N iimmer 93.
Zondag 24 November L907.
30* J aai gang.
i
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
DE
ASTOONTIELEN
Dit nummer bestaat
uit DRIE Bladen
BEKENDMAKING
LANDBOUW.
FEUILLETON.
U I T GEVER:
Naar de weide.
H.
1
Waalwijksdic en
Courant,
Dit Blad verse! ijnt Woensdag- en Zaterdagavond.
Abonnementsprijs per 3 maanden f0.~5.
Fran<o per post door het geheele rijk f 0.90.
Brieven, ingezonden stuiken, gelden enz., franco te zenden
Uitgever.
aan
den
WAALWIJK. Telefoonnummer 38.
Advertbntiën 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel, groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciele zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
HU——fi'lüW'"!*-l.—HHM!. •■vmw
Grondbelasting.
De Burgemeester der gemeente Waalwijk
maakt bekend, dat hij ter Secretarie dezer
emeente, gedurende 30 dagen, ter inzage van
jelanghebl enden heeft redergelegd, eene op
gave van uitkomsten bedoeld in de artt. 15,
23 en 43 der wet op de grondbelasting.
De verzoekschriften om hermeting of her
ichatting op kosten van ongelijk, die om ver
nietiging van schattingen, welke geacht wor
den in strijd met de wet te zijn verricht, de
bezwaarschriften tegen ambtshalve verbeterin
gen van misstelling in de belastbare opbrengst,
en van onjuiste metingen eu berekenigtn,
loomede de bezwaarschriften omti ent de onder
werpen, bedoeld in art. 43 der wet, behooron
luidens de artt. 16 No. 1, 19 No. 2.23 derde
lid en 44, bij Gedeputeerde Slaten dezer Pro-
rincie te worden ingediend, binnen dertig
dagen na de dagteekening dezer bekendma
Waalwijk 16 November 1907
De Burgemeester voornoemd
Th. de Surmont de Bas Smeklb-
NA INSPECTIE.
Burgemeester en Wethouders der ge
meente Waalwijk, ingevolge aanschrij
ving van den Heer Commissaris der
Koningin in Noord-Brabant dd. 11 No
vember 1907, A. No. 24, roepen bij deze
op den milicien-verlofganger der lich
ting 1903 C. VAN DER WENSCH (2e
leg. Vest. Artom op Maandag 25 No
vember a.s. des voormiddags ten 11 uur,
aanwezig te zijn ten Gemeentehuize te
's Hertogenbosch tot het ondergaan van
het jaarlijksch onderzoek (inspectie).
Nog wordt de verlofganger uitdruk-
celfjk opmerkzaam gemaakt, dat het niet
ontvangen eener bijzondere kennisgeving
ïem niet ontheft van zijne verplichting
tot deelneming aan het onderzoek, maar
dat deze openbare kennisgeving eenig
en alleen als bewijs geldt, dat hij behoor
lijk is opgeroepen.
Waalwijk, 13 November 1907.
Burgemeester en Wethouders voornoemd
Th. de Surmont de Bas Smeele
De Secretaris,
F. W. van Liempt.
II.
Het Belgische stelsel, dat ook in
Frankrijk en Italië wordt gevolgd, be
staat hierin, dat de Staat een bijslag
verleent aan hen, die een premie betalen,
om zich een lijfrente te verzekeren.
Men noemt dit systeem ook wel kort
weg het individualistische. Hoewel dit
niet geheel juist is, mag men toch dien
naam wel eenigszins in overeenstemming
noemen met den aard van dit stelsel.
't Is toch 't systeem van vrije verze
kering. De hier gevolgde gang is, dat
de Staat een lijfrentebank opricht, dus
iets dergelijks, wat de Prov. Gr. Crt. wil.
Daarnaast moedigt de Staatswetgever
het «sparen van lijfrente" aan door
reclame en staatspremies. welke in België
sedert 1905 tot een bedrag van 15
rnillioen francs gegeven worden. In dit
stelsel is echter ook gerekend met hen,
die meer dan f 1000 per jaar aan ar
beidsloon verdienen. Genoemde premies
worden toch ook aan hen gegeven die
minder dan 50 a 80 francs in Rijks-
directe belastingen betalen. Hoewel dit
systeem nog niet oud is, zoo wordt het
toch geroemd, omdat het een krachtige
aansporing bevat van het particulier
initiatief. Ieder, die volgens dit stelsel
tot ouderdomsrente komt, heeft deze op
de eerste plaats aan zich zelve te dan
ken. Dat is een niet te ontkennen ver
dienste, doch daar staat tegenover, dat
dit stelsel, hoe mooi in theorie ook,
toch niet daartoe leidt, waartoe het
moet komen, n.J. het bezorgen van een
betrekkelijk onbezorgden ouderdom aan
oude werkers, die alleen van hun arbeid
leven.
Bovendien komt er nog dit nadeel
bij, dat dit verzekeringsstelsel meer den
kleinen middenstand en den beter be
loonden werkman dan den minstver-
dienende ten goede komt.
Hoe dit nu echter verder zij, in Bel
gie schijnt dit stelsel heel goed te
werken, ofschoon ook daar geklaagd
wordt, dat de minst verdienende werk
lieden er niet mede gebaat worden, daar
zij, niets hebbend, ook niets kunnen
besparen en zich dus ook geen lijfrente
kunnen koopen.
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN".
9)
IV.
Daar gij zooveel van Wallhorst weet, zeg
mij dan eens of daar nog jongelieden zijn.
Mijne moeder weet het niet daar mijn oom in
zijne brieven nooit iets daarvan geschreven
heeft.
Lady Grensville zelve ia nog joDg
sprak Smith, maar ik geloof niet dat gij aan
haar een goede gezellin zult hebben want zij
ii zeer bescheiden. Dan hebt ge daar Eslie
Liddon en haar broeder Arnold, die een levendig
karakter hebben.
Gy hebt mij nog niet alles gezegd, zei
Felicia, als John zweeg. Is mijn neef de
zoon van den graaf op Walhorat niet?
Ja, lord Percy. Men zegt, dat hij van
zin is met miss Constance Loslie te trouwen.
Zoo I zegde Felicia lichtweg. Is mijn
neef een hupsche jongen
Ja, hij is schoon en edel. Maar het is
niet goed kwaad met hem te zijn, dat bewijst
een voorval dat ik bij toeval vernomen heb.
Hoedat?
Het ia nu ongeveer een jaar, begon John,
dat een jong meisje door eene afgelegene straat
der hoofdstad ging, zich haastende twee heeren
te ontwijken die haar volgden. Aan haar gansch
doorkomen zag men dat zij vreemdelinge in
Londen was. Naar ik later vernam had zij
den weg gemistna lang verdoold te hebben,
had zij het gewaagd een der heeren te bidden
haar den weg te wijzen. Zij deden dit bereid
willig maar het meisje werd weldra gewaar,
dat zij booze inzichten hadden, en daar zij
gavoelde in onzekerheid en gevaar te verkeerrn,
wilde zij de twee personen ontkomen.
Om haar zulks te beletten greep een heer
haren arm vast. Zij riep luid om hulp en
dese schreeuw werd toevallig door eenen neer
Ten slotte komen we aan het Deen-
sche systeem. Dit nadert het meest het
stelsel van Staatspensioneering.
Het volgt, kort weergegeven, deze gang:
De behoeftige boven de 63 jaar vraagt
een ouderdomspensioen, de gemeente
geeft het hem. Deze wordt hiertoe in
staat gesteld door een subsidie van den
Staat, welke subsidie de helft van 't uit
te keeren bedrag bedraagt. De vrager
krijgt een pensioen tot een vast maxi
mum, doch daarvan worden afgetrokken
de rente uit zijn besparingen.
De aanvrager kan ook in een «tejiuis*
worden ondergebracht.
Ook deze regeling vindt van vele
zijden bestrijding. De eene beweert, dat
het pensioenbedrag te laag is en de uit
sluitingen veel te talrijk zijnterwijl de
andere betoogt, dat het geheele systeem
feitelijk niets anders is dan armenzorg
en daarom vernederend is voor de be
trokkenen.
De lezer ziet dus, dat in deze de steen
der wijsheid nog niet gevonden is.
Het rationeelste en het meest wen-
schelijke verzekeringssysteem lijkt ons
toe te bestaan in een vereenigd Belgisch-
Deensch stelsel. En alhoewel het niet
aangaat, een dergelijk gecompliceerd
stelsel in een courantenartikel in den
breede uiteen te zetten, zoo zullen we
toch in 't kort trachten aan te geven
hoe er zoo'n systeem in hoofdlijnen kan
uitzien. Voor de oude van dagen boven
de 60 jaar, zoowel mannen en vrouwen,
worde een staatspensioen ingesteld. De
deelgerechtigen hieraan zijn zij, die op
dien leeftijd niet meer van hun dan nog
door hen te presteeren arbeid kunnen
leven. Natuurlijk dient er dan een grens
te worden vastgesteld. Welnu, de ge
rechtigden op dit staatspensioen zijn zij,
die tot den arbeiders- en den kleinen
middenstand behooren en daarmee ge-
hjkgestelden. De hoegrootheid van dit
staatspensioen is moeilijk zoo dadelijk
vast te stellen. Het komt ons echter
voor, dat het niet minder kan bedragen
dan f 1 per dag en per persoon.
«Prachtig, zal men ons toevoegen, doch
hoe daarvoor de noodige millioenen te
vinden?* Nog sterker zal deze vraag
naar voren dringen, als we beweren, dat
o. i. dit staatspensioen er moet komen
zonder eenige premiebetaling der be
trokkenen. Yplen uwer zal 't dan een
nog grooter onmogelijkheid toelijken
En toch meenen we, dat die mogelijk
heid niet buitengesloten is. Men oor-
deele
Door eene verstandige bezuiniging op
oorlog en marine, door het heffen van
zuiver progessieve belastingen en het
opvoeren van de successierechten in de
zij-linie kan er reeds veel gevonden
worden.
Bovendien kan van hen, die we, om
maar eens den gewonen term te gebrui
ken, groot-kapitalisten genoemd kunnen
worden, eene directe bedrijfsbelasting
ten behoeve van dit staatspensioen ge
heven worden. Lijkt dit, zoo oppervlak
kig beschouwd onrechtvaardig, wanneer
we een beetje dieper de zaak inzien,
zal die onbillijkheidsidee grootendeels
worden weggenomen. Wat door het
stelsel «staatspensioen* gevraagd wordt,
is een daad, die niet alleen de gansche
maatschappij ten goede zal komen, maar
ook is een daad van rechtvaardigheid,
een daad, waardoor veel leelijks zal
worden opgeheven, veroorzaakt door de
vaak onbillijke verdeeling van den ge-
produceerden rijkdom. Welnu, waar de
groot-kapitalist en onze alleszins nog
gebrekkige inrichting der maatschappij
naar zijn draagkracht veelal te weinig
bijdraagt tot de algemeene zorg voor
het welzijn van allen, daar kan er niets
onbillijks in gevonden worden, dat het
kapitaal gedwongen wordt naar draag
kracht op te brengen, wat voor de
minder bedeelden noodzakelijk is.
En bij dit alles komt nog, dat er
door staatspensioen veel, .zeer veel zal
bespaard worden op andere uitgaven,
als b.v. die van de burgerlijke armbe
sturen, oude-vrouwen- en mannenhuizen,
bedelaarskoloniën enz. enz. De werk
loosheid zal er mede veel minder door
worden. Immers, de ouden van dagen,
die een pensioen krijgen, zullen hun
arbeid er bij neerleggen en zoodoende
plaats maken voor de jongeren.
En vat eene zedelijke winste zou er
niet door verkregen worden 1 Het woord
«hopedoode*, d. i. een ouden vader of
moeder, die daar zit ten laste van 't
toch al niet rijk bedeelde gezin, en
wiens dood een uitkomst zou zijn, ver
loor dan zijn vreeselijke beteekenis. Ge
noeg, om te doen zien, dat staatspen
sioen een zegen zou zijn voor onze thans
vaak zoo droevige oude menschen we
reld.
En nu nog in 't kort even belicht het
tweede deel in dit gemengde stelsel,
n.l. de zorg voor den middenstand. Deze
zou dan bestaan in een lijfrentebank
met staatspremies, welke het sparen onder
dleD stand aanmoedigde, door hem ver
plichtend te stellen aan dit «sparen van
lijfrenten* deel te nemen.
En naast dit alles moest dan nog
komen eene invaliditeitsch-verzekering,
zoodoende waren in de geheeleconomisch-
zwakken èn de middenstand èn de invali
de verzekerd, maar... wat zou dat wel moe
ten kosten Cijfers zijn lastig en gevaar
lijk, wij zullen er ons echter aan wagen.
Kijk eens, een invaliditeits- en ouder-
domsverzekering, zooals min. Kuyper
destijds heeft voorgesteld, zou het Rijk
kosten f 6,00,000, het Deensche stelsel
f 20,000,000 en het Belgische stelsel
f 9,000,000, d.i. dus te zamen het bedrag
van f 35,000,000. Als men nu weet, dat
thans reeds in ons land aan armenzorg
wordt uitgegeven 30 a 40 millioeD, zou
het dan niet mogelijk zijn f35,000,000
te vinden, om bovenstaande beramingen
in te moeren Het lijkt ons allerminst
een utopie. En toch, er zal nog heel
wat water door de Rijn gaan, eer we
zoo ver zijn. Dat we echter eenmaal
zoo ver komen, staat bij schrijver dezes
vast.
II I II JU.
gehoord die daar in de nabijheid was. Hij
kwam nader en beval den jongeling het meisje
los te laten. De andere antwoordde hem dat
zulks zijne zaken niet waren en dat hij zijnen
weg vervolgen zou. Zonder één woord meer,
schoot lord Percy want hij was het, die
het. meisje ter hulp snelde op den jongen
man toe en zijne vuist viel loodzwaar op hem
neer, zoodat hij ten gronde zonk. Zijn gezel
die hem verdedigen wilde, onderging hetzelfde
lot de eerste was intusschen opgestaan en viel
terug op lord Percy, die hem koelbloedig
ontving, en hem opnieuw achteruitsloeg,
zoodat hij 't vluchten 't best vond de tweede
had reeds voorzichtig het hazenpad gekozen
Dan wendde lord Percy zich tot het meisje,
dat een paar schreden verder stond en deu
strijd met angst had aangezienPercy bood
zich aan om haar naar huis te geleiden, wat
zij dankend aannam.
'e Anderdaags morgens ontving lord Percy
eenen brief, die hem in tweegevecht beriep,
om wat tusschen hen was voorgevallen, tt
vereffenen.
De ellendeling 1 onderbrak Felicia met
vlammende oogen. Zeker weigerde lord Percy
die voldoening?
Hij gaf hem zelfs geen antwoord.
't Was schoon van lord Percy, riep Felicia
begeesterd uit. Ik bemin hem al, eer ik üem
gezien heb.
Wat zou miss Leslie zeggen, indien zij
dat hoorde, merkte John lachend op.
Wat bekommer ik mij daarmee? Hij is
mijn neef, hij heeft recht op mijne liefde,
te meer daar hij edel en ridderlijk is. Deel
mij nu wat over den anderen jonker, Arnold
Liddon mede. Wie is hij?
Hij is de neef van den giaaf, de zoon
van eene zuster van lord Grensville.
Dus ook een neef van mij O daar
had mijne moeder niet van gesproken Is hij
beminnenswaardig? Vertel mij zoo iets van
hem.
Het is een schoone, jonge man maar iets
van hem vertellen zal voor mij eene lastige
zaak zijn. De jongeheer is gedurig in avonturen
betrokken en weet zich immer bijtijds terug
te trekken. De graaf zond hem naar Eton
om er een beroep te leerenmaar hij gedroeg
Ik zou nu veider de rraag beantwoorden,
wanneer de kalibemesting aan de weide moet
gegeven worden. Onder de verschillende
weideplauten, grassen en klarer, zijn er vele,
die meer dan één jaar bestaan. Zeer veel
grassen zijn overblijvend, b.r. bijna alle
beemdgrassen het vlokgras, het zwenkgras,
het gewone raaigras en nog vele andere.
Daarenboven liggen in deu bodem van een
grasland talrijke zaadjes van verschillende
planten, die in den zomer gebloeid hebben en
welke zaadjes in het voorjaar zoo vroeg
mogelijk ontkiemen.
Voor de overblijvende gewassen in een
zich daar zoo slecht, dat hij weldra terugkeeren
moest naar Wallhorst! Zijn oom liet hem
naar Dubbin gaan, maar God weet, wat al
zotte streken hij daar uitgehaald heeft. Nix
is hij op het Blot, waar hij de verlofdagen
doorbrengt, en gansch het huis somwijlen in
rep en roer stelt. Maar buiten dat hij wat
uitgelaten en lichtzinnig is, denk ik dat hij n
wel bevallen zal
Eer de jonge Amerikaansche antwoorden
kon, zag zij een hoofd door het venster steken
en eene scherpe stem riep:,
Felicia 1 gij leelijk kind, wat zon uw oom
zeggen moest hij u al zoo op den bok zien
zitten Kom seffens weer in ae koets
O moeder, riep Felicia uit, gij moet u
niet kwaad maken, ik heb hier eene uwer oude
kennissen aangetroffen.
Wat zal dat nu nog beteekenen 1 riep
mrs. Howard ongeduldig uit-
Wel de koetsier die hier naast mij zit
is John Smith die u, naar zijn zeggen, vroeger
kende.
Mrs. Howard ..wilde hare dochter door een
gebaar bij zich roepen, als de koetsier onder
danig zei
Wellicht kunt gij n mijner nag herinneren
m»-«. Howard ik was vroeger in dienst bij
uwen vader
O Ja ik herinner het mij, sprak, mrs.
Howard op lossen toon. Wees zoo goed
de paarden in te houden, opdat miss Felicia
afstijgen kan 1
John hield de paarden staan en Felicia
sprong behendig den bok af, em volgens
moeders gebod weer in den wagen plaats te
nemen.
Felicia, zeide mrs. Howard streng, als
hare dochter weer aan hare zijde zat, wat
zonderling gedrag, wat zou nw oom daarvan
zvggen
Bah, bah, viel Felicia haar in de rede
Hij zou tecli ook wel begrijpen, dat het veel
aangennme'r was voor mij met den koetsier te
praten, dan bier vervelend tusschen twee
slapers te blijven zitken.
Wat 1 riep de moeder kwaadg^luimd,
durf gy zeggen dat ik geslapen heb
En waarom liet gij mij dan uit den wagen
stappen moeder?
Mrs. Howard kon op die vraag niet ant
woorden.
Met u kan men niet redeneeren, onbeleefd
meisje, en met deze woorden liet zij zich in
de kussens zinken en gaf vrijen gang aan hare
gedachten, die zich bijzonder bezig hielden
met Felicia's glanzende toekomst.
Zij hoopte van haren broeder een jaargeld
te zullen bekome», waardoor zij dan afwisselend
in de Btad en op de buiten zou kunnen wonen,
waar hare dochter de ster van het groot ge
zelschap zijn zou, en juist, als zij eenen hertog
met ge bogen knie vóór zich zag, om deland
der schoone Felicia af te smeekan, verviel zij
wederom in eenen vaBten slaap en verliet den
ingebeelden hertog tot eene betere gelegenheid.
De uren slopen voor Felicia schrikkelijk
traag voorbij, wanneer eindelijk, eeuigeminuten
na den middag, de koets stilhield voor eene
herberg die aan het graafschap Wallhorst.
behoorde. Deze aankomst verjoeg ras de slaap
uit de oogen der reizigers. Het doel dar reis
was bereikt en de zeeman drukte mrs. Howard
en hare dochter de hand tot afscheid, daar hij
ocgenblikkelijk terugreizen wilde
Gij zult ons naar Wallhorst geleiden
heer kapitein, zei mrs. Howard, opdat mijn
broeder u voor uwe vriendelijkheid kan
bedanken,
Toch niet, riep de kapitein- Wat heb ik
aan zijn dank? Ik verlang daar niet na.
VaarwelIk wensch dat gij beiden in Engeland
gelukkig, zult zijn.
Ik zal het hier moeielijk gewoon worden,
sprak Felicia vlug daarop, want die nevel is
verschrikkelijk. Gij moogt mij daarom weer
hij de dames en stapte in den wagen waar
mede hij gekomen was.
De waard zond op verzoek van Mrs. Howard
eene bode naar Wallhorst, die hunne aankomst
melden zou. Een uur later stond het prachtig
rijtuig van Wallhorst voor het gasthof en de
graaf steeg er uit om zijne gasten te begroeten.
Hij omarmde zijne zuster en was door Felicia's
aangename verschijning geroerd. Na de wel
komstgroeten, trokken allen gezamenlijk naar
het slot.
Als zij te Wallhorst aankwamen, opende
Felicia een paar groote oogen en zag verwonderd
en ontgoocheld om zich heen.
Yi at voor een donker, oud hnis, fluisterde
zij hare moeder in het oor,
Maar de moeder beval haar hare verdere
opmerkingen te staken.
De graaf geleidde ze naar de woonkamer,
waar de gravin, Elsie en Arnold aanwezig
Allen stonden bij het intreden der
waren.
gasten op en de gravin richtte een doordrin
genden blik op Felicia
Fslicia's boezem verengde, als zy de groote
donkere oogen der gravin op haar zag gericht
Nooit had zij van haar leven zulke schoonheid
ontmoet. Als de graaf hare hand vatte om
haar tot de schoone vruuw te leiden, beefde
zij en een groot gevoel van angst omvatte haar
hart. Doch als nare handen in die der gravin
rusten en hare teerdere rozige lippen een lichten
kus op bare wangen drukten als Adelina's
klare stem haar welkom heette, dan doordrong
haar een gevoel van innige vreugde, gemengd
met onbegrijpelijk gevoel van onzeggelyk wee.
Zij kuste de hand der edele vrouw met eerbied
r"™ Mn, T4 .S; b7d7.er.te g.f ver.t.ndig. entwoorden op de heer geeWd.
eelecenheid de beete, Jn> ik neei Anrerik, „.gen, jn-t
gelegenheid
terug l i
Felicia onderbrak de moeder, op
vermanenden toon.
Laat mij toch spreken, moeder, antwoordde
het meisje bits... ik heb grooten lnst oogen-
blikkelyk met den kapitein terng ta keeren,
want ik heb het hart vol van dat Engeland,
dat on7e geboortegrond zijn zou.
Nu, Felicia, indien gij weder naar Nieuw-
Orleans komt, zal ik u met vreugde ontvaDgen
sprak de kapitein lachend, en na nog een
hartelijk vaarwel gewenscht te hebben, verliet
kalm
grootelijks verwonderd was over zulke plotse
linge verandering welke in Felicia was ont-
Elsie groette hare nicht met vriendelijken
ernst zoodat deze niet recht wist wie haar
het best zou aanBtaan, als zij Arnold ontdekte
en eensklaps een zekere zielverwantschap
gewaar werd en reeds in haar hart een vriend
schapsverbond met hem sloot.
(Wordt vervolgd.)
i
l
i