iMummer 64. Zondag 14 Augustus 1910. 33e Jaarg Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Eerste Blad. liUiUGffT Arbeidsloon. PALJAS ANT0ON TIELEN, Dit nummer bestaat uit DRIE bladen. SUNLIGHT Uitgever: FEUILLETON WAALWIJK. Telefoonnummer 38. OOGENBLIKKEN OM UIT te blazen zijn alleen mogelijk wanneer Sunlight Zeep wordt gebruikt. Zij bespaart tijd want de zuiverste zeep doet het werk. De Echo van het Zuiden en Lnngstrnntsclie Commit, Dit Blad verschijnt Woensdag— en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden f5. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. Advertbntièn 17 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven; worden 2maal berekend. Voor plaatsing van een groet aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 16 cent per regel. <t s. 'j. 1214 Vervolg der Lezing. Laat mij tot slot van deze redeneering een merkwaardig woord aanhalen van Mgr. Bogshawe, bisschop van Notting ham Het is monsterachtig, dat de le vende materialen of arbeiders slechter behandeld worden dan de machine, welke steeds behoorlijk onderhouden wordt en wel zoo, dat zij werk kan verrichten. Ik ben de meening toegedaan, dat het arbeidscontract juist van natuurswege zóó is, dat het eene zedelijke verplich ting schept tusschen den werkgever en den arbeider, die zijn tijd en zijn arbeid in zijnen dienst besteedt eene verplich ting,'welke den eene verplicht, trouwen vlijtig voor zijn meester te arbeiden, den andere daarentegen de verplichting op legt, voor zijn arbeiders de gelegenheid te scheppen op voldoende wijze hun huisgezin te kunnen onderhouden, zooals hun stand dat vordert en zelfs iets over te kunnen sparen voor tijden van ziekte ot voor den tijd van den ouderdom. Over het geld om te sparen voor tij den van ziekte en ouderdom straks nog een woordje, eerst nog eenige redenen aangegeven, waarom voor sommige het loon hooger moet zijn dan het familie- loon Het redelijke daarvan dunkt me moet voor iedereen zonneklaar zijn Wij hebben bewezen, dat het z. g. familieloon het minste is, waarop een normaal arbeider in normale omstandig heden bij het sluiten der arbeidsovereen komst aanspraak kan maken. Met dit loon zal hij zijn leven door blijven wat hij is; buiten bijzondere omstandigheden zal hij precies genoeg hebben om orde lijk te leven, dus niet te kort komen, maar ook niets over houden. Nu is het duidelijk, dat met dit minste of minimum loon niet iedereen genoegen behoeft te nemen. Verschillende overwegingen doen het rechtvaardig loon, wat gevorderd mag worden, daarboven stijgen. De bij zondere aard van dien arbeid gelegen in de daarmee verbonden gevaren, in de spoedige ondermijning van geest en lichaam krachten, in de daaruit ontsprui tende verantwoordelijkheid, in het ge ringe aantal ertoe geschikte personen enz., maakt den eisch tot een loon, hooger dan h *t gemiddelde alleszins rechtvaardig. Immers, al is de arbeidskracht geen koopwaar in den gewonen zin, daar die kracht onafscheidelijk is verbonden aan den persoon en deze geen handelsartikel zijn mag, het arbeidsverdiag heeft toch wel eenige overeenkomst met een koop, huur- of ruilcontract. Die overeenkomst bestaat hierin, dat er meer vergoeding moet worden gegeven, naarmate er meer van de arbeidskracht gevorderd wordt. Zoo zal iemand, die jaren lang heeft moeten studeeren om zich te bekwamen in zijn beroep, dure leermeesters en boeken heeft moeten benuttigen, voor den tak van bedrijf, dien hij uitoefent meer loon kunnen vorderen, dan iemand die een vak beoefent, waarvoor weinig of niets kostende opleiding gevorderd wordt. Ook de gevaren, die uiteraard aan eenig bedrijf verbonden zijn en de scha delijke gevolgen voor de gezondheid geven recht op een hooger loon. Der halve komt bijv. aan mijnwerkers, glas blazers en dergelijken meer weekloon toe dan aan landarbeiders. Iemand wien bijzondere vlugheid is aangeboren, zal daarin vaak, vooral als fabrieksarbeider, een aanleiding hebben om meer loon te maken dan een gewoon mensch. Groote verantwoording voor levens of goederen wordt ook in bijna ieder machinaal be drijf erkend, als een reden tot meer loon. In dit verband moet ook vraag en aanbod gerekend worden als een der oorzaken, die het loon tot het gemid delde beperkt houden (dus familieloon als minimun loon) of daarboven verheffen. Melden zich veel werklieden aan en is het werk schaarsch, dan zal minder loon bedongep worden, dan wanneer er veel werk is en slechts weinig arbeiders zich er voor aanbieden Ook het arbeiden op buitengewone tijden, als 's nachts of op Zon- en feestdagen, vormt krachtens deze overweging een titel, om aanspraak te maken op hooger loon dan het gewone. Ziedaar dan de quaestie van het ar beidsloon volgens de drie groote syste men beschouwd, verklaard en uiteengezet, ziedaar vooral bewezen het goed recht en de redelijkheid en de billijkheid van het uitbetalen van het arbeidsloon vol gens de christelijke beginsels Nu gij eeuigzins op de hoogte zijt van de quaestie wat het arbeidsloon betreft, nu wij in kennis gesteld zijn met de chi istelijk beginselen die quaestie be treffende, moeten wij, wetende dat wij volgens bevel van Paus en bisschop ons moeten laten leiden naar de beginselen neergelegd in de encycliek Rerum No varum, moeten wij eene conclusie trekken overeenkomstig die beginselen en dan luidt deze conclusie de vakvereeniging moet de loonen brengen op een peil, dat een matig en rechtschapen werkman in staat stelt zichzelf behoorlijk te onder houden te voorzien in zijn voorzorg voor slechtere tijden en zijne christelijke plich ten te vervullen tegenover de leden van zijn huisgezin. Deze conclusie is in het voorgaande uitgelegd behalve één punt dat eene nadere toelichting eischt. Wat moet worden verstaan onder voorzorg voor slechtere tijden dus voor ziekte, ongeval werkeloosheid, ouderdom. Niet dat iedere werkman een kapitaal moet kunnen ter zijde leggen, dat hem in staat stelt op zeker leeftijd daarvan te kunnen leven zonder te arbeiden, of hem waarborgt tegen de geldelijke ge volgen van ziekte, invaliditeit en werke loosheid. Dat ware den patroon zoo drukkend dat zaken drijven een uitzon dering zou worden, dat ware iets onmo gelijks voi derend. En toch rust op den patroon een zedelijke verplichting (alweer volgens de christelijke beginselen) om te voorzien in de slechtere tijden van zijn volk. Dat deze verplichting op den patroon rust zegt ons zelf de staat die den patroon verplicht voor zijn werkman door eene bijdrage te zorgen bij ongeval, die den patroon zal verplichten in eene nieuwe wet tot eene bijdrage in ziekte. Welnu deze verplichting kan de patroon nako men, zonder dat zijne onderneming te zwaar belast zou worden De werkman toch van onzen tijd kan zich op eene andere wijze waarborgen voor slechtere tijdeD Het verzekerings wezen in zijn toenemenden omvang staat hem ten dienste. Hij kan zich verzekeren tegen de geldelijke gevolgen van ziekte, werkeloosheid enz- hij kan toetreden tot weduwe en weezen-verzekering en deel nemen aan allerlei andere familie-ver zekeringen als communiefondsen, trouw fondsen enz. Hij kan dat en bij moet dit doen zijn christelijke plichten schrijven het hem gebiedend voor- Ook moet een werkman lid zijn van de vakvereeniging dit eischt zijn plicht als degelijk en ontwikkeld werkman, meer nog hij is het verplicht aan zijn huisgezin, aan den werkmansstand, sterker nog, het is een gebiedende plicht van gehoor zaamheid aan de kerkelijke overheid. Maar dat lid worden kost geld even goed als zich verzekeren in die verschil lende fondseD dat wordt zelfs eene be lasting welke nogal zwaar op zijne schouders drukt. Dan schreef de Paus niet, dat de werkman moest hebben een toereikend loon Welnu in dat loon moet begrepen zijn het noodzakelijke voor zijn onderhoud, waartoe ook behoort de verzekering van hem en zijne familie voor tegenspoeden, welke hem vooral in onzen tijd elk oogenblik kunnen treffen en waartegen zich te waarborgen niets meer of minder dan zijn christelijke plicht is. En hier breng ik gaarne een woord van hulde en dank aan de firma v. IerSel- 1 Witlox die bij gelegenheid van het in werking treden van het arbeidscontract aan haar personeel een 0.25 ct. per week opslag gegeven heeft om gelijk de Heer Witlox mij zelf zeide, te kunnen voldoen, de contributie van Gildenbond en Vakvereeniging en om zich te kunnen verzekeren in het ziekenfonds. Wilden wij een volledige uiteenzetting van het arbeidsloon geven, zoo zouden wij nog velen zaken moeten behandelen zoo wat betreft de uitbetaling van het loon, het recht van den werkman om dit loon naar believe te besteden, de verschillende vormen van loon stukloon of tijdloon enz doch haar de omvang der specie, toch alzoo uitgebreid is zul len wij die zaken heden laten rusten, een andermaal zullen wij allicht gele genheid vinden daarop terug te komen. Ons blijft alleen nog eene zaak over n.m. eenige middelen aan te geven waardoor het loon van den arbeider op de hoogte van het familieloon kan ge bracht worden- Het is wel iedereen duidelijk dat niet op een gouden schaaltje afgewogen of tot op een cent berekend kan worden, welk loon in ieder bepaald geval precies aan de rechtvaardigheid beantwoordt. Hier zal altijd ook bij de nauwkeurigste berekeningen en den besten wil, nog een ruim veld overblijven voor loven en bieden. Tweedens is het zeer moeilijk en ge vaarlijk door een juist getal te willen uitdrukken hoe groot het minimumloon moet zijn volgens de uitgelegde christe lijke beginselen voor arbeiders, die be antwoorden aan de voorwaarden verklaard in onze rede. in Waalwijk en Besoijen. Hoogstens kan ik hen die het betreft die daarvoor te zorgen hebben, eenige zij het dan onvoldoende inlichtingen ver strekken. Ik heb eenige van die huishoudelijke lijstjes voor mij liggen, doch zij 'die mij Van „DE EüHO VAN HET ZUIDEN." OF dkotfÜDeultoww aait Deit J"6tivvefiilw6aut). 108.) Mijne vrouw mijn kind... antwoordde Paljas, ja, en 't is juist dat wat mij op stroo brengt. Al den moed, al de wilskracht die mij nog overblijft, wil ik gebruiken om tegen zeer machtige vijanden te strijden. Ik heb dit alles noodig, ziet ge. Ik wil volstrekt Madeleine en mijne kleine Jeanne weer hebben of ik zai ervan sterven. Saperlootbaas, ge neemt het wel ernstig op, in uwe plaats zou ik reeds getroost zijn. Indien mijne vrouw mij moest verlaten, dan zou ik mij toch nooit de moeite geven haar achterna te loopen Ik zou haar goede reis wenschen en er mij niet meer over bekommeren dan om eene pijp tabak... Zwijg, riep Paljas, vervoerd door den spotlach van den hansworstgij hebt dus nooit vrouw of kinderen gehad Vrouwenwedervoer Grain-d'Amour, het hoofd fier omhoog Btekendik heb er integendeel altoos licht over gedacht. Genoeg met die gekkernij 1 riep Paljas. wij zijn niet van dezelfde gedachte over dit vraagpunt en 't zal best zijn maar kort en goed te scheiden en dat elk zijnen weg ga De hansworst was nu ook bedroefd. Verschooning, baas, smeekte hij, ik heb n dat maar gezegd om n te doen lachen, omdat het mii pijnigt u altijd zoo droefgeestig te zien. Als gij het goed vindt, zal ik juist van dezelfde gedachte zijn, als gij... 't Is onnoodig uw karakter te willen dwingenhet is mij onmogelijk u langer werk te geven. Zoodat ge mij weg zendt Ik schenk u uwe vrijheid weer. Ik dank u. Maar wat go ik er mee dom Gij zult gemakkelijk ergenB anders in dienst geraken. Ik vrees voor u niet. Maar ik zal nooit geen zoo goeden meester, zooals gij, meer ontmoeten. Gij wilt mij vleien, bé? Neen 1 waarachtig Om den naam te mogen dragen van eersten artist van den grooten Belphégor zou ik zelfs geld hebben gegeven. Hoeveel geld moet ik u nog betalen Eene week aan drie stuivers per dag, dat is te zamen drie pond en tien stuivers. Welnu laat ons aannemen dat ge mij gedurende dién tqd voor de glorie gediend hebt, dan zijn we klaar. Voorzeker, ik... nochtans... stamelde de hansworst, wiens verslagenheid op zijn gelaat stoad te lezen. Ah 1 ziet ge wel dat men onyelijk heeft de vleiers op bun woord te gelooven, besloot Paljas... Ziedaar wat ik u schuldig ben. De schurk lachte dat hij schaterde en stak al gretig het geld in zijnen zak dat de baas hem overhandigde. Dank u, baas, zegde hij't is gelijk, er zijn er toch geen twee, gelijk gij... Zie, dat doet mij toch aan u zoo te verlaten juist op het oogenblik dat ik mij het meest aan u begon te hechten... De beste vrienden verlaten toch mal kander wel eens. Vaarwel, Grain-d'Amour Neen, ik zeg u geen vaarweltot weer ziens, mijnheer Belphégor, tot weerziens, mijnbeer Jacquinet... Beste groeten aon de vrouw als gij haar znlt hebben weergevonden... Zoo gij ooit nog eenen artist noodig hebt, dan hoop ik dat ge wel aan mij zult denken... Grain-d'Amour voelde do tranen in zijne keel kroppeD. Hij ging langzaam naar de deur gelijk een droevige persoon uit een treurspel, die gebogen gaat onder eenen Blag des noodlots. Die man had zoodanig de gewoonte aange nomen van kluchtige nabootsing, dat het moeilijk te zeggen zou geweest zijn in hoe verre de aandoening welke hij liet blijken, echt was. Wat er ook van zij, zijne practische wijs begeerte was van meening dat alle droefheid kon getroost worden. Inderdaad, wanneer hij aan den drempel der kamer gekomen was, hadde men hem kunnen hooren mompelen. Hum al die aandoeningen hebben mij zoo erg de keel droog gemaakt, dat ik er eentje ga op zetten Eenige oogenblikken daarna daalde Paljas naar beneden om vrouw Béjin te gaan zoeken. Hij was reisvaardig. Vrouw BéjiD veinsde eehe groote verwon dering, wanneer zij vernam dat hij met den ridder niet tot'akkoord was gekomen. Och wat wilt ge er aan doen, sprak hij. Die M. de Rollac stelde mij ook voor waarden die door geen eerlijk man kunnen aangenomen worden en wil mq aan geenen prijs den naam bekeDd maken van de familie, waar Madeleine zich bevindt. Ik heb hem naar den weerlicht gezonden... Gij hebt misschien ongelijk gehad, op perde de uitventster, men moet de rijke en machtige lieden toch wat ontzien. Gij zoudt willen dat ik de lieden zou ontzien die mij mijne vrouw en mijn kind hebben ontstolen riep de goochelaar. Neen Dat noeit!... gij kent mij nog niet, moeder Trien... Vraag mij liever mij de hand te willen afhakken, maar diit niet... En wat gaat ge nu doen? Vertrekken en Madeleine opzoeken. Goed valle het uit? God zal mij helpen... En gij vertrekt? Aanstonds. Ik en Jacques, wij komen u goeden dag zeggen en onze schuld betalen. Ik moet u nog veertien dagen... Gij zijt mij niets meer schuldig, ant woordde vrouw Béjin. Hebt gij mij gisteren het geld niet geschonken dat ik u moeBt overhandigen Daaraan had ik ruimschoots genoeg om mij te betalen. Het overige hoort u toe... Neen, 'k wil het nietriep Paljasbe houd alles dat geld brandt mij in de handen, ik wil er geenen duit van. Wees redelijk... Geenen duitzeg ik u. Dat is gekkernij in uwen toestand... Ik wil mijne schulden zelf betalen. On gelukkig is mijne beurs bijna ledig ik heb de rekening van Graind'Amour ook betaald en hem daarna zqne vrijheid weergeschonken. Er blijft mij nauwelijks genoeg over om wat brood te koopen voor den kleine en voor mij en eene maat haver voor nden Witte..." Dan heb ik eraan gedacht u een voorstel te doen... 't is van den gedrnkten halsdoek welke ik voor Madeleine had gekocht, te willen aan vaarden... zie, daar is bij, vervolgde de goo chelaar, terwijl de tranen uit zijne oogen sprongen bij de gedachtenis aan haar die hij had willen verblijden... Hij is splinternieuw en gij hebt zelf gezegd dat hij zeer Bchoon is Daarenboven laat ik u nog mijne koets... Deze is niet nieuw, maar zij kan toch nog dieDBt doen en gij zult er gemakkelijk eenige kronen voor bekomen... De nitventster wilde niet. Ik wil u zoo van alles niet ontblooten, mijn goede mijnheer Belphégor, zegde zij. £n ik wil aan niemand iets schuldig zijn, zei Paljas heel fier. En diep ontroerd Ik wil dien halsdoek niet meer zien zoo gij hem weigert dan zal ik hem aan de eerste bedelaarster de beste geven Mijne koets Wat zou ik er nu mee aanvangen? Wij zijn maar met tweeën meer. En daarbij, moeten bedelaars gelijk wij in een rijtuig ritten?.. Dat is goed voor edellieden en rijke dames Ik zal nden Witte" alleen honden, zoolang ik hem nog kan voeden... en dit voor den kleinen Ik, ik heb goede beenen, ik zal wel te voet gaan Ik zal gaan en zwerven gelijk de wan delende jood tot wanneer ik Madeleine zal weergevonden hebben Hoe minder reisgoed ik heb, des te gemakkelijker... Gq neemt mijn voorstel aan, niet waar?... Vermits gij het dan toch wiltmaar ik zeg u dat gq tegen uw eigen belang werkt. Met brave lieden handel ik openhartig. Dank u... kom. Jacques, zeg vaarwel aan moeder Trien... Het kind reikte heel naïef zijn voorhoofd en de uitventster omhelsde hem terwijl zij uitriep Wat is hq lief I Ah mquheer Belphégor gij moogt er op roemen een braven en beleefden knaap te hebben. Hij zal u eer aandoen en u in uw verdriet troosten... Ik hoop dat hq ten minste mij zal helpen mijn leed geduldig te verdragen.. Vaarwel, moeder Trien...ik dank u nogmaals voor uwe goedheid. Ik zeg u niet dat ik met ge noegen nog ooit weer te ADgoulême zal komen. Wie weet?... Doch ik herhaal het, wees voorzichtig zoo gij alles niet wilt verspelen, geloof mij vrij... Alles verspelen 1 riep Paljas, die zich weer in gramschap ging stellen, ik zal mijne zaken wel anders regelen en mij door niemand laten om den tnin leiden. Zoo ge mij wildet beloven, redelijk te zijB, zei de oude op fieemendeu toon, dan zou ik u iets toevertrouwen. Spreek, moeder Trien, ik smeek u... Weet gij misschien waar Madeleine zich bevindt Neen, dat wel juist niet, maar... Hebt gij een spoor ontdekt? Vrouw Béjin stak hot hoofd dicht bij het zqne en fluisterde hem geheimzinnig in het oor Ik geloof dat zq naar de kanten van Bordeaux gereisd is. Paljas sprong op. Is het waar?... Waarom hebt ge mij dat gisteren avond niet gezegd, dan had ik den nacht niet verloren. Ik heb slechts dezen morgen eenige aanduidingen ingewonnen en nog ben ik niet heel zeker... Ah 1 moeder Trien, riep de goochelaar zonder verdere uitlegging af te wachten, gij redt mq. Een spoor ik vroeg niets anders. Zonder u zou ik waarlqk verplicht zijn geweest mijnen hoed near de vier winden te draaien... Laat ons vertrekken Jaquiijet en haastig nog Den tqd om «den Witte* in te spannen en binnen een kwart uurs rijden wij den weg op naar Bordeaux 'Hij was bqna verheugd. E» ons reiBgoed, vader vroeg het kind. (Wordt vervolgd.)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1910 | | pagina 1