Nummer 34.
Zondag 28 April 1907
30 Jaargang
Tweede Blad.
OVER BOEKEN El SCHHiM
MENGELWERK.
Henri H. van Calker.
0et ijselijk drama van
een Slachtersnek.
I)
in.
Hij ging verder en kwam aan de wacht
voor 't Hollandsche kamp. Hij piepte
eens binnen en zag een ouden soldenier
van 't Engelsche leger, die met zijn stoel
achterover tegen den muur, een dutje
deed. Hij herkende den man, die ge
woonlijk de brieven uitdeelde.
Dat is 'tl lachte hij en zonder aarze
len duwde hij de deur open.
Morgen, sergeanti
Wat moet ge hebben vroeg deze.
Ik moet niets hebben, maar de kapi
tein moet wat van jou hebben.
Van mij
Bezie mij eens goed, sergeant. 1
Ahwel vroeg de ouwe soldaat, die
nu voorover gekomen was.
Heb gij mij dezen morgen toen ik de
paarden van den kapitein aan 't beslaan
was een brief overhandigd voor den rit
meester
Neen 1
Neen, niet waar Dan ben ik eruit.
Schik het nu maar zelf met den kapitein.
Wat moet ik schikken
Een brief, voor den bode van Somerset
hier aangekomen, en u overhandigd, is
zoek geraakt. Het ergste is, dat er geld
in zat. Eerst had ik den brief verdon
kermaand, nu zijt gij het. Ik heb hem
zelfs niet gezien 1
Wel ik ook niet 1 roept de sergeant
bloedrood uit. Zooveel te beter voor u,
sergeant. Want de ouwe spuwt vuur en
vlam.
En vraagt hij mij
Dadelijk of anders doet hij u gekne
veld en geboeid bij hem brengen.
De sergeant was onthutst.
Hij schikte met de gauwte zijn kleeren,
zette zijne muts op, nam zijn sleutels en
vertrok met Job, na eehter zorgvuldig
de loods te hebben gesloten.
Veel geluk, sergeantIk moet langs
hier 1 De sergeant trok het hoofdkwar
tier binnen Tijd was er nu niet te ver
liezen. Job snelde terug naar de loods.
Hij, die zes en dertig stielen kende,
was natuurlijk bedreven als slotenma-
ker.
Met een kram opende hij de deur.
Dan plaatste hij zich midden in de
baan, haalde zijn trompet te voorschijn,
en met al de kracht van zijn longen blies
hij alarm.
Het snijdend, scherp, stormend geba
ruin galmde door de middagstilte in die
helderklinkende Afrikaansche lucht.
Met één sprong was Job dan de loods
binnen, waarvan hij de de deur achter
zich toewierp. Een stond later was hij
in den tuin en toen hij de omheining
overklom was hij buiten de drukte van
het kamp.
Weldra was de gansche plaats voor
het hoofdkwartier vol soldaten, die, on
der 't bevel hunner aanvoerders, in 't
gelid plaats namen.
Niemand kon eenigen uitleg geven
De officiers kooiden te samen. Die uit
het hoofdkwartier kwamen wisten er al
evenveel van. En overalWaar is de
kapitein Waarom is het alarm
Eindelijk verscheen de weinig indruk
wekkende gestalte van Andrews op den
drempel van het hoofdkwartier.
Wat is er, vroeg hij verbaasd.
Het alarm werd geblazen, komman-
dant.
Ik heb het gehoord. Door wien
Op uw bevel meenen wij. komman
dant. Op mijn bevel?... Wat is dat
voor eene flauwe streek die gij uithaalt
Denken ze met mij den gek te houden
Ha Ha 1 Wacht eens, ik zal
dat voor goed afleeren 't Is van
daag een bijzonder weertje om onder
den blauwen hemel op den middag te
exerceerenDat we een spiegelge
vecht inrichten 1 Ha 1 Ha
De aardigheid schijnt bitter op te komen.
De officiers wisten niet wat denken noch
te antwoorden. Was hun bevelhebber
VI.
Is. Querido.
Literatuur en Kunst I.
De Erven F. Bohn, Haarlem.
krankzinnig geworden
Dat zou nog zoo verwonderlijk nie
wezen.
Een waagde het toch te zeggen
Verschooning kommandant, maar er
is geblazen, hier, recht vóór het hoofd
kwartier.
Indien iemand schuld heeft moet he:
een der trompetters wezen.
D°ch een kaffer kwam in volle vaar
aanloopenDe hoofdman der muiters
ontsnapt, Hoogheid 1Ik hem ont
moetDie gehangen moest worder.
is gaan vluchten
Wiel,.. Waar I Wat 1
Uit de schuur uwe hoogheid.
Prinsloo 1
Ja.
Prinsloo ontvlucht 1 riep Andrews, die
bijna in een bloedaandrang stikte.
Ja, hoogheid Hij witten mantel
aan van Engclsch soldaat en witten sluier
Toch ik heb herkend
Dan is deze bijeenroeping, dus alarm
een list, kommandant 1 riep een der of
ficiers.
Dat hij onmiddelijk aangehouden wordt
schreeuwde Andrews. Levend of dood,
dat men hem hier brenge
Doch een der omstanders riep Ziet
ginder eens 1 op den heuvel l Graaf-
Reijnet wordt door een heuvelkring be
streken.
Al de blikken wendden zich naar het
aangeduidde punt.
Daar reed een ruiter .noordwaarts den
heuvel op.
Hij was duidelijk te volgen, dank aan
den witten mantel, die van zijn schou
ders golfde.
Daar is hij 1 Daar is hij
Ja, riep de kaffer, Hij is 'tl
Nazitten 1 schreeuwde de kapitein.
Luitenant Clarke, onderzoek hoe de
ontsnapping van den ten dood veroor
deelde heeft kunnen gebeuren. De ge
lederen keerden naar hun posten terug
De officier Clarke begon onmidellijk
zijn onderzoek in de schuur.
Doch niemand sprak. De oude Brink
horst alleen stond hem het woord.
Prinsloo, zei hij tot den Engelschen
officier, is vertrokken om groote, ge
wichtige redenen, maar wederkeeren zal
hij. Hazoo, grinnekte Clarke, hij heeft u
beloofd troepen te werven en u te komen
verlossen.
Prinsloo heeft gezegd terug te keeren
als gevangene zonder wapens.
Clarke haalde de schouders op. Ge zijt
kinderachtig lichtgeloovig 1 zei hij.
Verschooning, luitenant, sprak Brink
horst met klemwat Prinsloo zegt doet
hij zijn woord is van goud.
Daarna trok Clarke naar het Boeren-
lager.
Prinsloo naderde het ziekbed van zijn
vrouw en kind.
Het was een aangrijpend oogenblik.
Lina 1 fluisterd hij.
Zijn stem scheen een mirakel te ver
wekken. De kranke beurde het hoofd
op.
Hendrik 1 Is'het waar? Zijt gij het
God zij dank nu mag ik sterven.
Sterven neen, neen Lina Dat
zult ge niet 1 Gij moet leven voor uwe
kinderen.
Greta is ziek thuis gekomen dezen
morgen zij ligt in de koorts ik
Op de kar van Prinsloo vond hij diens zal haar medenemen bij den Heer
vrouw waarlijk zeer ziek en het doch- Gij zult met Heintje blijven. De vader
tertje in bedenkelijken toestand. In Hen- tilde nu zijn kind op in zijne armen en
drik herkende hij den knaap dien hij drukte het aan zijne borst,
op den middag had doen stilstaan. Het ongeluk had dit teedere plantje nog
Gij hebt vader helpen ontvluchten, weekei gemaakt en de barbaarsche ver-
zej hjj I klaring van Andrews had. haar heelemaal
Ja, luitenant. geknakt.
Waar is uw vader heen, beste jongen De aanwezigheid van I rinsloo had een
vrofcg hij met goedige stem, want hij gunstigen invloed.
d»cnt aan zijn Freddy.
Vader zal wederkeeren, luitenant.
Waarom is hij vertrokken
Om moeder.
Is dat wel waar
Bij den Heer, zweer ik het u.
't Is goed jongen Gij hebt iets ge-
Het geschokt gemoed kwam tot be
daren
Veertien dagen gingen bijna gelukkig
voorbij.
Heintje lette op of geen verraad na
derde.
Meermalen had Greta vragend gezegd
daan wat tegentegen onze wet Vader
is 1 Maar 't is voor uw vader Ik wil Wat is er mijn lieve Greta,
u gaarne vergeven. Verklap u niet, En telkens was het antwoordNiets
want de kapitein zou u streng kunnen vaderlief, ik zie u toch zoo gaarne.
straffen. Het meisJe droe£ een £cheim in zich'
De oogen van 't jongske schoten vol al zwakker en zwakker klonk het op ze-
water. Met vuur greep hij de hand keren dag einde Februari:
van den officier en drukten er een kus Vaderke, mag ik u eens iets vragen,
zult ge niet boos wezen
Dank, Dank 1 stamelde hij. Boos op u, zoet kind!.., Dat weet
Niemand zal ze nog verontrusten. Ver- ge toch wel beter. Het is zoo leelijk
zore goed uwe moeder en uw zusje en wat ik te vragen heb, vader,
als gij iets noodig hebt kom naar mij. Zeg mij Grietje, wat op uw hartje ligt.
De luitenant vertrok en nauwelijks Vaderke is het waar, datdat ze u
was hij weg of een groot koffer ging Een traan kwam op het helder kns-
open en Prinsloo kwam eruit. tallijn der oogen blinken en het stern-
Naast de kar was een tent gebouwd metje nokte. Prinsloo sloot haar harts-
waar vrouw Prinsloo op haar bed lag tochtelijk in zijn armen en zoende het
uitgestrekt. Naast haar het dochtertje bleeke gezichtje: Spreex, Grietje
Het bevel was, dat niemand tot de Is het waar dat ze u willen ophangen i
zieke zou worden toegelaten.
om het zoo eens uit te doch even groot van critische^waarde I kwaï^ I Buyw'e van de critischegenade
Toen wij, in den tweeden jaargang van
Lectuur, een artikel mochten wijden aan
de critische gaven van Is. Q u e r i do
naar aanleiding van zijn belangrijke stu
dies Over Literatuurschreven wij o.m.
deze woorden >Met deze kritieke* moet
de lezer dubbel voorzichtig zijn. Schreef
Van Nouhuys reeds, dat elke kritiek als
uiting van een geheel eigen persoonlijk
gevoelen, van zelf ook slechts eene be
trekkelijke waarde bezit, en dat de cri
ticus nooit zeggen kan, dit of dat boek
is goed, is mooi in 't algetneen, in boek
besprekingen als Querido's Over Litera
tuur komt er dit nog bij, dat zij zijn
geschreven zeker ook met leidend ver
stand, maar toch niet het minst onder
den sterken invloed van het oogenblik,
de momenteele stemming Bij Querido
treedt deze zelfs zóózeer op den voor
grond, dat van eene objectieve beschou
wing weinig meer merkbaar is. Met een
stortvloed van schitterende woorden en
klankvolle zinnen-reeksen tracht hij den
lezer als het ware te overstelpen, en in
de warreling van kleuren en klanken zijn
eigen, heel persoonlijk gevoel van het
oogenblik op te dringen.
Ditzelfde zouden wij willen herhalen,
nu wij zijn jongsten bundel kritiek, Lite
ratuur en Kunst I, gaan bespreken. Ook
thans weder schitterende, rijke taal, vo'
klank en kleur, overstelpend-vol zelfs
maar tevens uitingen van een zeer
subjectief gevoel, dat menigmaal afwijkt
van de meer algemeen-geldende en als
waarde bepalende aangenomen kunst
theorieën. Nu zullen wij de laatsten zijn
te meenen, dat Q u e ri d o 's wijze
voelscritiek,
drukken, zal echter altijd dit ééne
bezwaar verbonden zijn, dat zulke critiek
nimmer een algemeen-geldende zijn kan,ö- -
nimmer geeft de ware meening, doch verschenen meenen we, terwijl de Frag-
alleen de oprechte opinie van één bepaald mentarische kntiek over busken Hue
persoon, nl. van hem die critiseert. Zoo en Madame de Stael, Flaubert, Vincent
gaf ook W. G. van Nouhuys, de begaafde van Goch en Montaigne, rake opmerkin
criticus van Groot Nederland, een zeer gen en bewijzen van juist en mooi zien
te over bevatten, om niet in een bundel
verzameld te worden.
Toch zien wij Q u e r i d o als criticus
het liefst in zijn grootere opstellen als
de twee eerste van den bundel Literatuur
Kunst Daarin ontplooit hij zijn
juiste waardebepaling zijner eigen oor
deelvellingen, toen hij schreef >ik geef
mijn meening alleen als de mijne, niet
als de goede.4 Dit voor oogen houdende,
zullen wij ons een juister beeld van Is.
Querido vormen, dan wanneer wij
hem gingen beocrdeelen naar ign. alge-
om
van critiek-oefenen niet goed zou wezen
Integendeel. Ook wij gelooven, dat iedere
goede beoordeeling moet geboren wor
den uit de innerlijke schoonheids-ont
roering die men ondergaat bij het lezen
en bestudeeren van een of ander kunst
werk. Iedere goede critiek moet zijn de
zuivere reflex van het beeld, dat de
schrijver in het gemoed van den voor
schoonheidsindrukken ontvankelijke te
scheppen vermocht. Aan dergelijke ge-
slot van rekening evenzeer uitvloeisels
zijn van louter subjectieve meeningen,
zij het ten deele gebaseerd op vaste
grondprinciepea, welke echter ook het
fundament van Q u e r i d o 's kunstthe
orieën vormen.
Als criticus nu heeft Is. Querido
groote beteekenis. Hij moge niet zoo
verfijnd-artistiek weten te ontleden als
Lod- van Deyssel, niet zulke hel
dere* begrippen over literatuur en kunst
in 't algemeen als Willem Kloos
ten toon spreiden. Querido bezit
toch in hooge mate de gave om een
kunstwerk als geheel bloot te leggen in
al zijn mooi en leelijk, en daarna zijne
stevig-gedocumenteerde conclusies te
trekken en zijnen lezers aan te bieden
als de waarheid volgens zijne wel-over
tuigde kunstopvatting. Zeer vaak gelukt
het Querido, zijne lezers te overtuigen
van de al- of niet-mooiheid van eenig
werk en hij neemt zijn taak meer con
sciëntieus op dan misschien eenig ander
criticus. Als Querido in Over Litera
tuur b. v. Louis Couperus als
phantasmagorist afmaakt, is de lezer
door hem ook werkelijk overtuigd, dat
Couperus nooit phantasmagorieën
als „Psyché" of „Fidessa" had moeten
schrijven. Zinnetje voor zinnetje gaat
Querido na, ontleedt ze en vergelijkt
ze met andere, om eerst na uitvoerige
détailcritiek zijn conclusie te formuleeren.
In Literatuur en Kunst I dezelfde methode.
De bundel bevat 208 bladzijden en alléén
de studie over Heyermans' „Dia
mantstad" is 114 pagina's groot. Ook
hier wederom zeer uitvoerige détailcri
tiek, nauwkeurige beschouwing van alle
onderdeden, vergelijking met eigen werk
en dat van anderen. Van omvang kleiner,
zijn de opstellen over S t ii n S t r e u-1 aan de redactie van De Amsterdammer,
veis' „Minnehandel" en „Openlucht", waarbij zelfs het
vroeger in de Gids en Land en Volk deed, mengde ook Is. Querido zelf
vrocgc lzich in den strijd en schreef in zijn eerst
volgend Handelsblad-^,rtikel van 27 Dec.,
dat tot een aanval op Peter Spaan
evenveel aanleiding gaf als dit artikel
bv. op H e r m a n Gorter, de volgende
scheldpartij op den heer Spaan:
>Papperlapap, wat is ons klein landje
rijk gezegend met bedillertjes, keurdertjes
en beoordeel-wezens en met hoe weinig
sterke altijd weer nieuw .ontbloeiende
werkers van een ras als Buysse. Dat is
eerst een schrijvers-natuur, een kerel met
merg l
Zie nu weer eens in de Groene, week
week optreden een jujubes-Van
nem gingen -s- .grootste kracht en geeft ons een diepen
meen-geldende kunsttheorieën, welke bij kijk op de groote gaven die hy, behalve
als zelf-produceerend kunstenaar, ook als
kunst-criticus de zijne mag noemen. Het
critische werk voor een dagblad, ook al
is dit het Algemeen Handelsblad, is voor
hem te klein, te weinig omvattend. De
typeering kan daar slechts vluchtig we
zen, 'n aanstippen, 'n lijn-schetsen, meer
niet. Q u c r i d o 's talent vraagt grooter,
mass ever werk en het is wel merkwaar
dig. dat Querido in zijne halfmaan-
delijksche opstellen in Het handelsblad
telkens hoopt, dit of dat werk elders
uitvoeriger te bespreken. Voor Queri
do's eigen grootheid ware het zelfs te
wenschen, dat hij zich uitsluitend aan
groot werk kon wijden. Hij zou dan geen
dingen doen, waar hij bij eenig naden
ken zelf spijt over moet gevoelen. Door
zich te werpen in het dagelijksche kleine
beweeg en gedoe, ondervindt Querido
menige onaangenaamheid, welke hem
nu en dan uit zijn tent lokt om
eigen kleinheid te toonen. Bij alle gaven
die Querido bezit, heeft hij ontegen
zeggelijk groote gebreken en waar wij
niet aarzelden Q u e r i d o 's talenten als
criticus te prijzen, veroorloven wij ons
óók, een staaltje aan te halen ten bewij
ze dat elke medaille hare keerzijde heeft.
In de Amsterdammer van 2 Dec- jl
brak een zekere Peter Spaan uit
Leiden den staf over het ook door ons
besproken werkje van L- Bückmann
Is. Querido. De schrijver beschouw
de dat boekje als een dwaze ophemelarij
van Q u e r i d o en 'n reclamemakerij
tevens. >Poerum, poerum, dat is het
allemaal, poerum, dikke, breede, episch-
geweldige poerum," schreef de heer
Spaan.
Wat gebeurt nu
Behalve gepubliceerde en, naar ons ter
na
Deysseltje, poppetjes-klein, om tranen
te lachen. Zijn naam is Spaan. Hij weet
er alles van! 'n Ander geen spaan 1
Hahal Zie het poppetje heuschelijk ge
baren en heuschelijk ironiseeren en ver
nielen en vernietigen I Dit beultje doet
huiveren Hij zingt als een lyrisch tenors
knechtje, en de vervloekingsgebaren van
zijn meester aapt hij na als een August
de gebaren van een paljas 1 Ja zeker, hij
beweegt, hij grinnikt, hij lacht tusschen
de lipjes en zijn oorlelletjes bewegen
schalk en komiekerig. O 1 dat beulsvolk
is guitig 1 Zie de ironische trekjes om
zijn mondhoeken. Dat verschijnt vah top
tot teen als een bonk critiek voor ver
bluft publiek 1 Wat dééd deze geweldige
heer critieker Petrus Spaan voor onze
literatuur? Is hij de schepper van één
groote ziel Heeft hij ons lyriek gegeven,
heeft hij ons critiek en wijsheid gege
ven Heeft hij ons drama's, romans,
verzen geschonken Neen lezer,
niets van dit alles 1 Hij schonk ons in
hoofdzaak de verzekering, dat hij zoo
bewogen wordt door de hevig gele kleur
van Zola's boekkaften- En dito bewo
gen door de trotsche groene kleur van
Van Deyssel's werken en dat de dito
trotsch-groene kleur van Bolland hem
dito dito aandoet 1
Stel tegenover zulke verrukkelijke ge
voels-verfijningen nu eens het oeuvre
van een Buysse 1 Haha 1 De zeer groene
groenheid der „Spaan-literatuur" doen
ook óns bijzonder aan.
Niet alleen wijl hij ons als /beulke
vernield heeft. Maar vraag slechts publiek
wie spreekt daar, wie spot, hoont en
lacht daar Wat gaf hij zelf ooit de
Zal een Buysse van de critische genade
eens zoo geweldigen mans afhangen
Moeten dergelijke menschen hem en
honderd anderen bekritieken Kan de
komenijsbaas niet evengoed zijn critische
rechten luchten? Van waar, lief hemeltje
die toon, die ironiekerigheid Is hun
woord niet week als gesopt brood, hun
taal niet stug en voos-riekend als oud
leer ?4
Is het wonder, dat wij niet de eenigen
waren, die een oogenblik gingen twij
felen aan de eerlijkheid en onpartijdig
heid van den criticus Querido? Veel
beter hadde hij gedaan door zich geheel
buiten den twist te houden, als gaande
deze boven hem heen. Thans stelde
Querido zich bloot aan den spot van
iedereen, omdat hij nu zoo ineens zijn
kleinheid, zijn licht-geraaktheid, ^zijn I
ij delheid en gekrenkten hoogmoed Van j
den leelijksten kant liet zien. Parbleu 1
moet iemand worden uitgescholden,
omdat hij het toevallig niet eens is met
de vergoding van 'n ander Moet ie
mands critische waarde worden verkleind,
omdat hij aan eens anders grootheid
durfde twijfelen? Waar zou het in de
wereld naar toe, als die stelling opging
Daarenboven behoeft iemand, die wer
kelijk groot is, niet op zulk een schel-
derigen toon zijn grootheid te verdedi
gen 1 Ware grootheid kan tegen een
stootje en schellinkjes-manieren hebben
zelfverkleining tot gevolg. Jammer daar
om, dat Querido zich tot dien uit
val,' misschien een uitbarsting van zijn
cholerisch temperament, liet verleiden.
Geen betere manier toch dan om zich
zelf in discrediet te brengen.
Hopen wij, dat Is. Querido als
criticus bij voorkeur zich zal wijden aan j
opstellen en studies, zijne groote criti
sche gaven waardig, studies als in zijn
eersten bundel Literatuur en Kunst I,
welke juist om zijn diepen ernst en
breede opvatting, bij groote kunst en
beeldingskracht, aller kennismaking ver
dient.
Hilversum April 'oy.
van
UViV o a -
I 1 1_ __1TU-l 1 PI t f n 3 Q f rtOlf 3 I