Nummer 35 Zondag 28 April 1912 35e Jaargang Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Waalwi|ksche Stoomdrukkerij AntoonTielen. Eerste Blad. Ron a Cacao J)e beste voor den prijs^ Een slachoffer der autobandieten, Dit nummer bestaat uit DRIE bladen FEUILLETON. VAN HOUTEN'S Frankrijk. Telefoonnummer 38. Telegram-Adres s ECHO. Met volle gerustheid kan aan het publiek de beoordeeling van dit fabrikaat worden over gelaten. 1 Kg. 1.50 y2 - o.8o ftKg. ƒ0.42* Ho- 0.18 Wil ill wijk se lie iiKstruUrhc Courant Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden f0."6. Franco per post door het geheele rijk f 0.90. Brieven, ingezonden stukken, gelden ecs.( franco tekenden aan den Uitgever. UITGAVE Advertentien 1—7 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën Smaal ter plaatsing opgegeven worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden specisle zeer voordeeHge contracten gesloten. Reclames 16 cent per regel. sSS5 ZOO ZIET EEN BUS ER UIT. De onderchef van den Parijschen vei ligheidsdienst, jouin als slachtoffer ge vallen bij zijn jacht op de autobandieten. Vijf dagen geleden deelde Jouin aan zijne surperieuren mede, dat hij Simen- toff op het spoor was, doch hem nog wilde arresteeren teneinde door hem de schuilplaats van Bonnot te weten te ko men. Die hoap werd verwezenlijkt. Jouin kreeg de zekerheid, dat Bonnot zich te Ivry bevond en dat Simentoff hem daar dikwijls bezocht. Gistermorgen deelde Jouin daarom den procureur mede, dat hij thans Simentoff zou arresteeren, wat ook geschiedde. Onmiddelijk daarna begaf Jouin zich naar Ivry, waar hij belangrijke aanwijzigingen omtrent Bon not hoopte te vinden. Bij Gauzy geko men, was zijne verrassiog groot daar Cardy te ontmoeten, den man, die te Altfort aan Simentoff een schuilplaats had verleend, en die nu Gauzy omtrent de arrestatie van S. was komen verwit tigen. Jouin, die vergezeld was van de hoofd inspecteurs Colmar en Robert, liet aan Gauzy het portret van Bonnot zien en vroeg of hij hem kende. Gauzy ant woordde ontkennend en noodigde de politiemannen uit mede naar de eerste verdieping te gaan, zeggende U kunt dan zelf zien dat er niemand is. In het plafond van den winkel, waar dit gesprek gevoerd werd. was een soort van kijkgaatje aangebracht, dat in ver binding stond met de kamer waar Bon not zich bevond. De bandiet heeft dus alles kunnen afluisteren en was op zijn hoede. Joun viel in de strik, die hem gespan nen was en terwijl hij naar boven ging met Colmar en Robert, beval hij den inspecteur Sevette en den onderbriga dier Rohr beneden te blijven en daar een oog in 't zeil te houden. Op de eerste verdieping gekomen, opende Gauzy een kamerdeur. Er heersch- te volslagen duisternis. De blinden waren gesloten en de gordijnen waren neerge laten. Nauwelijks was Jouin het vertrek binnen of een achter de deur verborgen individu wierp zich op hem. Jouin greep hem bij de keel en riep om hulp. Ook wierp hij zich eveneens op den bandiet, dien hij aanstonds als Bonnot herkende Robert snelde eveneens toe, doch hield vooral Gauzy in het oog, die trachtte te ontvluchten. Er volgde een verschrik kelijk gevecht. Jouin en Colmar hadden geen vuurwapens wat onverantwoorde lijk is in deze omstandigheden doch ieder slechts een stok, die ze spoedig bra ken. Plotseling rolde het drietal over den grond. Men hoorde de hoofden op den vloer bonsen. Zijn chefs in gevaar ziende, duwde Robert Gauzy met geweid in de kamer en wierp zich eveneens op Bonnot. Colmar riep Pas op, hij heeft een revolver. Op dat oogenbUk klonken vijf schoten. De ellendeling had a bout portant revolverschoten gelost op Jouin en Colmar. Laatstgenoemde richtte zich met moeite op en zijn borst toonende zeide hij tot RobertBeste Robert, vaar wel, ik sterf. Toen viel hij bewusteloos op den grond. Jouin lag roerloos op deu vloer. Een kogel had hem onder het rechteroog getroffen en ziin gelaat was geheel bebloed. Ook Bonnot lag bewegenloos op den grond en Robert meende, dat hij dood was. Met moeite droeg hij toen Colmar de trap af en bracht hem naar een na- burigen fruithandelaar om daar verbon den te worden. Robert keerde naar de kamer terug Bonnot was plotseling op gestaan, aldus vertelt Robert, en rende naar de deur. Daar ik ongewapend was, kon ik zijne vlucht niet beletteD. Van de gunstige gelegenheid gebruik makende, dat hij alleen werd gelaten, zou de bandiet daarop door het aan grenzende huis en onder bedreiging van de bewoonster daarvan met zijn revolver ontvlucht zijn. Gewapend snelde hij het vertrek bin nen van buurjuffrouw, hield haar de re volver voor het gezicht en zeide: »Hou je stil of je laatste uur heeft geslagen.* Hij wierp een venster open en voor de arme vrouw goed wist wat er gebeurde, was Bonnot verdwenen. Van de eerste verdieping sprong hij op den grond, klauterde over een muur en vluchtte door de tuinen het vrije veld in. Van «DE ECHO VAN HET ZUIDEN.1 Geel mij een uor om mij De plannen te regelen en dan ben ik uw man, antwoordde de heer Larkspurik aal eeD koffertje nemen en dat beneden neerzetten, daarna zal ik een rijtuig vinden om met mijn mijn man in Bow- street te spreken en iets voor hem in orde te brengen dan ben ik in een uur klaar. Wees dus zoo goed en kom mij in een post- rijtuig balen vergeet niet, alt 't n belielt, mijne valiss mede in het rgtnig te nemen. Wees nu zoo goed, mevrouw, uwe zinnen bij elkaar te houden als eene Trojaansche, die, zooals ik wel eens gehoord heb, het in hunnen tijd ook kwaad hadden. Is het kind te vinden, dan is Aodreas Larkspur de man om het u te brengen Van eenige belooning, daar mogeD wij echter niet vaD spreken, mevrouw. Ik mag een duitendief beeten maar ik beD er de man niet naar om te specnleeren op het gevoel eener moeder ten opzichte vae haar kind. Hierna vertrok de heer Larkspur en twee uren later zat hij naast lady Eversleigh, in het postrijtuig met vier paarden, die veegden wat zij veegden konden op den weg van Londen naar Barnes. Daar is een detail, dat in vrijwel alle beschrijvingen der avondbladen voorkomt en dat iedereen buitengewoon getroffen heeftde onder-chef van de Süreté Jouin en de beide inspecteurs giDgen de kamer, waar Bonnot zich bevond, binnen, gewapend met hunwan delstokken. Zoo kon de boef, die zich wel wachtte zich enkel met een wandelstok te verdedigen, en zich van een Browning bediende, den onder-chef Jouin dooden, den inspecteur Colmard zwaar verwonden en zelf enkel een paar slagen oploopen. Het voorbeeld van twee zijner vroegere slachtoffers navolgend, die hun leven gered hadden door zich plat op den grond uitgestrekt dood te houden, is Bonnot zelfs nog kunnen ontvluchten, terwijl de derde agent met den gewonden kameraad de trap afgegaan was. Ja, de moordenaar is nog ontvlucht ook. De sombere serie zijner misdaden is met een nieuwen moord verlengd en hij loopt nog vrij rond. Dat is de eenvoudige voor de hand liggende op merking, die bij allen opkomt. Het slachtoffer is ditmaal de moedige ambtenaar, die sedert verscheiden weken met onvermoeiden ijver de bandieten op de hielen zatmaar hoe is het mogelijk, zoo vraagt men zich ook af, dat deze ambtenaar en zijn beide trouwe helpers, die toch beter dan iemand moesten we ten met wat voor ellendelingen ze te doen hadden, zoo verbazend onvoorzichtig met hun wandelstokken als wa pens, de kamers binnen gaan van een huis, waar ze de aanwezigheid van Bonnot vermoeden f Heeft de man, die Bonnot huisvestte, hen misleid, hen ter slachting gevoerd, gelijk de chef van de Süreté Guichard het uitdrukte Maar hoe konden ze zich aldus doen misl- iden Een laatste opmerking nog die het publiek hardop maakt. Bonnot was te Ivry. Dit stadje Is vlak bij Parijs, bijna een voorstad van Parijs. Die afschuwelijke bandieten, naar wie de geheele recher chedienst sedert weken zoekt en voor wier opsporing een kolossale som is uit geloofd, blijven zich dus eenvoudig in of vlak bij Parijs ophouden. Wat 'n toestand. Men herinnert zich ongetwijfeld nog wel de geschiedenis van zekeren Victor Flachon, directeur van he., schimp- en schendblad de .Lantern e,< het vun zige individu, dat wegens een van de meest weerzinwekkende misdrijven, tot een jaar gevangenisstraf veroordeeld werd. Niettegenstaande zijne zeer intie- XXXII. Larkspur aan het werk. De reis van lady Eversleigh en haren reis makker, den Bowstraet-man, ping even snel als die van kapitein Capplestone. Het postrijtnig vloog over denzelfden Noorder-straatweg, dien de kapitein eenige dagen te voren had gevolgd, thans de hevig beangste moeder met haren zonderlingen raadsman medevoerende. In dit nur van angst en onzekerheid, beschouwde Honoria Evsreleigh het kleine, leelijk ventje, den ouden politieman Larkspur, als baren besten vriend op aarde. Znlt gij mijn kind terugvinden riep zij herhaaldelijk nvt op die langdurige reis, met gevouwen handen on betraande oogen een be roep den heer Larkspur doende. O, zeg mij dat gij het znlt vinden. Geef mg, in's hemels naam wat hoop, wat troost... Ik zul n volop troost en hoop geveD, als gij maar wat rustiger wilt zijn en wat meer vertrouwen in mij stellen, antwoordde het lichtpunt van Bow-street, met die onverander lijke kalmte, die nauwelijks door eene aard beving scheen verstoord te bunnen worden Hond moed en laat n niet ter neer slaan. Als het joDge meisje in leven is, dan dan zal ik het u gaaf en ongeschonden ter hand stellen. Als... wanneer het is... indien... het anders is voegde de beer Larkspnr er bij, beangst door den waanzinnigen blik in de oogen z\jner ge zellin, toen hij op het punt was, het vreeselijk woord nit te spreken, dat zij zoozeer vreesde te zullen booren, wel, dan zal ik de daders vinden en die zullen er voor boeten- Geef mij haar terug 1 riep Honoria uit. Geef mij haar terugLeg ze mij nog Blechts c-ens in de armen Ik laat alle gedachten aan wraak varen, jegens hen, die mij zoo laag mis handeld hebben. Laat de Voorzienigheid h9n vergelden. Misschien is mij dit onge luk overkomen, omdat ik mij de rechten der Voorzienigheid aanmatigde. Laat mij mijn lieve ling weder bezitten en ik zal elke gedachte uit mijn hart bannen, die wrake eischt. Bitter verwijt mengde zich in den doods angst, die het moederhart in deze oogenblikken vaneenreet. Op eens waren haar de oogen ge opend ten opzichte van de vreeselijke schuld, die zij op zich bad geladen, toen zij d^or die wraakzucht, welke zij zoolang had gevoed, alle zachter gevoel, alle edeler drijfveeren ver bannen bad. De arme moeder deed zich bittere verwijten, terwijl zij met de handen ineengewrongen zat, met hel bleeke gelaat naar het portier gekeerd, met hare wilde oogen op elk voorwerp op den weg gevestigd en verlangende op eiken mijlpaal te zien, hoeveel zg reeds van bannen weg hadden afgelegd. Zij was tot besluit gekomen dat het vanzelf sprak dat sir Reginald Eversleigh middelijk of onmiddellijk in het verdwijnen van het kind betrokken was dat gaf zij aan den heer Lark spur te kennen. Tot hare verwondering echter hoorde zij dat hij haar gevoelen hieromtrent niet deelde. Vraagt ge mij of sir Reginald er in zit, dan zal ik n openhartig neen zeggen, my lady ik denk niet dat hg er in gemoeid is. Ik behoef u niet te zeggen dat ik in mijn leven nog al wat ondervinding heb opgedaan en als dieonder vinding een koperen knop waard is, dan beeft sir Reginald niets met die zaak in Yorkshire te makou. Misschien niet rechtstreeks, maar dan toch onrechtstreeks, viel Honoria hem in de rede. Noch het een, noch bet ander, antwoordde de groote man van Bow-street. Ik heb den baronet in het oog gebonden, van het oogen- blik, dat gij mij op bem hebt afgestuurd, en er is al' heel weing geschied, dat hij zonder mijne voorkeunis zou kunnen doen. Ik weet welke brieven hij geschreven heeft, ik weet bijna wat er in stood, ik weet welke menscben hij gezien heeft en ten naaste wat h\j met hen gesproken heeft en ik durf wel zeggen dat het voor bem onmogelijk is om, zonder mijn weten, de jonge juffrouw weg te kapen. Maar zijn bondgenood of zijn boezem vriend en kwade genins Victor Carringtou Kan diens verraderlijke hand dien slag niet hebben toegebracht. Ik geloof het niet, mylady ook dien heer heb ik nauwkeurig in het oog gehouden want als Andreas Larkspur ietB op zich neemt, dan doet hij dat niet half Ik heb den heer Car- rington trouw bewaakt en behalve zgn ge babbel met die kale, scherpge>eusde jufvrouw van gezelschap van mevronw Darski, kan ik alles navertellen wat bij heeft uitgevoerd. Neen mylady, daar is iemand anderB in 't spel. en wie die iemand anders is, dat is mijne plicht te weten komen. Voor ik op bet terrein ben kan ik evenwel oiets doen ben ik daar een maal en heb ik den tgd om eens rond te zien, dan kan ik mij een oordeel vorraeB. Honoria was gedwongen geduld te oefenen. me relaties met de hoogste regeerlngs- personendie dus niet bijzonder kiesch- keurig blijken te zijn in de keuze van hun vertrouwelingen. Of de feiten waar van het schunnige sujet Flachon be schuldigd werd, ook evident vast stonden. Intusschen heeft de regeering, die het maar moeilijk kon aanzien, dat een harer partijgenooten, tevens voornaamste ver dediger en intiem persoonlijk vriend in de gevangenis zuchtte. Want zij weet, dat Flachon een gevaarlijk individu is en later wel eens van vriend vijand kon worden. En wie weet, wanneer de man aan het praten ging, wat er d?n los zou komen... van de hooge oomes en hun intriges. Bij de behandeling der Flachon- zaak bleek er reeds veel niet geheel juist, >in den haak* te zijn. En door zoo'n regeering wordt een geheel land geregeerdde belangen, moreele en materieele, van millioenen aan hen toevertrouwd. Maar het gaat er dan ook aardig naar toe. Wat 'n toestand. Om nu Flachon een beetje gunstig te stemmen, werd er naar een middel ge zocht om hem nog voor het einde van zijn straftijd in vrijheid te stellen. Men vond een reden in een voorgewenden slechten gezondheidstoestand en dezer dagen kwam het bericht, dat Flachon voorwaardelijk was in-vrijheid- gesteld om gezondheidsredenen. Voorwaardelijk, 't Mocht wat. Flachon zal wel nooit meer opknappen. Het be richt der invrijheidsstelling werd echter algemeen met weinig ingenomenheid be groet. Integendeel men sprak schande van zulk eeD perfide, onbeschaamde par tijdigheid en was algemeen van oordeel >dat Flachon zijn tijd wel heelemaal zou hebben moeten uitzitten, wanneer hij niet een van de voormannen der radi caal-socialisten en welvoorzien van mach tige beschermers geweest was.* Vooral de bedrijvers van politieke misdrijven stonden op hun achterste beenen en schreeuwden moord en brand, dat op hen, die toch niets onteerends had den misdreven, de wet met alle gestreng heid steeds wordt toegepast en metge- meene schurken van het kaliber Flachon, de grootst mogelijke consideratie wordt gebruikt. Zij kon slechts op den hemel vertrouwen en daarna op dien klaioen politieman, die wer kelijk zooveel medelijden met haar gevoelde als mogelijk was voor een man, zóó door kneed in de kennis van misdaad en onrecht en zóó verhard door de aanraking met het slechste gedenlte der meDBchbeid. Zij was geuoodznakt geduldig te zijn of ten minste, het uiterlijk vau kalmte aan te nemen, dat op geduld gelijkt, terwijl het hart haar onstuimig en koortsachtig klopte. Eindelijk kwam er een einde aan die vree- selgke reis. Zij reden de groote poort van het kasteel Raynham binnen, en toen zii op hat portier keken, zagen zij met groote letters op den muur aangekondigd dat er drie honderd pond belooning werden uitgeloofd voor het terugbrengen van het kind. De heer Larkspur liet een afkeurend gefluit hooren, toen hij dit las. Dit zol haar niet terugbrengen, zeide hg. Die haar wegnamen spelen te boog spel, dan dat zij ze op het eerste aanbod van belooning znllen wedergeveD, noch bij het tweede of derde zelfs. Zij moot gevonden worden duor hen, die den schurk knnnen staan, welke haar roofde, en misschien zal hg zijn man vinden, hoe slim bïj ook zij. De ontmoetiDg van Honoria en kapitein CappleBtone was zeer bedaard. Zij was veel te edel, veel te rechtvaardig om den vriend, in wien zij vertrouwen had gesteld, verwijten te doen, ofschoon zgne pogingen geheel mislukt waren. Hij had het rijtuig booren aankomen en wachtte op den drempel. Hij had menige ge vaarvolle ontmoeting gehad; doch nooit had hij znlk eene vlijmende smart gevoeld als tbaDB nu hg lady Eversleigh te gemoet ging. Zij stak hem de hand toe, toen zij binnen- k wft m Ik heb mijn best gedaan, zegde hij op zuchten, ernstigen toon, zoo waar als ik soldaat en man van eer ben, lady Eversleigh. Ik heb mijnen plicht gedaan, boe vreeselijk de uitkomst °°!l81JDat geloof ik, antwoordde Honoria ernstig. Uw gelaat zegt mij echter dat mij hier geene goede tijding wacht Zij isnogniet gevonden De kapitein schudde treurig het hoofd. En is er geene tijding hoegenaamd, geen spoor Geen. De plaatselijke politie en de par ticulieren doen hier hun best, maar de uitslag is geweestnieuwe verwarring, nieuwe gis singen. Neen, dat zou ook niets helpen, al doed de plaats lijke politie twint-g jaar, in plaats van drie dagen, haar best, viel Lurkspar hem in de rede. Misschien weet gg niet wat dat voor mannen zijn, ik welen ik verwacht er even veel hulp van voor deze dame, als dat gij in de blauwe lucht stond te kijken en wachttet tot die naar beneden kwamhet laatste zou u nog meer baten. Ik geloof aan wonderen, voegde de heer Larkspnr er vroom bij maar ik geloof niet in de gemeente politie. De kapitein zag den spreker verbaasd aan lady Eversleigh haastte zich, de tegenwoor digheid van baren bondgenoot nit te leggen. Dit iB de beer Larkspur, een bekend politieman, zeide zij, en ik ben verzekerd dat hij in staat zal zijn, mijne lievelinge terug te vindeD. Wees zoo goed ons mede te deelen wat op deze gebeurtenis betrekking heeft. Hij is zeer schrander en kan misschien een plan ontwerpen, dat beter werkt dan al hetgeen tot DOg toe is geschied. Men was eene kleine zitkamer binnengegaan, die op het voorportaal uitkwam hier giDg de politie-man zitten, met een gemak als had hij zijn half leven te Raynham doorgebracht, en luisterde bedaard naar het omstandig ver haal. dat kapitein Capplestone van de ver dwijning der kleine gaf, zonder eene enkele bijzonderheid over te slaaD. De heer Larkspnr schreef nu en dan aan- teekeningen met potlood in zijn zakboekje, doch maakte geene enkele aanmerking ge durende het gansche verhaal van den kapitein. Toen alles geëindigd was, zag lady Eversleigh hem met angstigen vrageuden blik aan, alsof zg van zijne lippen de beslisBiDg van haar lot wachtte. Is er eenige hoop vroeg zg ademloos. Ziet gij eenig spoor? (Wordt vervolgd.) f

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1912 | | pagina 1