Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
■waarin opgenomen DE NOORDBRABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
bekendmaking""
Krachtkèrels.
AN TO ON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen.
LANDBOUW
hETJlLLEl ON.
U 1 T G K VER:
24)
en
Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 8 maanden f0."5.
Franco per post door het geheele rijk t 0.90.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den
Uitgever.
W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38.
Advertbntiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels eu
advertenties bij abonnement worden speciele zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Loting Nationale Militie.
Art. 26 der Mllitiewet.
Burgemeester en Wethouders der gemeente
Waalwijk brengen ter kennis van de belangheb
benden, dat de loting der in dit jaar voor de
Nationale Militie ingeschrevenen, overeenkomstig
de ontvangen aanschrijving van der. Heer Com
missaris der Koningin in deze Provincie dd. 12
September 1906. A. No. 33, ,2e afdeeling znl
plaats hebben op Vrijdag, den 19n October a. s.
des voormiddags te 9»/s ure ten raadhuue te
Waalwijk.
Zij, die daaraan moeten deelnemen, worden
nitgenoodigd om op den bepaalden tijd aldaar
tot voorschreven einde aanwezig te zijn of, bij
verhindering, zich aldaar door hunnen vader,
moeder of voogd te doen vertegenwoordigen. De
opgekomen ingeschrevenen, of zij die voor beu
gijn opgekomen, zullen dadelijk na het trekken
van een nummer de redenen van vrijstelling
moeten opgeven die zij meenen te hebben.
Herinnerd wordt aan de eerste twee zinsneden
van art. 51 der Militiewet, luidende
„Om vrijstelling wegens eigen militaire dienst
of die van broeders te verkrijgen moet men
overleggen een paspoort »of ander bewijs van
ontslag, of een uittreksel uit het stamboek of
een bewijs van werkelijken dienst."
„Ter btkomir.g van vrijstelling wegens broe-
derdienst moet men bovendien overleggen een
getuigschrift van den „Burgemeester, waaruit
het getal zonen, tot het gezin behoorende,
blijkt.'
Het bewijsstuk, vermeld in de eerste zinsnede
va» dit artikel, zoo het niet. reeds ingevolge art.
39, 3e lid van het K.B van 21 Dec. 1901. Staatsbl.
No. 230, ouder den Burgemeester berust, ten
minsten tien dagen vóór den dag, waarop de
zitting van den Militieraad wordt geopend inge
leverd worden bij den Burgemeester der Gemeen
te, in welke de loteling die vrijstelling verlangt
wegens eigen militairen dienst of die van eenen
broeder of broeders, voor de Militie is ingeschre-
veo.
Door of van wege de lotelingen kan voor de
getuigschriften, bedoeld bij de artt. 39 en 40
van het K. B. van 2 Dec. 1901. Staatsbl. No.
230, aanvrage geschieden ter Gemeente secretarie
gedurende de uren, dat deze voor het publick
13 geopend, zijnde van 9-12 uur voormiddag, en
2-4 uur namiddag.
Deze getuigschriften worden opgemaakt op de
verklaring van twee bij den Burgemeester te
goeder naam en faam bekend staande, meerder
jarige mannelijke ingezetenen, die het vereischte
getuigenis kunDcn afleggen en het op te maken
getuigschrift onderteekenen. Daarbij behoort te
worden overgelegd het trouwbewijs der ouders,
de geboortebewijzen van alle in leven zijnde
broeders, zoomede de paspoorten of zakboekjes
van alle gediend hebbende of dienende broeders,
onverschillig of zij in leven of overleden zijn.
Is voor eenen broeder een plaatsvervanger ge
steld, dan moet de naam van dien plaatsvervan
ger worden opgegeven, zoomede het korps waar
bij hij gediend heelt of nog dient.
Voor het aanvr-gen dar ter bekoming van
vrijstelling wegens broederdienst benoodigde
uittreksels uit het stambotk van gediend heb
bende of dienende broeders en plaatsvervangers
zal door den Burgemeester worden zorg gedragen,
nadat de hiervoren omschreven opgaven zullen
zijn gedaan.
Voorts wordt de aandacht vau belanghebbenden
er uitdrukkelijk op gevestigd, dat het bij de
aangifte ter inschrijving voor de Militie of, bij
de loting opgeven der redenen van vrijstelling
Diet voldoende is om te zijner tijd van den dienst
te worden vrijgesteld. Evenmin is ter bekoming
lier vrijstelling het noodige door hen verricht.
«Is zij hebben doen opmaken en onder berusting
van den Burgemeester gelaten, het bij art. 51
dei Wet vereischt getuigschrift, ten blijkc van
het aantal zonen tot het gezin behoorende of als
door hen bij den Burgemeester is ingeleverd hei
in de eerste zinsnede van art. 51 der Wei ver
meld bewijsstuk.
Het belang van de betrokken personen breng',
mede, dat door hen bovendieu de verlangde
v)ij8telling wordt aangevraagd in de zitting van
den Militieraad op den tijd, daarvoor overeen
komstig art. 46 van liet hierboven aangehaald
Koninklijk B-sluit bepaald.
Daar de zittingen van den Militieraad in het
openbaar worden gehouden, zullen zij de gele-
geuheid hebben, om, zoo zij zich niet kunnen
vereenigeu met de uitspraak van dat College,
hiertegen met innchtoeming van het bepaalde
bij de artt. 81 en 83 der Wet hunne bezwaren
te doen gelden bij Gedeputeerde Staten.
Ten slotte zij nog medegedeeld, dat de gevol
gen van onvolledigheid van bewijsstukken <»f
v*n misstellingen daarin, welke onopgemerkt
blijven en oorzaak zijn, dat eene gewenschte
vrijstelling door den Militie-aad niet is verleend,
niet kunnen worden opgeheven, indien niet
tijdig tegen de uitspraak van dat College bezwa
ren zijn ingebracht bij Gedeputeerde Staten.
Ook eeu beroep op onvolledige of onjuiste in
lichting omtrent het bestaan al of niet van recht
op vrijstelling, ter Gemeente-Secretarie of elders
verstrekt, kan niet leiden tot vrijdom van dienst
indien verzuimd is de redenen van vrijstelling
te bekwamer tijd waar behoort overeenkomstig
de Wet te doen gelden.
Waalwijk den 23 September 1906.
Burgemeesters en Wethouders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHÜEREN.
De Secretaris
F. W. VAN LIEMPT.
Rationale .Militie.
(Art. 24 der Militiewet).
Inschrijvingsregister en alphabetische naamlijst
Burgemeester en We houders Van de gemeente
Waalwijk brengen d^or deze ter openbare kennis,
dat het register en de alphabetische naamlijst
van de ingeschrevenen voor de lichting 1907 ter
secretarie dezer gemeente, voor elk ter lezing is
nedergolegd van den 24 September 1906 tot en
met den 2en October 1906 en dat teder, die tegen
register of lijst bezwaren heeft in te brengen,
deze, op de wijze in art. 83 der militiewet ver
meld, binnen den tijd der nederlegging, bij der.
Commissaris der Koningin in de Provincie moet
indienen.
Waalwijk den 23 September 1906.
Burgemeester en Wetho»ders voornoemd,
K. DE VAN DER SCHÜEREN.
De Secretaris
F. W. VAN LIEMPT.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend: dat op heden ter gemeentesecre
tarie ter inzage is gelegd een verzoek, met bijla
gen, van B. J van der Heijden, alhier om ver
gunning tot het uitbreiden zijner stoomschoenfa-
briek, staande te Waalwijk, kadaster Sectie B.
en C. nos. 955 en 2194; dat op Dinsdag den 9e
October e.k. voormiddngs te 11 ure, ten Raad
huize gelegenheid zal worden gegeven om tegen
het maken dezer inrichting beswaren in ;e bren
gen, en deze mondeling en schriftelijk toe te
lichten dat zoowel de verzoeker, als zij die
bezwaren hebben in te brengen, gedurende drie
dagen vóór evengeDOemd tijdstip op de secretarie
dei gemeente »an de ter zake ingekomen schrif
turen kennis kunne» bekomen.
Waalwijk den 24 September 1906.
Burgemeester en 'Wethouders voornoemd,
K. DE YAN DER SCHÜEREN.
De Secretaris
F. W. VAN LIEMPT.
Wel wat eenzijdig.
Mr. Aalberse schrijft in het K. S. W.
van 22 September 1.1. iets over het iNut
van debat*, in verband met de getrof
fen regeling op de Sociale Week.
Hij slaat het nut van openbaar debat
niet hoog aan. Het cénige voordeel, dat
er mee te behalen valt, is dit dat onze
tegenstanders niet kunnen zeggenzij
durven niet, zoo beweert hij.
Het komt ons voor, dat dit wel wat
te eenzijdig is. Voor zoover als Mr.
Aalberse het nut van openbaar debat
voor de gehouden Sociale Week bedoelt,
ja, dan heeft de eminente ontwerper er
van volkomen gelijk. Bij deze eerste
proeve was openbaar debat beslist niet
Roman van de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
IV.
op zijn plaats. Immers, hier zat geen
uitwisseling van handigheidjes voor,
maar breede volksontwikkeling op sociaal
gebied. Doch, wat in 't algemeen aangaat,
kon openbaar debat beslist zijn voordeel
hebben.
VeronderstelEr is eene vergadering
van onze tegenstanders, waarin de K.
S. A- besproken en becritiseerd wordt.
De toehoorders krijgen dan natuurlijk
allerlei verdraaide of minstens onjuiste
voorstellingen te hooren. Is daar nu nie
mand van ons, die de zuivere, eenvou
dige waarheid in deze voorhoudt en zoo
doende de scheeve begrippen recht
maakt dan gaan de vaak argelooze toe
hoorders met eene wetenschap naar huis
die totaal berust op vaak met opzet ver
draaide en onjuiste stellingen- En nu
kan men wel zeggen Na lezing van het
verslag kan dit weer »recht* gemaakt
worden in onze pers, op de eerste plaats
bereikt deze die toehoorders niet en op
de tweede plaats, het gesproken, het
met gloed gesproken woord slaat eerder
in dan het geschrevene en de indruk,
door het eerste gewekt, is veelal de
beslissende.
Neen, het moge dan in de meeste 1
gevallen nog zoo ondankbaar zijn in
eene dergelijke vergadering te rectificee-
ren, wat de spreker onjuist of verdraaid
aan de vergadering heeft voorgedragen,
helpen doet het beslist- Er zijn altijd
menschen onder toehoorders, die nog
niet geheel verblind zijn door partijzucht
en die eerlijk genoeg zijn, al is het dan
in hun binnenkamer, te erkennen dat de
spreker toch feitelijk niet goed op de
hoogte was en de zaak wel even anders
was dan ze door hem is voorgesteld.
En nu we toch over debat spreken,
wenschen wij nog even iets anders op te
merken.
Goed gezien was het in deze eerste
sociale week zelfs geen onderling debat
toe te laten. Toch meenen wij, dat een
volgende sociale week meer in overeen
stemming kan gebracht worden met de
sociale cursussen te M..Gladbach. Daar
wordt op het einde openbare uitwisse
ling van gedachten over het behandelde
onderwerp wel toegelaten, daar vormt
men debaters. Welnu, in dien geest
denken we ons ook een tweede sociale
week, doch hierover kan later nog wel
eens worden teruggekomen. Nu was ons
doel, even trachten aan te toonen. dat
de opzet van Mr. Aalberse in zijn alge
meenheid te eenzijdig was.
Zijn familie is immers gefortuneerd.
En voor onze Toos was het beslist goed,
als zij spoedig een goeden, liefdenvollen
echtgenoot had. Geloof je ook niet, dat
zij met haar impulsief temperamant niet ge
schikt is voor het groote stadsleven
„Och, zóó erg zie ik 't nou niet in....
Maar wat is dat Daar komen die twee.
gearmd aanwandelen 1*
Zeer verrsst ziet Nel op. Zij merkt
echter orgenblikkelijk, dat haar zuster iets
heeft. „Daar is iets niet in orde met Toos
Haak En meteen vliegt ze vooruit, de
twee langzaam aankomenden tegemoet.
„Wat is er Toos? Je loopt zoo moeilijk.
Heb je soms je yoet verstuikt
„In eens geraden, Nel. Het doet me
verschrikkelijk pijn. Als mijnheer Van Bleek-
lsnd niet zoo goed was geweest, mij te
ondersteunen, had ik onmogelijk verder
kunnen komen Kom Nel, laat mij met den
andereu arm op jou steunen, dan gaat het
loopen nog wat beter."
Haakon, die iutusschen ook genaderd is,
verneemt hel voorgevallene en zegt: „Dan
zal ik maar vooruitloopen naar mama, ze
mocht anders eens erg schrikken."
„Doe dat Haak en zrg haar, dat het
niks is, hoorroept Toos hem nog achterna.
Mevrouw is echter toch zeer nerveus
onder 't geval. Zij stelt voor onmiddellijk
naar huis te rijden, dan kan Toos haar
voet, die reeds begint op te zwellen ver
binden.
In het rijtuig is Toos weer de oude.
Wel trekt zij nu en dau nog een pijnlijk
gezicht, als zij haar voet onnadenkend even
verzet, doch oterigens is ze weer even plaag
ziek als daar straks.
„Dat was daar juist de omgekeerde we
reld, mijnheer van Bleekland. In plaats,
dat de „soeur de charité" den gewonden
krijger helpt en bijstaat, moest hier de
laatste de eerste de behulpzame hand bieden.
Eu ging me dat dan niet goed af, mejuffrouw
„Opperbest, hoorU kunt gerust uw
zwaard inruilen tegen een olijftak, de «achte
hand van een man des vredes had mij niet
geduldiger en met meer attentie kunnen
ondersteunen
„Dat compliment is je zeker meer waard
dan een lofprijzing van je generaal, is niet
Erits merkt Haakon lachende op.
„In eik geval komt het uit ecu liever
mond dan die van een ouden snorbaard,"
«egt van Bleekland.
Maar heb je wel gemerkt galante ridder,
dat Toos toch gelijk had, toen ze beweerde
dat er kollen en kobolden in 't bosch zit
ten. 't Is vast zoo'n verliefde kleine kerel
geweest die haar naar beneden getrokken
heeft. „En hoe vindt u een muze mijnheer
Van Bleekland, die haar voet verstuikt?
vraagt Nel ondeugend.
„Wel juffrouw, dat is toch zoo'n groote
onmogelijkheid niet! Terpsichore, die in
alle dames den kunstaanleg van 't dansen
gelegd, kiest er nu en dan een uit, die ze,
met haar kunst zóó sterk bezielt, dat de
geestdriftige bewonderaars van hare gun-
stellinge deze zelf eene muze noemen. Dankt
u b. v. maar eens aan menige beroemde
balletdanseres al verkrachten deze dan ge-
De gioei der Rogge vóór den
winter.
(Een gesprek tusschen Baas Harmsen en
zijn zoon, die in een landbouwcourant zit
te lezen. Zooals gewoonlijk, zijn vader en
zoon het in den beginne oneens, maar eiudigen
toch, ook zooals gewoonlijk, met accoord te
gaan.)
„Je moet daar niet zoolang in die courant
zitten snuffelen, Martien, want het is zeker
dat er veel leugens instaan het is net als
in alle andere krantenvandaag schrijven
ze iets en morgen schrijven ze het weer
tegen zoo komt de krant vol."
Dat kan nu wel eens een enkele keer
gebeuren, vader, ik zal het niet tegenspreken,
maar er staat toch ook veel goeds in ik
zou in elk geval mijn landbouwcourant niet
willen missen. Ik heb daareven tenminste
een aardig artikeltje, gelezeil. 't Is over den
grori d :r rogge in het najaar, véordat htt
gaat vriezen.
,,'t Zal wat zijn, dat heb ik al bijna 70
jaar achter mekaar gezien. Daarvan zullen
ze mij toch niet veel nieuw» uieer kunnen
vertelleD. Maar, komaan, wat staat er zonal
van, Martien?"
't Is niet zoo met ern enkel woord
le zeggen, vader, maar ik wil toch eens
probeereu om het na te vertellen. Ik heb
u misschien wel noodig.
„Zeker om iets nieuws te probeereu't
houdt niet op met al die nieuwe dingen, de
heele boerderij zal nog veranderen."
We worden toch niet minder, is 't wel,
vader
Neen, dat niet, maar...."
Kom, ik zal eens vertellen wat hier
staat. De rogge is vooral voor den zand-
woonlijk ook de mythologische voorstelling
vau de muzen welke ons toch steeds afge
beeld worden met een ten voeten uit, los
afhangend gewaad. Welnu, kau nu zoo'n
aardsche muze, als ik ze zoo eens noemen
mag, niet haar voet versluiken? Me dunkt,
dat het beeld van mij best te verdedigen is."
„Bravo, mijnheer van Bleekland, bravo!
U vecht even goed met het woord als u
het met het zwaard zult kunnen.
Komaan, zus, nou is 't jeu beurt weer!"
„Allo, Haak, help me Je laat me ook
heel alleen dit doel uitvechten
„Maar weet je dm niet, Nel, dat een
secondant niet eerder tusschen beide mag
komen dan als een der partijen gewond is
En zoover is 't toch nog niet met je, is 't
wel? Je kunt nog best van je afslaan.
„Mijnheer je vriend is anders niet ge
makkelijk en met tweeën ben je toch ster
ker dan alleen."
„Dat is daar een heel groote waarheid,
die je daar vertelt, Nel. Je weet wel, zoo
groot een als een..... och, je kent dat dier
tje wel Maar ik wil Erits toch één vraag
stellen en wel deze„Zou je nou zoo'n
balletdanseres eene muze willen noemen
Je weet toch ook wel, dat de muzen zich
als bosch n_j mfen beel geheimziunig in de
heilige wouden terugtrokken en dat de oude
Eracische volksstammen haar melodieus ge
zang alleen maar van veire konden genie
ten, altijd in hunne fantastische verbeelding
En stel daar nu tegenover een huppelende
dame, omstraald door allerlei gekleurd kunst
licht, aangegaapt door eeu groot aantal, op
hun dooie gemak zittende menschen Neen,
vriendjp, je vergelijking blijft mank, al wil
je dan ten slotte je danzende muze hieraan
ook gelijkvormig hebben, ik bedoel ook
mank Nel kijkt van Bleekland zegevierend
aan. Deze wil juist antwoorden als mevrouw,
die lachende dit woorden-vuurwerkje gevolgd
heeft, zich met eene quasi ernstig gezicht
in het gesprek mengt en zegt„Laat mij
als oudste uw scheidsrechter zijn Me dunkt,
dat de waarheid in 't midden ligt, gelijk
't gewoonlijk is bij zoo'n twistgesprek. Mijn
heer van Bleekland wordt in't gelijk gesteld
door 't spraakgebruik. Dit veroorlooft im
mers jonge dames muzen te noemen en
Haakon heelt de zuivere theorie achter zich
welke alleen de mythologische muzen kent.
Kunnen de partijen zich bij deze uitspraak
neerleggen
„Met genoegen, mevrouw", merkt Erits
op, eveneens met het ernstigste gezicht der
wereld.
„L'honuenr aux dames!" zegt llaakon,
met eene gracituce buiging naar zijn pl«eg-
uioeder. „U is 'n wijze rechtsvrouwe,
mama wij kunnen niet anders doen dan
ons hoofd buigen".
Allen proesten het uil, zelfs Toos, die
voor een oogenblik de pijn vergat, welke
heur voet haar nog altijd veroorzaakt.
„En hoe gaat het nu met on*e patiënte
vraagt mevrouw. „Doet de manke muzen-
voet nog erg pijn?" 't Schikt wel, mama.
't Zal anders w 1 eenige dapen binnen
blijven zijn, denk ik. Maar zoo heel erg
is dat niet; de beereu zullen ons met
hunne amusante geprekken wel den tijd
verdrijven."
Nu, dat is bij Van Bleekland aan geen
doove ooren gezegd. Hij maakt gedurende
den tijd, dat Toos niet uit kon, een ruim
gebruik van dit hem zoo welkom verlof.
De jongeman is dan ook dol verliefd op
de mooie Toos. Dit ontgaat dan de audere
huisgenooten natuurlijk niet, vooral mevrouw
merkt het met stille blijdschap op. Zij ziet
in den heer Vau Bleekland een goede partij
voor haar dochte'. Wel hield haar aan
vankelijk dat Indië terug, doch daar ze
dezer dagen iu den loop van een gesprek
vernam, dat Erits slechts naar Indië gede
tacheerd is, dus er slechts tijdelijk vertoefd,
is dit voor haar zeer ernstig bezwaar opge
heven.
Het schijnt echter, dat Toos zelf Erits
bijzondere attentie's niet opmerkt. Wel is
zij liet en vriendelijk tegenover hem wel
schijnt ze hem gaarne iu hare nabijheid to
zien, doch van die ongekunstelde verlegen
heid, van die jonkvrouwelijke schuchterheid,
vau dat „ick en weet niet wat", dat gewoon
lijk een stil-beminnende jonge dame tee-
keut, is bij haar geen sprake. Zij is ook in
de tegenwoordigheid van Van Bleekland,
zooals altijd: vol vroolijke scherts, gemengd
met een klein beetje pikante couquetterie.
Erit«, die door 't dolle heen is, merkt
dit niet zoo op. Nel en Haakou echter
wel. Deze kennen het klappen van de
liefdeszweep en vreezen eene bittere teleur
stelling voor Van Bleekland.
Na eenige dagen kon Toos weer uitgaan
en worden er lange duiiieuwandelingen on
dernomen. Erits staat eiken morgjn op met
het vaste voornemen, om dien dag toch
zijn declaratie af te steken, doch telkens
houdt hem een eigenaardige beklemdheid
tegen. Is 't omdat hij vreest afgewezen te
worden Toos is wel heel aardig en vrien
delijk jegens hem, maar telkens als in zijn
stem ineer innigheid komt, begint ze over
een alledaagsch onderwerp, alsof ze bang
is voor een meer teednr onderhoud.
Erits kou het oomogelijk langer uithou-
deu. De wellevendheid eischt, dat hij niet
langer gebruik maakt vau de gulle gast
vrijheid der familie, die hem toch feitelijk
geheel vreemd is en vóór dien tijd wil hij
zijn lot kennen. Hij nermi zich voor, eerst
zijn vriend te polsen. (Wordt vervolgd.)
i