Nummer 54.
Zondag 4 Juli 1909
42e Jaargang.
Tweede Blad.
Fiat Justitia.
Raadsvergadering Waalwijk,
MENGELWERK.
Gemengd Nieuws
Het was Zaterdag-. Toen de klok den
eersten van de twaalf slagen deed hoo-
ren, stond de heer Johns, de chef van
de handelsfirma Johns, Williams Co.,
van zijn stoel op, bracht met zijn ge
wone handbeweging zijn bakkebaarden
in orde en greep naar zijn hoed en stok.
Op dat oogenblik werd er aan de deur
geklopt.
Binnen, riep de chef, maar een
minder aangename gewaarwording ver
toonde zich op zijn gewoonlijk koud ge
laat.
De heer Jackson, de oude kassier van
de firma, trad de kamer binnen.
Mijnheer Johns, ik moet u eenige
minuten van uw tijd berooven. Het be
treft een zeer belangrijke aangelegenheid.
Nu wist de heer Johns, dat de heer
Jackson hem nooit voor een niet gewich
tige aangelegenheid zou komen storen,
maar toch zei hij
Mijnheer Jackson, het is u toch
wel bekend, dat ik Zaterdags na 12 uur
op het kantoor niet meer te spreken
ben
Ja, dat is mij bekend, mijnheer Johns,
en ik zou het ook niet gewaagd hebben
u te komen storen, indien het niet was
voor een zaak, die geen uitstel leiden
kan-
Mijnheer Johns legde zijn hoed op de
gewone plaats, zette zijn stok in den
hoek en ging weer zitten.
Ik luister, mijnheer Jackson.
Mijnheer Johns, op ons kantoor is
een groote verduistering gepleegd.
Zoo, zeide de chef, en niet de
kleinste zenuw op zijn kalm gezicht werd
in beweging gebracht door die tijding.
Een verduistering van 22.840 pond
sterling, 7 shillings en 3 pence, ging de
heer Jackson voort-
Zoo antwoordde de heer Johns op
denzelfden toon en met hetzelfde rustige
gezicht-
Een korte pauze.
Hebt gij dat geld verduisterd, mijn
heer Jackson vroeg hij.
Ja, mijnheer Johns, antwoordde de
kassier.
Dan zijt ge een schurk en ik zal
u bij het gerecht aangeven.
De heer Jackson verbleekte nauw
merkbaar en zweeg.
Gij hebt een gezin, als ik mij niet
bedrieg zei de chef.
Ja mijnheer Johns.
Dan zijt ge een schoft en een
deugniet, zei de heer Johns en greep
naar zijn hoed.
Nog een paar woorden mijnheer 1 Zoo
als ge zien zult, hebt gij mij te snel en
zonder voldoenden grond voor eenschurk
uitgemaakt, want ik ben hier gekomen,
oin met u af te rekenen.
Zoo, zei de heer Johns, en legde
zijn hoed weer neder.
Men wacht u voor het tweede ont
bijt, en daarom zal ik kort zijn, Verleden
jaar heb ik gespeculeerd in goudmijnen,
leed ik groote verliezen. Ik heb er ge
heel mijn vermogen door verloren.
Zoo, zei de chef.
De heer Jackson keek even in zijn
notitieboekje-
Op den 24sten April van het vorige
jaar, nam ik uit de kas van het huis
Johns, Williams Co. 2000 pond ster
ling, om aan mijn verplichtingen te kun
nen voldoen. Dat geld had ik voor 24
uur genomen, omdat ik overtuigd was,
dat ik mijn papieren kon te gelde maken.
Ik had mij bedrogen. Ze daalden meer
en meer, ik was in een hopeloozen toe
stand. Ik kon u van de verduisteringen
geen kennis geven. Ik kende uw begin
selen en gij zoudt mij aan het gerecht
hebben overgeleverd. In ieder geval
zoudt gij mij mijn goeden naam hebben
ontnomen, den naam mijner kinderen,
die ik zoo vurig lief heb, en zoudt gij
mij de gelegenheid ontnomen hebben,
weder een eerlijk stuk brood te verdie
nen. Het zou de grootste dwaasheid zijn
eweest, op verschooning van uw zijde
rekenen.
Daar hebt ge gelijk in, mijnheer
ackson. Wie gezondigd heeft, moet ge-
traft worden. Fiat justitia.
Naar uw beginselen, kondt gij mij
geen vergiffenis schenken. Ik had geeo
andere bezitting meer dan mijn leven.
Ik nam het besluit daarmede te woeke
ren. Op den 15den Mei van het vorige
jaar heb ik mijn leven bij twee maat
schappijen verzekerd en wel voor 10.000
pond sterling bij de eene en voor 15000
bij de andere. De premie heb ik met
het geld betaald, dat ik uit de kas van
het kantoor heb genomen Zooals gij uit
de polissen zien zult, betalen de beide
maatschappijen de verzekerde som uit,
ook in geval van dood door eigen toe
doen, wanneer die ten minste niet vroe
ger plaats heeft, dan een jaar nadat de
verzekering is gesloten. Ik had dus een
jaar voor mij, en begon weer te specu-
leeren. In dat jaar kon ik misschien alles
terugwinnen, en als het tegenliep, kon
ik betalen, zij het ook met opoffering
van mijn leven. Maar altijd liep het mij
tegen. De som van de door mij ver
duisterde gelden beliep reeds ongeveer
20.000 pond sterling. Ik likwideerde mijn
speculaties. En heden ben ik aan uw
zaak 22 350 pond, 7 shilling en 6 pence
schuldig. Zijt gij met 3 1/2 percent te
vreden
Ik stel u voor, liever de rente te
berekenen, die wij in het laatste jaar
hebben betaald,
Dat voorstel is billijk- En nu stel
ik u ter hand de beide polissen tot een
bedrag van 25000 pond. Zij zijn volmaakt
in orde. Ik heb me juist voor 13 maanden
laten verzekeren. Alle betalingen heb
ik op den juisten tijd gedaan. Daarom
kunnen er geen bezwaren tegen de uit
betaling gemaakt worden. Alle formali
teiten zijn in acht genomen, de polissen
zijn aan het huis Johns, Williams Co.
overgedragen. Wilt ge u daarvan over
tuigen
De heer Johns nam de polissen en
onderzocht die nauwkeurig.
All right.
Gij zult mij veroorloven, u nog een
klein memorandum ter hand te stellen
over de wijze, waarop de verduisteringen
hebben plaats gehad, en u opmerkzaam
te maken op de onvoldoende controle
der boekhouding, die in uw zaak wordt
gehouden.
De neer Johns legde ook dit papier
bij de polissen.
Morgen, ging de heer Jackson
voort, ga ik met eenige vrienden een
boottocht maken. Ik denk wel, dat v\e op
d'n terugtocht wat opgewonden zullen zijn.
Dan zal ik mij onvoorzichtig over den
rand van de boot heenbuigen en in het
water vallen En we zullen maar hopen
dat het niet gelukken zal, mij te redden.
Als het dan vastgesteld is, dat ik dood
ben, zult gij het geld bij de beide maat
schappijen innen, en daarmede mijne
schuld aan de firma met de rente af
betalen.
All right, zei de heer Johns weder.
Ik maak u nog eens opmerkzaam
dat de beide maatschappijen de. ver-
plichtirg op zich genomen hebben, de
verzekeringssom te betalen, ook wanneer
ik door eigen toedoen om het leven
mocht komen.
De heer Johns knikte.
Het overschot van het geld zult
gij aan mij familie ter hand stellen.
En weder knikte de heer Johns.
En nu heb ik nog een dringend
verzoek aan u en de stem van de
kassier beefde dat dit onderhoud
geheim blijft Ik zou zoo gaarne mijn
kinderen een onbevlekten naam nalaten.
Het overschot van het geld zal voor
mijne familie voldoende zijn, totdat mijn
oudste zoon wat kan verdienen.
All right, herhaalde de chef.
En nu, mijnheer, zult gij mij ver
oorloven, u hartelijk te danken voor het
vertrouwen, dat gij mij zoo langen tijd
hebt geschonken Ik wensch u toe,
dat een goede gezondheid en veel geluk
verder u deel moge zijn-
Toen sloot de heer Johns de polissen
en het memorandum in zijn schrijftsfel,
ging naar zijn kassier toe, gaf hem de
hand en zeide
Mijnheer Jackson, gij zijt een net
man.
Hij zeide net, niet eerlijk.
Mij doet het leed in uw een man
te verliezen, die zulte een groot plichts
gevoel heeft. Gij zijt een knap, fatsoen
lijk man, en ik geef u de verzekering,
dat ik de woorden, zoo straks gesproken,
terug neem, en dat gij mijn achting
waardig zijt.
Den volgenden dag maakte de heer
Jacksohn met zijn vrienden een boottocht
op de Theems. Des middags werd er
nogal veel gedronken, en de heeren
werden daarbij wat luidruchtig. Op
den terugweg boog zich de heer Jackson
te ver over den rand van de boot, en
daar hij eenigszins aangeschoten was,
verloor hij het evenwicht en viel in de
Theems. Het gelukte niet hem te redden.
En eenige uren later werd zijn lijk op-
gevischt-
De begrafenis had met stillen eenvoud
plaats. De geheele firma Johns, Williams
Co met den chef aan het hoofd, ging
achter de lijkbaar. Bij de geopende
groeve sprak laatstgenoemde een gevoel
vol woord, waarin hij de bekwaamheid,
den ijver en de wilskracht van den over
ledene hoog roemde. Dit was de eerste
rede, door hem gehouden. Gewoonlijk
gaf hij slechts door uitroepen lucht aan
wat er in hem omging.
Twee dagen na de begrafenis bracht
de heer Johns een bezoek aan mevrouw
Jackson. Hij deelde haar mede, dat de
gestorvene in het vorig jaar zijn leven
door een som van 25000 pond sterling
had verzekerd, aan hem de polissen ter
hand had gesteld en hem met het toe
zicht op het gebruik, dat van dat geld
zou gemaakt worden had belast.
Hij stelde voor, dat hij tot de meer
derjarigheid van de kinderen de renten
van dat kapitaal haar zou ter hand stellen,
om daarna het kapitaal verd. r te beheeren
en onder de kinderen te verdeelen.
De heer Johns stond verder het gezin
van zijn overleden kassier steeds met raad
en daad bij; den zoon nam hij op zijn
kantoor en over den gestorvene sprak hij
steeds met groote achting.
voege te antwoorden. 1
c. Verslag gascommissie over 1908.
d. schoolcommissie
De Voorzitter. Ik stel voor die ter
visie te leggen voor de leden-
Aangenomen.
e. Ingekomen een schrijven van Ged.
Staten dato 24 Juni, waarin zij mede
deelden bericht der wijziging verordening
in zake politie uur hebben ontvangen.
Zij nemen de vrijheid B. en W. te her
inneren, dat de afkondiging binnen 14
dagen moet geschieden, en verzoeken
toezending van een exemplaar.
De Voorzitter. De verordening wordt
as. Zaterdag afgekondigd en treedt 3
dagen daarna in werking.
Daar niemand meer 't woord verlangt
gaat men over in geheime vergadeiing
ter behandeling van
2o Vaststelling van het primitief
kohier van den Hoofdelijken Omslag
1909.
Openbare vergadering, op Donderdag
1 Juli des namiddags ó3/* uur.
AAN DE ORDE.
1 Ingekomen Stukken.
2 Vaststelling van het primitief kohier
van den Hoofdelijken Omslag 1909.
Voorzitter, de edelachtbare heer Bur
gemeester
Afwezig de heeren Gragtmans, J. J.
van Dooren en Timmermans-Verschure.
De voorzitter opent de vergadering,
heet de leden welkom en de secretaris
leest de notulen voor die ongewijzigd
worden vastgesteld.
1. Ingekomen stukken.
a. Een kennisgeving van den heer
Gragtmans, dat hij verhinderd is de ver
gadering bij te wonen.
b. Adres van de vereeniging >Schut-
tervaer* te Amsterdam, waarbij wordt
aangedrongen op de verwijdering van
ebbeslib uit de haven. Dit adres is ge
steld in handen der havencommissie, die
een rapport daaromtrent heeft uitge
bracht.
De secretaris leest beide voor. Uit
het adres van genoemde vereeniging blijkt
o. m. dat op de laatste alg. vergadering
te Amsterdam, door de afdeeling Wer
kendam met kracht is aangedrongen
op de verwijdering van het ebbeslib uit
onze haven. Bij eb, zuigen de schepen
geheel dwars en kunnen bij vloed niet
meer loskomen, zoodat ze groot gevaar
hebben onder te loopen, zoodat dit een
euvel is van zeer ernstigen aardals
voorbeeld wordt aangehaald het schip
van schipper Verdoorn.
Verbetering van den toestand is zeer
noodzakelijk voor de beveiliging van per
sonen, schepen en lading.
De toestand is volgens de meening der
vereeniging onhoudbaar en verzoekt zij
uit te baggeren zoodat de schepen bij
eb op den vasten bodem komen te
leggen, zoo levert 't groot gevaar op.
De Voorzitter. We hebben 't adres
in handen der havencommissie gesteld,
die een rapport heeft uitgebracht, waar
mede B. en W zich kunnen vereenigen-
Dit rapport zegt dat sedert tal van
jaren het havenslib door de Ronde wordt
verwijderd, die sedert verschillende weken
wordt bijgestaan door een tweede aak,
zoodat de haven gezegd mag worden
aan redelijke eischen te voldoen.
Als we zoo blijven voortgaan,en in den
zomer evenals nu een man bijzetten, is de
bevaarbaarheid gewaarborgd Daarenbo
ven is een zeker modderbed noodzakelijk
voor de schepen. Het is ook niet raad
zaam dieper te gaan met uitdiepen der
haven, daar de bodem dan lager komt
te liggen dan het fondament van den
kaaimuur. De Commissie verzoekt B. en
W. den havenmeester en de Ronde erop
te wijzen, dat streng de hand worde
gehouden aan 't reglement voor stoom-
booten, dat ze in de haven niet sneller
mogen gaan dan een voetganger in stap,
en vooral geen gebruik mogen maken
van de stoommachine. Besloten in dezer
Moord op den jachtwachter van Zajfelare.
Zekere Scheire, die in dienst was van
den heer Fiévé (van Gent) en van de kerk
fabriek van Doornzele, verliet Zondag
avond rond 6 uur, zijne woning, gewapend
met zijn geweer. Hij zeide tot zijne vrouw
dat de deur niet moest gesloten worden,
daar hij spoedig dacht terug te keeren.
De jachtwachter ging in de herberg
bij Van Damme, een honderd meters
van zijn huis een glas bier drinken,
waarna hij zich bij Van den Abeele,
gemeentesecretaris te Mendonk begaf.
Scheire had daar eenige fazanteneieren
laten uitbroeden en ging bijna alle dagen
zien hoe het met de diertjes ging. Hij
vertrok er rond 8 ure, zeggende dat hij
Dinsdag eens zou terugkomen. De jacht
wachter kwam echter niet thuis-
Maandagmorgen ging vrouw Scheire
bij hare ouders, die op een boerderij
wonen nabij het kasteel van De la Ket-
hulle en zeide dat Emiel niet thuis was
gekomen.
Men troostte de vrouw, zeggende dat
zulks nu toch zoo erg niet was.
Toen hij echter Maandagmiddag nog
niet terugkeerde, gingen de broeders der
vrouw, Cesar en Emiel De Bruyne langs
alle kanten vragen of men Emiel Scheire
niet ontmoet had.
Niemand had hem echter nog gezien
nadat hij het huis van Van den Abeele
verlaten had, en men verwittigde de
politie.
Woensdagmorgen rond 10 uur gingen
Cesar en Emiel De Bruyne met den veld
wachter en twee geburen andermaal op
zoek.
Men stond te beraadslagen welke rich
ting men zou nemen aan de akkers van
den landbouwer Beghyn, toen Cesar De
Bruyne die in een droge, dichtbegroeide
gracht tusschen de akkers was gaan zien
riep dat Scheire daar lag.
De andere personen liepen onmiddellijk
ter plaatse en inderdaad men stond voor
het lijk van den ongelukkige jachtwachter.
Toen men het lijk wilde oprichten zag
men met schrik dat de schedel van Scheire
ingeslagen was.
De kleeren waren gedeeltelijk van het
lijf gerukt, zoodat het slachtoffer tegen
zijne aanranders moet geworsteld hebben.
Op de plaats waar het lijk gevonden
werd bestadigde men niets verdachts,
zelfs geen sporen van bloeder was
enkel een opening in den elskant, waar
langs het lijk in de gracht moet geworpen
zijn.
De veldwachter verwittigde onmiddel
lijk de gendarmen, die op hunne beurt
het parket van Gent verwittigden.
Scheire had geen vijanden. Hij was
reeds een tiental jaren jachtwachter en
had hoogstens drie overtredingen vast
gesteld.
Twee jaar geleden werd hij aangerand
en erg mishandeld. Hij verloor zelfs een
oog. Scheire had toen zelfs gevraagd
om aan de zaak geen gevolg te geven.
Men denkt evenwel dat hij met pens
jagers in botsing is gekomen.
Petrus Van de Vijver, die ook niet ver
van de Speurdonkdreef woont, beweert
dat hij Zondagavond, rond 10 ure, twee
geweerschoten heeft hooren lossen.
Het onderzoek van het gerecht zal
natuurlijk in dien zin geleid worden.
Het lijk is Vrijdagmorgen, om 7 uur,
te Zaffelare, ter aarde besteld geworden.
Dynamiet-aanslag. De groot-grond
bezitter Morgador had een aantal gasten
te dineeren op zijn kasteel nabij Navia,
in de Spaansche provincie Oviedo, toen
een bom van buiten door een ruit in de
eetzaal werd geworpen en op de tafel
terechtkwam. Een geweldige ontploffing
volgde, waardoor de zoldering der eet
zaal instortte en alle dischgenooten be
dolf. Morgador, zijn vrouw,dochter en 3
gasten werden op slag gedood 4 andere
gasten zijn zoo zwaar gewond, dat men
ook voor hun leven vreest. De dader
bleef onbekend. Men meent, dat de
aanslag een politieke wraakneming is.
Een roofmoord. In het stadje Be veren,
in de nabijheid der Nederlandsch— Bel
gische, grens gelegen had Dinsdagmid
dag een afschuwelijke roofmoord plaats.
Het >Handelsblad van Antwerpen*
deelt omtrent de toedracht van het feit
de volgende bijzonderheden mede
Sinds jaren en jaren houden de echte
lieden Theophiel CleysRosalie van
Kerckhoven een herberg, met het uit
hangbord >In St. Antonius*, op het
gehucht St. Marten, op de groote baan
van Beveren naar St Nicolaas, het is te
zeggen op een groot half uur van de
statie.
De man is koopman in afval van hout
(brandhout), hooi en stroo, en het was
nogal in den mond, dat de menschen
er goed voorzaten. Deze faam is de
oorzaak geweest van het verschrikkelijk
einde der vrouw.
De man had omstreeks zeven uur
zijn woning verlaten, om een kar met
hout naar Antwerpen te vervoeren. En
het was ongeveer half twaalf toen de
man, Th. Cleys met zijn wagen van
de stad terugkeerde.
Hij vond tot zijn groote verwondering
zijn huis gesloten. Het was de gewoonte
van zijn vrouw niet, het huis te veilaten,
misschien de een of andere bood-
om
schap te verrichten. Hij ging dus bij de
buren eens hooren, maar niemand wist
iets van zijn vrouw.. Hij klom over de
haag en poogde langs achter door de
keuken in huis te komen, maar dat ging
evenmin- Er werd nog eens in de buurt
rondgehoord, zonder dat er iets van de
vrouw werd vernomen. De buren, door
nieuwsgierigheid gedreven, kwamen ook
bij het huis en raadden den man aan,
een ruit stuk te slaan.
Dit werd gedaan en 't gelukte nu den
man, de deur te openen. Verscheidene
malen riep hij zijn vrouw: »Rosalie«,
maar hij kreeg geen antwoord. Hij zag
in de herberg, in de slaapkamer, maar
geen vrouw was er te zien. Eindelijk
kwam hij op het idee, in den kelker te
z;en.
Nauwelijks had hij echter het hoofd in
den kelder gestoken of hij deinsde ver
schrikt achteruit, en door de saamge-
schoolde buren werd de kreet gehoord,
die zijn borst ontsnapte. De vrouw was
vermoord. Het lijk lag bewegingloos
over een biervat gebonden: de voeten
aan de kraan van 't biervat en de handen
over de ton. Verder had zij een doek
voor de oogen gebonden en een prop
in den mond had haar belet eenig ge
rucht te maken. En om hun aftocht
nog meer te verzekeren, hadden de
moordenaars nog een doek over de mond
gebonden, opdat hun slachtoffer de prop
niet uit den mond zou kunnen verwijde
ren.
Deze voorzorgsmaatregelen moeten ech
ter overbodig zijn geweest, want de vrouw
is verworgd geweest, voor dat de misda
digers het huis hebben verlaten. Rond
den hals was een groote zakdoek, meer
gelijkende op een handdoek, met groote
kracht toegebonden en met een drietal
knoopen vastgetrokken. Dit heeft het
slachtoffer, dat nouwelijk 45 jaar oud
was, doen stikken.
Moelijk^ is het, te beschrijven, hoe de
arme man bij het terugvinden van het
lijk zijner vrouw te keer ging. Politie,
gendarmen en geneesheer werden ver
wittigd, die allen in korten tijd ter plaatse
waren. Dokter Palm kon enkel den dood
van het slachtoffer constateeren.
Groot AutomobiclongelukEen te St.
Petersburg zeer bekend sportman en
millionair, de heer Wetsjirin, heeft bij
een automobielrit in de buurt van Noskou
jammerlijk het leven verloren. De auto
reed over een houten brug boven het
sterk gezwollen riviertje de Sjoesja De
houten vloer was glibberig van de regen
de auto slingerde dien tsngevolge heen
en weer, vloog tegen de leunning aan
die doorbrak en storte in de rivier.
Wetsjirin en zijn chaufieur werden op
slag gedood. Een Fransch sportman
sprong ze na om hen te redden, maar
kon niet slagen, Met verpletterden schedel
werd Wetsjirin welhaast opgehaald. Des
van
vm «■■■ril - i mi mi»miff