Nummer 96 Zondag 2 December 1906. 29t, Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. waarin opgenomen DE NOORDBRABANTSCHE POST. Eerste Blad. Krachtkèrels. AN TO ON TIELEI. Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen. LANDBOUW. FEÜ1LLE IOÏV. tt'.- ^asTsg--x'-^rsLy. ^.sggsaggy- .w*<» -y^a»^>»ZKO^gssy^i;^" ''- ^asRKsawciaaa-' .-k* =s«r.-j«a U 1 T G E ver: W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38. Naïef! Op het Bietenland. +8] Grepen uit de Bemestingsleer. hier de ge- (Wordt vervolgd.) De Echo van het Zuiden, rn Langslraatsclie ('earanl. Dit Blad verschijnt Woensdag- -en Zaterdagavond, .abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door liet geheele rijk f Ü.90. Brieveningezonden stukken gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advkrtbntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2inaal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciele zeer voordeeligc contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel K. S A. Het is zeker onnoodig, voor onze le zers nog te betoogen, dat wij bewon deraars zijn van de organisatie der K. S. A- Onze kolommen hebben steeds opengestaan en staan nog open, om den lof van deze organisatie te verkondigen. Doch dit sluit niet uit, dat wij geen ruimte zouden over hebben voor eerlijke critiek. Welnu, het komt ons voor, dat de K. S. A. wel eens terdege de pro paganda moge opzetten voor de orga nisatie van de landarbeiders. Zeker, er is te dier zake een vlugschrift uitgegeven en dat zal zijn werk wel gedaan hebben, doch dat is bij lange na niet genoeg. Immers onze boerenarbeiders zijn de stiefmoederlijkst bedeelden onder de ar beiders. Het initiatief nemen tot eigen organisatie gaat nog niet van hen uit, kan nog niet van hen uitgaan, omdat zij, over 't algemeen genomen, de minst onderlegde broeders zijn der arbeiders bevolking. Bovendien, waar de Boeren bond, het aangewezen lichaam in dezen, de zaak wel mooi in moties opzet., maar deze verder eenvoudig laat verschimme len, daar meenen wij, dat de K. S. A. dit gewichtig onderdeel van haar taak wel eens meer naar voren mocht schui ven. Hoe dat, om te beginnen, practisch 't best zou kunnen Laten de plaatse lijke comités gegevens verzamelen bij de belanghebbenden zelve en deze op zenden naar de desbetreffende Staats commissie- Zeker, de boerenarbeider, die dat wenscht, kan een vragenlijst beko men en deze invullen, maar wij weten wel, wat dat in de practijk be- teekent. Als er een klasse van menschen is, die nog kunstmatig moet worden op gedreven tot het zelf uitsteken der han den, om eigen positie te verbeteren dan zijn het wel de boerenarbeiders. Welnu, voor zoover ons bekend, is door de K. S. A. in haar geheel nog, behalve dat vlugschrift, al heel weinig in deze richting gedaan. Wij zijn zoo vrij geweest, hier even op te wijzen, in de hoop, dat er te bevoegder plaatse nota van genomen wordt. In haar laatste Bestuursvergadering van den Nederlandschen Boerenbond wat bescheiden heetin een onlangs gehouden vergadering van den Neder landschen Boerenbond zijn eenige wenschen van dit lichaam naar voren geschoven en welafschaffing van vleesch- en suikeraccijns en hooge rech ten op meel en tarwe, waarnaast nog eene afkeuring van 't eventuëele aan slaan der boeren in de voorgestelde in komstenbelasting. Wij hebben ons, toen we dit lazen, met *Het Huisgezin" ver baasd over de naïevieteit van deze heeren. »Hoe is 't mogelijk", vroegen we ons zelve af, dat een lichaam, dat in den laatsten tijd zich nog al naar voren dringt, wenschen te kennen geeft, die duidelijk aantoonen, dat deze actieve corporatie lang niet actueel is, dat het met zijn hooge meel- en graanrechten toont, volslagen vreemdeling te zijn in het politieke Jeruzalem. Zoo iets van icze regeering te vragen, lijkt ons een edachtengang toe, waaraan alle logica ontbreekt. Herinnert zich de Ned. Boerenbond lan niet meer de portée van den nog niet zoo heel lang volstreden verkiezings strijd Waarlijk, het is al te naïef, om op dit tijdstip dergelijke wenschen uit te spre ken. Het maakt den niet zeer vleienden indruk, dat men iets heeft willen zeggen, doch verlegen zat met het wat en toen maar den eerste den besten onzin ge nomen heeft. Wij kunnen den Nederlandschen Boe renbond niet feliciteeren met een der gelijk advizeerend hoofdbestuur. „Wel Buurman, hoe gaat het met de peeën? Je zijt er onderhand mee klaar. Roman vau de Zee door JOS. SCHELLEKENS. Je geloof ik." D&t ben ik. Nog een gemet of vier en dan is alles aan de fabriek uf onderweg. „B?n je tevreden? Of, klaa<» je weer?" Waarachtig klaag ik niet. Ik bei» ïr.ecr dan tevreden. Gemiddeld heb ik tot nu 16500 KG. van 'l geniet met zoo on geveer 16 a lO'/i suiker. Ik ben best tevreden, hcor. En is nu nog goed weer en 't land heeft niets geleden, vergeleken, met hrt vorig jaar. Ik kan nu nog heel wat opzsairn of op de winter- voor leggen. 't land kan nu nog heel best in orde komen. Maar je zult toch zeker wel zoo wijs zijn, om het land wat terug te geven van wat je er met je peeën uilge haald hebt. Ik bedoel daarmede, dst ge bet toch zeker wel zult bemesten, alvorens bet te bezaaien of op de wintervoor te leg gen tegen het voorjaar." Dat was ik in 't geheel niet van plan. Ik heb naluurlijk de peeën heel wat gege ven en mijn ondervinding is, dat het op peeland nog zoo'n slecht zaaien niet is Dat geloof ik heel graag, dat het je tot nu wel gelukt is Maar het zal je niet blijven lukken. Je zaait ook nog al veel bieten, jongen, en dat hou je met je ge wone bemesting niet bij, inzonderheid wa! de kali betreft. Kijk eens aan. Als je 16 A 1 7000 KG. bieten van je land haalt, ontneem je er minstens 60 70 KG. kali aan, en dan reken ik daarbij, dat je 'net bietenloof opvoert en dat de kali, die diariu zit, in den stalmest komt cn dus weer op het land gebracht wordt en dan kun je er nog wel wat pulp bijvoeren. Stellen we nu, dat je hi t bietenland altijd genoeg stalmest geeft, dan blijven er toch nog altijd wel een 50 KG. kali minstens te vergoeden. De bere kening is natuurlijk zoo eenvoudig niet, als ik ze hier maak, want je hebt natuurlijk tusschen twee bietenoogsten nog wel het een of ander gewas, b.v. aardappelen, die ook al een massa kali uit den grond halen. Het wil mij voorkomen, dat zulk bietenland, als daar nu ligt, z-er dankbaar zou zijn voor een kalibemesting. Daarmede wil ik zeggen, dat het bij een kalibemesting veel betere tusschenoogsten zou geven dan zulk* thans het geval is. Daarenboven, wat kost het. Voor f 2 heb je een zak kaïniet op het land uitgezaaid liggen. Het is dus een kleine kostm, om met je ver schillende gewassen, die je op het bietenland zaait een proef te nemen. Met kaïniet breng je ongeveer 12 °/o ^ali «>p den grond. Je zaait dus 2 of 3 of 4 zak op het gemet of wat ongeveer hetzelfde is, 5, 7 of 10 zak op de Hectare al naar je gewas. Dat zijn toch geen kosten, als je eens bedenkt, dat j>- voor 1 zak chilisalpeter soms wel f 14 betaalt. En nu moet ge niet meenen, dal, wat ik gezegd heb. alleen geldig is voor het sui- kerhietenland, maar hetzelfde geldt voor het land, waarop voederbieten, koolrapen enz. gestaan hebben, wart al deze gewassen, voederbieten, koolrapen en suikerbieten ver houden zich tegenover de kali op gelijke wijze. Het is hu de juiste tijd voor bet zaaien van kaïniet. Op allen gronden en voor alle gewassen kun je xóór den winter kaïniet zaaien. Van kali-verlies gedurende den win ter is daareoboven geen sprake; gij weet immers, d.it de bodem die stof niet zoo spoedig laat glippen. Wanneer ik je dus, als buurman en welmeenende vriend een raad mag geven, zou ik zeggen„Denk er aan, dat op het bietenland Kali noodig is." Onbegrijpelijk komt hel menigen land bouwer voor, dat met enkele baaltjes kunst mest zulke verrassende oogsten verkregen, en nog vreemder lijkt hem dit, wanneer hij weet, dat slechts eeu zesde deel of minder nog van de in die baaltjes" aangewende meststof werkelijk plantenvoedsel ia. De zaak wordt hem eerst duidelijk, wanneer hij heeft geleerd, dat de plant voor minstens negen tiende deelen haar bouwstoffen ontleent aan liet water en de lucht en dus voor betrek kelijk een zeer klein deel aan den bodem dat bovendien vele dier bouwstoffen in vol doende mate in den bouwgrond aanwezig Zoodra Haakon zich vertoont, springt Tom uit zijn gemakkelijke houding op en vraagt op ietwat nerveuzen toon „Nou, hoe is de ontvangst geweest „O, uitstekend 1 Wij zijn, geloof ik, a de beste vrienden. Mijn oom is mij ver bazend meegevallen. En hij deelt Tom het gevoerde gesprek mede/' „Wel bliksem, Haak, da's buiten alle verwachting direct goed gegaan 1* „Kom loin, hoaw jij je nou niet zoo van den domme, je weet meer, dan je wel los wilt laten.* „Nou je dat toch al gemerkt hebt, wil ik 't je nou wel zeggen. Ja, ik weet wel meer, maar toch zonder toedoen of liever, ondanks den ouwe. Deze heeft nooit iets losgelaten.* „Maar hoe is mijn oom dan zoo op de hoogte van alles „Wel, hij heeft een handelsvriend in Am sterdam cn die heeft geregeld met hem over jou en je familie gecorrespondeerd.* „Da's één opheldering, maar wat weet jij nou meer „Dat zal ik je vertellen, 't Zal nu zoo wat ruim twee jaar geleden ziju 't was juist even na de mededeeling van de ge boorte van je jongen dat ik wegens een gewichtige handelsmededeeling nog laat je oom in zijn particulier werkvertrek bezoeken moest. Ik vond den ouden man bewusteloos in een stoel liggen. Je begrijpt, dat ik niet weinig verschrok. Ik liep op hein toe en trachtte hem op te heffen, om hem op zijn rustbed te leggen, doch dat ging niet zoo gemak kelijk, de ouwe is nog al zwaar uitgevallen, zooals je gezien hebt. Terwijl ik nou hul peloos sta rond te kijken, valt mijn oog op een dikke enveloppe op de schrijftafel, waar op met vette lettersMijn testament en daaronderVoor Mijn neef Haakon. Je kunt beseffen, hoe mij dit trolhaast had ik een juichkreet uitgestooten, toen de ouwe een beweging maakte. On middel ijk wendde ik, om me niet te verraden, mijn blik van de tafel af, maar 't was te laat. De ouwe had alles gezien, hij staarde mij met wijd geopende oogen aan. „Is u wat beter vroeg ik. ïk kreeg geen antwoord, hij bied mij aanstaren. Eindelijk scheen hij 't gebruik zijner ledematen weer te hebben teruggekregen. Hij richtte zich tenminste een weinig in zijn stoel op en zei mij met zachte, doch bevelende stem „Je zwijgt daarvan als van al het andere, versta je.* Nou meeude ik toch te moeten protes teeren, doch dat btkwam mij slecht. De ouwe ontnam mij m'n gratificatie van 200 gulden, die hij me jaarlijks gaf en ik moest mij on middel ijk verwijderen, hij wilde zelts die belangrijke aangelegenheid niet n eer hooren. Nou, ik troostte mij er mee, dat de bui wel zakken zou. In elk geval wist ik nou, dat jij z'n erfgenaam zou worden. Hoe gaarne had ik je 't geschreven, doch ik had den ouwe reeds bij de eerste corres- rijn en bij de bemesting derhalve voor slechts enkele dier stoffen dient gezorgd. Maar in de zorg voor het aanwezig zijn dier enkele stoffen mag hij dan ook niet het minst te kort schieten, wil hij redelij kerwijze van zijn akkers een goeden oogst verwachten. Die stoffen in hoofdzaak stikstof, phosphorzuur en kali brengt hij aan, wanneer hij stalmest gebruikt, al is het niet steeds in de voor het te verbouwen gewas gewenschte verhouding. Veel hoofd brekens heeft hij dan niet. Maar waar hij thans, uit gebrek aan stalmest dikwijls, ot om de productiviteit van zijn akkers te verhoogen, op het gebruik van kunstmest is aar-gewezen, dient hij zich af te vragen Welke meststoffen dien ik aan te wenden en in welke hoeveelheid, opdat mijn grond voldoende van plantenvoedsel voorzien worde? De stikstof of de eerste der 3 ge noemde stoffen komt voor in chilisalpe ter en in zwavelzurenammoniak. Chili kent reeds iedere boer, ten minste bij name zw.ammoniak is minder bekend, wordt ook veel minder gebruikt; niet omdat het geen goede meststof i», maar omdat hij langzamer werkt, of eerst na eeuigen tijd, dewijl de stikstof er in voorkomt in een vorm, waarin zij niet begeerd wordt door de plant, zoodat zij slechts onder medewerking van zekere omstandigheden, welke een vervorming of omzetting teweeg brengen, de plant tot voedsel kan dienen. Met chilisalpeter is het anders. Dit zont lost op in water en kan daardoor al zeer spoedig door de planten worden opgenomen. Reeds na enkele dagen is dan ook de uit werking zichtbaar aan een verhoogden plan tengroei, een donkerder tint, een krachtiger ontwikkeling van blad en stengel Zoowel bij gras en granen, bij aardappelen en inan- gelwortelen, als bij de groenten cnltuur en bloemenkweek is bet resultaat bepaald ver rassend, niet slechts bestaande in een snel voorspoedig opgroeien en gedijen, maar ook in een belatigrijkeoogstvermeerdering. Terecht wordt dan ook het chilisalpeter door zeer vele landbouwers hoog gewaardeerd eu on danks den hoogen prijs aangewend, ieder jaar meer en beter, omdat zij er de vruchten reeds in ruime mate van hebben geplukt. En beter zeiden we. W ant in het ge- pondentie over jou, welke ik als zijn parti culier secretaris natuurlijk ouder de oogen kreeg, op mijn eerewoord en onder de be dreiging van direct weggejaagd te worden, moeten beloven, nooit iets over deze corres- peudentie naar Holland te schrijven, tot hij meende, dat daarvoor de tijd gekomen was. Ik heb woord gehouden, Haak, maar 't heeft ine donders veel moeite en zelfbe- heersching gekost.* „Ik dank je hartelijk, Tom, dat je je zeiven zooveel geweld hebt moeten aandoen ter wille van mij.* „Ben je nou heelemaal gek, kerel't zou wat mooi's ziju. als men dat niet eens voor 'li vriend over had.* „Zeg Tom, 'k geloof, dat oom het niet 1 ng meer maken zal. Hij is verbazend zwak.* „De ouwe is op, Ilaak. Wees er ook van verzekerd, dat de vent gewerkt heeft 1 Hij is vóór z'n tijd versleten. Die aanvallen van zwakheid zijn begonnen, nadat ik hem toen bewusteloos in zijn stoel heb gevonden. Na dien tijd is hij niet recht gezond meer ge weest en nou geloof ik, dat het endje begint te komen, 't spyt me bliksems, want 'k had bier 'n goeie betrekking. „Zou je dan denkeu, Tom, dat ik je, veronderstel, dat ik de universeele erfge naam ben, in densteek zou laten: Daar voor ken je ine toch wel beter, ouwe jongen.* „Enfin, üat zijn dan ook dingen van latere zorg. Je weet, 'k heb altijd geleefd van de hand in den tand. Maar h. propos, Haak, zouden we de stsd eens ingaan De ouwe wil toch niemand bij zich hebben als oude huishoudster, daarvoor behoeven z n we dns niet thuis te blijven en dan rie je St. Pierre ook eens bij avond-* „Denk je 't zeker, dat oom niet meer naar me vragen zal dezen avond „Hij doet altijd wat hij zegt. Morgen zullen we verder aispreken,* heeft hij gezegd en geloof maar gerust, dat daar niets van afgaat.* „Nou, vooruit dan maar 1* Als beide vrienden zich gereed maken stadwaarts te gaan, wordt er voor Haakon een telegram bezorgd, 't Komt van Am sterdam. Eenigszins zenuwachtig breekt hij het open. Het luidt„Tom dood, Tob» thuis met beide baar kinderen. God is hier tusschenbeide gekomen, overigens is alles goed alleen is mama een beetje van streek, doch gelukkig van voorbijgaanden aard. Fritfje kust je. Brief volgt. NEL. „Wel almachtig, Tom van der Schakel dood Nou. 't is nog de beste oplos sing, daar h >d toch niets meer van terecht gekomen 1 Maar hoe zou de vent gestorven zijn, 'k geloof nooit z'n natuurlijken dood.* „Over wie heb je 't toch, Haak? Tom van der Schakel, wie is dat?* „Dat was de man van ra'u pleegzuster Toos, een kunstschilder, die in zijn huwelijk aau lager wal is geraakt. Toos heeft er waarlijk niet veel plezier van gehad.* „Nou, dan is ze uit de ellende. Kom Haak, laat onze wandeling door deze feitelijk gelukkige jobstijding niet bederven, laat ons gaan.* Als Haakon den volgenden morgen de kamer van zijn oom weer opzoekt, ligt deze nog te bed; terwijl de dokter bij h m zit. De huishoudster, een oude, rimpelige vrouw, komt hem reeds in de gang tegemoet. Zacht fluistert ze; „'t Gast niet goed met uw oom, hij schijnt dezen nacht nog een aanval van een beroerte gekregen te hebben, hij kan tenminste geen lid meer bewegen, ook kon hij niet meer spreken.* Haakon schrikt geweldig van deze mede- u er bij, dat hij dezen aanval deeling. ,Was kreeg „Helaas, nee, 'k was juist naar de keu ken, om 't een en ander te halen en toen ik terugkwam, vond ik de heer Olafs reeda in dien toe'tand.* „Och, was ik toch maar thuis gebleven I Heeft m'n oom véér dien tijd nog naar me gevraagd „Nee, wel heeft hij mij hij vertrouwde mij als z'n oudate huisgenoote, ik ben al meer dan 25 jaar in zijn dienst, wel eens meer intieme zaken toe - gezegd, dat U in 'u geheim vakje van z'n brandkluis, de wijze van opening had hij in z'n testament beschreven, 'n verzegelde enveloppe zult vinden, die U niet eerder moogt openen dan wanneer U in Holland terug zijt Anders heeft hij niet over u gesproken. Och, meneer Olafs, wat zal ik en allen, die in z'n dienst zijn, veel aan uw oom verliezen. Hij was een streng, maar ook een goed en strikt rechtvaardig meester.* De oude ziel kan niet verder gaan, snikkende verbergt ze haar verschrompeld, mager gezicht in haar grooten, rooden boezelaar. „Houd u goed, vrouwtje! Als u zoolang trouw gediend hebt, zal zijn testament zeker niet Maar 'k zal toch wel eerlijk en mijn oom u in ve-geten hebben, bij m'n oom toegelaten worden Door haar tranen heen knikt vraagde van ja.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1906 | | pagina 1