ummer 40. Zondag 19 Mei 1907. 30* Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Tweede Blud. dB 80 .KEN Ei SCHRIJVERS, ANTOON TIELEN. MENGELWERK. Van Oude Tjjden. Henri H. van Calker. Uitgktek: Het ij se lijk drama van een Slachtersnek. vu. BmamwKmm 9^mataÊÊuaBÈimÊÊtiBÊÊÊKamKK>BP (li Langsfnialsciic Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 3 maanden f0."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. W A A L W IJ K. Telefoonnummer 38. Advertbntikn 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 3maal ter plaatsing opgegeven, worden 3 waal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. «tjBH.uiiu.'LWLiwmr.'P-""1 1 T .Mn .'«uil uirtw* De wachten waren verdubbeld om elke poging van verlossen of ontsnappen te verijdelen. Om 10 uur 's avonds deed een Engelsch uitenant de ronde met den cipier. Hij deed de deuren open en bestadigde nog eens dat allen er waren. Toen de iuitenant de cel van Prinsloo iad doen openen en het licht des lantaarns )innenviel had de gevangene van aan doening de oogen moeten sluiten. Zachtjes maar verstaanbaar had hij jcmurmeld Heere, zegen degenen die moederliefde, goedheid en menschlievend ïeid in het hart dragen en vergeef alles, leere, ter wille van hen. Door een bruske beweging met den voet stoot de luitenant de waterkruik om van den gevangene. Wat ben ik onhandig! zegt de luitenant ijohn, loop eens gauw om water, want eze man schijnt koortsig en het zou chande wezen zijn lijden nog door dorst te vergrootcn. Ik moet tot achter het gebouw loopen om water, luitenant. Dat is niets, lohn ik zal wel op den gevangene letten. Toen de bewaker weg was /ei Prinsloo met bevende stem Ik ben gelukkig luitenant Clarke, u te kunnen bedanken voor al hetgeen gij voor mij hebt gedaan Door u konden mijn vrouw en mijn arm dochtertje in mijne arme sterven; vandaag nog hebt gij mijn zoontje van den dood gered. Dat is de zaak niet, Prinsloo 1 onder breekt Clarke snel. Gij moet u redden Mij redden Ja voor uw kind!... Gij moet vluchten. Gij weet. dat het onmogelijk is. Neen... ik zal straks terugkeeren.... u helpen. Onmogelijk, luitenant 1 Ik zal de schildwachten verplaatsen... Ik zal.... God zegene en beloonen u luitenant, maar den dood ontvluchten wil ik niet ik wil sterven met mijn medegezellen. Maar uw dood kan hen niet redden. Ik heb het oproer helpen in gang zetten ik wil mij aan mijn lot niet ont trekken. Denk toch aan uw kind 1 Ik denk eraan, luitenantik denk aan mijn armen lieveling. De stem smoorde bijna in tranen. En gij weigert Prinsloo Voor mijn kind luitenant, voor zijn zijn naam, die onbevlekt moet blijven. Ik heb beloofd aan mijn broeders terug te keeren. Gij zijt immers uw woord getrouw geweest. Indien ik vluchtte, luitenant zou ik het breken, want ik bedoelde natuurlijk, dat ik hun lot zou deelen. Laat mij uwe hand kussen, want gij zijt een edel man. Ik ben vader Prinsloo; ik heb een knaap, mijn Freddy, die in Engeland is en die aan uw zoontje gelijkt. Ach 1 ik zou u willen redden, aan uw kind zijn vader behouden, zeg, ja, Prinsloo 1 Neen luitenant, ik kan niet, ik mag niet. Ik wil sterven met mijn broeders. Is dat uw laatste woord, Prinsloo Ja, luitenant. Het is het besluit van een held, maar mijn vaderhart zou er bij bezwijken. De twee mannen drukten elkaar de 1 and. Is er iets, dat ik voor uw kind doen kan Mijn kind Maar Prinsloo kon niet eindigen, daar de cipier binnentrad met de kruik water. Een oogenblik later viel de deur op Prinsloo toe. Zijn laaste nacht had hij slapeloos doorgebracht, denkend aan zijn kind en aan de herkomst van zijn land. Tegen den morgen, als het eerste schemerlicht in zijn eng kamerken binnen- diingt, hoort hij stappen aandreunen. Het oogenblik is daar meent hij. Hij luistert maar tusschen de zware treden hoort hij een lichter, korter getrippel. Zou het De deur wordt geopend en zijn zoontje vliegt in zijn-armen. Hij klemt het kind met vervoering aan ziin borst. VaderkenVaderkenl snikt het eindelijk is het dan toch waar, dat zij u gaan vermoorden Ween niet, mijn zoete jongen Vader moet zijn lief Heintje verlaten, maar hij keert weder naar moeder en naar zusje. O 1 vaderke, kon ik maar met u mede gaan 1 Ik wil ook sterven Neen Heintje, gij moet leven, de Prinsloo's mogen niet uitsterven. Gij moet leven en groot worden. BinneD eenige jaren zijt gij een jongeling, een man. Dan moet ge uw volk ten dienste staan en het uit de slavernij der Engel- schen redden. Zult gij dat Ja, vader. Beloof het mijl De En&elschman en al wat Engelsch is moet eene vijand wezen. Ik beloof het u, vader. Nogthans, kind, gaat hij fluisterend voort, is er één man, een enkele die gij moet liefhebben Luitenant Clarke 1 Ja, gij hebt hem genoemd, Heintje. Hij is mij daareven komen halen om mij te zeggen, dat ik bij u mocht komen, vader. Luitenant Clarke heefi een zoontje, dat uwe jaren heeft en Freddy heet De knaap is in Engeland en het is niet waarschijnlijk, dat gij elkaar ooit ont moeten zult. Doch zoo het toeval wil, dat gij mekaar moet tegenkomen, dat Freddy Clarke u dan een broeder weze, wees braaf, trouw en eerlijk, Heintje schat de deugd hooger dan het leven, VII. Leo Balet, Hofje van Rozen. F. H. J. BEKKER. Amsterdam. Eenigen tijd geleden kwam op onze schrijftafel een boekje, klein van om vang, nauwelijks zestig bladzijden druks, maar van zóó groote innerlijke waarde, dat wij ons schamen, nog niet vroeger de aandacht van het lezend publiek op dat boekje te hebben gevestigd. Wij bedoelen het Hofjt van Rozen door Leo Balet, als vertaling van den Hortulus Rosarum door Thomas van Kem pen. Gedurende de laatste jaren viel er in onze literatuur een allermerkwaardigst verschijnsel waar te nemen, waarvan ook de uitgave van dit Hofje van Rozen een bewijs is. Ontstond met de beweging van '80 in onze literatuur, naar het voorbeeld der Fransche, eene sterke neiging tot het realisme en naturalisme, allengs verminderde die neiging, zoodat op het oogenblik, wat Q u e r i d o ook moge beweren, de realistische literatuur in ons land lang niet meer de oveihand heeft. Veeleer ging men een anderen kant uit en helde over tot het meer spiritueele, tot een zeker mysticisme, waardoor o a. de Scandinavische litera tuur in ons land zoozeer mode werd. Hóóger dan realisme of naturalisme voe ren kon, wilde men. De menschelijke geest zocht bevrediging voor zijne meer geestelijke neigingen en meende deze gevonden te hebben in een vaag mysti cisme, een mystiek gedroom over on begrepen werelden en geheimzinnigheden. Theosofie en spiritisme kregen vele aanhangers, als oorzakelijk gevolg van een vroeger zich geheel overgeven aan materialistische neigingen, die den mensch echter geen bevrediging konden geven. Deze ommekeer in de geesten der menschen vond natuurlijk op de eerste plaats zijn terugslag in de litera tuur en het is zeer juist, wat Fr? ns E r e n s in zijn voorwoord tot de verta ling der Prigioni van Silvio Pellico zegt »Het ia een merkwaardig feit, dat er omtrent 1880 in Nederland niet alléén, maar in veel andere landen van Europa, eene hernieuwing van het litteraire voelen en denken heeft plaatsgegrepen, waarbij ten slotte de naturalistische richting werd teruggedrongen en eene meer spiritua listische zich baan brak-4 Wij noemden dit een merkwaardig verschijnsel, doch voegen er aanstonds aan toe, dat het tevens een verblijdend verschijnsel is, niet in zooverre die meer spiritualistische richting voedsel gaf aan een valsch mysticisme en ijdel gedroom, of dwaalleeringen als theosofie en spiri tisme bevorderde, maar hierom verblij dend, dat zij vele harten ontvankelijk maakte voor een spiritueele literatuur soort, welke tot dan vrijwel niet beoefend werd. Dat b.v. een boekje als het Hofje van Rozen dankbaar zal worden aan vaard, is een gevolg der meer spiritualis tische richting, welke ook onze literatuur gelukkig genomen heeft. Frans Erens gaf in zijn Belijde nissen een meesterlijke vertaling der Con- fe-ssiones van Augustinnsbracht onlangs uit het Italiaansch in het Hollandsch over de Prigioni van SilvioPellicos waarover wij een afzonderlijk artikel ho pen te schrijven, en is thans bezig aan de vertaling der Imitatio Christi van Tho mas van Kempen.. Ditzelfde werk vertaalt Willem K 1 o o s voor de Wereldbibliotheek. Binn-nkort zal de firma Van Langenhuijsen te Amster dam eene vertaling aanbieden der Fio- retti van Franciscus vanAssisië, terwijl het Hofje van Rozen door Leo Balet de jongste uitgave is op het gebied der meer spiritualistische lite- en houd boven alles van uw taal en van uw stam. De afrikaanders zullen niet blijven in de Kaap, zij zullen trekken hooger op, de Oranjerivier over en het zal goed wezen. Daar Heintje zal onze stam een nieuw vaderland oprichten, vrij en on afhankelijk. God geve, dat gij het nog zien moogt. (Slot volgt.) II. De Pinkoteiblóem. 't Was in den jare 1450 't Vorstelijk Haagje was nog niet eens 'n stad, toch had' 't reeds meer prinselijke en vorste lijke personen geherbergd dan de oude stede Amsterdam, die toen reeds 'n be langrijke handelsstad was, wedijverende met Brugge en Antwerpen om den voor rang in het Hanze-verbond. De koesterende Meizon bescheen met gouden g'oed 't trotsche Hofgebouw en diens naasten omgeving, destijds de Hage uitmakende. Nog prijkten op enkele daken de takjes, welke de jongelingen den eersten Mei op de woningen hunner vrijsters hadden gestoken, als bewijs, dat zij met deze eerstdaags in 't huwe lijk zouden treden. Dat 't geen dorre takjes zijn geweest, kunnen we nog we! zien aan de blaadjes, die er thans echter wel verflenst bij hangen. Als men weet, dat dorre takken, of stroopoppen hatelijkheden waren«%voor spijkjedeernen, ongevraagde maagden of oude vrijsters, dan begrijpt men zeer goed, dat deze gevreesde eerste-Mei- bespottingen al heel spoedig door de betrokkenen waren weggenomen. Doch 't is nu niet de tijd, om de oogen naar boven te richten, maar wel om ze over de volle straten van het oude stadsgedeelte te laten gaan, waar we thans een van die kleurige uitingen van het oude volksleven aanschouwen. 't Is n.l Pinksteren en 'n zeer mooie Pinksteren, met jeugdig frisch Meigroen ratuur. Eerlang zal door denzelfden ver taler het Sohloquium Animae of de Al leenspraak der ziel eveneens van Tho mas van Kempen, worden uitgege ven. Weinigen zullen ooit gehoord hebben van den Hortulus Rosarum door Thomas van Kempen en eene Hollandsche ver taling ervan was ons zelf niet bekend. Is het boekje dan van zóó weinig be- teekenis, dat het nimmer de moeite der vertaling werd waard geacht Wij kun nen hierop slechts beslist ontkennend antwoorden en wijten het onbekend zijn van dit zuivere boekske alléén aan een moeilijk te vergoelijken onverschilligheid of een niet begrijpen der sublieme schoonheid ervan. Is de Navolging van Christus door ThomasvanKempen terecht wereldberoemd gewoiden, het Hofje van Rozen van denzelfden schrijver verloochent den meester van het eerste niet. Hoe simpel, hoe naïef dikwijls, maar immer in welk een zuiveren en helderen stijl staan in dat Hofje van Rozen de grootste levenswaarheden ge schreven. Wat een lessen van levens wijsheid heeft Thomas van Kempen in dat boekske neergelegd, Al dezer ro zen geur is zwaar van voldragenheid en riekt naar hemelsche begenadiging. Wat gezonde kern, wat smakelijke pit om sluiten die zoo eenvoudig-schijnende woorden 1 Salomon wordt altijd gepre zen om zijn wijsheid, maar vromer en vroeder en bevattelijker zijn de spreu ken van Thomas. Hoor hem Die echter zich onthoudt van het ge oorloofde, is veiliger voor het ongeoor loofde. Die een hon-1 zijn tong uitrukt, zal voor een beet niet beducht zijn en die het stilzwijgen streng bewaart, met zijn lippen zal hij niet zondigen. Een goed woord, is geneugte'ik om te horen een hard ontstelt onze vriend en 'n goudschijn tooverende zonne, die 't houtrijke Haagje in z'n prachtigsten lentedos tooit. De oude, smalle straten zijn vol van menschen in behaaglijk wandelbeweeg en vroohjk Pinkstervertier. Ziet, daar komt juist om den hoek dier straat een kleurrijker stoet. Pink sterliederen zingende, schreidt daar 'n maagdenrij voort, allen in 't wit gekleed, en omstuwende 'n berrie, gedragen door vier jonge dochters en waarop 'n andere jonge vrijster, die allerzonderlingst en toch niet onartistiek is uitgedost. De boven allen uitstekende schoonheid is omhangen met wel twintig zilveren tuigen tien zilveren bellen, drie teugel- tassen en vijf en twintig barnsteenen en bloedkoralen kettingen. In de rechter hand heeft zij 'n zilveren kommetje, ter wijl de linker 'n zilveren fluitbel draagt, waarop zij fluit, als door de lieve collec tanten de giften der omstaanders worden ingezameld, 't Is te begrijpen, dat deze moeilijk weerstand kunnen bieden aan die lieve vraagsters, zoodat de bakjes aardig vol geldstukjes komen, alles ter eere van de Pinksterbloemde op de berrie-staande schoonheid geofferd. Die ommegang van >jonge Dochters» is 't al oude gebruik van »Pinkster-bloe- men«, nog voortlevende op sommige plaatsen ten plattenlande, waar we vaak de jeugd zien rondtrekken, in haar mid den meevoerende 'n met bloemen om hangen »meiske4. En vragen we naar den oorsprong van dit aloude volks gebruik, dat helaas vaak niet al te ordelijk toeging, vooral als de jonge vrijsters4 in gezelschap raakten van »jonge vrijers4 dan moet hier weer teruggegaan worden naar 'n heidensche Flora. Het met bloemen versieren, het in 't wit kleeden, het rond dragen onder het zingen van, eerst geestelijke, daarna wereldlijke liedeien, is niet anders dan een telg van 't heidensche Florafeest tot 'n christelijke Pinksterbloem gewijd. een ijdel doet verloren gaan de verdien ste van onzen tijd. Een pure waarheid is een aangenaam woord, Een subtiel woord is voor kinderkens schadelik, een vleiend vaak bediiegt. Onwaarheid spreken is vrede breken die er naar luistert, ergenis ontkomt hij niet Een rechter omzichtig is alle lof waar dig Een sluwe met woorden misleidt de op hem vertrouwenden daarom zal hij weinigen hebben tot vrienden. Die wel doet, zal zich weigedragen. Meer schadelik is de vleiende lofprij zing van een dwaas, dan de harde be risping van een eerlike. De machtigste triomf voor een man, is overwinnen wat verlustigt, aandurven wat afschrikt, dulden in zachtheid, wat in hevigh.id pijnt. Een nederige en zachtmoedige maakt zich geliefd bij allen. Hij is sterk in kracht, die sterk v\ eer- staat zijn gebreken. Een iegelik is zichzelf genoegzaam tot last. Een openbare beschaming, is dikwijls het sterven der ijdele glorie. Een lauwe des ochtends, zal zelden vurig worden des avonds. Een iegelik is voor een ander, of een geurende roos of een stekende doorn.4 Met deze citaten deden wij slechts eenige grepen uit den rijken schat van lessen, waarmede allen hun voordeel kunnen doen, die nog den drang in zich gevoelen, nu en dan in zich zeiven te keeren om niet louter aan de uiterlijk heid te blijven hangen. Het is daarom vooral in dezen tijd van materialisme en miskenning van al het hoogere, een zoo verblijdend verschijnsel, dat werkjes als het Hofje van Rozen meer en meer ge lezen worden. Dit wijst op eene weldadige reactie tegenover d« stofver- goding, waartoe men langzamerhand verzonken was. Leo Balet deed der halve een goed werk door de vertaling van den Hortulus Rosarum op zich te nemen, te verdienstelijker nog, naarmate hij zich met algeheele toewijding aan zijne taak gaf, waardoor zijne vertaling ook in literair opzicht eene goedgeslaag de is geworden. Uit de enkele citaten zal de lezer reeds bemerkt hebben, dat de vertaling niet in gewoon doch in rhytmisch proza gegeven is. Leo B al e t deed zulks, om het rhytme van het oorspronkelijke zooveel mogelijk te behouden. Zóó te vertalen brengt zijne eigenaardige moei lijkheden mede. Licht vervalt men, door bij de juiste beteekenis tevens het rhytme van het oorspronkelijke te willen benaderen, tot stroefheid, ge wrongenheid of duisterheid. Ofschoon niet overal, bepaald wat de gewron genheid betreft, wist Leo Balet toch over het algemeen de grootste moei lijkheden van zóó kunstrijk vertalen schitterend te overwinnen en mogen wij hem gclukwenschen met dit succes Het Hollandsche boekje heeft nu, door de groote zorg eraan besteed, dat niet-te- omschrijven-bekoorlijke van het naïve en zangerige Latijn behouden, wat Tho masvan Kempen zoozeer kenmerkt. Moge dit Hofje van Rozen dan zijn beschoren een riik-gez-gende bloei en dat velen, zeer velen zich verkwikken aan de frissche welriekende geuren, die uit dit rozenhofje opstijgen Hilversum Mei '07. (1) Wij geren de citaten in de Kollewijnsche spelling, zooals deze door den vertaler ge volgd werd, daar wij, in afwijking van som mige andere bladen, ons niet gerechtigd ach ten, de oorspronkelijkgebezigde spelling, eigenmachtig, in eene andere om te zetten. Te meer geldt dit, voor de Kollewijnsche spelling, waarvan wij, ofschoon selt ze niet volgend, toch niet gaarne het bestaansrecht zonden ontkennen. v. C.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1907 | | pagina 5