Nummer 40 Zonüag 16 Mei 1909 ■12e Jaargang. Tweede Blad. Terwe. "mengelwerk" In den plezierlim Gemeenteraadsvergadering, BINNENLAN O. i. Zooals blijkt uit vorenstaande adver tentie staat ons hier binnenkort een groot kunstgenot te wachten. Door 't initiatief van eenige heeren, zullen wij weldra in de gelegenheid zijn den heer Alphons Laudy, die hier een vorig maal zulk een uitbundig succes had, ander maal te zien optreden, thans in het melo-drama >Terwe« woorden van René de Glercq, muziek van Hub. Cuypers. Wat Terwe* bedoelt, wat de voor ons geheel nieuwe wijze van uitvoeren is, dit vinden wij het publiek zeer mooi en duidelijk gezegd in een reeks artikelen in de N. Tilb. Courantdie we in eenige nummers zullen afdrukken, onzen lezers radende ze geheel en met studie te volgen, om zich daardoor eene goede voorbereiding te geven voor den a. s. kunstavond. »Het was als een heerlijke droom in een schoonen Meinacht, deze uitvoering van het melodrama »Terwe» in de con certzaal der Kon. Maatsch van Dierkun de te Antwerpen. De kleurrijke, melo dieuze, niet opdringerige en met zeld zame meesterschap gecomponeerde mu ziek van den heer Cuypers vloeide met het gesproken woord van den heer Alph. Laudy tot een geheel te zamen De avond van gisteren is een triomf avond geweest voor den toondichter Hub. Cuypers en zijn kranigcn voordrager Alph. Laudy. Ziedaar een paar citaten der pers beoordeeling over** het optreden der genoemde heeren met hun melodrama »Terwe*. Het dacht ons een plicht om onze lezers niet in onkunde te laten met dezen nieuwen kunstvorm die zich hier voor 't eerst zal uiten. Waar de pers geroe pen is het volk te ontwikkelen mogen wij niet zwijgen, om straks als de kun stenaars zullen zijn heengegaan te moeten betreuren dat het misschien ook onze fout was dat die uitvoering slechts voor zoo weinigen een openbaring en subliem genot werd onbekend toch maakt on bemind. Het zij ons daarom vergund in de volgende regels een korte uiteenzetting te geven van wat de heeren Laudy en Cuypers met deze uitvoering van »Ter- we« beoogen. Wat zij willen is dit: het katholieke volk te onwikkelen en het door chris telijke kunst te veredelen op een terrein dat tot dusver bijna uitsluitend aan on- geloovige kunstenaars was overgelaten. Welk is dit terrein Het is oud maar het heeft dit met het moderne gemeen dat de jongeren zich hebben gewend naar het oude om de parelen van ver heven kunst die in de grijze oudheid schitterden, weer te doen stralen met nieuwen glans n.l. het melodrama het lyrisch gesproken drama. Het kunstminnende, oude Griekenland kan men zeggen schiep dezen vorm. Bij hunne ideale tooneeluitvoeringen was de voordracht geen spreken, ook geen zingen maar het zeggen tusschen spre ken en zingen in. De muziek en het woord bedoelden een geheel te vormen om te vermijden dat de aandacht der hoorders werd afgeleid door een dezer beide kunstuitingen. De Romeinen volgden hen na in hun dramatische kunst. De Christenen in de catacomben hoor den men de gewijde zangen reciteeren naar Grieksche wijze, en in de Gregori- aansche zang is niet de muziek die het woord overgalmt maar wel degelijk wordt het woord duidelijk verstaanbaar gespro ken op muziek zoo ergens dan huwt zich hier het woord als een innig har monisch geheel met de melodie van den zang. Dit nude ineenvloeiing van die elementen welke dicht- en muziek kunst met elkaar gemeen hebben maat zang en rythme, vers en toongolf, tee- kening in geluid stemming en gevoels uitstorting in bewogen klank, dit is de kunst die de modernen willen terug voeren en in eere herstellen op de plaats die haar toekomt. In den loop der tijden was het woord geheel en al ten onder geraakt aan de muziek, de dra- matiscae zangkunst was vreeselijk on natuurlijk geworden. Ja, zoover was de muziek als heerschcres over het woord verafgood dat het een eeuw bijna gekost heeft om Richard Wagner den baan breker van dit nieuwe idee in het lyrisch gesproken drama te erkennen als koning in het rijk der muziek. De modernen die toch bij het gebrek aan hun overdreven ijver verbon den, het als hun werk mogen opeischen dat zij de kunst tot natuur en waarheid terugbrachten de modernen lieten dit veld der ideale kunst niet braak liggen neen, wie de dag- en kunstbladen gere geld volgt kan zien hoe deze nieuwe kunstvorm in hen edele beoefenaars en toehoorders vindt. Hoe jammer echter dat juist weer de ongeloovige kunste naars deze kunst om strijd beoefenen en men in de geloovige kringen de priesters der kunst zoo weinig telt. En weer levendig komen voor den geest de schrijnende woorden gesproken door den heer Laudy in zijn voordracht een vorig jaar alhier gehouden. Het zij het slot van dit artikel dat wij in een volgend nummer willen vervolgen met een be spreking van het uit te voeren melo drama zelfTerwe. Door hun poësie blaast de storm van den twijfel, de stormwind van den dood al hun twijfelzucht, ongeloof en pessi mistische wereld- en levensbeschouwin gen hebben zij daarin uitgestrooid Daar gaan ze uit, de twijfelzieke dich ters en dichteressen van Jong-Nederland, een stoet van havelooze koningskin deren, die hun erfrijk zijn ontvlucht en het blazoen huns vaders hebben afgelegd. Zij tijgen door het land der vochtige luchten welke zij vervullen met hun doodsgeklaag. In de ure der wanhcop rukten zij met eigen hand de vorstelijke wrong van hun slapen. Verscheurd is hun gemoed en verscheurd is het kleed, waarop nog slechts wat losgerafeld goud-brokaat hun hooge afkomst meldt. Den ganschen anderen dag hebben zij omgehunkerd langs moeizame wegen, bij ruw wolkdrijvend weer. Hun borst hijgt, smartige wonden schrijnen hun voeten en kwelling brandt in hun ziel, meer dan op hun verschroeide tong. Zij weten, dat zij verloren gaan indien zij de donkere wereld betredenen toch trekt liet onbekende hen aan, gelijk het tooverachtig geglim van dwaallichtjes den argeloozen knaap naar den moeras grond waar de dood hem zal omarmen. En voort treden de arme landvluchtige koningskinderen, de barden van den twijfel. O, moderne poësie, zoekt een veiliger pad, dat uw beminnaren minder afkeerig zal maken om u te volgen. De pleziértrein van Amsterdam naar Arnhem had juist het Centraal Station verlaten. Het was snikheet en propvol in de coupés. In den hoek van een der compartimenten zat een dikke heer, die plaats innam voor 2 en nog een zwaar gepakt valies bij zich hadtegenover hem een jongmensch, net gekleed en met aangename manierenverder een win kelier met zijn vrouw, menschen van middelbaren leeftijd met hun zoontje van 11 jaar; een sjonge* dame van moeilijk te schatten leeftijd, met een groote mand op haar knieën een kan toorbediende met hoogrood gezicht en een ambtenaar van de^belasting. Zoodra de trein zich in beweging zette, sliep de dikke heer in en hij snorkte dreunend. De sjonge* dame opende haar mand en bracht daaruit haar hondje te voor schijn, een vette puck, die wel een rol pens op 4 pooten geleek. De medereizigers pruttelden. Het is verboden honden in den wagen te brengen, zeide de belasting ambtenaar, die man van de voorschrif ten was, zoowel in dienst als inden pleziertreinde juffrouw geneert zich niet. Bijou, zoet wezen, zeide de dame tegen haar viervoetigen lieveling, anders worden de heeren boos en dan mag je niet bij de vrouw blijven. Wat 'n lief hondje, zei het netge- kleede jongmensch. Het is bepaald een snoes. De sjonge* dame wierp hem een dank baren blik toe. Nietwaar? zei ze. Is hij niet lief? Hij zal niemand hinderen. Ik houd hem op mijn schoot. Ik weet zeker, dat. deze heeren er niets tegen hebben, hernam het jong mensch en wat mij betreft, ik heb geen last van hem, integendeel, ik ben dol op honden. Met den pleziertrein mogen geen honden mee, hernam de dame, en dan, in den goederenwagen hebben ze 't zoo naar, dat Bijoutje er zeker dood zou gaan. Dat zouden wij ons eeuwig verwij ten, sprak het jongmensch. De dame wierp hem een dankbaren blik toe. Die arme Bijou, ik ben zoo goed als zijn moeder. De trein stopte en Bijou werd weer in zijn mand gedaan. Het was tijd, want even later werd het portier geopend en de conducteur ver toonde zich. Biljetten, heeren. De dikke heer schrikte wakker en gaf. zijn kaartje aan den conducteur, die er ee"h gat inknipte, het derde. Elk gaf zijn kaartje en de ambtenaar, die het in zijn portemonnaie deed, liet tegelijk een dubbeltje vallen. Allen bukten zich om te zoeken. Daar in dien hoek zag ik het rollen zeide de winkelier. De ambtenaar stak zijn hand in den aangewezen hoek, maar haalde met een kreet van afschuw terug. Alle duivels, daar ligt een natte pruim. Waarop de vrouw van den winkelier hem toebeet Waarom bemoeit ge u ook met dingen, die u niet aangaan Maar mijn lieve ik wilde mijnheer van dienst zijn. 'k Houd me aanbevolen, bromde de ambtenaar. Vader, waarom hebt u dien meneer voor den mal gehouden vroeg het zoontje van den kruidenier. Stil, jongen, zooiets vraagt men niet aan zijn vader, zei de moeder streng. De jongen kon niet lang stilzitten en zat met zijn laarzen tegen de broek van het netgekleede jongmensch. Gerrit, zei zijn moeder, houd je beenen bij je, je hindert mijnheer. Het jongmensch glimlachte. Laat hem maar, mevrouw, hij hin dert mij niet, integendeel, ik houd zoo- i veel van kinderen. -- Gij zijt wel vriendelijk, mijnheer, antwoordde de vrouw van den winkelier en haar man fluisterde zij toe Dat is een heel net mensch. Die jongen ziet er heel snugger uit, hernam het jongmensch. O mijnheer, zei de winkeliersvrouw vol moederlijke trots, hij is zoo wijs, soms te wijs voor zijn leeftijd. Hoe oud ben je al vent Als eenig antwoord boorde Gerrit zijn vingers in zijn neus. Toen nam zijn vader het woord. Geef mijnheer antwoord en zit niet met je vingers in je neus, dat is niet beleefd. Laat hem maar, mijnheer, men moet kinderen niet dwingen. Hij is een aller aardigste jongen. Elf jaar, mijnheer, zei de winkelier. Hij is haast een man. Och, dat is hij altijd vroeg genoeg, merkte het jongmensch wijsgeerig op. Zeg dat wel, mijnheer, sprak de ambtenaar, ik heb ook een volwassen zoon, maar ik kan er mijn plezier wel van op. De kantoorbediende riep eensklaps Poeh 1 Wat heb ik 't warm- En dorst dat ik heb 1 Dat vond instemming. Ik ook, ik ook 1 En hier is niets te krijgen. O 1 zei het jongmensch, te Utrecht stoppen we 5 minuten. Daar is wel wat te krijgen. Wil ik me er maar even mee belasten, ik zit toch op den hoek. Als u zoo vriendelijk wil zijn. Ik wou wel een glas bier. Ik kwast. Limonade 1 Grenadine. Die oude heer wil misschien ook wat drinken, zei het jongmensch, op den slapenden reiziger wijzend. He, papa wij zijn dadelijk in Utrecht. Ik moet naar Arnhem, was het slaperig antwoord. Jawel, wij allemaal, maar in Utrecht zal ik wat te drinken bestellen. Voor u ook O ja, heel vriendelijk, een glas bier als 't u blieft. De trein reed het station Utrecht bin- verwerkt. nen. Bier, kwast, limonade, grenadine, zei het jongmonsch. Houd u mijn plaats open Natuurlijk. Weg was hij. Alle reizigers waren net eens, dat hij een alleraardigst mensch was, maar wat bleef hij lang weg, daar kwam de con ducteur al om de portier te sluiten. Conducteur riep de winkelierster, hier moet nog een heer in. Dan mag hij wel gauw komen, want we gaan dadelijk weg. Reeds gaf de stationchef het teeken van vertrek. Nog even wachten gilde >jonge« dame, hij is er nog niet. Wachten staat niet in ons boekje, zei de conducteur, wie er niet is wordt niet gerekend. Het portier ging dicht en de trein stoomde voort. Die arme jonge, zuchte de ïjonge* dame, nu is hij nog de dupe van zijn eigen gedienstigheid. Hij kan met den volgenden trein nakomen, zei de winkelier, laat eens zien, hoe laat is hij dan in Arnhem Hij tastte in zijn binnenzak om zijn portefeuille te krijgen, waarin zijn spoor boekje was, maar uitte een kreet van schrik. Daarna voelde hij al zijn zakken na en zijn vrouw vroeg angstig Wat is er Mijn portefeuille is weg. God 1 En er was een bankje van 25 in. En mijn portemonnaie ook, en mijn horloge. Nu tastten alle reizigers in hun zakken en telkens deden zich kreten van schrik hooren. Zij waren allen totaal uitgeplunderd portemonnaies. portefeuilles, horloges, alles van waarde was verdwenen met het net jongmensch, dat te Utrecht was achtergebleven. We zijn allemaal ezels, zei de ambtenaar. Wij hebben ons door een handigen zakkenroller laten uitschudden. En in diepe verslagenheid werd de reis ten einde gebracht. SPRANG. Opeubare vergadering van den Ge meenteraad op Donderdag 13 Mei 1909 des voormiddags ten 11 uur. Voorzitter de Edelachtbare Heer G. Meijer. Te ongeveer 11.15 uur opent de Voor zitter de vergaderingaanwezig alle leden. De Voorzitter. Toen ons bekend is geworden, dat de blijde verwachting in vervulling was gegaan, hebben wij een telegram gezonden, H. M. de Koningin Z. K. H. Prins Hendrik en H. M. de Koningin Moeder gelukwenschend. Wij hebben daarop het navolgend telegram terug gekregen Hare Majesteit de Koningin, Zijne Koninklijke Hoogheid de Prins en Haie Majesteit de Koningin-Moeder laten u allen voor gelukwenschen danken. Adjudant SCHIMMELPENNINK, De Voorzitter verzoekt hierna den secretaris voorlezing te geven van de notulen der vorige vergadering. Deze worden na voorlezing onver anderd goedgekeurd en vastgesteld. Aan de orde 1Ingekomen stukken. a Schrijven van Ged. Staten, houdende goedkeuring Kohier H. O. b Schrijven van Ged. Staten, houdende verzoek te willen mededeelen, of er tegen het verzetten van de jaarmarkt in de Gemeente Loonopzand bezwaar bestaat. Wordt besloten gunstig te adviseeren. 2. Vaststelling rekening algemeen armbestuur. De ontvangsten hebben bedragen (2822,49lU en de uitgaven f 1985,61, alzoo sluitend met een batig slot van f836.88Va. De heer de Jong. Wij zijn er heel wat bij ingeschoten. De heer Verhoeven. Dat komt door afkoop van tiend en door het laten werken aan de landerijen. De heer Vos. En omdat er heel wat meer bedeelden zijn. De heer Verhoeven zegt dat een groote honderd gulden meer is uitgegeven aan bedeeling en de rest aan land is Wordt besloten de rekening vast te stellen. 3. Af- en overschrijving. Wordt besloten eenige posten af en over te schrijven. 4. Benoeming van een onderwijzer aan de O- L. School. Op de voordracht zijn geplaatst (alphabetisch) 1. I. W. Kannemans te Breda. 2. E. Nieuwkoop te Drongelen. 3. H. S. van der Waals te Capelle. De heer de Jong. Ik heb gemerkt dat er proefles is gegeven en uit het schrijven van het hoofd der school heb ik gezien dat v. d. Waals daarbij het best heeft voldaan. Ik dacht dat hij die bij een proefles het beste voldeed no. 1 op de voordracht kwam te staan. Waarom is de voordarcht door B. en W. nu alphabetisch opgemaakt. De Voorzitter. B. en W. waren van meening dat dit het beste is. De heer Verhoeven. Vroeger werd de voordracht zoo opgemaakt. Wie het beste op de proefles had voldaan kwam no 1 op de voordracht le staan. Maar de raad keek er toch niet naar, dat hebben wij gezien bij de benoeming van Mej de Korver, daarom hebben wij het nu maar beter gevonden den raad geheel vrij te laten. De Voorzitter. Op de proefles heeft v. d. Waals het best voldaan en ook Nieuw koop voldeed heel goed. Kannemans verkeerde in slechte conditie, die was juist met de tram meegekomen. De heer Verhoeven- De tram was een kwartier te laat aangekomen en de jongen was erg gejaagd. Dat alles heeft er natuurlijk onmiddellijk invloed op. Slecht gewerkt heeft hij niet- Van der Waals had zich eerst goed kunnen voor bereiden- De Voorzitter. Nieuwkoop ook, die was ook vroeg genoeg hier. De heer de Jong. Die de meeste punten op de proefles heeft behaald moet maar no. 1 op de voordracht komen. De heer Verhoeven. Dat hebben wij vroeger gedaan en de raad keek er toch niet naar. De heer de Jong. Daar moet je maar tegen kunnen De heer Vos. De raad kan over het onderwijs geven niet zoo goed oordeelen als een hoofd der school. De heer Rijken. Ik ken de familie Nieuwkoop en 't zou me niet hebben verwonderd als hij voorop had gestaan, want ze staan allemaal gunstig bekend, 't Is vlug volk, dat niet lui is. Heel de familie staat no. 1 op de voorgrond, 't Zijn wakkere menschen die niet mis zijn. Hierna werd tot stemming overgegaan De uitslag was, dat waren uitgebracht op den heer v d. Waals 6 stemmen en op den heer Nieuwkoop 1 stem. Niets meer aan de orde zijnde en niemand meer het woord verlangend, sluit de Voorzitter deze vergadering. Voorbereidend militair onderricht. Ingevolge het bepaalde in de Regeling van het Voorbereidend Militair Ónder- richt, zal de aanmelding tot deelneming aan dit onderricht, dat kosteloos wordt verstrekt, moeten geschieden vóór den lsten Juni eerstkomende en wel a. in plaatsen waar Infanterie of Ves ting-Artillerie in garnizoen ligt, bij den Commandeerenden-Officier der Infanterie of der Vesting-Artillerie b. in de overige plaatsen bij den Burge meester der gemeente. Bedoelde Commandeerende-Officieren en Burgemeesters zenden vóór of op 1 Juli aan den Inspecteur der Infanterie een staat in, vermeldende onder meer, welke jongelieden zich tot deelneming hebben aangemeld. Vermits nu door genoemden Inspecteur na ontvangst van bedoelde staten, alle verzoeken om alsnog tot het onderricht te worden toegelaten, zullen worden af gewezen, tenzij de belanghebbenden kunnen aantoonen, dat zij door verblijf in het buitenland of om andere redenen onschuldig zijn aan te late aanmelding, meenen we de jongelieden, die aan het voorbereidend militair onderricht wen- schen deel te nemen, dat 1 October a.s. begint, nadrukkelijk opmerkzaam te moeten maken, op de noodzakelijkheid zich daartoe vóór 1 Juli a s. aan te melden, terwijl we tevens in herinnering brengen, dat gelijke aanmelding ook moet ge- g» —ini mu.m w ii

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1909 | | pagina 5