Nummer 80 Zondag 7 October L9i>6. 29e Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. ■waarin opgenomen DE NOORDBEABANTSCHE POST. Eerste Blad. Krachtkèrels. ANT0 0N TIELEN, Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen. LANDBOUW FEUILLETON. -rsrzrJXXBË «■mBSanBHHBHni 1 T G K V E R ,111111 27) ii]i<£straiitsclic Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door liet geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. WAALWIJK. Telefoonnummer 38. Advhrtbntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Adverteutiën -Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voir plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige 'contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. j Een bekend tooneeldichter uit onzen tijd heeft eens die wrakken van visschers- schuiten,waarop de reeders de zee- visschers durven uit zenden «drijvende doodskisten» genoemd.» Welnu, wij zijn zoo vrij, in navolging van deze met alle recht aldus betitelde onzeewaardige vaartuigen de automo bielen «vliegende doodskisten» te noemen tenminste die van die woeste berijders. En dat wel in eene dubbele beteekenis niet alleen toch zijn dat doodskisten voor de inzittenden zelf, die elk oogen- blik door hun onbesuisd hard rijden kunnen verongelukken, maar ook en dat is erger voor de voetgangers en wandelaars op onze openbare wegen- Wat nu de automobilisten zeiven betreft, als deze door hun wild rijden veronge lukken, hebben zij het eenvoudig aan hen zeiven te wijten. In zooverre hebben we dus met hen geen medelijden. Iets anders is het met de wandelaars op onze wegen, deze worden vaak het slachtoffer van die onmeedoogende menschelijke dwaasheid en wetteloosheid. Lees de couranten maar, bijna eiken dag ziet men ze melding maken van een automo biel-ongeluk, vaak met doodelijken afloop, niet voor de inzittenden, o neen, maar voor den argeloozen wandelaar. De vaak onbeschaamde automobilisten den goeden natuurlijk niet te na gesproken rijden soms, na een veroorzaakt on geluk gewoonweg door, zonder eenige notitie te nemen van het onheil dat zij gesticht hebben. Het lijkt wel, dat die personen in hun meestal onmogelijk auto-costuum ook alle menschelijk gevoel hebben afgelegd en tevens hun geweten hebben thuis gelaten. Hoe anders te verklaren, dat zij zóó woest en wild langs de openbare wegen durven vliegen, dat er ongelukken van moeten komen En niet alleen heerscht in ons land de automobielplaag, men kent ze in alle landen. Men begrijpe ons goed wij bedoelen hier diegenen, die met hun overdreven en dol rijden, de wegen on veilig maken. In Amerika schieten de politic-agenten met revolvers op de banden van auto's, die te hard rijden. In Zwitserland hebben de inwoners adressen aan de kantonnale regeering gezonden, waarin zij als 't ware smeeken, om maatregelen te nemen tegen de groote gevaren van te snel rijdende auto's, welk adres eindigt met de tee- kenende bede «Red onze vrouwen en kinderen En in ons land Dat mag in deze weer het China van Europa genoemd worden. Komen hier nl. niet Duitsche automobilisten, omdat ze hier zoo frank en vrij razend hard kunnen rijden, wat ze in hun eigen vaderland niet kunnen Er moet hier ook ten onzent een einde aankomen. En geschiedt dat niet spoedig welnu dan moet er door het geheele Nederlandsche volk een petitie worden opgezonden naar de iegeering, waarin het duidelijk z jn wenschen in deze te kennen geeft. En welke maatregelen zouden dan zijn toe te passen. De volgende waren o. i. de meest doeltreffende 1Er mogen geen andere personen voor chauffeur optreden dan zij, die als zoodanig gediplomeerd zijn. 2. Er wordt door een rijkswet eene snelheid voorgeschreven, niet grooter dan van een goed dravend paard, over treding hiervan kan door eiken politie agent geconstateerd worden, daar deze 2eer goed zien kan, of een auto harder rijdt of niet. 3. Wordt een auto voor 't hard rijden verbaliseerd hier kan dit alleen ge schieden door het nummer op te schrij ven, dat dan in zeer groote, duidelijke cijfers moet zichtbaar zijn dan krijgt Roman vau de Zee door JOS. SCHELLEKENS. IV. Als Frits naar zijn hotel is, om zijn za ken te regelen, roept ze Toos alleen en vraagt haar, of er tusschen haar en mijn heer van Bieekland iets voorgevallen is. „Hij heeft mij ten huwelijk gevraagd mama". „En heb je hem geweigerd? komt het zeer verwonderd over mevrouw's lippen. „Ja, ma, ik ge?oel niet dat voor hem wat ik wensch voor mijn verloofde te ge voelen". „Dat spijt mij meer dan ik je zeggen kan, Toos. Ik wil je wel bekennen, dat ik deze verbintenis gaarne gezien had. Maar zeg me eens ronduit, heeft je hart al voor een ander gesproken „Neen, mama, dat niet*. „Nou, lieveling, dan is er niets aan te doen. Ik wil je niet dwingen. Maar hoe is het Je tijd raakt Ook zoo langzamerhand om. Je gaat zeker weer naar Brussel terug „Daar had ik al lang eens met u over willen spreken. Ik wilde ook nog eenigen tijd in Parijs werkzaam zijn. Mijn firma heeft daar ook een zaak en nu zou ik daar heel gaarne heengaan. Ik leer er de fijnste fiuesse's van mijn vak en kan mij later met dts te Jieer succes geheel zelfstandig vestigen*. „Naar Parijs, Toos?! Maar mijn kind, hoe kom je daar toe Zit je nu nog niet ver genoeg van me af Bovendien, Parijs is zoo'n gevaarlijke stad voor een jong meisje. Ik ben er in 't geheel niet voor*. „Maar mama, ik ben toch geen kind meer? En of je ma in Brussel zit of in Parijs, dat maakt niet veel uit. En daarbij, ik wordt in Parijs intern en u weet, ik kan nog al een potje breken bij de firmanten, vandaar, dat ik verkregen heb intern te mogen zijn en medehui«genoote bij de familie*. Dat is allemaal heel mooi en wel, ik moet er toch eens ernstig over nadenken en zal er behoorlijk eerst over correspondeeren*. Doe dat mama, u zult zien, dat u mij daar gerust kunt laten heengaan. Mevrouw ontvangt werkelijk zeer gerust stellende mededeelingen uit Parijs, zoodat't Toos niet veel moeite kost, van haar ma de toestemming te krijgen. Als dan ook de tijd daar is, vertrekt Toos naar Parijs, terwijl Haakon weer moet uit- varen. Nel en mevrouw blijven dus alleen over. 't Is thans verhazend stil in 't huis van mevrouw Van Holland. Nu allen ver trokken zijn zijn de oasen voor mevrouw de brieven van Haakon en T009, die heide overvloeien van liefdevolle aanhankelijkheid en jfoede tijdingen. VIII. „Excuseer me, mejuffrouw, ik kon nergens een plaatsje meer vir.dcu. U zult dus mijn gezelschap voor lief moeten neir.en*. Toos, die in den sneltrein van Brussel naar Parijs zit, kijkt even van haar lectuur op en maakt een kleine hoofdbuiging als antwoord op de beleefde opmerking van den instappenden reiziger, die een jongmensch is van ongeveer 25 jaar. Zij kan niets aanvoeren tegen zijn binnen- de betrokken chauffeur eene flinke boe te, bij herhaling wordt hem het recht van een auto te besturen voor langen tijd ontnomen. 4. Veroorzaakt hij een ongeluk, dan wordt er zoo bewezen kan worden, dat het zijn schuld is beslag op de auto ge legd en deze zoo lang in bewaring ge houden, tot er eene behoorlijke schade loosstelling is betaald 5. Gebeurt dat niet of kan dat, door onvermogen niet gebeuren, welnu, dan wordt de auto ten bate der getroffenen verkocht. Als ongeveer in deze voege de auto mobielplaag onder de oogen gezien wordt, dan gelooven we vast, dat die plaag spoedig onze Nederlandsche wereld zal uit zijn. Men heeft de automobiel wel eens het voertuig der toekomst genoemd. Zoo lang er heeren automobilisten zijn, die als razenden Rolands langs onze openbare wegen rollen, zal dat voertuig nog lang de toekomst niet veroverd heb ben. Op 't oogenblik is het tenminste wel zoo onpopulair, dat men het liever voor goed zag verdwijnen dan het nog meer in gebruik te zien gesteld. Neen, wil het werkelijk het voertuig der toe komst worden, dan moet het niet langer meer dienstbaar gemaakt worden aan de uitspattingen der sport, of moet ook in deze woeste mode een equivalent gezocht worden voor de vredesidee, die meer en meer veld wint. Een journalist heeft toch, besprekende het ongeluk van zijn Duit- schen colega in de Alpen, beweerd Hoe meer vredesconferentie's en vredes paleizen en vredestentoonstellingen we krijgen, des te meer zal de mensch een tegengift zoeken in gevaarlijke halsbre- kerijen, als b.v. het beklimmen van ge vaarlijke, hooge bergspitsen, enon besuisd hard rijden met automobielen. Laat dan de landsregeering wijzer zijn dan die zich wellicht meer en meer ontwikkelende halsbrekersmode en ook een onzent door wettelijke regeling de automobielplaag uit de wereld te helpen, en door bedaard, oplettend rijden, het tot een waardige, gezellige sport maken voor eenieder. treden, daar zij wegens plaatsgebrek zich met een niet-rook-coupé heeft moeten ver genoegen. Nauwelijks is de reiziger gezeten, of de trein zet zich in beweging, zoodat Toos inet hem alleen in de coupé zit. Hoewel ze dit vrij onaangenaam vindt, moet ze er zich toch in schikken en tracht zij dan ook zoo ongedwongen mogelijk haar gestoorde lectnur voort te zetten. Haar medereiziger maakt het zich in den tegenovergestelden hoek der coupé gemak kelijk. Hij heeft eeD intelligent, artistiek uiter lijk. Een elegant, licht reiscostuum omsluit ziju welgevormde leden, aan zijn blanke vingers fonkelen eenige ringen met schit terende steentjes, terwijl een prachtexem plaar van een orchidee in zijn knoopsgat prijkt. Met welgevallen draait hij zijn pi- kaut snorretje op, dat een korte bovenlip siert, die bij de minste mondbeweging een witte tandeurij blootlegt, waarop de meest ver wende sehoone trotsch zou kunnen zijn. Van achter zijn gouden lorgnet zien een paar donkere schitter-oogen vrij scherp de wereld in en op zijn zwierigen krullebol slaat, - wat naar achteren geschoven, een licht-grijze deukhoed, die zijn mooi gevormd voorhoofd geheel bloot laat. Hij kijkt Tcos even met een critischen blik aan, dan neemt hij ook lectuur uit zijn reistasch en zet zich tot lezen. Toos, die zich niet erg op haar geraak gevoelt, ziet even op naar buiten. De trein vliegt in bliksera-vaart het schilderachtige heuvelland door. Een lekker najaarszonnetje overgiet de herfsttinten, waarmee het voorbij- wazende landsohap gekleurd i9, met een zacht geel licht. AH Toos zich weer in haar boek wil verdiepen, werpt zij tersluiks een blik op haar reisgenoot. Deze, wiens ge- Worden de beraostingsproeven op onze proefvelden geheel juist genomen Ik heb deze vraag gesteld naar aanleiding vnn eenige kaliproeven op suikerbieten. Op enkele der proelveiden deed zich het ver schijnsel voor, dat het bietenloof op het uiet kali bemeste gedeelte wel grooter en krach tiger ontwikkeld was en ook de bieten, voor zoover meu kon zien, grooter omvang had den, maar dat de kleur der bladeren licht groen was, vergeleken met de donkergroene kleur der kleinere niet met kali bemeste suikerbieten. Dat het geen toeval was, bleek uit het feit, dat de lichtgroene kleur zich juist op de rij af vertoonde. Hoe was het proefveld ingericht Het geheel bestond uit twee deelen, die beide roet gelijke, hoeveel heden snperphosphaat en chilisalpeter waren bemest, op denzelfden tijd gegeven. Verder was een der deelen daarenboven met 1000 K.G. kaïuiet per Hectare bemest. De grond was lichte zavel in tamelijk onvruchtbaren toestand. In het vorige najaar was er stal mest opgebracht, op beide deeleu gelijkmatig uitgespreid. Ziedaar mijn gegevens Ik stel de me de vraag, hoe de gele kleur op het met kali bemeste gedeelte te verklaren was, eu verder of ik mijn proefveld goed h.ii ingericht om te weten te komen, in hoever re een kalibemesting de bieteuopbreugst kan verhoogeu. In het algemeen kunnen zich ten opzich te van den vruchtbsarheidstoestand van eeu bodein voor een bepaald gewas, velschillen de gevallen voordoen. 1. Het is mogelijk, dat de bodem genoeg bruikbare voedings stoffen (stikstof-pliosphorzuurkali) bevat, om in verband met zijn aard, zijn ligging, zijn physischen toestand, het weer, de kwaliteit eu den aard van hei zaad en misschien an dere omstandigheden den grootst mogelijken oogst op te leveren. 2. Het geval kan zich voordoen, dat van ééo der genoemde voedings stoffen (doch ook slechts van één) te weinig is om een maximale opbrengst te verkrijgen. 3. Het kan ook gebeuren, dat twee der genoemde stoffen of wel alle drie in te ge ringe hoeveelheid aanwezig zijn, om een inaximum-oogst te verkrijgen. Was hot eerste geval toepasselijk op mijn proefveld Was het ïu.a. w. mogelijk ge weest, dat op mijn proefveld de vruchtbaar- heidstoi'stand zéé gunstig was, dat zonder mijn kaïniet een maximale opbrengst ver kregen zou zijn Antwoord Neen. Im mers dan had de kaïnietbemesting geen vooruitgang moeten bewerken. Er was dus in elk geval 'om tot de grootste opbrengst te komen, kali te weinig. Want door de toevoeging van kali was een grootere blad- ontwikkeling en zoo verre dit was na te gaan, ook een hooger wortelgewicht verkregen. Iloe was het iutusschen met den stikstof' p/iosp/iortuuTVoorrwA gesteld De minder groene kleur der met kali bemeste bieteu wijst ons op achteruitgang, zoo niet op ge brek aan afneembare stikstof. „En andere bieten dan„, zult gij vragen? „Die hebben toch denzclfden bodem en dezelfde stikatct- bemesting gehad „Alles waar, maar er is op het kali veld meer gewicht aan plan- tenstof gevormd (bladeren en knollen), er is dus ook meer stikstof noodig geweest en de mogelijkheid bestaat, dat juist door de met kalibeinesting verkregen gewichtsvermeerde ring, de stikstofvoorraad werd uitgeput. liet was dus noodig geiccest, om een juist beeld te krijgen van den invloed der kaïnietbe mesting een hvcede, een derde en een vierde kaliproefveld te hebbenwaarop respectievelijk boven de gewone bemesting gegeven wer 1 stikstof2. phosphor zuur8. stikstof d phos- phorzuur. Het geheele proefveld had dus moeten bestaan uit vijf veldjes aldus 1. Gewone bemesting. i. Gewone bemesting en kaïniet. 3. Gewone bemesting en kaïniet en chi lisalpeter. 4. Gewone bemesting en kaïniet en super- phosphaat. 5. Gewone bemesting en kaïniet en chili en super. Op die manier en op dis manier alleen had ik den ganschen invloed kunnen nagaan der kalibemesting. Het is waar, dat de drie laatste g*en zuivere kaliproeven raser zijn, maar dat de oogstvermeerdering te danken is aan kali en stikstof of kali en phosphor- zuur. Maar dat is juiat mijn bewering. Geen enkele, bemestingsproef kan met één veld temperde soherpheid van blik thans het prettig-joviale in zijne gelaatsuitdrukking goed doet uitkomen, schijnt ijverig in zijn tijdschrift te studeeren. „Wat een artistieke figuur!* deukt Toos. „Zou hij artiest zijn Het komt mij voor 9 an wel. Als het jongemensch nu op zijn beurt opziet, is Toos weer druk aan 't lezen. Hij neemt nu Toos even op. „Da's waarlijk een lieve verschijning zegt zijn hewonder-blik. Ik zou gaarne eeu gesprek met haar aanknoopen, maar hoe te beginnen Hij legt zijn lectuur neer en ziet eveneens naar buiten. Na eenige. oogenblikken wendt hij het hoofd weer om en zegt: „Moet u ook naar Parijs, mejuffrouw „J», mijnheer." „Wij moeten dus 5 uur samen reizen, dat is 'n lange tijd, te lang om geheel als vreemden tegenover elkander te zitten. Mag ik de eer hebben mij aan u voor te stellen, zie hicsr mijn kaartje*. En hij reikt het haar met eene hoofdsche buiging over. Toos neemt het aan en leest. Toon van der Schakel, kunstschilder. „Dacht ik het niet? flitst het door haar hoofd kunstschilder „En mijn naam is Toos van Holland". „De rest der plichtpleging zullen we maar weglaten, vin It u niet?" zegt de heer Van der Schakel met iet wat ironie in zijn stem. „Hoe bedoelt u dat, mijnheer?" „Och, wien zou het niet Aangenaam zijn met 'n lieve jonge dame kennis te maken Toos bloost bij deze ongewone opmerking. „Bovendien" zoo gaat hij voort „de aangenaamheid van zoo'n vluchtige voorstelling lest zich gewoonlijk heel typisch op in het even spoedig vergeten van den naam van den voorgestelde als men dezen vernomen heeft. Doch met ons kan dit anders zijn. Wij moeten samen vijf uren doorbrengen tusschen de enge wanden van een spoorwegcoupé. Hier is dus de ont moeting niet zoo vluchtig. U is zeker geen Brusselsche, mejuffrouw En uw naam eu uw zuivere Hollandsche uitspraak doen mij dit vermoeden.* „U hebt goed geraden, mijnheer. Ik beu slechts eenige dagen in Brussel geweest, tenminste thans. Ik kwam rechtstreeks van Holland. Maar mag ik nu ook eens raden „Met alle genoegen." „Welnu, dan zou'k zeggen dat u eveneens een Hollander zijt." „Niet van geboorte, België is mijn ge boorteland, doch ik ben als jongen reeds in Holland gekomen en kan mij dus zoo uoeil als een landgenoot van u noemen, 't Is wel jammer, dat die twee landjes niet meer één zijn, ze zouden elkaar in alle opzichten aanvulleu." „Da's 'n gewichtige quaestie mijnheer, die u daar aanroert. Ik ben natuurlijk in 't geheel niet thuis in de staatkunde, ik zou er trouwens ook niet iu willen thuis zijn, maar voor zoover ik er als vrouw over kan oorde»len, ben ik 't geheel met u eens." „Waarom zou u er als vrouw uiet in willen thuis zijn U doet zeker niet mee aan de vrouwenquacstie, dat u zoo iets beweert." (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 1