Nummer 82
Zondag 14 October 1906.
29 Jaargang.
iclM
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
■waarin opgenomen DE NOORDBRABANTSCHE POST.
Eerste Blad.
"bekendmaking
REALISM Si.
Krachtkèrels.
ANTOON TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen.
LANDBOUW.
FEUILLETON.
-^ransnMMBMHnoBSvr-* - -saicx*
I T O E ver:
W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38.
Bebossching.
en
Courant
Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per '6 maanden fl).~5.
Franco per post door het geheele rijk f 0.9Ü.
Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
Advertbntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, grootr
letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciele zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Hinderwet.
Burgemeester en Wethouders van Waalwijk
maken bekend: dat op heden ter gemeente
secretarie ter inzage is gelegd: een verzoek, met
bijlagen, van J. O. Marks te Waalwijk om ver
gunning tot het plnalsen en in werking brengen
van een gasmotor van 8 p k. in zijne koperslagerij
op het pereeel, kadastraal bekend, .Gemeente
Waalwijk- Sectie C. No. 1932. dat ..p Zaterdag
den 20 October e.k. des voormiddags te elf ure,
ten Raadhuizc gelegenheid zal worder gegeven
om tegen hot makr-n dezer inrichting oezwaren
in te brengen, en deze mondeling en schriftelijk
toe te lichten dat toowel de verzoeker, als zij
die bezwaren hebben in te brengen gedurendi-
drie dagen voor ovengenoemd tijdstip op de
aecretarie der gemeente van de ter zake ingeko
men schrifturen kennis kunnen bekomen.
Waalwijk den 6 October 1906.
Burgemeester cn Wethouders voort oemd
K. DE VAN DER SCUUEUEN.
De Secretari",
F. W. van Liemct.
Dit is een woord, dat in verband met
de kunst in veler pennen en op veler
lippen is. Het komt ons daarom niet
ondienstig voor, een artikeltje te wijden
aan 't begrip, waarvan het de naam is.
Wat is eigenlijk realisme? Letterlijk ver
taald beteekent hetde leer der werke
lijkheid. En wat is nu realisme in de
kunst Hiermede wordt bedoeldhet
weergeven van de werkelijkheid in woord
en beeld, op 't tooneel en op 't doek,
in novelle en roman. Het zou ons te
ver voeren, al deze kunstvormen in hun
ne realistische uitingen te bespreken.
Laten wij ons dus voor 't oogenblik be
palen tot het tooneel, waarvoor hét
seizoen weer is aangebroken en dat door
zijn plastische uitbeeldingen zeker wel
den meest pakkenden vorm van realisme
vertoont. En, wat zien we nu tegen
woordig op dit kunstterrein Dit, dat
onze meeste tooneelschrijvers niet meer,
zooals vroeger, een gephantaseerde wer
kelijkheid op 't tooneel brengen, maar
de feitelijke, naakte werkelijkheid
uit het volle leven. Is dit een deugd of
een ondeugd Om 't antwoord hierop
te onderscheppen, zij het ons vergund,
even vast te stellen, op welk standpunt
wij ons dienaangaande hebben te plaatsen.
Men moet, ter juiste beoordeeling hier
van, zuiver onderscheiden 't begrip kunst
in zijn algemecnen omvang en de kunst
richting iii haar meer enge beteekenis.
De kunst in 't algemeen, dus ook de
tooneelspeelkunst, is het eeuwig scnoonc,
dat als de diepte der zee onveranderlijk
is, doch haar oppervlak wordt gestadig
bewogen en gewijzigd door de golvingen
der tijden, door die der kunstrichtingen
welke de menschen maken.
Uit de onveranderlijke schoonheids-
hoedanigheid, welke elke kunst eigen is,
volgt, dat de uitbeelding van eene af
schuwelijke werkelijkheid hem of haar
kan enthousiasteeren, die door de feite
lijke werkelijkheid zeer pijnlijk wordt ge
troffen. Laat ons dit door een voorbeeld
verduidelijken.
Aanschouwt men in de werkelijkheid
een verdierlijkten dronkaard, die het
delirium heeft, met walging wendt men
zich van zoo'n beestmensch af.
Ziet men echter in L'Assommoir (De
Kroeg) de uitbeelding van zoo'n wezen
door Bouwmeester, dan, ja dan rilt men
van genot, door die meesterlijke uitbeel
ding, dan wordt men als 't ware ont
voerd van de plaats, waar men zit.
Afgescheiden nu van den roman van
dien naam, die zeer zeker streng te
veroordeelen is, het tooneelstuk, wat er
uit getrokken is, kleeft niet die imtno-
reele gebreken aan, want hoe intens hier
ook de naakte werkelijkheid van een
ontaarden dronkaard wordt uitgebeeld,
toch werkt eene dergelijke creatie loute
rend op onze innerlijkheid, zij doet be
slist, juist door haar natuurgetrouwe
uitbeelding der dierlijkheid, een afschuw
krijgen van den drank, die tot dergelijke
29)
Roinau vau de Zee
door
JOS. SCHELLEKENS.
„Da's
meneer,
uitersten voert.
En ziedaar, het zuivere, het goede,
het louterende realisme in de kunst.
Wanneer het realisme in de tooneel
speelkunst dezen vorm heeft, dan is het
beslist een goede kunstrichting, dan
stelt het uit het verstrooide en vermeng
de in de werkelijkheid eene, zuivere
schoonheid van uitbeelding samen, dan
is waar, wat de modernen leeraren >l'art
pour l'art*, de kunst voor de kunst.
Bovendien, een juist en eerlijk geschre
ven tooneelstuk over proletariërs en
zondige uitwassen van het menschelijk
wezen, met het doel. om de toeschou
wers door 't aanschouwen van het in-
lcelijke, het verfoeilijke er van te doen
inzien, staat o. i hooger dan een ver
zonnen werk over brave menschen. Men
krijgt hierin wel geen idealen, men wordt
hierin niet direct opgevoerd naar hooger
sfeer endoch indirect wel, doordat men
tastbaar voelt de contrasten van, hoe
het feitelijk moest zijn, welke contrasten
op onze tegenwoordige, van krachtige
emotie's houdende twintigeeuwsche men
schen intenzer inwerken dan zoet-lieve-
braafheidstypen.
En dat er veel sombers en treurigs,
zoowel op economisch als moreel gebied,
ter uitbeelding op het tooneel wordt
gebracht, spruit logisch voort uit de teere,
diepmeevoelende geaardheid der kunste
naarsziel, die dagelijks in diep-pijnlijke
aanraking komt met het werkelijke leven,
dat zoovele treurige levensomstandig
heden doet aanschouwen. Elke kunste
naar, die door het leven het leven leert
kennen, voelt zijn fijn besnaarde ziel
trillen bij 't aanschouwen van zooveel,
wat niet edel, wat in-tragisch is. En hij
verklankt het in dichtmaat, in proza of
in dramatische proza-poezie en hij werpt
het in het volle leven, om te trachten
dit hiermee omhoog te trekken. Doch
velen der moderne tooneelschrijvers laten
in hunne overigens goede realistische
stukken te veel speling aan hunne sub
jectieve opvattingen, zij laten zich bij het
scheppen van hun werken te veel afdrijven
op illusie's, die in hunne ontvankelijke
kunstenaars-ziel als tegengift worden op-
VIII.
bepaald 'n amusant avontuur,
iets A la vie bohème. Maar hebt
u te Parijs nu 'n vaste betrekking
„Wel nee, juffrouw, ik ga er eenvoudig
heen, om te Parijs te zijn. 'k Zal er wel
iets vinden en zoo niet, a la bonheur, dan
kunnen we nog zien/'
Jullie kunstinenscheu zijn toch eigen-
"'je lui. Stel je zoo iets in 't gewoon
burgerlijke leven voor
„Dat is 't hem juist! Wij artisten zouden
dat bestaan van „de vaste taak van eiken
dag" niet kunnen leven Dat eentoonige,
dat toonlooze leven was ons, tenminste mij
onmogelijk. Wij hooren voortdurend het
bazuingeschal der kunst, dat ous nu hier
dan daar roept. Wij kunnen dagen, ja
weken ons opsluiten, otn als 'n paard te
werken, maar dan ook weer weken achter
een uiets doen dan genieten het volle leven.
Onze natuur lijkt wel wat op onze schilders-
methode, ook ous leven i9 impressionistisch
gekleurd.'
„U gebruikt daar eeu woord, meneer, dat
mij voor den geest brengt die schilderijen,
welke mij voorkomen te zijn artistieke uit
spattingen. Vaak heb ik voor 'n Jakob
Maris of voor 'n Blommers gestaan en telkens
trof mij het niet-af-zijn dier schilderijen.
Dat is toch feitelijk geen natuur weergeven
in al hare details en uitvoerigheid?"
Tom ziet zijn lieve tête b, tête met 'n
eigenaardigen blik aan, 'n blik, die zoo iets
zegt als: Wel, wel, juffrouw, zoo iets had
ik in 'n gewone modiste niet gezocht. Juist
wil hij antwoorden, als de trein stil houdt
en de conducteur Mons roept.
„Mag ik u straks daar even op antwoor
den Wij hebbeu hier 10 minuten den tijd.
Veroorloof mij u iets te offreeren. Wat mag
het rijn
Toos, die eerst weigert, neemt ten slotte
toch het vriendelijke aanbod aau, en, als de
trein zich weer in beweging zei, zitten deze
twee jonge menschen tegenover elkander,
alsof ze elkaar reeds lang kenden.
„Eu nu mijn antwoord op uw opmerking
van daar straks. Ziet eens naar buiten en
tracht eens goed op te nemen, het land
schap, dat ous voorbijwaast. Die machtig
mooie herfsttinten, die 't groen, het >ood,
het violet en het geel veel donkerder maken
dan ze werkelijk zijn die sublieme scha-
keeriug daargindsch van dien boschrand,
zou u dat alles met hetzelfde oog zien als
ik Immers neen. En ziet u die ook in al
hare details en uitvoerigheid, gelijk u daar
straks opmerkte? Afgescheiden dat we ze
nu slechts vluchtig kunnen opnemen, ook
in rustige aanschouwing kunnen we ze nitt
in al hare details en uitvoeiigheid overzien.
Daarv or is ons waarnemingsvermogen te
beperkt. Welnu, in dc nieuwere Fransche,
z.g. impressionistische methode komt deze
beperktheid van waarneming en opneming
tot haar natuurlijke uiting. De schilder geeft
in zijn schilderij slechts weer, de stemming
welke het natuurtafereel, dat hij in kleuren
wil uitbeelden, op hem maakt. Hij stelt u
op zijn doek niet voor de natuur, maar 'u
natuur, zooals hij die in zich opgenomen en
verwerkt heeft.
En wat daarbij onze Nederlandsche schil-
gewekt voor het in-leelijke, wat zij soms
aanschouwen.
Laat ons ook dit door een voorbeeld
verduidelijken.
Een schrijver aanschouwt in zijn intie-
men kring de gevolgen van een onge
lukkig huwelijk. Zijn teere ziel wordt
bij elke aanraking hiermede als met de
nagaïka tot bloedens toe gestriemd. Te
begrijpen is, dat hij naar de pen grijpt,
om een tragisch stuk te schrijven, dat
hij de wereld wil voorhouden, om deze
toch te doen inzien, de verschrikkelijk
heid van zoo'n treurig samenleven.
Maar ook is te begrijpen, dat hij, zoo
hij zijne zielevlucht niet weet te beheer-
schen en deze niet begrensd wordt door
de vaste omlijning van een godsdien-
stigen moraal, zal komen tot treurige
consequentie's, tot uitersten, die liggen
buiten de praktijk dier moraal. En wat
dan vaak de ergerlijke gevolgen zijn, in
zijn door zielepijn en moreele onkunde
beneveld geestes oog, dat niet de moraal
ziet, die ook hij, als hij in dien toestand
was, voor zich zou zien toegepast, draaft
hij door en treedt vaak op als verdediger
van ontrouw en ontucht.
Deze niet beheerschte en moreel be
perkte zielenvlucht is ook de oorzaak,
dat de typen in zoo'n hyper-realistisch
stuk geen z.g. durchschnitt-typen zijn,
d.w.z. dat de uit te beelden karakters te
sterke uitersten vertoonen, niet weergeven
de werkelijke werkelijkheid, maar eene
exentrieke, eene, waarbij de phantasie
en de subjectieve opvattingen van den
schrijver te sterk haren invloed doen
gelden Ziedaar, de bijkomstigheden van
het tegenwoordigerealisme, deze vormen
de zeer bedenkelijke keerzijde der me
daille.
Er is echter nog meer, dat de schep
ping van realistische stukken aankleeft.
Deze worden dikwijls tendenz-kunst, kunst
met propagandistische bijbedoelingen.
Lees de stukken eens van Heijermans-
Wij willen gaarne erkennen dat hij
technisch een onzer beste tooneelschrij
vers is, maar vele zijner stukken zijn niet
vrij te pleiten èn van grove onkunde
(onopzettelijk of gewild van den katho-
lieken moraal èn van een duidelijk, naar
voren geschoven sociaal-democratischen
tendenz. En al zouden wij niet ten volle
durven onderschrijven, wat ik meen
Busken Huët eens schreefTendenz-
kunst is geen kunst, toch durven wij
beweren, dat tooneelstukken, waarin
slechts een zweem van een vooropge-
zetten tendenz ligt, geen volkomen
zuivere kunstgewrochten zijn, dat het
geen momenteele uitingen zijn van kunst-
aspiratie's-
Ten slotte nog dit. Er worden op ons
tooneel stukken vertoond van auteurs,
wier zangzwaan niet als Keulens zang
zwaan «spansseert in 't levendig element,
maar wier zangzwaan «spansseert in
varkensdrof.Dat zijn o- i- die, welke
ter uitbeelding aanbieden de laagste
gemeenheden, niet, om er een afschrik
van te doen krijgen, maar om ze als
gangbare munt aan te prijzen, overgoten
als ze dan zijn met een quasi-sausje van
eene moreele beschouwing.
Deze welke gewoonlijk vuile Fran
sche 'kluchten zijn zijn beslist, vier
kant af te keuren.
Doch overigens meenen wij, dat een
realistisch stuk, waarin de realiteit wordt
weergegeven op een wijze die den toe
schouwer beter maakt, die den toeschou
wer, al geniet hij dan ook ten volle van
de meesterlijke uitbeelding, toch het
immoreele of vulgaire er van doet inzien,
een gezond realisme bevat en dat van
dit crezonde realisme zeer zeker een kracht
ten goede kan uitgaan.
ders op die van andere nationaliteiten voor
hebben, is, dat zij, niet, evenals b.v. de
Duitschers, leerlingen van één school zijn,
niet kinderen van één vader, maar dat zij
de iudividueele opvatting volgen en zich
zelven zijn. Al klinkt het een beetje pedant,
ik zou toch durven beweren, dat onze Ma-
rissen, onze Mesdag, onze Mauve en nog
zoovele anderen de oorspronkelijk Fransche
kunstrichting hebben veredeld en gemaakt
tot een speciaal Hollandsche, welke door al
de eeuwen been een zelfstandige kunst is
geweest."
Toos ziet haar prettigen docent met on
verholen bewondering aan. Zij is geheel
onder de bekoring van zijn enthousiasme
en zijn warme verdediging der Hollandsche
kunst.
Aan het station Nord te Parijs aange
komen, is Tom zijn lieve reisgenoote be
hulpzaam met het verzorgen harer bagage.
Tcos, die inmiddels uitkijkt, of zij den
persoon ziet, die haar zou afhalen het
herkenniugsteeken was een groen lederen
portefeuille, die hij in zijn rechterhand zou
hebben is ten hoogste verbaasd en nog
me< r ongerust, als zij niemand opmerkt, die
aan dat signalement beantwoordt.
Niet wetende, wat te doen in deze voor
haar geheel vreemde wereldstad, wendt ze
zich met een verschrikt gezichtje tot Tom,
die inlusschen wrer bij haar is teruggekomen.
„Nou, juffrouw, hebt u den verwachte
gevonden
„Neen, mijnheer, er schijnt hier niemand
te zijn. Ik begrijp er niets van. De afspraak
was toch zoo nauwkeurig en duidelijk mo
gelijk gemaakt".
Tom ziet haar eenigszins vreerad aan. Hij
merkt, dat Toos het schreien nader slaat
dan het lachen.
„Dat is al heel vreemd, juffrouw. Er is
hier zeker 'n misverstand in 't spel.
Maar mag ik zoo vrij zijn, het adres te
vragen. Wellicht, dat ik u kan helpen. Ik
ken Parijs wel 'n beetje".
„Ik moet zijn dicht bij den Pont neuf,
aan het west einde der Cité. Zie hier het
adres".
En zij reikt Tom de adreskaart over.
Deze ziet haar in en tot antwoord roept
hij een rijtuig aan.
Terwijl nu 'n witkiel met den koetsier
de bagage oplaadt, stapt het tweetal ia het
rijtuig. t
Toos is den heer van der Schakel innig
dankbaar, dat hij zooveel moeite voor haar
doet en deze dankt het buitenkansje, dat
hem in de gelegenheid stelt, Toos zoo vau
dienst te kunnen zijn. In dien korten tijd
van de kennismaking beeft Toos een sterken
indruk op hem gemaakt. Hij heeft dan ook
al in stilt? het vaste voornemen gevormd,
zijn lieve reisgenoote niet uit 't oog te ver
liezen. Het zegenrijke toeval is hem zoo
gunstig geweest, juist haar adres te weten
doen komen, zoodat het hem werkelijk niet
moeilijk zal vallen, haar zoo nu en dan te
spreken.
Daar het nog betrekkelijk vroeg is
half zes en de familie Toos toch niet
verwacht, stelt hij voor een toertje door de
stad te maken, dan kou Toos reeds iets van
Parijs zien.
Hoewel deze hierin niet zoo heel veel
zin heeft, wil ze toch het vriendelijke aan
bod niet weigeren en zoodoende wordt er
langs de Tuileriün gereden, het Louvre
bewonderd, het prachtige Palais Royal met
zijn reusachtige afmetingen opgenomen. Tom,
die door een paar vroegere bezoeken vrij
goed van Parijs op de hoogte is, maakt
zijne lieve tête-a-tête op alle merkwaardig
heden opmerkzaam.
„Een belangstellende lezeres", die op de
tentoonstelling te Tilburg mocht opmerken,
welke mooie resultaten de Nederl. Heide—
Mij. heeft met de ontginningen op de Hol
landsche Kempen, toebehoorende aan de
Levensverzekering-Mij. „Utrecht", vraagt
ons, ook naar aanleiding van het artikel,
dat we gaven betreffende genoemde ont
ginningen, hoe de bebossching aldaar ge
schiedt. Gaarne willen we over deze hoogst
„Wat 'n magnifique stad is Parijs toch I
Ik had me er wel heel wat van voorge
steld, doch dat niet!" zegt Toos opgetogen.
„En nu ziet u slechts 'n klein gedeelte
van Parijs Als er meer tijd was, dan reden
we eens over si de voornaamste bruggen
hier. Die zijn gewoonweg éénig. Ook „De
Notre Dame" is een juweeltje van bouw
kunst. Anders kan het Louvre ook wel
meedoen.
Hebt u die facade er van gezien, waar
voor wel een colonnade vau 52 zuilen.
Eenig mooi, niet En konden wij maar eens
naar de 'J'uilerien gaan
Hierin zijn zooveel zalen, dat mep ze niet
in twee uren kan doorloopen.
De rijkste kunstverzameling van schilde
rijen en andere kunstwerken vindt men er.
Men vindt ze van alle lijden en van alle
volken. Parijs is dan ook de reunie-stad
van alle kunstenaars, zoowel van de beel
dende en schilderkunst, als van de letter
kunde en muziek. De «tad heet niet voor
niets de Lichtstad".
„Maar ii propos, mijnheer van der Scha
kel, zouden wij nu eindelijk niet eens m'n
tehuis gaan opzoeken. Het wordt zachtjes
aan tijd.
Tom moet dit ten volle beamen.
Aan 't opgegeven sdres aankomende, sUan
de menschen ten hoogste vtrbaasd, dat Toos
er al is. Ze hadden beur niet voor den vol
genden dag verwacht, vandaar dal er thans
geen eeu aan 't station wa*. Lr worden
duizend verontschuldigingen aangeboden
men meende werkelijk, dat het pas morgen,
den volgende dag was.
(Wordt vervolgd.)