Rummer 44. Zondag 2 Juni L907. 3<X Jaargang. Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. Ibekendmakin^ QVEH BOEKEN EN SCHRIJVERS, ANTOON TIELEI, Dit nummer bestaat uit DRIE Bladen Flesschentrekkerij en hoe haar te ontloopen. vin. di Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per S maanden fO."5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieveningezonden stukkengelden enz., franco te zenden aan oen Uitgever. TJ I T G E V E R WAALWIJK. Telefoonnummer 38. Advertentiën 1—7 regels f 0.60 daarboven 8 ceiit per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven, worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel. Bekend is, dat flesschentrekkerij een vorm van bedrog is, die tegenwooidig de mazen van het net groot genoeg vindt, om er doorheen te vliegen. Menig een, die de dupe der heeren geworden is, heeft tot zijne schade moeten bemer ken, dat hij langs den weg van rechten weinig tegen ze uit kou halen. De flesschentrekker toch trekt partij van de zucht der kooplieden om te ver- koopen, zij 't ook op crediet. Want van crediet moet de flesschentrekker het hebben. Geld bij de visch is zijn krach niet. Uitstel van betaling maakt hij tot afstel, want is de betalingstermijn daar, zoo is de vogel meestal gevlogen, en de handelaar fluit naar zijn geld. Waarom, is men dan ook geneigd te vragen, krijgt de flesschentrekker nog zoo gemakkelijk crediet De oorzaak hiervan is helaas de kwaal, waaraan de winkelstand onzer dagen lijdtvrees voor de onderlinge concur rentie dwingt den winkelier, zaken te doen en gemakkelijke betalingsconditiën toe te staan ook aan lieden, welke hij geen oortje vertrouwt. >Het mocht eens een soliede kooper zijn," dus denkt hij, >er is toch een kans, zij 't niet meer dan 1 tegen 1000." En om dat 1/1000 kans van voordeel niet te verspelen, om niet het 1/1000 risico te loopen, dat zijn concurrent den slag slaat in plaats van hij zelf, doet de koopman gekheden. Het is geen heugelijk verschijnsel. Integendeel, men moet net zeer betreuren, dat een zelfstan dige, eigenmachtige koopmansstand door de vervorming der maatschappij zoozeer in de klem is geraakt. Doch met zoc'n klacht is het euvel niet verholpen. Het meest afdoende middel hiertoe, grootere gereserveerdheid van de zijde der ver- koopers, kan eerst op den langen duur, door aaneensluiting en organisatie, door onderlinge vaststelling van usances, wor den aangewend. Een tweede middel, dat eerder voor de hand ligt, is verscherping der straf wetgeving. Menigeen doet, alsof daarvan alles te wachten is. Doch ook dit middel heeft zijne groote bezwaren, die, al zijn zij niet onoverkomelijk, toch ernstig in oogenschouw dienen te worden genomen. Immers waarin bestaat de misdadige handeling van den flesschentrekker Dat hij zaken koopt, wetende ze niet te kunnen betalen, maar voorts, met het opzet ze met winst van de hand te zetten, of er stelselmatig voordeel van te genieten. De man uit den kleinen bur gerstand, wien het slecht gaat in de wereld, en die, om toch te leven met zijn gezin, bij enkele winkeliers schulden voor levensmiddelen maakt, welke hij eer lang blijkt niet te kunnen voldoen, handelt wel verkeerd, heeft geen aan spraak op bescherming door hetformeele recht, doch een misdadiger, een gauw dief, een flesschentrekker, zal hem nie mand noemen. Wanneer echter een lui en verlocpen sujet met vrouw en kinderen een vrij degelijk leventje gaat leiden, zonder ergens een cent te betalen, en hij verandert steeds van woonplaats, om overal hetzelfde kunstje aan te wenden, dan is dat wèl een flesschentrekker. Ot als iemand rijwielen, meubelen, sieraden enz. op crediet koopt, met de zekerheid, den prijs nooit te zullen kunnen voldoen, terwijl hij de voorwerpen op zijn beurt weer verkoopt en 't bedrag ten zijnen bate aanwendt, ja, dan is zoo iemand ook flesschentrekker. Doch de jonge man, die voor zijn meisje een mooi cadeau koopt en haar dit geeft maar als de be talingstermijn daar is, niet kan voldoen, zal weer door niemand in ernst »fles- schentrekker" genoemd worden Behalve misschien door den koopman die er het loodje bij inschiet. Maar dien is zijn boosheid dan ook vergund, een kalmer geest echter ziet dezaak anders aan. Dit leert, dat flesschentrekkerij niet zoozeer door een handelingals wel door eene gezindheid wordt gekenmerkt. En nu zal het steeds moeilijk blijven men- schen strafbaar stellen op grond van hunne gezindheid. Inquisitie. Immers het is moeilijk, een zoodanige oneerlijke gezindheid te bewijzen, en indien ai de rechter op grond van vermoedens het bewijs aanneemt, wordt 't gevaar zeer groot, dat ook onschuldigen, ongeluk- kigen, door de strafwet getroffen wor den. Wie nu zou lieden, zooals wij boven beschre ven, nog in de gevangenis willen zien gezet bovendien. En nog steeds geldt de waarheid, dat 't beter is, tien schuldigen te laten loopen dan één onschuldige te straffen. Is het ook eigenlijk niet ridicuul, lieden die onbetaalde schulden hebben, zij mogen dan flesschentrekkers zijn of niet, te brengen op de eenige plaats waar 't hun onmogelijk is, geld te verdienen, om zich van hunne verplichtingen te kwijten de gevangenis hun te ontnemen het eenige middel, dat hen kan helpen iets te verdienen de vrijheid Mogelijk dat nog eens eerlang in het strafstelsel meer doorbreekt de moderne gedachte van »tewerkstelling ten bate van den door 't misdrijf benadeelde". In dit geval zouden wij een krachtiger ingrijpen te gen wanbetalers, waaronder flesschentrek kers in de eerste plaats, hartelijk aan prijzen. Nu zien wij tot eene voldoende regeling vele bezwaren. En daarbij moet men ook steeds bedenken, dat strafbe palingen wel veel lijken, maar niet immer veel uithalen I Dit is nu langzamerhand een algemeen erkende waarheid gewor den. Liever geven wij daarom eenige prac- tische wenken voor belanghebbenden, teneinde hen zooveel mogelijk te vrijwa ren voor de streken der flesschentrekkers. Iemand die over een voorwerp, hetwelk niet zijn eigendom is, doch dat wel onder hem berust, eigenmachtig beschikt, maakt zich schuldig aan verduistering. Zoolang dus een verkochte zaak niet rechtskrachtig is geleverd, mag de kooper haar niet verder verkoopen of, zonder twijfel is hij strafbaar. Wanneer dus een verkooper het gekochte voorwerp wel aan den kooper overdoet, doch hij ver mijdt de formaliteiten, waarmede anders het leveren gepaard gaatovergifte van een factuur of rekening, schriftelijke be vestiging van den koop, reserveert hij daardoor zijn recht op krachtige wijze. Ja, zelfs kan men nog beter doen, en op kennelijke wijze het voorbehoud van recht uitdrukken. Bijv. door een ge drukte verklaring af te geven, waarin vermeld wordt, dat de levering eerst zal geacht worden plaats te grijpen na de betaling; ot door zulks uitdrukkelijk mondeling, tegenover den kooper, in te genwoordigheid van getuigen, te stipu- leeren. Ook een brief, waarvan men copie houdt, en die in zakelijke termen vermeldt, dat de betaling eerst na zekeren termijn behoeft te geschieden, doch dat ook eerst op dat tijdstip de zaak eigendom van den kooper zal wor den, kan in dit geval voorzien. Men behoeft toch niet te vreezen, hierdoor de koopers, de werkelijke serieuze koopers, af te schrikken. Immers de woorden zijn gemakkelijk zoo te kiezen, dat geen mensch er aanstoot aan kan nemen. Bijv. Severing eerst na betaling". Verkoopt nu de kooper de zaak ten eigen bate aleer hij betaald heeft, dan maakt hij zich schuldig aan het verduis teren van een hem toevertrouwde zaak. En de flesschentrekkers, die slim genoeg zullen zijn om het fijne van de zaak te begrijpen, zullen meer op hunne tellen passen, hetgeen steeds slechts ten voor- deele van den koopman kan uitkomen. Deze moet dan echter ook zorgen, nauw keurig de puntjes op de i s te zetten. Hij wake er bijv. tegen, niet aan den eenen kant te zeggen»deze zaak zal slechts in uw eigendom overgaan, in dien gij betaalt," en aan den anderen kant reeds bij de overdracht een factuur af te geven, welke document immers eene levering doet veronderstellen. Een dergelijke handelwijze geeft den fles schentrekker, justitieel vervolgd, een krachtig verweer, gelijk blijkens couran tenberichten onlangs een Amsterdamsch winkelier in eene door hem aanhangig gemaakte strafzaak moest ervaren. Talrijk zijn echter ook de gevallen, waarin de verkooper ontwijfelbaar suc ces had van zijne voorzichtigheid. Een koopman, die verkocht onder uitdrukke lijk beding van contante betaling en den verkooper de goederen aUeenliet opladen in de verwachting vóór de wegvoering te krijgen, zag dien kooper veroordeelen toen deze desondanks de waren had weggevoerd (Hof Amsterdam, 7 Januari 1890). Een verkooper van een koe, die op de veemarkt te Leiden handslag wisselde met den kooper, kon den kooper, die zich zonder betaling met de koe had verwij derd, eveneens veroordeeld krijgen (Recht bank 's Gravenhage, 30 Juli 1901). Im mers werd aangenomen, dat den kooper bekend kon zijn te hebben gekocht op de conditie Severing eerst na betaling". Een winkelier, die de toonbank post zegels had verkocht, waarmede de koo per zich vervolgens door een slinkschen streek zonder betaling verwijderde, mocht het genoegen smaken dien kooper even eens te zien veroordeelen op grond van ^beschikking over nog niet geleverde waren". (Hof Den Haag, 24 Juni 1893) Omgekeerd werd indertijd door de rechtbank van Alkmaar een persoon buiten vervolging gesteld, die zonder te betalen goederen had medegenomen, welke hem als gekocht waren overhan digd, zonder eenig voorbehoud. Deze voorbeelden zijn duidelijk ge noeg. Of de koop a contant of op crediet geschiedt, doet minder ter zake, mits slechts de verkooper zorge, zijne woor den wel te kiezen, en een voorbehoud voor den eigendomsovergang maakt. Wij erkennen gaarne, dat dooi het opvolgen van deze wenken niet in alle gevallen baat kan worden getrokken, en dat zij niet altijd kunnen worden toege past. Doch vaak zullen zij van nut kunnen zijn. SAMUEL GOUDSMIT, Dievenschool. Van Holkema en Warendorf, Amsterdam. Moos, een arme provincie-jongen, kreeg als negentienjarige knaap eene betrekking in een slagerswinkel te Am sterdam. Z'n ouders waren overleden, z'n broers bekommerden zich niet om hem en eenzaam stond hij op de wijde we reld. Thuis was altijd armoe geweest en werd Moos door broers en vader, fami lie en kennissen bespot en geminacht, omdat hij zoo heel anders was dan de anderen, omdat Moos walgde van het sjacherleven zijner familie. Teer van aan leg en van een droomerige natuur, dwaalde Moos het liefst door de wijde velden, in groote eenzaamheid. Daar ging zijn hart open en juichte het in 'm, tot hij opnieuw de ellende zag in de ouderlijke woning en Moos zijn gewone teruggetrokkenheid herkreeg. Na^ den dood zijner ouders ging hij naar Am sterdam, in betrekking bij een slager. Ruwe, hartelooze kerel, die z'n huif ge zin verwaarloosde en zijn genoegen zocht, waar hij het niet mocht vinden. Moos is vol ijver, werkt hard, maar verdient heel weinig. Vrienden houden 'm voor den gek, bespotten z'n eerlijkheid. Langza merhand vergrooft het fijnere gevoel in Moos, hij wil óók genieten, ziet de armoe wreeder en wreeder vóór zich staan grijnzen en houdt 'n kwartje van de reke ning af. De baas bemerkt het niet. Moos wordt vrijer, de hebzucht sterker, Moqs steelt dikwijls, steelt meer, tot de baas het ontdekt en Moos het ergste vreest. De baas heeft echter medelijden, Moos belooft beterschap en behoudt zijn baantje. Dit is in weinige woorden de hoofd inhoud van Samuel Goudsmit's 225 bladzijden-groote »Dievenschool.« Samuel Goudsmit, een van de jongsten onder de jongere Noord-Ne- derlandsche schrijvers, volgt op zijn literaire loopbaan de realistische richting en geeft daarvan voldoende bewijs in het nu te bespreken boek. Jammer voor den schrijver kunnen wij hem niet ge- lukwenschen met zijn debuut. Er ont breekt nog te veel aan zijn werk om kunst in haar hoogsten vorm te kunnen zijn. Wij beweren hierdoor niet, dat re alistische kunst per se inferieur aan welke andere literatuur-soort zal zijn. Voor ons zijn alle literatuur-vormen ge lijk, mits deze alle hun oorsprong nemen in en rechtstreeks vloeien uit het diep- innerlijk gevoel, dat alléén basis aller kunst zijn kan. Dit kunst-vormende ge voel nu laait niet door de bladzijden van Goudsmit's Dievenschool. Goudsmit beschrijft wel realistisch, d. i. de werke lijkheid teekenend zooals ze is, maar hij weet die werkelijkheid niet immer te bezielen door den levenwekkenden adem van zijn gevoel, en daardoor werd de weergave van het geziene fotografie en geen schilderij. Het »tempérament« waarvan Zola sprak, ontbreekt hem en zoo werd zijn boek geen emotievol kunstwerk, maar een dikwijls knap-ge- schreven relaas van geziene werkelijkheid. Van Nouhuijs schreef terecht in de jong ste aflevering van Groot-Nederland, dat telkens als een realist iets maakt van kunst, de verbeelding daarin ruimschoats haar werk heeft verricht. Dit wat Die venschool in het algemeen betreft. Grover fout beging Goudsmit in de psychologische uitbeelding van zijn hoofd persoon. »Dievenschool« noemt de schrij ver zijn boek, daarmede beduidend, dat Moos, de arme slagersjongen, in zulke omstandigheden verkeerde, dat hij als 't vare tot diefstal vervallen moest, nood wendig zich vergrijpen zou aan het geld van den baas of van anderen. Door niets of slechts heel weinig echter, rechtvaar digt Goudsmit dezen opzet, uit den titel Dievenschool blijkend. Alleen op het laatst, wanneer Moos in aanraking komt met andere slagersjongens, die allen gappen, wordt eenigszins aannemelijk gemaakt dat ook Moos ging stelen. Op geen enkele andere plaats in het boek blijkt, dat Moos in een dievenschool is verzeild geraakt. Integendeel, Moos, eerst geschilderd als een zeer gevoelige na tuur, zelfs wat al te sentimenteel, toeft veel liever bij de vrouw van den slager en het kindje, waarmede hij zoo guitig spelen kan, dan dat hij in nachtkroegen of sloppen zijn verzet gaat zoeken- Door niets maakt Goudsmit dan ook aannemelijk het later veelvuldig uitgaan van Moos en daarin zit de groote psycho logische fout van Dievenschool. Het boek had: alles anders kunnen heeten, maar de naam «Dievenschool» is mis plaatst. Ver over de helft van den roman voelt men eerst dat Moos later zal steien gaan. Wij gelooven, dat Goudsmit, toen hij begon te schrijven, nog niet scherp-omlijnd de heele figuur van Moos vóór zich zag en daardoor meer dan eens afdwaalde in veel te uitvoerige bijkomstigheden, die, hoewel niet zelden verdienstelijk geschreven toch niet medewerken tot de eenheid van den roman en de aandacht veel te veel afleiden van het vooropgezette doel, den lezer door den titel gesuggereerd. Sterker zelfs. Bladzijden en bladzijden wijdt Goudsmit aan de beschrijving van Moos' jeugd en later nogmaals aan de warme gelegenheid, welke Moos koestert voor de echtgenoote van den slager, zoodat men er ten slotte niet meer aan denkt, dat Moos volgens den titel nog wel eens dief zal worden, maar veeleer de ver wikkeling zoekt in de verhouding van Moos tot de slagersvrouw, welke ver houding echter op onverklaarbare wijze doodbloedt. Ook is het karakter van Moos veel te teer geteekend en werd dit, ondanks alle realistische neigingen van Samuel Goudsmit, meer fantasie dan werkelijk heid. Zonder tot bijzonderheden af te dalen, vinden wij het wel wat kras, dat Moos, die reeds meermalen de slacht partijen op groote schaal in het abattoir te Amsterdam bijwoonde, op zekeren keer 'n makker te lijf gaat, omdat deze een kalf wreeder pijnigde dan Moos vond dat noodig was. Ziet, wij kunnen ons voorstellen, dat 'n warme-stoof-juf het zich vreeselijk zou aantrekken als men 'r poessie met een steen doodgooide, maar bij een slagersjongen veronder stellen we zulk een teergevoeligheid heusch niet 1 Door het karakter van Moos zóo te schilderen, ontkwam Goudsmit niet aan een tweede psychologische fout nl. het onverklaarbaar doen blijven van de vergroving van dat zelfde teere karakter, zóózeer zelfs dat Moos in allerlei obscure gelegenheden bevrediging zocht voor zrjne verkeerde neigingen en driften. Het zedelijk verval van den eens zoo hoogstaanden, boven allen uitmuntenden Moos heeft Goudsmit niet logisch ver klaard. De lezer vindt dat alles onaan nemelijk, omdat de noodwendigheid der feiten niet in 't licht wordt gesteld. In hoofdzaak achten wij Dievenschool mislukt, echter niet in sommige onder deden. Samuel Goudsmit moge nog niet sterk zijn in het psychologisch uitbeelden, hij moge nog niet beschikken over grooten woorden-rijkdom en helaas valschelijk meenen, dat realisme voor een groot gedeelte bestaan zou in platte uitdrukkingen en triviale gezegden, van den anderen kant heeft hij toch getoond, heel raak en fijn te kunnen schilderen, terwijl de gesprekken, over het algemeen los en natuurlijk zijn. Heel mooi is de Barmitswoh, of kerkelijke aanneming van Moos in de synagoge, geteekend, vol rake trekjes en levendige tooneeltjes. Scherp omlijnd werd de armoedige be grafenis van Moos' vader, terwijl breeder en krachtiger is gepenseeld het woelige en bloederige reuzenbedrijf in het Amsterdamsche abattoir, met sterk dramatisch effect, waardoor Samuel G o u d s m i t reeds du getoond heeft, als realistisch schrijver eenmaal iets te kunnen beteekenen. Hij verdiepe zich echter meer in de psychologie zijner personen en late zich niet afleiden door niets ter zake dienende bijzonderheden, die hem het hoofddoel doen vergeten. Hadde Goud s m i t dit reeds bij het schrijven van Dieven school betracht, dan zou ons algemeen oordeel over dezen eersteling wellicht gunstiger geluid hebben HENRI H. van CALKER. Hilversum, Mei '07. jrearerTOrBrgraffCV^^ Waalwpsclie en Langstraatsche Courant Burgemeester eu Wethouders der gemeente Waalwijk brengen ter openbare kennis, dat bij hun besluit ran den 21 Mei 1907 aan A. W. H. C. F. Reijgors en zijne rechtverkrijgenden voor waardelijk vergunning is verleend tot het oprichten van een inrichting tot het vervaaardigen y»d chemische praeparaten. met namekleur stoffen, kleefmiddelen en appreturen. Waalwijk, 21 Mei 1907. K. DE VAN DER SCHÜEREN. de Secretaris, F. W. VAN LIEMPT.

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1907 | | pagina 1