Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
waarin opgenomen DE NOORDBRABANTSCHE POST.
DE KUNSTRIJDER.
filVEH UIT DE" HOOFDSTAD.
Nummer 36.
Donderdag 3 Mei L906.
29e Jaargang.
Eerste 31ad.
n u henlanTT
AN TOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
Uitgever:
INDUSTRIEEL EN.
FEV1LLE1 0.\.
Frankrijk
s^messss: ^«•^ssssaiffimBBHEESSSi
WAAL W IJ K. Telefoonnummer 38.
JBaOBBBBScBBBBMBi
--- ,t. JSlf _T.
De Echo van het Zuiden,
Waahvijksrlie rn Liigstriatseit Courant,
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.9U.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
den
Advkrtentiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciple zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
te Waalwijk houdt zich onledig met het
opmaken van het verslag over 1905.
Heeren Industriëelen worden verzocht
hunne opgaven voor het verslag zoo spoedig
mogelijk aan den Voorzitter in te zenden.
De Kamer van Koophandel en Fabrieken
voornoemd-
Vakorganisatie van ambtenaren.
In de nummers van 14 en 18 Maart
schreven we in een paar artikelen iets
over het belangrijke vraagstukVak-
vereenigingen voor ambtenaren of niet
En wij plaatsten ons daar aan de zijde
van hen, die deze vereenigingen wel ge
oorloofd achten en verkiezen boven
groepsvertcgenwoordiging. We namen
hiermede een standpunt in. afwijkende
van dat van den redacteur van het K.
S. W., die in de editie van 21 April 1.1.
deze quaestie nog eens polemisch onder
de oogen ziet. Hij bestrijdt hierin vooral
den heer Blokker, redacteur van >De
Katholieke onderwijzer.* In dit blad
hadden een tweetal artikelen gestaan,
waarvan dat van den heer Blokker mede
in de lijn van ons betoog lag.
De heer Aalberse beantwoordt nu dit
artikel. En al dadelijk willen we zeggen,
dat het met den heer Aalberse slecht
»polemische kersen eten is.* Men mag
wel vast in zijne schoenen staan, vooral
als men uitspraken van bekende sociolo
gen tegen hem wil uitspelen. Doch af
gescheiden nu van die »graue theorie*,
wenschen we deze eenvoudige vraag te
stellen Indien het waar is, dat ambte-
naarsvakvereenigingen principieel af te
keuren zijn, waarom thans pas die >prin-
cipieele afkeuring* zoo op den voor
grond gebracht Had dit reeds niet veel
CRIMINAAL-NOVELLE.
(6)
NAAR HET DUITSCH
DOOR
J. M. S.
IV.
Het huis, waarin Heinecke woonde lag
aan een plein. Het maakte eeu eigenaardigen
indruk Men noemde het algemeen het
„Patrisiershuis." Het plein heette de ko
renmarkt en had vroeger als zoodanig
dienst gedaan, thans werd 't aan schouw
burgteuten en caroussels als staanplaats
aangewezen.
Sedert eenige dagen «tonden er de woon
wagens van een circus. De kleiue troep, die
met hare kunsten in de zeestad geld hoopte
te verdienen, bestond slechts uit vijf per
sonen, die er allen even armoedig uitzagen.
De artisten hielpen zelf bij 't opslaan van
de tent. Zy hadden niet veel tijd daarvoor
noodig, zoodat het lichte gebouwtje in een
minimum van tijd klaar was. Het gaf Berta
een weinig afleiding, dat zij van uit haar
kamer het bedrijvige opbouwers-gedoe kon
gadeslaan, voor 's avonds, toen eeu nieuws
gierige menigte naar het circus kwam
kijken. In gedachten verzonken zat zij den
volgenden dag voor het raam, toen een van
hare vriendinnen, eveneens de dochter van
eeu rijken koopman bij haar binnentrad.
//Gij hebt je in langen tijd niet laten
zien Mina/ verwelkomde Berta de jonge
dame, die ongeveer even oud was als zij.
«Mijn God ik heb alle mogelijke voorbe-
eerder moeten geschieden, om ook onze
ambtenaars-vakvereenigingen ernstig te
waarschuwen voor den weg, die zij als
zoodanig opgingen
Nu moge het waar zijn, dat onze vak-
organisatie's van gemeentewerklieden,
van onderwijzers, van spoorweg- en post
ambtenaren niet in wezen revolutionnair
zijn, maar zij dragen dan toch den naam,
die volgens Mr. Aalberse dat revolution-
naire begrip inhoudt. Welnu, waar deze
wetenschap niet eene is van vandaag of
gisteren, daar had eerder in deze door
onze voormannen, die dat inzagen, stel-
ling genomen en er op gewezen moeten
worden, dat die naam in de toekomst
aanleiding zou geven tot noodlottig mis
verstand.
Wij hebben hier voor ons liggen het
verslag van het Ned. R. K. Vakcongres
te Utrecht op 20 en 21 Sept. 1903 ge
houden en voorgezeten en zoo prachtig
geleid door Mr. Aalberse. En wie zien
we daar mede als eene vakorganisatie
vertegenwoordigd De Katholieke orga
nisatie der gemeentewerklieden, dus per
sonen, werkzaam in gemeentebedrijven.
Was nu daar niet de plaats geweest,
om met kracht er op te wijzen, dat zelfs
de naam van vakvereeniging voor perso
nen in gemeentebedrijven en dergelijke
in de toekomst noodlottig kon worden
Het blijft ons nog altijd zeer opvallend
voorkomen, dat pas na het bekende de
bat in de Kamer deze principieele ver
oordeeling zoo op den voorgrond ge
schoven is. Nog eens dushet ware
beter geweest, dat ook voor onze amb-
tenaarsvakvereenigingen deze quaestie
eerder ter sprake gebracht was.
Meer wenschen we er op 't oogenblik
niet van te zeggen. Het wezen der
zaak zelve, waarover 't gaat, bespreken
we nog wel eens een andermaal.
Toen ik eenige maanden geleden op een
Zondagmiddag door de drukke Utrec/itsche-
straat wandelde, werd mijn aandacht en levens
der duizenden voorbijgangers getrokken door
reidingen te maken voor onze a. s. reis naar
een badplaats/' v< rontschuldigde zich Mina,
en nu kom ik eigenlijk eens hooreu, of je
lust hebt, ons te vergezellen."
Mina was eene lieve verschijning. Zij
maakte denHndruk van eene afstammelinge
van'aristokratischen huize.
Dat kon men reeds aan haar kleeding
zien. Terwijl Berta zich eenvoudig kleedde,
was Mina het wandelende modejournaal.
Daarbij was zij echter vroolijk en goedhar
tig, zoodat zij onder haar vriendinnen zeer
gewild was. Nadat de eerste begroeting
voorb i was, ging /e voor den spiegel staan
ordende haar blond haar. Haar kleine wip
neusje paste zeer goed bij haar kapsel en
gaf aan het ronde gezichtje een pikant
trekje. „Nu, hoe denkt ge over mijn voor-
voorstel?" vroeg ze, terwijl ze zich vluch
tig even naar haar vriendin omwendde.
„Ik zou het met het grootste genoegen
aannemen, maar je weet zelf, dit ik hier
dochter en huisvrouw tegelijk ben."
„Gij maakt je het leven onnoodig zwaar.
Waarom verwaant ge ook zoo jepapiPHij
moet maar zien, hoe hij zich voor een week
of vier behelpt. Laat hem aan mijn papa
een voorbeeld nemen j dis is er reeds ge
wend, dat wij hem van tijd tot tijd alleen
laten. Als gij nu reeds zoo bescheiden zijt,
hoe zal het dan zijn, als ge getrouwd zijt
Berta keek onrustig het raam uit. Had
haar vriendin geweten, wal haar in den
laatsten tijd overkomen was, zij zou wel
anders gesproken hebben.
„Wat zijt ge toch stil?" merkte Mina
op, terwijl ze eveneens naar buiten keek.
„Denk je weer aan je zeeman?"
„En als ik daaraan nu eens dacht
„Och, loop heen 1 Je vertreurt je jeugd
Ik zie, dat ik je een beetje moet opm in
teren en aan iets anders moet laten deuken.
eeu bijzonder aardige, in het oog en tevens
tusschen de beenen der voorbijgangers
loopende reclame. Een flinke Duitsche dog,
behangen met een keurig zwartfluweelen
dekkleed, dal in gouden trekken het practisch
opschrift droeg:
„FIETSRIJDERS BERIJDT
STEVENS BANDEN.'
Allen lachten om deze nijvere viervoeter,
die met een hondengezicht alsof hij van den
prins geen kivaad wist, vroolijk trippelde
door de Aunterdainsche straten.
Werd des viervoeters aandacht en neus al
te zeer afgeleid, door een der voorraden van
een slagerswinkel of door een juist passeerende
collega-viervoeter, dan floot de baas en
gehoorzaam zette het beest zijn overwinnings-
tocht voort.
Ik weet niet of de ingenieuse baas van
dezen viervoeter zich inderdaad in een ruime
afzet van banden mag verheugen, noch of
de Sandwicht-Stumpers, de mannen, die
gebonden tusschen twee reclame-borden hun
brood al wandelend verdienen, een protest-
meeting tegen dezen origineelen aanslag op
hun brood en leven hebben gehouden, maar
wel h ef'. het mij verbaasd, dat het voorbeeld
vin dezen praclischen bandenfabrikant niet
me**r navolging heeft gevonden. Zonden
onze straten er door worden ontsierd
Wel neen I Wel aardig zou het staan in
zeker jaargetijde een «leep van Biookers-
van Houtens- Sodex- Jurgenssolo- en Ver-
kade's-Ontbijtkoek-honden langs de grachten
te zien draven.
Toch vond het voorbeeld navolging. „Een
hond is echter zoo'n doodgewoon beest en
loopt bovendien de kans te worden opgepikt
„dacht ongetwijfeld de firma die sedert
ettelijke weken een „levende" kameel het
Amsterdamsche Asphalt voor het zand der
Schara verslijten laai. En dat trekt!
Benden kwajongens en leegloopers trippelen
natuurlijk achter het gebochelde dier, dat zich
overigens niet veel van het gejoel om zich
heen en sarrend gefluit en gesis der straat
jongens, die 'm toch o, zoo graag wild
zagen aantrekt
Rustigjes wandelt hij langs straten eu
grachten, kalmpjes en stapje voor stapje
als een rentenier, die er warmpjes in zit.
Geduldig en leidzaam dragend zijn
Hoe zou je het vinden, als we van avond
eens voor een grapje het circu» bezochten
Je brommige papa zal toch zeker wel hier
niet tegen zijn."
„Gij schijnt te denken, dat ik hier het
leven van eene kloosterlinge leid. Ronduit
gesproken, ik heb mij ook al op een be
zoek aan het circus verheugd en wij doen
tevens een goed werk, als wij die arme
menschen met ons entree-geld helpen."
„Hedenavond is zeker wel de openings
voorstelling
„Ja. Zie maar, de lampen zijn reeds
aangestoken en de clouwn houdt de nieuws
gierigen al bezig."
Inderdaad stond voor den den ingang
een phantastisch uitgedost mensch, die on
der 't gelach der toeschouwers voortdurend
kopduikelingen maakte.
Nadat Berta haar pleegvader had laten
weten, dat ze met haar vriendin naar 't
circus ging wat dadelijk door dezen was
goedgevonden wierpon zich de beide
dames hare mantilles om en verlieten het
„Patriciërshuis."
Gewoonlijk maakt het innerlijke van eeu
circus een beteren indruk dan het uiterlijke.
Dit was hier echter niet het geval. Een
voudige planken bankjes waren om de
kleine manege geslagen en achter een gor
dijn van grauw zaklinnen stond de kunste
naarstroep die door eeu opening gluurde,
om te zien, of de ruimte zich ook met pu
bliek vulde.
Dit geschiedde echter niet. Berta en Mina
waren de eenigen op de z. g. „eerste rang"
en verder zaten er eenige arbeiders, soldaten
en kinderen.
„Het is hier alles behalve aangenaam
zei Mina. „Veel zullen wij wel niet te zien
krijgen".
Toen de directeur (1) zag, dat het ioch
reclaraekist, volgt hij den leider in zijn goud-
gegalonneerde tenue.
Zelde gebruikt deze zijn dreigende karwats
of 't moest zijn om zich de straatjongens
van 't lijf te houden.
Eu zoo zal hij blijven gaan, zijn dagelijk-
schen weg, tot hij met een zilten traan in
zijn gebroken kameelenoog den laatsten
adem blaast, om als een zijner familieleden
die in den Amsterdamschen dierentuin het
leven liet te worden gevild en verkocht
aan een nijveren slachter in de Watergraafs
meer (een der „voorsteden* van Amsterdam)
welk edel lid van het nooit volprezen
slagersgilde dan wederom kameelenkar
bonade en drommendarissen gehakt aan zijn
arme klanten, voor zuiver rundvleesch ver-
koopen kan.
Want ach, er wordt zoo schandelijk ge
knoeid in dtzen buitengemeente waar de
vleeschkeuring niet is ingevoerd 1 De Raad
dier gemeente heeft deze kwestie natuurlijk
meermalen besproken, maar kon geen voort
gang maken met het vaststellen der verorde
ning, omdat de gemeente-terreinen en
inrichtingen mist voor afmaking en ver
nietiging van vee. Nu heeft de Raad
zich dan ook reeds in Maart 1905 nog
tot de gemeente Amsterdam gewend met de
vraag of deze gemeente hare terreinen en
inrichtingen beschikbaar wil stellen voor
onze gemeenten en zoo ja, onder welke
voorwaarden. Het gaat toch niet aan ver
ordeningen te maken, die practisch onuitvoer
blijken.
Maar het gemeentebestuur van Amsterdam
laat op antwoord wachten en draagt dus de
indirecte verantwoordelijkheid voor de groote
gevaren, die den verbruikers van het vleesch
van inferieure kwaliteit bedreigen.
En velen van die verbruikers wonen te
Amsterdam, want wanneer in een buiten
gemeente eeu koe sterft neemt de slager
dikwijls een geleibiljet om zijne geslachte
koe te vervoeren naar de groote stad alwaar
een abattoir gevestigd is. Hij is gedekt
door zijn geleibiljet.
Nu zijn doorgaans in groote steden de
wegen voorgeschreven waar langs men vee
mag vervoeren, doch dat is voor zoo'n slager
in het geheel geen bezwaar. Hij rijdt langs
de voorgeschreven wegen, doch blijft onderweg
niet voller werd, gaf hij het teeken om te
beginnen. Een paar oude muzikanten begon
nen te spelen en een oogenblik daarna reed
op een mager, klein paardje eeu dertien
jarig meisje de manege binnen.
„Dat is Zenobia, het wonderkind!" riep
de clown.
Het meisje voerde op het paardje die een
voudige toeren uit, welke gewoonlijk de
zwaardere plegen vooraf te gaan. Toen echter
de sprong door de brandende hoepels aan
de beurt kwam, begon ze zichtbaar te beven.
Zij bracht echter de toer ten einde, stiet
daarna een luiden schreeuw uit en stortte
van het paard. Bewusteloos lag zij in de
met zaagsel bestrooide manege. Op hetzelfde
oogenblik liep een oude vrouw op haar toe
eu ricp jammerend; „Mijn arm kind 1 Mijne
arme Zenobia 1* En hevig verschrokken en
ontdaan knielde zij naast de bewustelooze
neer.
Berta en Mina, die in het eerste oogen
blik stijf van schrik daar neerzateu, stonden
thans ook op en begaven zich eveneens naar
het ongelukkige kind.
„Hier kan het arme schepseltje niet be
hoorlijk verpleegd worden", zei Berta. „Laat
het in de woning van mijn pa brengen, het
is dat groote huis hier aan het plein".
De clown nam het kind op zijn arm en
volgde de voorgaande dames.
„Mag ik, als 't u belieft, ook medegaan,
ik ben de grootmoeder van Zenobia", vroeg
de oude vrouw.
Sjioedig bevond zich het kind in de ka
mer van Berta. De oude vrouw wreef de
slapen der nog altijd bewustelooze met eau-
de-Cologne en dat bleef gelukkig niet zond'r
gevolg.
Zenobia sloeg de oogen op en keek ver
baasd om zich heen.
„God zij daukl" riep de grootmoeder,
staan voor de slagerij waar hij wezen moet
en lost daar het vleesch. De koe komt dus
nooit op de plaats waar zij volgens het
geleibiljet zou moeten komen.
Dergelijke handelingen zijn in groote
steden niet alle te controleeren, want dan
mocht men wel een korps ambtenaren aan
stellen, die gedurende den geheelen dag
niets anders doen dan slagers winkels
binnengaan om te zien of het vleesch wel
van een keuringsstempel is voorzien. Waarlijk
de toestand is meer dan erg en vraagt
dringend spoedige voorziening.
W. J. M.
Het ziet er wel raar uif in Frankrijk eu
wordt het spreekwoord „wie wind zaait zal
storm oogsten" ter dege bewaarheid.
Overal onderzoekingen betreffende de
samenzwering. Graaf Beinregard is in hechte
nis genomen.
De Matin maakt het facsimile van een
bij hem gevonden lijst openbaar die uit
sluitsel geeft over het ministerie, dat ua
deu val van de tegenwoordige regeering ge
vormd zou wordeu. Als minister-president
en minister van buitenlandsche zaken komt
de hertog van Montebelio er op voor, voor
oorlog generaal Niel, de bevelhebber van de
3de brigade te Reims en met wien Beauie-
gard vriendschappelijke brieven wisselde,
voor marine vice-admiraal Maréchal, voor
financiën baron Mallet, voor binnenlandsche
zaken de progressist de Kouvre, voor justitie
Tézénas, de vroegere verdediger van Ester-
hazy. Méüères zou onderwijs en eeredieust,
Le Roux handel en nijverheid krijgen.
Men was bang voor den 1 Meidag, maar
die is overal vrij goed afgeloopen, ook te
Parijs. Wel zijn er botsingen voorgevallen
en moest er gechargeerd wordpn, maar daar
bleef het bij.
Verder heeft men de spoorbrug bij Argen-
teuil in de lucht laten vliegen, de ontploffing
was verschrikkelijk en eerst 2 minuten was
de trein er over.
Tusschen Eragny en Epluches is een
met houten vastgemaakte balk en een hoop
„dat het kind er ditmaul met deu schrik is
afgekomen".
„Had dat kind nu niets andei
worden vroeg Berta, terwijl zij Zenobia
wat wijn liet drinken en eeni; 'bis
cuits eten.
„Ach, mejuffrouw", znohtte de vronw,
„aan dit kiud is een lange lijdensgeschie
denis verbonden. Mij is het waarlijk niet in
de wieg voorgezongen, dat ik nog eens zoo
door de wereld zou rondtrekken.
Rustig en terreden leefde ik met mijn
man, die ambtenaar was. Al onze trots was
onze eenige dochter. Deze was een zeer
mooi meisje. Een brave, goede jongen, een
technicus, beminde onze Emma. Reeds was
de dag der bruiloft vastgesteld, toen eeu
kunsirijdersgezelscliap in onze stad kwam.
Een lid van de troep woonde in onze buurt.
Hij was een schoon man en wist helaas
te bewerken, dat Emma haar verloofde af
schreef eu met hem in 't huwelijk trad.
Aanvankelijk ging alles goed. De kunst
rijder verdiende veel geld, want hij was een
zeer bekwaam artist, maar hij bezat ook
alle slechte eigenschappen, welke men ge
woonlijk bij lied*., «an dat slag aantreft.
Spoedig vertoonde hij zich dan ook in
zijne ware gedaantede meeste nachten
kwam hij niet thuis, geheel zijn gage ver
teerde hij iu kroegen en wijnhuizen, zoodat
mijn arm kind aR 't ware honger leed. Het
kwam tot heftige scene's en op een goeden
dag was de ellendeling verdweneu en liet
zijne vrouw onverzorgd achter.
De oude vrouw zuchtte diep.
„En hoe ging het verder met uwe doch
ter vroeg Mina.
(Wordt ver/olgd.)