n miner 14.
Donderdag 17 Februari 1910.
33° Jaaig.
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Eerste Blad.
Zelfbewuste kracht.
'ALJAS
AIT00N TIELEN,
Dit nummer bestaat
uit TWEE Bladen
BEKENDMAKING.
Uitgever:
FEUILLETON
WAALWIJS. Telefoonnummer 38.
N. R. Ct.
e Echo van het Zuiden,
en Lai£s(rialsrkf Courant
Dit Blad versp'i ijnt W oensdag- en Zaterdagavond,
Abonnementsprijs per 3 inaandeu fU.w5.
Cranio per post door het geheele rijk 10.90.
Brieven, ingehouden stukken, gelden enz., franco te zenden .tan den
Uitgever.
Advert2NTIKN 17 regels f 0.60 daarboven 8 cent per regel> groote
letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven,
worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en
advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten
gesloten. Reclames 15 cent per regel.
Door den Minister van Oorlog is bepaald ge
worden dat in het jaar 1910 bij wijze v«n proef
bij dc Infanterie bij de Vesting Artellarie en bij
de Genietroepen aan de verlofgangers van de
militie, voor zoover deze voor de derde (laatste)
maal voor herhalingsocieningen onder de wape
nen znllen komen, alsmede aan de milicien
sergeanter. der lichting 1909, voor zoover zij zulks
verlangen, zal kunnen worden vergund, om bui
ten dc kazarne te overnachten, mits hunne woning
(vaste of tijdelijke) in ot nabij de garnizoens
Slaats gelegen is en de vergurning gei n aanlei-
ing geeft tol het afleggen van zoodanige af
stonden, dat daardoor invloed wordt uitgeoefend
op den goeden gaDg van den dienst en van de
oefeningen, tengevolge van buiten deze opgedane
veimoeienip.
De onmiddelijke chef (compagnies-commandant
of de als zoodanig optredende oflic er) zal, voor
elk geval afzonderlijk, in verband met den af—
ptand, waarop de betrokken persoon van de
kazerne woont, bepalen, wie voor de hierbedoelde
gunst in aanmerking komt.
De verleende gunst stelt niemand van eenigen
dien6t vrij, terwijl de vergunning, wanneer dit
den betrokken chef gewenscht voorkomt, kan
worden ingetrokken.
Zij die voor de genoemde gonst in aanmerking
wenschen te komen, moeten daarvan, uiterlija
twee maanden vóór den dag van opkomst schrif
telijk kennis geveu aan hun onmiddellijken chef
(zie hierboven).
Opgemerkt zij:
le. dat aan den millicien, die eenmaal gevraagd
heeft buit&n de kazerne te overnachten, daarin
geen logies meer wordt verstrekt, dan in gevallen
waarin de betrokken chefs dit als straf of om
andere redenen noodig mochten achten;
2e. dat niet dan bij hooge uitzondering ter
bcoordeeling van den commandeerenden officier
de gunst kan worden verleend aan hen, die zich
na het hiervoren aangegeven tijdstip (2 maanden
voor de opkomst) daarvoor aanmelden.
Waalwijk, 11 Februari 1910.
De Burgemeester van Waalwijk,
Th. de Surmont de Bas Smeele.
Bewaar ons voor onze vrienden, met
onze vijanden zullen wij het zelf wel
stellen.
Die verzuchting welt telkens op, wan
neer van over dc grenzen zich 'weder
één dier vele waarschuwende stemmen
doet hooren, die met klem van betoog
ons Nederlanders van Noord en Zuid
voor oogen houden, tyelken onzekeren
weg wij met wankelende schreden zouden
opgaan. De politiek der kleine staten,
om wie het waagt de integriteit van hun
grondgebied te schenden tot vijand te
willen verklaren, vindt in onzen tijd van
ententes en allianties niet overal in de
buitenlandsche pers meer genade. De
nuchter oordeelende Nederlanders, wien
het gelukkig te dezen opzichte aan
onderscheidingsvermogen niet ontbreekt,
stellen echter telkens, als zulk een raad
gevende vriendenstem zich weder doet
hooren, de vraag, of de bezorgdheid
hier wel altijd een altruïstischen stempel
draagt, dan wel meer het egoïstische
karakter vertoont, dat nog steeds de
staatkunde in het algemeen kenmerkt.
België is toch bij de afscheiding van
het Noorden aldus redeneeren zij
niet geneutraliseerd om zijnentwil, doch
om te voorkomen, dat een zelfstandige
staatkunde van dit rijk aan één der
rivale groote mogendheden de voor
deden in den schoot zou werpen, die
een door tractaten gehechte vriend
schapsband zoo ruimschoots zou kunnen
verschaffen. Thans nu in Westelijk
Europa mocht het tot een conflict
komen de partijen, om zoo te zeggen,
geformeerd zijn, schijnt die neutralileits-
waarborg aan den Belgischen staal weinig
zekerheid meer te bieden. Vele jaren
geleden, toen Engeland bij den strijd
om de hegemonie slechts de rol van
toezienden voogd vervulde, was dat
alles anders. Bij de huidige verhouding
der staten zou echter, naar het schijnt,
zelfs een opheffing van den neutraliteits-
waarborg de positie van België niet
merkbaar verzwakken. Doch die op
heffing een oogenblik aangenomen,
dat zij uitvoerbaar ware -- zou onmid-
delijk de onzekerheid in de verhouding
der groote mogendheden teweeg bren
gen, die de gewaarborgde neutraliteit
steeds geroepen was te voorkomen.
Immers, die gewaarborgde neutraliteit
moge voor den Belgischen staat aan
beteekenis hebben verloren, de nog
altijd aan dien staat opgelegde ver
plichting van geen zelfstandige politiek
te voeren, doch onder alle omstandig
heden neutraal te blijven, is van onbe
rekenbare waarde in het Europeesche
Van „1)E ECHO VAN HET ZUIDEN."
OB
JIvLVuIuukv diati Deu Jl'mvvlijlutbatit).
59).
Zij leefden heel zaiuig, afgetrokken van
iedereen zij betreurden den „goeden ondeu
tijd- van voor 89, vorweuschten dn omwenteling
nu hare gevolgen, klaagden ovnr het beden
en streelden, voor dn toekomst, de zoete boop
van weer tn hel bezit gesteld te worden van
alles wat hun vroeger toebehoorde.
Dien dag, bij uitzondering, bad dö gewezen
gr. ot-baljuw ree ia vroeg in den morgen het
Te Deum bijgewoond dat ter eere van den
nienweu koning gezongen werd, en wilde bij
iu 't openbaar aijue gevoelens van konings
gezindheid bevistigon door het bijwonen der
volksfeesten welke men ter gelegenheid van
's konirga feestdag vierde.
Hij was dus, na den middag, met zijne
zuster e'n zijnen neef naar het dorp afgewan
deld.
Hot wae met tegenzin dat Mevrouw de
Vurmandoif: in deze wandelmg had toegestemd
zij vroesde het gegichel en de spotwoorden
der boeren, onvermijdelijk uitgelokt door hare
ouderwetBche kleederdracbt, en van den an
deren kunt, kreukte bet haro aristokratische
gevoelens, vau in onmiddelijke aanraking met
de boeren te komeo.
Haar broed.gr had haren tegenstand echter
overwonnen door te do'u opm-rkeu dat bun
onthouding met leedei oogen zou aangezien
worden, en, in de huidige omstandigheden,
erg nadeelig zou zijn aan hunne belaDgen
De jonge Hercules was natuurlijk zeer in
genomen met het voorstel.
Het stak den jongen tegen zoo gedurig op
gesloten te zitten hij ademde met volle
teugen de frissche lucht in en zocht slechts
de gunstige gelegenheid om hot oog der lastige,
knorrende tante te ontvluchten.
Zoodra meister Grein de wandelaars aan
Rollac had aaugewezen, verliet deze de uit
spanning, li< p hau tegemoet en sprak bun
aan, met ueu hoed in de band en menige
eerebuiging
Mijnheer Mevrouw I.i. Uw ootmoe
dige dienaar Aanvaardt mijne eerbiedige
verschoouing, omdat ik mij zoo onverwachts
vóór u aanbied Ik was juist van zin mij
naar uw kasteel te begeven en de eer te
vragen n gedurende eeuige oogenblikkon te
spreken, toon juist uwe tegenwoordigheid hier
op de plaat3 mij word aangewezen... Ik heb
het innig verlangen, u mijne eerbiedige groeten
te breDgeu, riet kunnen wpderstaau...
Dit verlangen, de oorzaak van mijn bezoek
en de brief welken de heer hertog de Mont-
bazou mij toevertrouwde, zullen te mijnen
voordeele pleiten.
Dit alles v/erd zoo haastig en zoo dapper
uitgesproken, dat M de Courgemont gansch
verslagen was.
Mevrouw de Vermandois keek den vreem
deling hoogmoedig, bijna minachtend aan.
Hercules staarde den ridder met nieuws
gierige aandacht aan en scheen zelfs verheugd
over deze verschijning, als over eene nienwe
onverwachte afwisseling in zijn oentoonig
leven.
Toen de gewezen groot baljuw weer beko
men was van zijne verslagenheid, groette bij
den ridder op zij no beurt.
Verschoouing, mijnbeer, met wien heb
ik de eer te spreken
Ah waarachtig, riep de ridder, ik had
vergeten u mijuen Daam te zeggen... ik had
nocbtban8 daarmede moeten beginnen Ik
ben ridder de Rollac
De ridder de Rollac herhaalde M. de
Courgemont, de schouders ophalend en ziine
blikken strak op den vreemdeling vestigend,
met eene uitdrukking van twijfel...
Maar ik dacht dat de ridder de Rollac
dood was...
Gij wilt zeggen dat bij verleden jaar voor
dood gelaten is op h3t slagveld van Lützen,
concert. De waarborgen, die België zelf
voor het oogenblik bezit, bezit het door
zich zelf, in zijn leger en zijn goed
georganiseerd vestingstelsel die de moed
willige schender van zijn grondgebied
tegen zich en dus in het voordeel van
zijne tegenstanders zal zien aangewend.
Wanneer men zich op dit standpunt
plaatst, wordt het ten eenenmale onbe
grijpelijk, hoe onder huidige omstandig
heden van sommige zijden nog kan wor
den aangedrongen op een neutraal-ver
klaring van den Noord-Nederlandschen
staat, welke, zonder waarborgen te bie
den, gevoelige afbreuk zou kunnen
doen aan het prestige van onzen naam.
Zeer verklaarbaar is daarentegen, dat het
aantal voorstanders van een voorkeur-
politiek binnen de grenzen der Neder
landen uiterst gering is. Is aan België
een neutraliteitspolitiek opgelegd, een
wijs regeeringsbeleid zal deze in Neder
land vanzelf doen verkiezen.
Over de herhaalde pogingen door bui
tenlandsche persorganen aangewend, om
de Nederlanden uit hun neutralen hoek
te lokken en tot een meer agressieve
staatkunde te verleiden, mogen wij ons
uit den aard der zaak niet verwonderd
toonen. De naijverige groote mogend
heden hebben er elk voor zich belang
bij. de beide kleine staten, uit vrije be
weging zoo mogelijk, aan hare zijde te
zien treden. De wederzijdsche kracht-
begroepeering is toch door de Euro
peesche politiek zoo in evenwicht ge
bracht, dat de krachtsontwikkeling'der
kleine staten de balans naar de een of
andere zijde zou kunnen doen overslaan
De geschiedenis van vijftig jaren her is
daar, om te bewijze.n, hoe een groote
staat dingen kon naar vriendschapsban
den met de belde Nederlanden, nog wel
in tijden, toen hun beider weerkracht
zich op heel veel lager peil van ont
wikkeling bevond dan thans. Te betreu
ren valt dan ook, dat de massa der be
volking zich niet of slechts weinig be
wust is, wat de kleine staten te d,ezen
opzichte beteekenen Dat de groote
staten ons grondgebied zullen moeten
ontzien om de krachtsgroepeering niet
in ongunstigen, zelfs zeer ongunstigen
zin te hunnen opzichte gewijzigd te zien,
en er de voorkeur aan zullen geven,
zich de voordeelen ten nutte te maken,
waar bij in de zelederen der bondgenooten
tegen de troepen van Bonaparte streed...
haastte de Rollac zich te antwoorden God
dank hij is van zijne wonde bekomen. En
het bewijs...
Bij lachte luidruchtig, om den kwaden in
druk welken hij zelf gevoeld had te verdrijven.
Komaan, komaan hernam M. de Cour
gemont, ik hen toch nog wel bij mijne zinnen
Zou ik hij zooverre reeds hit geheugen ver
liezen Rollac, zoo ik bet goed voor heb, is
bij weten van iedereen voor omtrent twintig
jaar overleden.
In de gelederen van Condé gij hebt
gelijk, broeder, bevestigde de weduwe. Uw
geheugen 13 nog heel juist, en duidelijk en het
mijne nok. Ik was toen te Coblenz.
Wel juist, zuster, voegde de oude edel
man erbij, ik heb zelfs het nieuws door een
uwer brieven vernomen,.. Rollac zou overigens
nu omtrent zestig jaar oud zijn en mijnheer
schijnt mij nauwelijks het dertigtal te berei
ken. Ik begrijp niet.
De uitlegging is nochtans niet heel
moeilijk, beer groot-baljuw, onderbrak de
ridder.
Hoe dat vroeg M- de Courgemont met
belangstelling en gevleid over den titel waar
mede hem de ridder aansprak.
Had ridder de Rollac, die onder de
vaandels van Condé sneuvelde, geenen zoon
Ja, een eenigen zoon had hij.
En weet gij wat die zoon geworden ia
Waarachtig neen ik heb in Engeland
lange jaren in ballingschap doorgebracht,
gescheiden vaD mijne familie en van een groot
getal mijner oude vrienden
Welnu, riep Rollac, die zoon ben ik,
Maar dan zijt gij mijn achterneef.
Ah riep de ridder verheugd.
Vermits uw vader mijn neef was Wist
gjj dat niet
Ik ik kon daarvan uiet onbewust zijn,
mynheer maar ik wilde op deze verwant
schap geena uauspraak maken om mij aan u
voor te stellen, omdat ik u deze blijde ver
rasaing wilde voorbehouden.
Waarlijk, deze verrassing is mij zeer
naDgenaam zei M de Courgemont met goed
heid den ridder de armen toereikend laat
die de bufferstaten als flankdekking bie
den, wordt binnen onze grenzen te wei-
nig begrepen. Veeleer wint de gedachte
veld, dat een ontwapening het locale en
het algemeene belang zou kunnen dienen.
Toch is niets minder waar. Het grond
gebied der kleine staten zou dan in
militair politieken zin de beteekenis van
demarcatie-zóne hebben verkregen, die
de zich ten strijde rustende mogendhe
den op het oogenblik der oorlogsver
klaring aan alle zijden gelijktijdig zouden
overschrijden. Het hoonende nous parie
rons dc vous, chez voits et sans vous zou
opnieuw weerklinken, en in nog heel
wat schrilleren, snijdender toon.
De positie der groote mogendheden
schijnt voor een goed deel gegrondvest
op hare militaire krachtsontwikkeling.
Het is toch waarlijk geen gril, die En
geland er toe leidt, om duizenden ma
trozen in de Noordzee achter de kanon
nen gereed te houden om voortdurend
de koloniën over de geheele aarde tot
deelneming over te halen aan de groote
zaak der nationale verdediging en om
een marine-budget te voteeren, dat het
vier- a vijfvoud bedraagt van het geheele
staatsbudget van een rijk van vijf a zes
millioen zielen
Men moge dat militaristische streven
bejammeren, men moge zelf veroordee-
len, dat duizenden en duizenden sol
daten op de grenzen de groote staten,
als met het geweer in den aanslag ge
reed liggen, om elkander te bestrijden
de erkenning, dat het kruid der ge
nezing nog moet wassen, zal ons toch
ervan moeten terughouden, de zorgen,
voor de nationale verdediging te doen
verslappen. Zou het zelfs geen onwaar
dig bedrijf mogen heeten, om aan het
buitenland, dat zich de grootste opof
feringen getroost voor zijn fweermacht,
een papieren garantie af te beelden voor
het geval van oorlog Die garantie
moeten wij vinden in ons zelf, zoo goed
als het geneutraliseerende België van
het heden. Een strikte neutraliteitspoli
tiek en een op grond daarvan georga
niseerde legermacht moeten aan de ri
vale mogendheden de zekerheid bieden,
dat Noord- en Zuid-Nederland beiden
onder alle omstandigheden gereed staan
de integriteit van hun grondgebied quand
même te verdedigen en zich bewust
ons malkander omhelzen, mijn beste achter
neet, laat ons malkander omhelzen
Ik wensch niet beter, mijn goede groot
oom
De twee edellieden drukten malkander wel
gemeend in de armen.
Dan boog Rollac eerbiedig voor de weduwe
wier baud hij tegen zijne lippen drukte en
terwijl de f'amilieherkenning toch aan den gang
was, sprong hij zonder omzien den verbluften
Hercules nan den hals.
Die dierbare neef! hernam M. de Cour
gemout, als men u wel beziet, dan merkt men
waarlijk dat gij veel aanuwen vader gelijkt...
de neus... en mond...
Dat dunkt mij niet, onderbrak Mevrouw
de Vermandois.
Ver&choouiog, zuster, maar ik zal u doen
opmerken dat Rij niet zooveel, als ik, met
wijlen don ridder hebt omgegaan en dat gij
hem bijgevolg niet zoo goed gekend hebt, als
ik.
-- De gelijkenis der gelaatstrekkeu is mis
schien niet volstrekt duidelijk, maar er is
toch iets van don familietrek, zei Rollac om
eenigzins met de waarde dame in te stem
men.
Deze scheen niet heel welgezind.
Zij aanzag dien bloedverwant die zoo on
verwachte aangeland was, met geen goed oog
maar eerder als eenen indringer die baar nog
heel weinig vertrouwen inboezemde.
Daarenboven krenkte die openbare herken
ning, te midden der groote markt, hare ge—
voeleuB van wellevendheid
Laat ons van hier vertrekken, broeder,
sprak zij. zie eens hoe die boeren ons hier
onbeschaamd staan aan te kijken...
De gewezen groot-baljuw wachtte zich wel
deze opmerking tegen le Bpreken bij zette
zich dus terug op weg en het groepje sloeg
eene zijstraat in die op het veld uitliep.
Daar werd het onderhond voortgezet verre
van het lawaai der feesten eo van de nieuws
gierigheid der dorpelingen.
Nu was M. de Courgemont gansch aan
Rollac overgeleverd.
Drommels 1 riep hij, ik zoo waarachtig
in u den kleinen bennel Diet herkend hebben
dien ik in 1709 te Bordaux in uwe vaders huis
zijn van de groote belangen, die zij als
flankdekking voor beide partijen kunnen
verschaffen. Vormen zij als zoodanig
een macht van belang, dan is ten zeerste
geboden, het opkomen, over de grenzen,
te voorkomen van elke gedachte, dat
de krachtige flankdekking in een ge
vaarlijke flankbedreiging zou kunnen
ontaarden. Elke verandering in den sta
tus quo onzerzijds, b.v. in den vorm
van een toenadering tot België op mili
tairen grondslag, schijnt juist daarom,
hoe voordeelig overigens in menigerlei
opzicht, verwerpelijk toe. Doch ook het
zeer tendentieuze streven van zekere
zijde, om onze zelfbewuste neutraliteits
politiek als een wankelende te willen
voorstellen, moet juist op die gronden
met protest worden ontvangen, en wan-
reer schrijvers van naam als een v.
Falkenhausen zich niet ontzien, om,
ten behoeve van hunne «wetenschappe
lijke» betoogen de Nederlanden een
ellendige rol te laten vervullen in den
«grossen Krieg der Jetztzeit», dan past
evenzeer protest.
Doch bij ,dat protest hebben wij te
bedenken, dat om ontzien te worden,
onze strijdmacht ontzag zal moeten af
dwingen. Welken maatstaf men daarbij
zal aanleggen Ongetwijfeld zullen daar
bij militaire overwegingen in niet onbe
langrijke mate gelden doch overwegend
zal daarbij zijn het oordeel door den
buitenlander gevestigd over de opvat
tingen onder ons volk zelf Niet de ge
talsterkte van het legernoch het min
of meer moderne onzer versterkingen
noch de duur "van den eerste-oefenings-
tijd, zullen hier den doorslag geven.
Wel in eerste instantie het antwoord op
de vraag is het ernst bij het volk met
de zaak der verdediging Is deze door
en door nationaal
Aan nationaal gevoel ontbreekt het
ons geenszinsdoch waar de groote
voordeelen, die een goed beschermde
neutraliteit zoowel aan ons land zelf,
als aan het buitenland vermag te waar
borgen, verre, van algemeen worden
gevoeld en begrepen, daar zouden wij
voor alles in ons volk in al zijne gele
dingen wenschen zeer zelfbewuste kracht.
ontmoette. Gij waart toen hoogstens viar of
vijf juar oud.
Juist gelijk gij zegt.
Ik herinner mij nog dat ik u op mijne
knie ie paardje rijden gij sprongt srelijk een
duiveltje, wilde gedurig aan mijne pruik trek
ken en weigerdit volstrekt een versje op te
zeggen. Ik kon u slechts tot bedaren brengen
door u eenen suikerbol tc schenken.
Mij geheugen stelt mij die gebeurtenissen
niet meer voor maar miju vader heeft mij
die pret dikwijls verteld.
Ah van toen af boD men reeds merken
dat gij een fliuke kerel zoudt geworden zijn
Sedert dien is er al veel water naar de zee
geloopen, gelijk men zegt. Wat is er u gedu
rende die lange jaren zoo al voorgevallen
Want gij moest nog bitter jong zijn, toen mijn
neef gestorven is
Ja, ik was nog jong. Als erfdeel liet
vader mij niets achter dan een ongeschonden
naam ik kon dns alleen op mij zeiven reke
nen en ik besloot in Amerika fortuin te gaan
zoeken.
Dat is wel zoo 1 ik bad het wel bemerkt
dat er nit u een flinke en vastberaden kerel
zou gegroeid zijn. Maar, op elfjarigen onder-
dom gij waart bliksems vlug
Op elfjarigen ouderdom, in Amerika
Alleen riep Hercules met eene jaloersche
bewondering.
Hercules riep de weduwe om hem te
doen zwijgen.
Verschoouing. hernam Rollac, juist op
het oogenblik dat gij mij onderbroken hebt,
wilde ik u zeggen dat mijn vader, vooraleer
naar de grens te vertrekken, mij toevertrouwd
bad aan brave lieden die eeuige jaren later
ook stierven
Maar laat ons die droevige gebeurtenissen
niet herdenken, zei de ridder ca een oogenblik
stilzwiigens, om zich wat te herstellen van
eene ontroering die iedereen heel natuurlijk
moet schijnen.
(Wordt vervolgd).