het largo uit het klarinetten-kwin
tet of het bevallige, lachende begin uit
de symphonie in sol-mineur u tegen-
klinkt, altijd lijkt Mozarts melodie u
minder de stem eener menigte dan van
één enkel buitengewoon wezen. Zijn genie
heeft de eenheid tot wezen en grond
slagen wellicht daarom heeft hij het
vooral verdiend »goddelijk> genoemd
te worden». Doch met al die goddelijke
gaven bleef zijn geldbuidel meestal vrij
plat en het was hoog noodig dien eens
goed te vullen. Toen vorst Lichnowski,
met wien hij uitmuntend bevriend was,
het voornemen had een reis naar Praag
te ondernemen en hem een plaats in
zijne koets aanbood, maakte hij van dat
gulle aanbod gaarne gebruik. Na vau
Constantia een roerend afscheid genomen
en haar goed op het hart gedrukt te
hebben, toch vooral zuinig (sic) te
wezen, niet op den trek te gaan staan,
of zich kwaad op de dienstmaagd te
maken en zijn kanarie op tijd eten en
drinken te geven, vertrok hij naar zijne
geliefde Bohemers, die evenzeer op zijn
persoonlijk gezelschap als op zijne ver
rukkelijke muziek gesteld waren»
(Wordt vervolgd.)
net zat aldaar, toen de he<-r Jossand, die
hij toeval voorbijging, op het venster een
voorwerp z«g liggen waaruit een lichte rook
opsteeg. Zonder aarzelen snelde de ambte
naar toe en doofde de brandende lont uit.
Het onderzoek der politie bewees, dat zonder
de tusvehenkomst van Jossand, het huis van
Louhet stellig zou gesprongen zijn.
De wi-rksiaking in het Nooiden van
frankrijk begint te verslappen. Wel
blijft het kolenbekken van Pas de Calais tot
nog toe volhatden de 40,000 stakende
mijnwerkers zijn daar gisteren met slechts
euige honderden verminderd maar van
elders komen belangrijk» berichten van
hervatting van het werk. De arbeiders in
de metaalfabrieken van Ai.zin, meer dan
6000 man, zijn weer naar hun fabrieken
teruggekeerd.
Met dat al moet men niet denken dat
het in geheel Frankrijk gaat zooals in de
mijnstreek van het Noorden. Volgens opga
ven van de georganiseerde arbeiders zijn er
nog 70 werkstakingen aan dei» gang in het
geheele land.
Het zal wel stellig 1 Mei worden, en
misschien na de verkiezingen, voor de sta-
kings woede geheel bedaard ia voor een
tijdje.
De overheid stelt de menschen gerust
over 1 Mei. Een officieus bericht in de
bladen meldt, dat er te Parijs dezer dagen
28,000 uian troepen kouien, die hel vaste
garnizoen en het politiekorps van de hoofd
stad komvn versterken. Dat hooge cijfer zal
indruk maken'
In Parijs is een gerechtelijk onderzoek
gaande betreffende een complot tegen den
huidigen regeeringsstaat. Talrijke huiszoe
kingen zijn reeds gedaan, zonder duidelijk
resultaat echter.
Behalve een bloemencorso zal er in Ma
drid ter gelegenheid van de bruiloft des
konings ook nog een zangwedstrijd plaats
hebben. De, schitterende bruiloftsstoet zal
de geheele stad doortrekken. De koning
keert waarschijnlijk eerst 8 Mei uit Enge-
land terug, daar hij koning Eduard bij zijn
trrugkeer uit Griekenland en Italië wil ver
welkome n; 2 Mei wordt de Engelsche ko
ning terugverwacht. Hij gaat van Genua
naar Calais over land.
In antwoord op de vraag over de uit
breiding vun het Brilsche garnizoen in Egypte,
zeide de minister van buiteulandsche zaken,
sir Edward Grr-y gisteren in het Lagerhuis,
dat de sterkte van dit garnizoen in 1904
was verminderd, maar dat lord Cromer met
het oog op de in Egypte hrerschende onrust
die voor een deel u oet worden toegeschre
ven aan de handelwijze van de Porte in
zake do grensquaestie, vnn meening is, dat
het wenschelijk is het garnizoen te verster
ken dit 'al geschieden, maar de nadere
bijzonderheden worden nog overwogen. Het
is onmogelijk te zeggen voor hoe langen
tijd die versterking noodzak-lijk zal zijn,
dit hangt natuurlijk af van omstandigheden.
Nader blijkt, dal de voorgenomen uitbrei
ding der Britsche legermacht in Egypte on
geveer 2000 man zal bedragen, waardoor
de sterkte van het garnizoen op 5000 man
zal zijn gebracht.
In inlandsche kringen van Egypte schijnt
men de versterking niet prettig te vinden
en de inlandsche pers kiest zelfs partij voor
de Turken, tegen de Britten.
Een aanslag i» beproefd op den oud-pre
sident der ÏTansche republiek Loubet.
Het Journal verneemt uit Montélimar dat
Prof. v. Renvers heeft gezegd nu te hopen
dat hij op 3 'lei prins Bülow in de para
de-uniform van van het Bonsche huzaren-
regiment aan den keizer zal kunnen voor
stellen.
3 Mei is de verjaardag van den kanselier
en de keizer wordt dan in zijn paleis ver
wacht om hem met zijn verjaardag en zijn
herstel geluk te wenschen. Menschen, die
Bülow gezien hebben, zeggen dat de rust
kuur hem goed gedaan heeft en hij er nu
beter uitziet dan in de dagen voor hij in
den Rijksdag de flauwte kreeg.
Een ontzaglijke stoet belangstellenden,
zooals anders alleen de hoogsten van Staat
ot Kerk ten deel valt, geleidde eergisteren
te Munster het stoffelijk overschct van de
eenvoudige zuster Placida ten grave. Deze
zuster is in de vlammen omgekomen terwijl
zij poogde kinderen uit het brandende
schoolgebouw te redden. Voor de lijkkist
schreed de kapel van het infanterieregiment
te MunsUr, en daarachter vereenigingeu en
vertegenwoordiger» der geestelijkheid. On-
midde.lijk achter de lijkkist droeg men de
prachtige kransen, door de keizerin en den