JNummer 26 Zondag 31 Maart 1907, 30 Jaargang Tweede Blad. oopt, iOlflnclii, II. aat, MENGELWÜkT *g. cht. G, Henri H. van Calker. doos y y eerst EN. Plechtig galmden de tonen der Paasch- klokken over Jeruzalem en vervulden de zielen met liefelijke gedachten. Gloeiend straalde de Aprilzon, dichte stofwolken trokken door de nieuwe, naar de Jaffa- poort voerende straten, terwijl de smalle, dieper gelegen stegen der oude stads gedeelten in doffe schemering gehuld waren, en de oogen zich pijnlijk sloten, wanneer men uit die halve duisternis op het zonnige voorplein der Grafkerk kwam. Daar was een dichte massa bijeen van geloovigen, van verschillende afkomst en oorsprong. Er waren er die naar het bedehuis gingen, en anderen, die er vandaan kwamensommigen met op rechte vroomheid op het gelaat, anderen onverschillig in »Murray of Baedeker bladerendEngelsch, Fransch, Italiaansch, Duitsch, alles klonk door elkander gid sen drongen hun diensten op, verminkte bedelaars en blinde bedelaarsters smeek ten kermend om een aalmoes het zijden kleed van elegante Amerikaansche rei- jnder zigsters schoof langs de vaak herstelde, kale gewaden van Grieksche en Arme nische priestershet spitse verlakte schoentje van de Parisienne kwam in aanraking met de stevige schoenen van den Russischen pelgrim, die onophou delijk kruisen sloeg; en Turksche sol daten staarden half onverschillig, half spottend naar het afwisselende, bonte gewoel. Behalve het luiden der klokken van de Duitsche kerk was er niets, wat aan het Paaschfeest deed denkenhet Grieksch-KatholiekePaaschfeest valt eerst veertien dagen later. Doch de Moham- medaansche bevolking vierde een groot feest ter eere van Mozes, die door de Mohammedanen als een groot profeet wordt beschouwd. Op een bepaalden dag in April, die ditmaal met onze Pa schen samenviel, trekken duizenden en duizenden Moslims naar zijn graf, in de nabijheid der Doode Zee gelegen, om te bidden bij het >En-Nebi-Musa", het graf van Mozes. Van alle kanten komen dan de pelgrims naar Jeruzalem, in groo- tere en kleinere troepen, met banieren en muziek, aangevoerd door derwischen, die de geloovigen voortdurend aansporen IV. Emile Erens Korte verhalen. S. L. VAN LOOY, Amsterdam. Weinigen zullen ooit gehoord hebben van den schrijver, wiens werk wij thans gaan bespreken en meerderen zullen zijn bestaan als letterkundige zelfs niet hebben vermoed. Emile Erens be hoort tot die kalme werkers, die verre vluchten het rumoerige gedoe van den dag en liever, in zich zelf gekeerd, kalm arbeiden aan hetgeen zij te bereiken zich voorstellen, om dan plots, na lange voorbereiding, in den dag treden en de aandacht der menigte af te dwingen om de innerlijke kracht en superioriteit van hun werk. Tot vóór eenigen tijd las men den naam van Emile Erens weinig of nooit in de groote tijdschriften, die heeten de organen der officiëele literatuur te zijn en het dateert van jon gen datum, dat deze literator meer in 't openbaar optreedt. Toch moet hij reeds lang en ijverig gewerkt hebben, om als eersteling zulk een goed-geslaagd bun deltje als de Korte Verhalen te kunnen aanbieden. Er gaat van dit weinig-omvangrijke, pretentielooze boekje zulk een bekoring uit, dat men het voelt als iets heel teêrs en innigs, dat men met zachte vingeren moet aanraken, om het rag-teêre en ijl- fijne ervan niet te kwetsen of te schenden. Het is als de droomerige klank eener viool in zwoelen zomeravond, komend van heel ver en klagelijk geluidend in den zwijgenden nacht. Het zijn de stem mingen van een droom-teêre ziel, ver klankt in een zacht-bewogen rhythme van welluidend® woorden en zinnen. Ofschoon nu en dan sterk herinnerend, in woordkeus en periodenbouw, aan de zoo wonderlijk-muzikale Dansen en Rhyth- dijk. 3 en tot nieuwe gebeden, en door hun wild fanatisme zichzelf evengoed als anderen tot razernij opwinden- Den vorigen dag reeds kon men nu en dan het rumoer der aankomende ge loovigen vernemen, en nu, in den loop van den Zondag, klonk overal hun on welluidend gezang, overstemd door de dreunende muziek. Groote pauken, trom men, metalen bekkens waren de voor naamste instrumenten, groene, roode, gele, zwarte banieren fladderden in de lucht, en in scharen trokken de Musa- vereerders de straten op en neer, onder het geschreeuw van »la illaha ill allah". (Er is geen God dan Allah'' Vooruit of in het midden waren de dansende derwischen, met gescheurde kleederen, met spijkers en ijzeren weer haken door de handen en wangen ge stoken, met zweet bedekt, heesch den Allah-kreet uitstootend, dikwijls op het punt te vallen, doch zich altijd weer met ontzettende wilskracht verheffend, om door hun voorbeeld hun bijeengeraapte volgelingen tot steeds harder springen en zingen aan te moedigen. Tegen den middag zou de processie beginnen. De Duitsche postmeester had ons aan het hotel afgehaald, begeleid door een Kawass van het consulaat. Twee landgenooten, met wie wij op reis hadden kennis gemaakt, sloten zich bij ons aan. Welk een verrassend, kleurrijk schouw spel toen wij in de nabijheid der poort van Damaskus kwamen 1 Alle heuvels, alle hoogten waren bezet door dichte scharen toeschouwers, die zich ook langs de paden hadden opgesteld, of zonder complimenten op den grond lagen. De meesten droegen bonte feestgewaden, terwijl de vrouwen van het hoofd tot de voeten in zwarte of witte sluiers gehuld waren. Het was een bont.gewoel van tulbanden, tarboesjen, doeken, mantels, kaftans en sieraden, Arabieren, Bedoui- nen, Israëlieten, negers, alle mogelijke huidkleuren, alle volksdrachten waren vertegenwoordigd. Op raad van onzen Kawass wandelden wij door het Kidron- dal, en namen plaats op één der met olijfboomen beplante terrassen van den tuin van Gethsemane. waar wij een prach tig uitzicht hadden op de stad en de omgeving. Ook hier was een dichte menigte nieuwsgierigen bijeen, en slechts aarzelend en onwillig maakte men een kleine ruimte voor ons, op het uitstek van een muur. Weldra werd echter de aandacht van ons afgeleid door de optocht, die Je- ttten van Mr. Frans Erens, zijn broeder naar het bloed en in de kunst, hebben de Korte Verhalen van Emile Erens toch iets geheel eigens, iets aparts, waardoor zij staan mogen, nift boven, maar naast de veel-geprezen Dansen en Rhythmen van FransErens. Niet zoo fel van plastiek en niet zoo bewust rhythmisch als de Dansen en Rythhmen, geven toch ook de Korte Ver halen, o. a. enkele brokstukken uit de twee >Limburgsche Novellen4, rake tee- keningen van werkelijk-gezien leven, in een zekeren cadans en golving der woorden. Zeer juist van typeering is de beschrijving van een mosselfeest bij den herbergier te Merkstein, en men moet zoo'n mosselpartij in Zuid-Limburg heb ben bijgewoond, om het rake in de teekening aanstonds te zien. Hoe de bierglazen telkens gevuld en geledigd worden en de dampende schotels met mosselen aldoor aangedragen 1 Geheel naar de werljelijkheid is ook de schets van een schuttersfeest te Brunsum, waar de zustersvereenigingen uit den omtrek met vendel en trom bijeenkomen om in de sfeestwei4, onder het gebruik van de noodige potjes gerstenat, naar den vogel te schieten Deze en dergelijke feesten welke geheel typisch-Limburgsch zijn, heeft Emile Erens zeer raak gepen seeld. Nochtans is de schrijver der Korte Verhalen niet op de eerste plaats novel list. Wij gelooven zelfs, dat hij voor deze soort literatuur den minsten aanleg heeft en volgens onze bescheiden meening zijn juist zijn >Limburgsche Novellen4 het minst geslaagd. Er zit in die ver haaltjes hoegenaamd geen diepgang, en behoudens de zooeven genoemde brok stukken, is de verhaaltrant vrij mat, en zijn de dialogen onbeduidend. Veel hooger staat Emile Erens als hij, als 't ware, bespiegelend beschrijft, zooals in »Begijnenhof te Gent,4 »Rijn- gezicht4 en >ln de Rondgangen van den Dom te Aken.4 Vooral het eerste dezer ruzalem verliet langs de witte paden. Voorop ging een Turksche militaire kapel, die schelle melodieën speelde. Daarbij sloot zich het door politieagen ten omringde rijtuig aan van den pascha, den gouverneur der provincie. Dan volg den in afdeelingen de pelgrimselke groep had een paar rumoermakende muzikanten en eenige bonte banieren bij zich, en stond onder bevel van een of meer derwischen, die wilde dansen uitvoerden en de godsdienstige razernij steeds hooger deden stijgen. Onophou delijk klonk het Allah-geroep, vergezeld van de schelle trillers der toekijkende vrouwen, vooral bij het voorbijspringen der halfnaakte derwischen. die zich spijkers in het gezicht hadden gestoken en hartstochtelijk zwaaiden met messen en sabels, die zij nu op hun oogen, dan op hun lippen of hun borst richtten, alsof zij zich het volgende oogenblik zouden doorsteken. Toen na verloop van een uur de stoet geëindigd scheen, verlieten wij onze veilige plaats, ofschoon de Kawass ons waarschuwde dat er nog wel meer af deelingen konden komen en dat het beter was, die niet te ontmoeten. Wij keerden naar de stad terug, omdat wij ons hadden voorgenomen, een bezoek aan Bethlehem te brengen, en het rijtuig ons op een bepaalde plaats zou wachten Wij waren nog niet ver, toen ons op nieuw heftige muziek van pauken, trom men en bekkens tegemoet klonk en wij de bonte vaandels met de halve maan er boven vóór ons zagen wapperen. Door een verbreeding van den weg konden wij opzij gaan, zoodat de troep langs ons trok, zonder ons op te merken, en het fotografie-toestel, dat een van ons gezelschap had meegenomen, in werking kon gesteld worden. Vele vrou wen trokken haar sluiers dichter om zich heen, en zelfs kinderen sloegen de han den voor het gezicht om niet te zondi gen tegen den Koran, die verbiedt, zich te laten afbeelden. Sneller stapten wij nu voort, totdat wij, niet ver van de poort van Damaskus, op een nieuwen troep, den laatsten, stieten, en wel juist in een steilen, hollen weg, nauwelijks vijf meter breed en aan beide zijden begrensd door steenen mu ren van twee meter hoog en vol men- schen. Wij moesten dus op het pad blijven staan. Schreeuwend trokken de eerste rijen voorbij dan kwam er een troep bijzonder opgewonden geloovigen, waaronder vele negers, die een in lom pen gehulden derwisch meevoerden. Deze had zich twee lange, ijzeren weerhaken door de wangen geboord, zwaaide met twee scherpe yatagans en draaide met het schuim op den mond als een razende in de ronde. Zijn »la illaha ill allah" kon hij nog slechts hijgend doen hooren. En juist toen de krankzinnige »heilige" nauwelijks tien schreden van ons ver wijderd was, beging één van ons gezel schap, die voor het eerst in het Oosten toetde en de zeden niet kende, de groote onvoorzichtigheid, achter onzen rug zijn fotografietoestel op den derwisch te richten. Deze zag het, en, nu geheel dol geworden, stormde hij met zijn zwaarden op onze dames af, die hem een gruwel waren omdat zij geen sluiers droegen. Op al mijn reizen, in welke landen ook, heb ik nooit zulk een oogenblik vol gevaar doorleefd. Bij de woeste opgewondenheid van pelgrims en toeschouwers had de minste onvoorzichtigheid onzen dood tengevolge gehad. Wel ging de Kawass, die zelf bleek van schrik was geworden, met de hand aan het gevest van zijn sabel be schermend voor ons staan, maar dat gaf niet veel. Maar, juist, toen de dolleman met rollende oogen en opgeheven arm ons bijna bereikt had, viel, dicht bij den tuin van Gethsemane, waar de pascha ver toefde, een kanonschot, als sein, dat de godsdienstige plechtigheden zouden aan vangen. Donderend herhaalden de bergen den slagde paarden der bereden po- litie-agenten, die het einde van den stoet vormden, drongen onstuimig voort op den hellenden weg een troep menschen dravend, alsof zij op de vlucht waren, sleurden den derwisch en zijn volgelin gen mee, vlak langs ons heen. Wij moesten ons aan den steenen muur vast klemmen, om niet omvergeworpen en door de onrustige, verschrikte paarden vertrapt te worden. Zóó bleven wij een paar minuten staan. Toen alles voorbij was, kon niemand onzer zijn ontroering onderdrukken Wij wisten, dat wij aan een groot gevaar ontkomen waren, en het duurde een lange poos, eer wij weer geheel op streek waren. En nooit zal dit Paaschavontuur in Jeruzalem ons uit het geheugen gaan. drie is van een groote innigheid en ge schreven in een blanke, reine, zoetlui- dende taal. Wij zien het devote gedoe der begijntjes en bij het lezen dier bladzijden komt er iets van dat kalme en vredige begijntjes-bestaan in onze ziel en wij voelen dat blanke geluk dier vromen, precies als wanneer men in Am sterdam uit de woelige Kalverstraat op eens in het vredige Begijnhof komt. Op zijn prachtigst is Emile Erens echter, waar hij niet heeft te beschrijven of te verhalen, doch waar hij de stem mingen zijner zachte ziel uitmijmert in teêr-bewogen rhythme en zoet geklank van woordgeluiden. Wonderbaar-fijn is dan zijne taal en van grooten eenvoud. Hij zoekt dan niet zijn kracht in mooi- klinkende woorden of geaffecteerde vol zinnen, integendeel, alles lijkt even sim pel, eenvoudig, bijna naïef. Die eenvoud is echter juist het kenmerk der ware schoonheid. Het geringste effectbejag zou in die omgeving vloeken en hinder lijk den teêren indruk bederven. E m i 1 e Erens heeft dit zeer gelukkig begre pen en daardoor werden zijn stemmin gen, verbeeldingen en zieningen tot het mooiste van den bundel Korte Verhalen Annunciatie,4 »Een Extase,4 »Jeugd,4 Ontwaken4 en vFantasie4 b. v. zijn heerlijke bewijzen van des schrijvers groot kunnen in dit opzicht. Als voor beeld van Erens' kunst veroorloven wij ons, hier Annunciatie,4 het eerste stukje van den bundel, in zijn geheel af te schrijven >Ket was een ronde kamer, met hooge zoldering van zware bruine balken, waar- tusschen d ep op blauwen grond blonken gouden sterren. De wanden bekleedde een vlechtwerk van zachte gele kleur en daarin was gevlochten een helder lijnen spel in paarsch, dat opwaarts klom in lichte wendingen. Van de zoldering ne der aan lichte kettingen hingen drie lampen van koper, vlakke schalen vol goudgele olie waarop dreven de bran dende pitjes. Hoe zijn de Boeren in A frika gekomen Vervolg). 106 dagen later wierp hij aan Eerst de Kaap het anker. Wie woonde er dan aan de Kaap? Alleen de Hottentotten. Geen blanken Niet één. De inbootlingen bebouwden hun land niet; er moesten dus moes tuinen worden aangelegd, vruchtboomen geplant en schapen in kooien uit Holland aangevoerd. En let wel op van Riebeck kocht den Hottentotten hunnen grond af; het land is dus niet gestolen, niet bezet door den machtige, maar door onze voorouders op eerlijke wijze aan geschaft. Dus waren de eerste kolonisten alleen Hollanders merkte een der Boeren op. Hollanders en Vlamingen, mannen van hetzelfde bloed, van denzelfden stam, met dezelfde taal. Een der Vlamingen heette Jan van Passelt en in het dagboek van Antonie van Riebeck wordt hij aangestipt als een uitstekend brouwer en brandenwijnbrander. En wanneer zijn dan de Hugenoten uit Frankrijk naar hier gekomen vroeg Viljoen. Uwe voorouders Viljoen of liever Villon' zijn van Franschen oorsprong evenals Crogne of Kronjé. Du Toit, Joubert en anderen. Het edict van Nantes deed duizenden protestanten naar het vrije Holland de wijk nemen, doch voor allen was geen onderhoud te vinden en daarom boden velen zich aan de Oost-Iadische com pagnie met het gevolg, dat zij vrijen overtocht naar de Kaap kregen. 't Is zonderling, dat we allen Neder- landsch, zonder de minste vermenging van Fransch, spreken merkte Viljoen op. Hendrik Prinsloo knikte met het hoofd. Daaraan heb ik dikwijls gedacht, sprak de aanvoerder. Onze taal, de Neder- landsche, moet wel danig krachtig en .vol levenskracht zijn, om zoo geheel de Fransche taal te verdringen. Laat ons verheugd zijn, dat het zoo gegaan is, want door ééne taal zijn wij één volk geworden. Door de taal zijn we broeders geworden, bereid om voor dezelfde ook te sterven. Ik vrees, dat die innige band tusschen ons niet zou bestaan hebben indien niet dezelfde klanken van onze lippen vloeiden, indien wij voor een en dezelfde gedachte niet eenzelfden vorm hadden. Hendrik Prinsloo had onder het ver tellen zijne pijp laten uitgaan. Hij maakte eene kleine pauze om haar weer op te steken. Het schouwspel in die lange schuur, door welker zoldergaten de sterren Alleen in lange nacht, terwijl uren reeds duurde de stilte, zat daar Maria verzonken in zoete gebeden. Ze knielde neergebogen in den zwakken schijn der lampen, midden op den donkeren leegen vloer. Haar tenger lichaam was diep verscholen in de plooien van een wit gewaad, dat over haar rug een lange booglijn trok tot haar voeten neder. Een groote sluier wolkte om haar een droom van blanke vroomheid en ónder het witte waas blonken de blonde lokken heel zijde-zacht en stonden de blauwe oogen heel bloeme klaar. Haar blikken bloeiden vol van kuische liefde als onbe wogen vreugde van bloemen, ontloken in stilte van lommerende bladeren. En de gebeden stegen in milde zaligheid en zij dreven zacht henen elkander vol gend in lange rijen, eooals in najaars tijden hooge vogelen trekken met vlok kende geluiden, van heimwee verlangen des nachts door blauwen hemel. Haar liefde werd een heilige zang die zweefde in het wijde, verloren in de lichte schoon heid Gods. Langzaam zonk het stille hoofd diep neder in de groote plooien op haar borst, uitgedoofd was de blauwe vreugde van haar oogen en nu glommen de losse lokken alleen nog onder het witte waas van den sluier. Dan was het, dat met zacht gedruisch als van lange winden waaiend in het donkere hout bij avond, stralen daalden een breede stroom en langs de lichte banen zweefde tot haar neder de groote blanke engel. Alles van de aarde was verdwenen, klein gebogen in den breeden vloed van licht zat alleen de teere vrouw verscholen in de ruime gewaden, die plooiden, als van een plant de takken neergebogen onder zwaar gevallen sneeuw. Bij haar stond de engel recht omhoog, terwijl zijn lange haren zweefden achter hem als waaiend in het ruischende licht en in de wijde stralenruimte klonken de zuivere klanken toen hij haar vroeg te lichten den sluier van haar aangezicht. En uit het wit omhoog reikte haar reine hand, bleek doorschenen van het fon- kelwitte licht en schoof den grooten sluier weg. Nu zat zij in nederigheid een kind gelijk en met oogen open In hemelblauwe liefde zag zij in het licht- gelaat des engels. Weer sprak de engel en klonken zijn woorden groot als accoorden vol gouden schal, toen hij verkondigde de boodschap van Gods liefde. En na een korte stilte sprankel den geluidjes van teederheid fijn, toen Maria diep buigende het antwoord sprak van eenvoud rein. Dan opende wijd het hemelruim in hooger gloed van witheid en als de schaduw van een wolkje wegvliedt over het land voor de machtige zonnestralen, rlood voor het witte Godsmystrrie de breede engelenglans, stroomen van licht daalden neder en wolken van reinheid straalden uit in het eindelooze ruim. En klein en zacht in de wijde eenzaamheid van glans zat de maagd, stil gebogen onder den neergevallen sluier. Haar liefde was ontvlamd in het zachte vuur der extase, haar lichaam, doorschijnend nu geworden onder het wijde omhulsel der gewaden, schitterde in kuischheid als een pure vaas, die stil te vonkelen staat in morgenschijn. En als licht glom in haar schoot de levende Liefde van God.4 Ziedaar een specimen van de heerlijke verbeeldingen en stemmingen uit dit eerste werk van Emile Erens, een boekje dat de gunstigste verwachtingen voor de toekomst rechtvaardigt. Sedert eenigen tijd werkt Emile Erens mede aan het katholieke tijd schrift Van onzen Tijd. Moge hij, even als zijn broeder, Mr. Frans Eren», nog veel waardevols presteeren voor de moderne literatuur in het algemeen, en de Katholieke in het bijzonder! Hilversum Maart 'oy. 1 I

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1907 | | pagina 5