Nummer 64 Zondag 9 Augustus 1914. 37e Jaargang. Tweede Blad. Uit de hoofdstad. Qe gevechten bij Visé en Luik. 4 lil A (Nadruk verboden.) Wel niemand mijner getrouwe lezers zal van mij vergen, dat ik ouder de huidige omstandigheden mijne causerie over den inwendigen toestand der stad. voortzet. Deed ik het, er zou wel niemand ge vonden worden, die aandacht aan mijn ge schrijf schonk Het is nu niet de tijd acht te slaan op de gewone gebeurlijkheden van het stadsleven, ik zou mijne ge dachten er niet op kunnen concentree- ren. Ons gedachten-leven beweegt zich thans in geheel andere banen, banen, die voorheen door slechts weinigen on zer betreden zijn. Wie onzer had ooit kunnen vermoeden dergelijke gebeurte nissen te zullen beleven. Vermoedden wij het al, wij durfden de verwezelijking ervan niet onder het oog zien. Wie had ooit kunnen denken geheel Europa ge wapend te zien te land en te water. Mogendheden, die nog voor kort in de beste verstandhouding met elkander verkeerden trekken thans tegen elkaar op ten strijde. Souverelnen bezochten elkander, getoost werd op de banden van goede verstandhouding en vriend schap. De bevolking deed met elkander zaken, kwam in eikaars land en be voordeelden elkander. En thans staan zij als ontzaggelijke legermassa's tot aan de tanden gewapend tegenover elkaar helaas waarom Is het niet wraakroe pend dat honderdduizenden zullen moe ten sneuvelen om eene hun vreemde zaakdat even zoovele gezinnen den steun van vader of kostwinnend zoon ontnomen wordt, dat straks in geheel Europa hongersnood en schrijnende el lende haar intocht doen, dat rijkdom vergaat in de bitterste armoede. En dat alles omdat mogendheden, op duizenden kilometer afstand van elkander goedge vonden hebben, tegenover elkander ten strijde te trekken. Ik doel hier niet rechtstreeks, op Rusland, Frankrijk, Duitschland of Engeland, die door het noodlot der tractaten in strijd gewikkeld worden, maar op ons eigen lieve vader land. Onze kranige mannen en jongelin gen, door wlen ons land ten bloei is gekomen, moesten wij op den oproep te wapen zien snellen. Met smart zag ik hun Zaterdag zich naar hunne corp sen begeven om wie weet binnen enkele dagen, voor kanonvleesch te moeten dienen. Ontzag dwingt het staatsmachine voor zich af als men daar op den eersten op roep ziet optrekken die mannen en jongelingen, gerukt uit hun bezigheden. Van heinde en verre komen zij toe- stroomen, er waren er zelfs die uit Amerika en Afrika kwamen. Ik sprak er Maandag een die uit Amerika geko men, dag en nacht te voet had afgelegd toen hem de gelegenheid ontbrak om zijne reis per spoor te vervolgen. Is dat geen vaderlandsliefde Er schijnt ook van uit den Haag eene soort geheime aantrekkingskracht uit te gaan, waaraan geen enkele dienstplich tige hoe ver ook verwijderd en hoe onbereikbaar oogenblik, zich kan ont trekken. Wat moet men er van denken als men, zooals ik dat gisteren in Boxtel zag, onze mannetjes daar vlak aan de grens heel gemoedelijk met de Duitschers ziet staan babbelen, terwijl zoo nu en dan sigaren en bier worden uitgewisseld. Moeten die menschen elkaar nu straks gaan beschieten. Ik herhaal het, zooiets is wraakroepend. Handel en industrie staan geheel stil. Er worden geen zaken meer gedaan, de gevolgen voor onze stad zijn, hoe gun stig de afloop ook moge zijn, niet te overzien. Er is geen zweem van vertier meer te zien. De bioscopes staan leejr, herbergen en café's vertoonen leege gelagzalen. Zelfs de soldaten, blijde hunne gevan genissen (zoo noemen zij de scholen en andere kwartieren) te mogen verla ten, denken er niet aan, daar heen te gaan, daarom lijkt eenigszins overbodig (ofschoon getuigend van wijs beleid) het verbod, op straffe van sluiting gelegen heid bij overtreding, van verkoop van alcohol aan de militairen. De toestand is hachelijk, maar laat ons de toekomst met opgeheven hoofd tegemoet zien en hopen, dat spoedig een kentering ten goede moge komen, en dat ik in mijn volgenden brief mijn vreugde hierover moge uiten, dit is de hartgrondige wensch van BOSSCHENAAR. De laatste berichten, die ons kort voor het oogenblik, waarop wij dit schrij ven, via Maastricht, bereiken, laten geen twijfel over, of de Duitschers zijn gister avond erin geslaagd, na een gevecht van ruim 24 ureD, om de Maas over te trekken en hun opmarsch naar Frankrijk voort te zetten. Met groote heldhaftigheid en met een waarlijk bewonderenswaardige standvast igheid hebben de Belgische soldaten den opmarsch van de Duitschers tegen gehouden en hun belet een nieuwe brug over de Maas te werpen inplaats van de door de Belgen vernielde bruggen. Tenslotte hebben de Daitsche troepen door hun overmacht klaarblijkelijk, den overtocht geforceerd en zijn bij Visé en bij Mouland, met de pontonbootjes de rivier overgetrokken. Het verluidt nu, dat zij in twee colonnes oprukken naar Tongeren en naar Luik. Men kan er van op aan, dat zij ook nu geen gemakkelijken opmarsch zullen hebben. De Belgische troepen hebben zich van Visé en de andere onbeschermde Maasplaatsjes teruggetrokken op Blois, het punt van samenkomst der wegen van Luik en Visé naar Tongeren, terwijl de fortenkring rond Luik en dan nog de vesting zelf onaangetast zijn en aan de Duitschers krachtigen tegenstand kunnen bieden. Daar komt dan bij. dat de stemming onder de Belgische troepen zeer opge wekt zal wezen door het eerste succes tegenover de Duitschers behaald. Want elk oogenblik uitstel beteekent voor de Belgische troepen een aanmerkelijk voor deel en voor de Duitschers een ernstige tegenslag. Want met allerijl trekken de Fransche en, naar het verluidt, ook de Engelsche troepen de Belgen te hulp. De Belgische bladen van vanmorgen meldden reeds dat de Franschen Dinsdag van Doornik waren aangekomen, en als Belgisch spoor wegmateriaal gemobiliseerd was om de Fransche troepen van Doornik over Ber gen naar Charleroi te transporteeren. Een ooggetuige verhaalt aan een Bel gisch blad Visé was verdedigd door het 2e ba taljon van het 12e linie, onder bevel van majoor Colyns, de commandanten De Burghrave, Frangois en Godefroid. 's Nachts had de genie de brug over de Maas opgeblazen. De brug van Ar- genteau lag heelemaal onder water. In die van Visé is een bres van 60 meter gemaakt. Om 11 uur daagde een talrijke troep Duitsche ruiterij op. Al de omstreken waren bezet door bataljons van het 12e en de twee reservecompagnies. De Belgen waren beschut door de ruïnen. De Duitsche ruiterij kwam op de brug van Visé af. De ruiters werden schier uitgeroeid door het pelotonsvuur onzer soldaten. Uit woningen op den rechteroever der Maas knalden geweerschoten. Die huizen waren reeds in de macht van den vijand. Het vuur tusschen de twee oevers was zeer vinnig. Als voorzorgsmaatregel heeft men Woensdagmorgen de bruggen van den buurtspoorweg de Melreux doen sprin gen. Om 8 uur 's morgens bleven slechts puinen over van de bruggen 37 en 49. Op hetzelfde uur werd de brug van den staatsspoorweg vernietigd. De bruggen van Hamon en Comblain-la-Tour wacht hetzelfde lot. In den tunnel van Martinrive deed men locomotieven op elkander botsen om den doortocht te versperren. Een bewoner van Visé vertelde over het opblazen van de brug van Visé het volgende Ik wilde om kwart voor elven gaan slapen, toen ik plots een geweldige ont ploffing hoorde. Ditmaal geen twijfel meer, dacht ik, het zijn de Duitschers. Ik kleedde mij aan en liep de straat op. Geen mensch overigens bleef in zijn huis. Ik vernam weldra dat men de brug van Visé en Argenteau in dejuchthad doen springen. Een soldaat had >Pickelhauben< in de buurt gezien en terstond het alarm ge geven. gggg Rond half vier, Dinsdagmorgen een nieuwe ontploffing, geweldiger dan de andere, omdat de eerste poging niet ten volle gelukt was. In al de huizen van den omtrek vlogen de ruiten aan stukken. In een huis, 500 meter van de brug van Argenteau rin kelde ook het glas naar beneden. Ontzaglijke brokken steen werden tot aan den voet van den berg geslingerd. In een huis werd een bres geslagen van 3 meter breed. Betreffende de Belgische verdedings- maatregelen romdom Luik, wordt oog vermeld Een gedeelte van 't dorp Boncelles, kerk en hulzen, in de nabijheid van het fort, moest met dynamiet opgeblazen worden, omdat het anders het geschut zou gehinderd hebbeo. Soldaten van de genie en kanonniers boden zich bij groepen aan in een aantal huizen, gelegen aan het fort. Zij hadden takkebossen en kruiken petroleum bij zich Men had vroeger wel de bewoners verwittigd, dat het gebeuren kon, dat men hun huizen zou sloopen, en zij wisten, dat de militaire overheid dat recht had, doch in den namiddag hadden zij nog geen verwittiging ontvangeD, en velen waren reeds te bed, toen men hen kwam opkloppen. Er grepen, zooals men denken kan, waarlijk pijnlijke tooneelen plaats. De bewoners trachtten zooveel mogelijk nog een kostbaar meubeltje of eene dierbare herinnering te redden. Nu werden stuk voor stuk de huizen in brand gestoken. Op verschillende plaatsen moest de brand mee^ dan eens aangestoken worden, daar de regen, die begon te vallen, de vlammen uitdoofden. Daarna werd de stormklok geluid. Op dat oogenblik brandden vijftig huizen, als zoovele reusachtige toortsen. Vervolgens werd de kerk in brand ge stoken, waarvan de vierkante toren twee honderd meter verderop in de lucht steekt. Aan het altaar en in den toren moest veel hout worden aangebracht. Die toren was ook weldra één en al vlam die enkel wat hooger opflikkerde, dan de andere brandende puinen. Op die manier werden 130 huizen vernield. Ver volgens heeft men de boomen uit 'den omtrek neergehaald. Men kondigt aan, dat nog andere hulzen in brand gestoken of opgeblazen zullen worden. Inwoners hebben reeds hunne meube len opgeladen. Zij weten niet, waar er mede te blijven. Zij kampeeren in de naburige weiden en de vrouwen weenen. Verder was, toen de ernstige berichten binnenkwamen, door .de militaire over heden besiist, dat al de tunnels op de spoorwegen aan de grens vernield zou den worden. De nieuwe lijn Stavelot Malraédy moest het eerst opgeofferd worden. Daarna begaf men zich in de richting van Luik. Op den weg van Malmédy werden de boomen omgekapt om den marsch der Duitschers te stuiten. Vervolgens stegen soldaten in auto's om de grens langs te rijden en daar de tunnels te vernielen. De bruggen werden echter voorloopig gespaard. Belgische bladen maken vol geestdrift gewag van de dapperheid der Belgen tijdens gevechten met de Duitschers. Zoo overviel een Belgisch onderoffi cier bij Hermalle-sous-Argenteau onver wachts een veel sterkere Pruisische troep ruiters, waarvan er slechts enkele konden afstijgen. De overige werden neergeschoten, Bij de verdediging van Luik moeten de Belgen zich kranig hebben gehouden. De forten van Pontisse Barchon en Evegnée ondersteunden de actie der Belgische troepen zeer kractig. Een Belgische troep onder majoor Callyns liep gevaar door een veel malen sterkeren troep Duitschers te worden verpletterd. De majoor gaf zijn minderen bevel om terug te trekken, doch de soldaten vroegen om voort te mogen vechten, hetgeen deze natuurlijk weigerde. Onder opgewekt gezang gehoorzaam den ze toen aan de order van hun over ste en trokken terug. De correspondent van de N. R. Ct. geeft over den toestand aan de Limburg- sche grens en te Maastricht de volgende levendige beschrijving Ik ben, nu ik dit schrijf, zoo juist teruggekeerd van het dorpje Mesch, aan de Nederlandsch-Belgische grens, waar ik een der machtigste tooneelen aan schouwd heb van mijn ganscbe leven een|j groote Duitsche troepenmacht, die zich daar gereed maakte om, even ten zuiden van Lixhe, niet ver van Eysden, de Maas over te trekken op weg naar Luik. Mesch ligt op Nederlandsch gebied aan dengrooten heerweg, die van Aken over Fouron le Comte, in het Hol- landsch Voeren genaamd, naar het Maasdal voert. Het zou onder normale omstandighe den een allerprettigste wandeling ge weest zijn van Maastricht naar Mesch, door het licht heuvelende Limburgsche land vol bekoorlijke boschjes en veel hellingen met rijpend graan. Het tus schen de hellingen wegschuilende kerk torentje van Mesch had twee Neder- landsche vlaggen uitgestoken, opdat het toch maar niet voor een Belgisch ge bouw aangezien zou worden en zoo menig grensdorp heeft in deze streek hetzelfde gedaan. Van het kerkje voert een, paadje door het koren naar de Belgisch-Nederlandsche grenspaalaan de eene zijde het Nederlandsche, aan de andere zijde het Belgische wapen en het jaartal 1843. Enkele meters van die paal af ligt de groote heerweg, waar ik u hierboven van sprak. Men heeft van hier het volle gezicht op het Duitsche kamp, dat in een wel zeer liefelijk landschap gelegen is. Een naar de Maas afhellende vlakte bouwland, door beboschte heuvels om ringd en op deze vlakte een bonte op- eenhooping van een overstelpend aantal paarden, wagens, manschappen. Het zijn de troepen, die op gaan naar Luik en andere vestingen en die de Maas over moeten, wat over de noodbrug slechts langzaam gaan kan. Men zou aan ma noeuvres op reusachtige schaal kunnen denken, zoo niet telkens achter een verren heuvelketen geweervuur ratelde zoo men niet wist, dat er oorlog was en men den ernst niet zag, die op de gezichten der manschappen te lezen staat. Want wij zijn vlak bij de Duitsche troepen, wij spreken met hen. Links van den hoogen kant der af hellende vlakte drommen steeds nieuwe troepen aan. Steeds meer ruiters verschijnen boven aan den heuvelrandmachinegeweren worden voortgereden op een terrein, dat nog zooeven een welig bietenveld was en dat ik voor mijn oogen door tallooze paardenpooten tot een arena zie ver trappen. De aanrukkende ruiterij baant zich een weg dwars door korenvelden waarvan de halmen vergeefs gewassen zijn. Dit graan zal niet geoogst worden. Een vrij groot stuk land met prikkel draad afgezet, misschien werden er daags de koeien gemolken, wordt in een oog wenk van het draad ontdaan voor de met bijlen en scharen gewapende sol daten is dat een oogenblik werks. Laneiers en uhlanen zijn in hoofdzaak deze troepen. De eerste dragen de doo- dende lansen met de roodgele vlagjes, de anderen hebben de aardig platte helmbedekking; en steeds meer ruiters naderen van over den heuvelkling. Zij hebben allen de helmen met hoesen be dekt. Tallooze troswagens hotsen den weg af. Er zijn er met zes paarden be spannen en ordelijk, zonder dat men veel commando's hoort, weet dat alles wagens en kanonnen en duizenden menschen en paarden zijn plaats te vinden. Onder de jongere officieren hoe jong lijken velen vallen ettelijken door de zeer gunstige gezichten op, mager en energiek. Een jong oflicier nadert de dichte haag Maastrichtenaren, die uitge- loopen zijn en vraagt om een courant. Iemand biedt een Hollandsch blad aan en dan buigt de officier zich met een vriend over het blad. Beiden lachen en de een roept, dat hij het niet kan lezen. En intusschen worden zwaar geschut en houwitsers door de welig bebouwde Vel den aangereden. Ik zie nu de Holsteiner dragonders aanrukken. Zij dragen ook bevlagde lansenen op het vaandel, dat in een leeren foudraal wordt meegevoerd, lees ik het jaartal 1870 '71* Dan, plotse ling, in deze chaos van tienduizenden menschen, die allen in het grauw-grijs- groengekleed zijn, van paarden en wagens eu kanaonnen, dreunt een stoet van auto's aaD. Men zegt het dat de kroonprins komt met 80.000 man om op Verviers aan te rukken. Achter de auto's een nieuwe strijd macht het is voetvolk in pakken van dezelfde kleur, verzorgd en in de punt jes als alles wat wij zien. Maar wat zie ik voor hen uitgaan, een vijftiental bur gers, boeren of dorpsche handwerkslieden de handen op den rug en het hoofd gebogen. Het zijn krijgsgevangenen uit een of ander Belgisch dorp, welke be woners zich waarschijnlijk tegen de Duitschers verzet hebben. Ik moet plotse ling onweerstaanbaar aan Rodins Burgers van Calais denken het hart klopt mij heftig als ik die sombere boerekoppen voorbij zie trekken. Maar daar roept lachend een officier mij in het Engelsch aan en vraagt mij of ik een oorlogscorrespondent ben. Boven den heuvelkam langs welken de Duitsche troepen blijven afdalen in einde- loozen stoet, komt, tegen den diep- blauwen zomerhemel, een zwarte regen wolk opzetten en opeens is daar tegen het nog heldere stuk hemel een zwart vliegtuig zichtbaar. Als een onheilspellen de sombere roofvogel drijft hij heel hoog enheellangzaam, boven de troepenmacht. Is hij een Duitscher of een Belg die bommen zal uitwerpen Uit de toeschouwers loopen velen weg, maar de Duitsche legermacht werkt rustig voort en heeft inmiddels langs de in den grond geplante lansen een veld telefoon aangelegd. Het machtige schouwspel boeit mij zoo sterk, dat ik niet bemerk hoe rond mij velen terug- loopen. Dicht bij mij hoor ik een com mando en de woorden »geladen pistolen*. Dan spring ook ik achteruit tot bij het vertrouwde grenspaaltje, waar mijn flets tegen aan leunt. Maar een Duitsch officier, het pistool op mij gericht roept mij toe >Kom u even hierIk kom en hij neemt mij mijn aanteekenboekje uit de hand en hij zegt dat wij over de grens zijn gekomen. Hij studeert mijn Hollandsche krabbels door en vraagt mij wat het beduidt. Inderdaad waren wij het veilige grens paaltje eenige meters voorbij geschoven. Eerst als er een tweede officier nader bij komt en het blijkt degeen te wezeD, die mij had aangeroepen had krijg ik mijn boekje terug met het ver zoek, op ons eigen grondgebied te wil len blijven. Een volkomen betrouwbaar ooggetui ge vertelt mij nog, dat hij in het dorp Berneau ten Zuiden van den weg, waar langs ik de machtige Duitsche troepen macht zag oprukken, doodgeschoten dorpelingen in de straten heeft zien lig gen. Het waren mannen die uit hun ra men op de Duitschers geschoten hadden. Van al de wilde geruchten die hier overigens loopen, maak ik u geen mel ding. Wij zijn zoo dicht bij den strijd en toch zoo ver af, want we weten niets beslist. De vlammen echter die we van op de Maasbrug in de richting van Luik zien opstijgen, doen de geruchten haast tot zekerheid worden dat Bassenge en Luik in brand staan. Het is vreeselijk, en dat, de Strijd niet ver af is bewijzen de gewonde Duitsche maar ook Belgische soldaten die nog steeds binnengebracht worden. In het Roode Kruis-hospitaal zijn op het oogenblik 37 gewonden, op Calva- riénberg 23 en in Eysden 27. Morgen worden 3 Duitschers begraven, Het gerucht dat Prins Hendrik ver wacht wordt, heeft zich als een loopend vuurtje door de stad verspreid en vol en vol staan de straten die naar de Au gustijnen leiden. We hooren zooeven dat de Prins er nog niet was, hedenavond echter nog in de stad verwacht werd. Aan den anderen kant zien we duizen den vrouwen, mannen en kinderen bid dende trekken naar de O. L. Vrouwe- kerk ter aanbidding der sterre der zee. Ik hoor ze van hieruit mijne kamer zingen en het is merkwaardig welke kalm te de bevolking hier put uit het geloof. De kalmte en de bezadigde toespraken der geestelijken dragen daartoe het hunne bij. Ik hoor de verdragende stem van den geestelijke een straat ver tot mij doordringen. Nog een tafreel uit Viséeen Neder landsche dame met hare twee kinderen, wier man onlangs te Visé aan het station werd geplaatst, was in den kelder ge vlucht. Nadat het stil was geworden, kwam zij te voorschijn en hoorde de u i i 9 1 D 1 1 1 Echo van het Zuiden De Oorlog. 1 J I li I i

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1914 | | pagina 5