ummer 81 Zondag 6 October 1912 35e Jaargang. b Toegewijd aan Handel, Industrie en Cemeentebelangen. Waalwi|ksche Stoomdrukkerij Antoon Tieien Van Houten's Cacao Eerste Blad. RECHT OP I Zijn laatste wensch. /i pit nummer bestaat uit DRIE bladen. FEUILLETON. Telefoonnummer 38. Telegram-AdresECHO. Talrijk zijn de openlijke en bedekte aanvallen, u/aaraan dit goede fabrikaat, u/aarvan men de concurrentie vreest, blootstaat. In weerwil daar van worden dagelijks talrijker de gebriiikers die de goede eigenschappen er van op prijs stellen. Zuiver en oplosbaar voK vcfgehaffc heer- lijke krachtige cacaosmaök licht-verteerbaar. Uiterst goedkoop, want men höeft veel minder noodig voor de bereiding. bhsbhhmesm 7. 7. IVaalwyksclie en Langstraatsehe Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. A.b o n n e ra e n t s pr ij per 8 maanden fO "5. Franco per post door bet gebeele rijk f 0.90. Brieveningezonden" «tukkengelden eca., franco te zenden Uitgever. aan den UITGAVE: Adyertentièn 1—7 regels f 0.60daarboven 8 cent per regel, groote letters naar plaatsruimte. Advertentiën 8 maal ter plaatsing opgegeven worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regel» en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeeBge contracten gesloten. Reclames IB cent per regel. I X De Minister van Financiën ontkent in lijn antwoord op het voorloopig verslag der Tweede Kamer, dat de bloei van den N.ederlandschen tabakshandel door een belasting als de thans voorgesteldt n gevaar zou komen. Het schijnt hem weinig aannemelijk. Van „DE EüHO VAN HET ZUIDEN." Het euvel, dat vooral de mingegoeden in deze belasting zouden hebben bij te dragen, heeft de Minister zooveel moge lijk willen verm den door zijn keus op een belasting van de tabak naar waarde te doeD vallen. De heffing is volkomen gerechtvaar digd getuige ook het feit, dat welhaast in" ieder land tabak object van belas ting is. De invoering van belasting naar den maatstaf van de prijzen die op de vei lingen voor de ruwe tabak worden be steed, zou de Minister als een gewaagde en daarom niet aan te bevelen proefne ming beschouwen. EveDmin kan de Mi nister treden in een hoog invoerrecht op tabak. XXIII. Evenals de straks bedoelde belasting zou deze het gevaar opleveren dat de tabaksmarkt zich naar 't buitenland ver plaatste. Ook een fabricage-belasting, zoomede een vergunningsrecht voor verkoop van tabak acht de Minister niet gewenscht. Het opnemen van een debietrecbt onder de gemeentelijke belastingen zou herleving van gemeentelijke tolliniën be- teekenen. De Minister betwist, dat hij een wan verhouding schept tusschen directe en indirecte belastingen, zich er op beroe pende. dat zijn voorstellen ter zake van directe belastingen, 4 en ter zake van indirectebelastingen 5 mlllioen zullen op brengen, het tarief buiten beschouwing gelaten, wijl dat met een speciaal doel is ingediend. Met het debietrecht bereikt men, dat de helfing proportioneel geschiedt, mocht de ondervinding naderhand uitwijzen, dat een progressieve heffing goed uitvoer baar is, dan is deze door een geringe wijziging van de bepaling omtrent het bedrag der belasting in te voeren. De Minister weigert uitstel van behan deling van dit ontwerp tot na invoering der andere nieuwe belastingen. Hij kan de baten uit het debietrecht niet missen. De Minister wil niet ontkennen, dat het -gebruik Van tabak achteruit zal gaan, maar het wil er bij hem niet in, dat die achteruitgang van zoo grooten omvang zou zijn, waar door veel belangrijker factoren (stijging der tabaksprijzen en loonen van de tabaksarbeiders) het roo- ken niet sterk is verminderd. De Minister vreest ook geen vermin dering van het gebruik, omdat bij siga ren (en andere tabaksfabrikaten), ver hooging van den kostprijs van wat onder een bepaalden naam wordt verkocht, geneutraliseerd kan worden door ver mindering der qualiteit. Tegenover het bezwaar, dat de ex- porthandel zal worden getroffen, merkt de Minister op, dat sigaren, die hier te ande niet gedebiteerd worden, ook niet door het debietrecht zullen worden ge troffen. De fabrikant of grossier za als zoo danig niet aan de belasting zijn onder worpen, alleen indien hij in een winkel verkoopt- Waar de Minister geen werk- Roman uit 't Fransch. 31.) II ij voelde boe zy zich tegen hem aanvleida, met een huivering van geluk. En toen stamel de zij Niet als voogd? Niet als voogd... o, hemelsche genade neen, niet als voogd Mijne Sylrette ik heb u lief als een bruidegom, en dat kan toch enkel iemand tot u zeggen, die meer dan uw voogd, dan uw man wenscht te zijn Ik heb u zoo lief, myn kleine schat, zelfs niet die arme Marcel, die tienmaal beter is dan ik kan n zoo lief hebben zooals ik u liefheb, n het geluk kan geven, dat ik u geven zal!... En toch, mijn aangebeden kind, toen ik weerstand bood aan uwe bekoring, toen ik mijne zoete heerlyke liefde bekampte en bestreed toen deed ik dat met het beste wat er in mij is... Zij glimlachte met neergeslagen oogen en Bchndde haar hoofd. Hebt ge wel bedacht Sylvette, dat ik twin tig jaar ouder ben dan gij. Het kost mij veel, het u te zeggeD. Maar er zal een tyd komen, dat gij nog eene jonge vrouw zijt en ik een grysaard wezen zal. Dan. Hij Bcheen beangst, benauwd voor een gelok, waaraan hij nog altijd Dauwelijks durfde ge- looven. Dan riep Sylvette dan zullen wij samen oud zijn L.Eu, o, dat is nog zoover, dat is later 1... en du ziju wij nog jong en wij hebben de heerlijke jaren voor ons Het geluk gaat voorbij eenmaal. Maar nu is het er Laten wy het dus grijpen Laten wij het vasthouden Hij bood Diet langer weerstand. Hij gaf den nutteloozen strijd op. Had bij Diet reeds van den beginne af zich overwonnen gevoeld Ge wilt me dus wel zuchtte het meisje Ge vindt me niet meer te kleiD,. en niet te leelijk.. als toen mijn arme vader u verzocht mij te trouwen? Bij deze woorden verbleekte la Teillais, erg ontbotst. Hoe weet ge dat Wie heeft u dot ge zegd riep hij. Sylvette had zich uit zijn armeD losgemaakt. Zij zag hem aaD. Jacqueline Lecontellier, zei ze. Bet is al heel laDg geleden, Jacqueline Lecontellier heeft u gezegd... Ah, die kleine adder Sylvette glimlachte en streek haar kleed glad. Zij was jaloersch op mij, die Jacqueline hoewel daar waarlijk geen reden toe bestond. Zy heeft zich willen wreken. Dat was niet lief van baar. Maar een zeker iemand anders óók wel eene bestafl'rag... La Teillais sag diep bedrukt. Ik heb myne zwakheid, mijn onwillekeu rig verraad genoeg berouwd, Sylviedat verzeker ik u. Het was een oogenblik van onbedachtzaamheid... Vergeef het my. Ge waart toen in mijn oogen nog zoo geheel een kind. Ja ja, ik weet 't wel, viel zy in. Ik kon bet u ook niet ten kwade duiden, dat ge mi, leelijk vordt. Maar toch was het mij wel wreed en ik heb er bitter onder geleden 1 Wat ?foen reeds?... Is het mogelijk, dat.. Hij bleef steken, Wat hy daar gedacht had, leek hem zoo onwaarschijnlijk. Ja, toen reeds, herbaalde Sylvette. Toen reeds by Mej. Decharme... En heel zacht liet zij er op volgen Herinnert ge het u nog Op de Heuvel heb ik u bekend dat ik sinds jaren al dacht aan myn man, en dat ik hem wachtte. Dat is waar... Ge ziet dus wel dat ik den tijd heb gehad om mijzelf te ondervragen en om na te denken... O, mijn lief ik meen tedroomen riep Francois, naast haar gezeten, baar slank lyf, nog slanker in de jongenskleeren, weder in loosheid onder de sigarenmakers verwacht acht hij evenmin toeneming van de huisindustiie waarschijnlijk. En wat aan gaat degenen, die zich op den huisar beid zullen gaan toeleggen, ten einde de controle en de belasting te ontgaan, de Minister zal daartegen zulke maatre gelen treffen dat aan dergelijke ontdui king paal en perk worde gesteld. Wat de bezwaren betreft, die veel leden tegen de controlemaatregelen had den, wijst de Minister op het verschil tusschen boekhouden en het bijhouden van het debletregister, waartoe hij ook den kleiuenwinkelier in staat acht. In zake den opgelegden bewijslast dat geen boeken zijn gehouden, merkt de Min. op, dat de autoriteiten ongetwijfeld menigmaal genoegen zullen nemen met de gemoedelijke overtuiging, dat er geen boek is gehouden. Zijnerzijds zal de Min. het noodige doen om overlast van het visitatierecht, te voorkomen. Op grond van de ervaring met de bevoegdheid der ambtenaren om in be paalde gevallen den voorraad gedistil leerd op te nemen, is de Min. overtuigd, dat de ambtenaren na korten tijd ook de opneming van een voorraad tabak zullen weten te verrichten op een wijze, die den winkelier tot geenerlei klacht aanleiding behoeft te geven. Uitvoerig verdedigt de Min, de bepa ling, die een onderzoek naar de juistheid der opgaven bij den leverancier mogelijk maakt. De Min. betoogt, dat dit contro lemiddel niet slechts volkomen geoor loofd is, maar zeer werkzaam is tot het keeren van ontduiking en daarom dringt hij op het behoud daarvan met klem aan. De Min. neemt terug de bepaling dat het vervoer van hoeveelheden tabak van meer dan 1/2 K. G. moet geschieden met het woord >tabak4, benevens naam en woonplaats van afzender en gead- dresseerde op de emballage. Deze be paling wordt vervangen door een voor schrift, krachtens hetwelk de fabrikanten en grossiers verplicht zijn tot het houden van een register van uitslagen van ta bak (hieronder niet begrepen de tabak, die zij aan consumenten afleveren). Wat het keeren van knoeierijen door deze controle-maatregelen betreft, ont duiking zal in vele gevallen niet worden achterhaald. Maar de ambtenaren en de Raden van Beroep zijn het, die den aanslag vaststellen en zij zullen, is er eenmaal reden om fraude aannemelijk te achten, daarmede bij het bepalen van den aanslag rekening houden. Groote uitbreiding van bet getal amb tenaren acht de Min. niet noodig. De kosten daarvoor zullen met die, welke ter uitvoering van deze wet noodig zijn, de 50 000 niet overschrijden. Uitvoerig weerspreekt de Minister, dat de qualificatie als misdrijven der straf bare feiten, bij deze wet geschapen, misplaatst zou zijn. De debitant, die zich aan fraude schuldig maakt, kan en me nigmaal zal den Staat een veel aanzien lijker bedrag aan belasting onttrekken dan de particulier die b.v. een dienstbode of haardstede verzwijgt. De in art. 41 bepaalde ontzetting van de uitoefening van het beroep is voor zeker een gestrenge repressie, die intus- schen slechts in geval van recidive kan worden toegepast; en ook dan nog is de rechter geheel vrij haar al dan niet uit te spreken zoodat voor onevenre dige hardheid geeuerlei vrees behoeft te worden gekoesterd- ~~bïnn inland. Commentaar op de Encyclieken Return Novarumen Graves de communire Onder dezen titel is door het Centraal Bureau voor de Katholieke Sociale Actie te Lelden een lijvig boekdeel (250 blz.) uitgegeven, dat velen welkom zal zijn. Jhr. Mr. Ch. Ruys de Beerenbrouck schreef er een korte, kernachtige inleiding voor, waarin hij wijst op de groote be- teekenis dezer nieuwe uitgave. >De beide Encyclieken zoo schrijft hij van wijlen Leo XIII, >Rerum No varum1 en >Graves de communire4 zijn onderwerp van, en leiddraad bij de hier verzamelde voordrachten, die een welkom commentaar op deze Encyclieken vormen. Deze belde Encyclieken zijn voor den Katholiek, die arbeiden wil aan de ophef fing, de ontwikkeling van ons volk, van groote beteekenis. In dubbel opzicht zijn zij voor hem als een grondwet. Zoowel bii zijn prac- tischen socialen arbeid tot leniging van zijne armen Bluitend. Het was dus voor mij... voor mij... Ja voor u heb ik, meer dan drie jaren elke minuut van mijn leven geleefd, verklaar de Sylvie, zacht, haast pleohtig, en met het joDge bloed rysénd^ in haar wangeD. En ik heb niels begrepen niets gera den Neen, ge hebt hebt niets geradeD. Dat wilde ik niet Als ge het geraden hadt, to*n don geloof ik dat ik n zou hebben verfoeid, of dat ik van verdriet en schaamte zou ge- Btorven zijn. Ik heb veel trots, en veel wil. Het beeft mij veel gekost, alles in mij zelf opge8loUn te houden, mijn leed en mijn ver- loDgen, mijn vreezen en myn hopeD.O, als ge het wist. Zeg my het dan 1 smeekte I'ran^ois. Ik wil alles weten Als ge wist in welk eene spanning ik uwe terugkomst hebt afgewacht. Na mog ik bet n wel biechteD. Bij Mev. De Miramon, toen mijre pleegmoeder my zei dat ge komen zondt, heb ik een schreeuw gegeven en toen heb ik mij opzettelijk diep in den viDger geprikt om dien schreeuw te verklaren en tevens om mijzelf eene pijn aan te doen, in mijne blydschap zoo vol angst mijzelf smartelyk te doen voelen dat ik wel leefde, dat het alles wel waar was. Op dit oogenblik dacht ik flauw te vallen ra de armen van Mev. Prévost. Maar dat heb ik later eerst gtdaan indenwe. En toen hebt ge van dien eersten dag af mij dii gen aangedaan die mij zeer griefden. Ge hebt ray behandeld als een ouden oom. Als met opzet laebtte zij. Het was duB zoo iets als eene revanche die ge sooht Neen, maar uwe liefde was het, uwe ware liefde. Ab, ik ken de mannen. Ja. lach maar. Ik ken de mannen in 't algemeen en n in t bijzonder. Toen wy elkaar terugzagen, bemerk te ik terstond dat er iets veranderd was, dat ge mii niet meer met dezelfde oogen aanzaagt, uiet meer met dezelfde stem tot mij spraakt. Dat maakte mij gelukkig. En tccb, als ge toen gevoelt hadt dat ge my slechts uw band had toe te stekeD, dat ge my met een woord, een blik gelukkig of rampzalig maken kondet, dan zoudt ge dat heel natuurlijk hebben gevonden. Ge zoudt medelijden met mij hebben gehad, omdat ge goed zijt en omdat ik na tocb niet meer zoo beslist leelijk beD. Maar ziet ge, dat alles zou mij niet geuoeg geweest zijn. Ik was wel de uwe, maar gij waart nog Diet de mijne. Ik wilde u veroveren en daarom, met het in stinct der ervaring, daarom heb ik u als oaden oom behandeld, daarom ben ik zelfs eeD klein beetje koket tegen u geweeBt. Ik speelde een hoog spel, ja ja. Met een luchtigen glimlach op de lipen. Bpeelde ik om mijn gelnk en ik was niet zoo dapper als ik wel scheen, loen eensklaps zijt ge verdwenen.... Ik voelde het gevaar, Sylatte, en ik vluchtte. Niet ver weg en niet ODgaarne. Want ik vernam, van een zekeren vriend, dat ge eiken avond te Parijs kwaamt by de markiezin Calini, aan wie ge te Londen het hof had gemaakt dat ge haar hondjes ter geschenke deedt, en dat ge den volgenden dag op jacht met die echoone onder zeil zondt gaaD.,..Dat heb ik u willen beletten - Wart ik vreesde dia. vrouw hoewel zy minBtens dertig jaar oad is Toen ik naar Versailles kwam. met het aanzoek van mevrouw Biémontier tot voor wendsel, bad ik nog geen vastgesteld plaD. Ik wist nog niet wat ik tegen n zeggen zou. Ik wist enkel dat ik n wilde beletten te vertrek ken en daarin ben ik ook geslaagd. Eensklaps herinnerde Fraais z.ch de fol terende nachtelijke uren in den tuin. Gij zijt er in geslaagd, maar al te goed, ylvette, zei hij. Gij zijt koket geweest. verleidelijk. Ge hebt mij half gek gemaakt. Ln twn ik zoo ver was. hebt ge u vermaakt met mij te martelen, door my den naam te zeggen van een persoon, dien ge beweerdet te bemin nen. Zij protesteerde. O dat was niet om my te vermaken, waar- lyk'niet ?Maar ge hebt mij gevraagd, dreigend haast... Ik vroeg u naar de waarheid. Hoe kon ik u die zeggeu Ik was by u alleen, heimelijk. Ik had al myne gedachten, heel mijn bart voor u uitgestort en ik voelde dat mijn geheim te lezen was ra myne oogen en op mijne lippeD. Toen, daar ge my het mes op de borst zettet om te spreken, om my zelf te verraden, toen heb ik dien naam van la Vertpiliére er uitgegooid den naam in het land mijner eerste droomon een anderen naam dus voor den man, dien ik litf had. Ik legde u eene maand stilzwijgen op hopende dat in die maand alleB zich nog zou kunnen schikken. En ge hebt met bedacht hoe jammerlijk ongelukkig ik die ganeche maand zou zijn ge werst Zy 6chudde baar hoofd. Daar was ik volstrekt nog niet zeker van. Maar als ik u heb doen lijden, FratQois, als ik met uw bart gespeeld heb, en met het mijne dan ben ik er wel voor gestraft gewor den. Want sedert dat ongelukkige uur by Mev. Próvcst, zijt ge wel erg wreed en streng tegen mij geweest. Mijn eigen wapeDS keerden zich tegen mij zelf. Wat ik gevreesd had n te laten raden, dat hebt ge niet meer willen begrijpen. En gisteren, o gisteren was er een oogenblik, waarop ik meende dat alles voor mij verloren was Toen, daar ge weigerdet mij mee te nemen, heb ik eensklaps gedacht aan mijne grootmoeder Jacqnette, die zich als joDgen verkleed had, om haren man te gaan zoeken aan de Pooleche grens. Langzamerhand is er in mij oen plan gerypt, onweerstaanbaar Ik wist wel dat het monsterachtig was. Maar toch heb ik het gewaagd en daar ik mijn man niet zoover kon gnan zoeken als groot moeder Jacqnette, en niet zoo ernstige gevaren er voor loopen koD. Met eeD plotselinge beweging verborg zy haar hoofd aan de borBt van La reillais. Gij bebt mij eens gezegd, dut het groot ste bewijs van liefde, dut die vronw aan haren man gegeven had, bestond in hetoiter van beur haar, van h' ur schoone bloDde haar Daarom, om u het bewys en de zekerheid van myne liefde te geven, heb ik het mijne afge sneden.., -- O, mijn lieveling wat ben ik een mon ster en een pedant 1... Ge hebt dat gedaan voor my - en ik durf mij nog over u te be- Hy l°g °P "J" knieën en drukta hare han den aan zyne lippen. Sylvette. hernam hy, ik smeek u op myne knieën, my lief te hebben, even innig, even

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1912 | | pagina 1