Nummer 4
Zondag 10 Januari 1915.
38e Jaargang.
Tweede Blad.
Twee kunstbroeders.
Toen de kunstschilder Jan van Delft
onlangs in Waalwijk eene tentoonstel
ling hield van nieuwe, door hem ver
vaardigde werken, heeft het mij verwon
derd, dat er niet iemand is geweest, die
daarop in details de aandacht vestigde.
Was die nieuwe arbeid, zoo vroeg ik
mij af, niet belangrijk genoeg, om als
plaatselijk cultuur-verschijnsel te worden
gememoreerd, of waren aller gedachten
zóózeer in beslag genomen door der
tijden nood, dat allerminst aan kunst de
aandacht kon worden gewijd. Nu ik zelf
het werk gezien heb, moet ik noodwen
dig besluiten tot het laatste en als oud-
Waalwijker zal ik gaarne het verzuim
herstellen, dat tijdens de tentoonstelling
zelve onbewust begaan werd.
Niets kan in deze jammerlijke dagen,
waarin zoovele kunstschatten onherroe
pelijk verloren gingen en waarin de
menschelijke geest zoo gejaagd is en
onrustig, milder stemmen dan het be
schouwen van schoonheid, die in stilte
geboren werd als de stoffelijke open
baring van wat er moois en schoons
bloeide in de ziel van den kunstenaar.
Ter verkwikking van den geest is niets
zoozeer geschikt als de aandachtige be
schouwing van ware, diep doorleefde
kunst, want deze voert den mensch op
uit de donkere dalen der werkelijkheid
naar de lichte toppen der goudglanzende
schoonheid.
Jaren geleden reeds leidde ik Jan van
Delft als kunstschilder bij de lezers van
dit blad in en waar ik nu opnieuw over
dezen schilder schrijf, geschiedt zulks,
wijl diens kunst >opwaartsche wegen*
koos en hij thans, in 1915, aanmeikelijk
verder is dan toen ik voor het eerst
over hem schreef. Dit bleek mij èa uit
zijne portretten èn uit zijne landschap
pen en genre-stukken. Zoo zag ik o. a.
een zelfportret van den schilder. In
breede wegen, raak neergezet, lijnde hij
met enkele penseelstreken zijn welgelij-
kenden kop. Het doek kwam nog op
verschillende plaatsen tusschen de verf
door en tóch, boe krachtig en ineens
raak is zulk een opzet. Durf spreekt er
uit deze studie en beheersching der
techniek. Daarentegen, hoe vol fijnheid
is een portret als de pastel van den
heer J. Gevoelig van kleur en vol teere
toontjes in de zilveren glanzing van baard
en haren, geeft dit portret volkomen het
karakter weer van wien het voorstelt.
Zachtheid van uitdrukking en levendig
heid der oogen kenmerken het zeer wel
gelijkende portret van 's schilders moe
der. En welk een gaaf schilderij werd
niet >Theo's derde levensdag In stille
weelde sluimert het rose wichtje in de
straling van hemelsblauw en kant en
tulle, de beide wangetjes fijn belicht als
blozende perzikjes. Inderdaad is Jan van
Delft als portrettenschilder hard voor
uit gegaan en zijn kunst wekt in deze
richting verblijdende en veelbelovende
perspectieven.
Niet alleen echter als portretschilder
ontplooide Jan van Delft zich wijder en
breeder, ook het landschap en genre
stuk vonden in hem een krachtig ver
tolker. Nu de Waalwijksche dijk door
de goede zorgen van gemeentebestuur
en steuncomité zulk eene groote veran
dering en verbetering ondergaat, heeft
de schilder deze gelegenheid aangegre
pen om enkele der meest karakteristieke
stukjes dijk, zooals hij in den ouden
toestand was, vast te leggen op het doek,
en het werden tonige landschapjes vol
blijde kleur en ruimte. Ik herinner me
o. a. een breede compositie van den
Waalwijkschen dijk achter de Poststraat.
In de verte schemeren de boomen wa
zig weg, terwijl op den voorgrond de
zon hare gouden schijnsels werpt tegen
den rijk-begroeiden berm. Kippen schar
relen bedrijvig rond en een kluchtig
geitje graast aan den wegkant. Wattige
wolkjes drijven in het zuivere blauw
van den rustigen hemel. De fijne tegen
over-elkander-stelling van kleuren is wel
het kenmerkendste van dit frissche doek.
Zijn dijkje aan de haven*, een pittig,
zonnig stukje, zit mede vol fijne kleur
tjes en de markante lijn, welke gevormd
wordt door de Groote Kerk op den
achtergrond, rijzend uit het groen der
boomen en de omringende daakjes, is
van groote bekoring. Elders hing eene
ïherfststudie*, breed van schildering in
de rosse vlamming der verkwijnende
blaren, of riep een wijde waterplas vol
bewegelijkheid in het ruige riet, mooie
herinneringen op aan de Kortenhoefsche
polders, het land van Gabriel. Zijne
liefde voor frissche, kokette kleurtjes
spreekt het sterkst in de verschillende
studies van »woonwagens«, zooals op
het doek, waar, over het grijs-blauwe
zeil van den fel-groenen wagen een
kleurige doek zijn rood en geel fonkelt.
Een kindje in rood jurkje ligt in het
gras, terwijl de bezige moeder versche-
mert achter de grijze rookpluimen van
het vuurtje dat zij stookt. Ik vind dit
een zijner beste genre-stukjes, pittig en
frisch van kleur, levendig van composi
tie. De >veldkeuk;ns uit Hoogeloon*,
hoe verbazend knap, bekoorden mij min
der. Wel vindt men ook op dit doek
den kleurenrijkdom van de woonwagens
terug, maar de schilder steeg hier niet
boven de loutere realiteit uit. 't Is te
veel foto, zou ik bijna zeggen, er zit
niets achter, ik mis er de atmosfeer in.
Stel daar eens tegenover dien fijn-toni-
gen >winler«, waar de grijze, bewolkte
lucht loodzwaar drukt. Hoe uitmuntend
is hier de stemming van het sombere
dooiweer uitgedrukt. Het sterkst spreekt
voor mij echter de atmosfeer in de pas
tel >Tuin bij nacht.* Hierin bereikte
de schilder iets, dat herinnert aan het
beste werk van den fantastischen droo-
mer P. C. de Moor. Iets sprookjesach
tigs werd deze droomende schoonheid.
Achter den vijver schemert het tuinhuis
op, waarvan de rood-gloeiende lichten
weerspiegelen in de kokette rimpeling
van het vijvervlak. Hooge popels heffen
hunne fluweelen massa in de donkere
lucht, waar sterretjes pinkelen en de
schuchtere maan haar teer-gouden schijn
sel door de takken van een popel zeeft.
Diepe rust ligt over dezen >tuin bij
nacht*, die droomt in nachtelijke zomer
weelde. Als een sonate van Chopin, zoo
klinkt dit lied van droomende kleuren.
Als contrast zou ik daarnaast willen
stellen het stilleven >Klaprozen.< O,
die felle vlamming der roode bloemen
met paars-zwarte hart in groenen pot,
weerspiegelend in de koperen plaat,
waarop hij rust, terwijl losse bloembla
ren als druppelen bloed bloeien op de
gele glanzing van het koper 1 Rtjk en
diep van toon en kleur is deze compo
sitie, maar ook los en natuurlijk werd
de groepeering der bloemen en de gril
lige val der verstuivende blaartjes. Wie
zóó kan schilderen, gaat een schoone
toekomst tegemoet. Eindelijk zou Ik
nog willen wijzen op het schilderij
Vluchtelingen,* dat door den schilder
aan het steuncomité ten bate der vluch
telingen in Waalwijk verpleegd, werd
afgestaan. Het komt mij voor, dat de
schilder hier vooral heeft willen uitdruk
ken het leed en de verlatenheid, waar
door deze rampzalige Belgen getroffen
werden.
M. i. is de schilder in dezen opzet
goed geslaagd, zoowel door de gelaats
uitdrukking en houding der figuren als
door de kleur van het schilderij. In ge-
dempten, matten toon gehouden, weent
zelfs de roode doek der op den voor
grond zittende vrouw in soberheid van
timbre. Hoe moedeloos zit de oude man
ineengezakt, peinzend misschien over
zijn verlaten huis, waar hij zooveel lief
en leed medemaakte, en waarvan nu,
wie weet 1 nog slechts een puinhoop
rest 1 Meer op het tweede plan treurt
eene andere vrouw, wier paarse omslag
doek tegen het grijs van de muur als
een stille klacht vervloeit, terwijl luste
loos de linkerarm neerzinkt met het scha
mele restje, dat zij uit den chaos te red
den wist! Eindelijk op het derde plan
zit eene moeder neergehurkt met een
kind aan de borst, beeld van diepe el
lende en oudersmart. In deftig-gouden
omlijsting gevat, zal dit schilderij den
gelukkige, die het wint, een blijvend eu
sprekend getuigenis zijn niet alleen van
het leed der vluchtende Belgen, maar
ook van den troost en de hulp die zij
niet het minst in Waalwijk en omgeving
mochten ondervinden.
Ik zou hiermede kunnen volstaan,
ware het niet, dat ik nog een enkel
woord moest zeggen over een stuk werk
van Theodoor van Delft, den jongeren
broeder van Jan van Delft, »Twee kunst
broeders* schreef ik boven dit opstel
en inderdaad, zoo mogen zij heeten.
Ofschoon niet zoo lang de schilderkunst
beoefenend als zijn oudere broeder, heeft
toch ook Theodoor van Delft reeds me
nig blijk van zijn vaardig en gevoelig
talent doen bewonderen. Vroeger zag
ik van hem al eens portretten in olie-
verf, welke blijde verwachtingen wekten.
Thans had hij echter niet veel in voor
raad. Zijn studies namen hem den laat-
sten tijd te zeer in beslag dan dat hij
zich veel aan de schilderkunst kon wij
den, maar één staal van zijn kunst heb
ik nochtans gezien, waarover ik hier iets
wil zeggen. Zoo opeens is Theodoor
van Delft met een stilleven voor den
dag gekomen, dat gerust op elke ten
toonstelling van schildersgenootschappen
in Amsterdam zou worden aanvaard. Ik
bedoel zijn groot bloemstuk>Chry-
santheD.* In een rijkdom van schitte
rende' kleuren schilderde hij een pot
chrysanthen, waarvan de llcht-paarse en
witte en gele kleuren in zuivere har
monie de brillante schoonheid dezer
trotsche bloemen vertolken. Los van
rangschikking straalt deze bundel zijn
wijdsche pracht uit en de schilder is er
uitnemend in geslaagd, het karakter der
bloemen weer te geven. Deze chrysan
then zijn geen verf meer, doch reëele
bloemen, vol dichterlijk sentiment. Ook
de stofuitdrukking aan den fraai gescha-
keerden doorzichtigen pot is zeer geluk
kig.
De achtergrond van het doek werd
één geheel met dit stilleven zelf, zoodat
een harmonisch geheel van zeldzame
bekoring werd verkregen.
Moge het daarom ook Theodoor van
Delft gegeven zijn, evenals zijn broeder
Jan van Delft, nog veel te bereiken in
de schilderkunst, opdat eens de dag
kome, dat deze twee kunstbroeders ook
ver buiten Waalwijk de roem hunner
geboorteplaats zullen hooghouden
HENRI H. VAN CALKER.
Hilversum, Jan. '1 5.
De Russische ovenvinning in den
Kaukasus.
PETROGRAD, 6 Jan. (P.T.A.) Com-
mun qué van den Generalen Staf van het
Kaukasus-leger
Op het einde van November werd het
gros van het Turksche leger gedirigeerd
naar de streek ten oosten van Erzeroem,
voorafgegaan door twee corpsen, terwijl
een ander reserve-corps bij Khassankala
stond. Volgens het plan van Enver pasja
moest het derde leger als volgt operee-
ren Het 9de en 10e corps moesfen op
rukken in de richting van Olty en een
offensieven vleugel vormen, terwijl het
1 le leger zijn krachtig versterkte posities
zou handhaven en door een strategische
demonstratie de aandacht van onze troe
pen trachten te trekken.
In het geval, dat de Russische troepen
tot een krachtigen aanval mochten over
gaan, moest het 11e corps terugtrekken
naar de versterkte plaats Erzeroem en
onze strijdmacht medesleepen.
Het 10e Turksche corps moest met
twee colonnes opmarcheeren, het eene
ter sterkte van één divisie, die zou op
rukken in de richting van Ide door het
dal Oltytsja, terwijl de tweede, bestaande
uit twee divisies, op Ardost zou aanruk
ken door het Servytsjai-dal. Het 9de
corps moest offensief optreden in de ruim
te tusschen het 10 en het He corps.
Onze troepen in de streek van Olty
weerstonden, ondanks de overmacht van
den vijand, dapper den druk der Turken
en brachten hun in tegen-aanvallen zware
verliezen toe.
Intusschen merkten wij een sterke
Turksche colonne op, versterkt door de
Mohamedaansche bevolking, die van de
passen Panjoeretsk en Jalagoertsjamsk
optrok in de richtiog van Ardagan. Ons
garnizoen, dat die plaats bezet hield, trok
na gevechten, die 17 dagen duurden,
een weinig terug naar het oosten.
Nadat wij versterkingen hadden gekre
gen, vielen wij op 3 Januari de Turksche
troepen aan, die bij Ardagan geconcen
treerd waren, brachten hun een volkomen
nederlaag toe en maakten 't vaandel buit
van het 8ste regiment, dat te Konstanti-
nopel in garnizoen ligt.
Gedurende de latere ontwikkeling van
het gevecht bemerkten wij, dat talrijke
Turksche troepen, n.l. het negende en
het tiende corps, tot den aanval over
gingen op Sarykamysj. De beweging,
daartegen door ons ondernomen, ge
schiedde langs bergwegen, bedolven on
der de sneeuw en over steile bergpassen
en bijna zonder konvooien en veldartil
lerie, terwijl de Turksche troepen over
vloed van krijgsbehoeften hadden. De
vijand rekende bij deze operatie vooral
op steun en hulp van de inlanders, die
vooj-af bewerkt waren door Turksche
zendelingen.
Onze troepen hadden tot taak aan het
front een talrijke strijdmacht der Turken
te verlammen en een versperring te vor
men, die sterk genoeg was het negende
en tiende Turksche corps te verzwakken.
Ondanks de buitengewone moeilijkheid
van die taak, niettegenstaande de hevige
koude en de noodzakelijkheid te moeten
strijden op bergpassen, tot een hoogte
van 10.000 voet, die bedekt waren met
sneeuw, vervulden onze dappere troepen
van het Kaukasusleger na een hevigen
veldslag van tien dagen schitterend de
buitengewone taak, die hun wasopgelegd.
Nadat zij de hevige aanvallen der Turken
hadden afgeslagen aan de zijde van het
front en van Sarykamysj, sloten zij de
twee Turksche corpsen in en vernietig
den die bijna geheel en al, en namen
het overschot van een corps gevangen
met zijn commandant, drie divisie com
mandanten, den staf, een groot aantal
officieren, duizenden soldaten en maakten
geschut, mitrailleurs en lastdieren buit.
Het zeer verwoede gevecht aan het
hoofdfront noopte ons natuurlijk tot een
wijziging in de groepeering van onze
strijdmacht in de streken van minder
belang en om sommige detachementen
nader bij de grens te brengen.
Hoeveel bult wij hebben gemaakt staat
nog niet geheel vast, daar de vervolging
van den vijand nog voortduurt.
Berichten uit Petersburg, die nadere
bijzonderheden bevatten van de Turksche
nederlaag in den Kaukasus, tooneo, dat
het Turksche leger, na bij Ardagan door
de Russen te zijn verslagen, nu bijna
geheel is omsingeld door de Russische
troepen, De Turken strijden wanhopig in
een poging om de verschillende troepen
afdeelingen te verzamelen in de nabijheid
der rivier de Tsjoeroek. De Russische
cavalerie vervolgt den vijand krachtig en
diens overblijfselen zijn bestemd geheel
ten onder te gaan, daar de terugtochts
wegen diep onder de sneeuw liggen en
volkomen onbegaanbaar zijn
De Turken streden met den moed der
wanhoop, en slechts weinigen gaven zich
over gedurende het eigenlijke gevecht
dat 48 uren onafgebroken voortduurde
Ten slotte zagen zij in dat hun toestand
hopeloos, en gaven zich in zoo grooten
getale over, dat hun massa een last begint
te worden voor den overwinnaar.
Aan de Perzische grens.
KONSTANTINOPEL, 6 Jan. (Wolff;
Het Turksche correspondentiebureau
deelt mede omtrent de jongste gevechten
bij Aserbeidjan „Turksche troepen, ver
sterkt door Perzische stammen, stieten
op 28 Dec. in de streek van Migwdaob
op een Russische colonne, bestaande uit
4000 man infanterie, 300 kozakken en
artillerie, versterkt door aanhangers van
Sédje-ud-Daoeleh, die de dorpen in die
streek totaal had leeggeplunderd. De
Russen werden totaal verslagen en ver
loren meer dan 200 man aan dooden.
Aan de zijde der Turken en Perzen waren
slechts zes man gesneuveld en enkele
gewond.
In een ander gevecht in de streek van
Oermia werden twee partijgangers van
Sedje-ud-Daoeleh, waaronder de beruch
te Banghter Khao, gevangen genomen
en sneuvelden wederom honderd Russen
Tengevolge van deze nederlagen had
het moreel van de Russische troepen
zwaar geleden.
KONST ANTINOPEL, 6 Jan. (Wolff.)
Volgens heden ontvangen berichten be
haalden onze troepen in samenwerking
met bevriende stammen in Aserbeidsjan
nog verdere successen, behalve de over
winning bij Miandvak (zuid-oostelijk van
het Oermiameer.) De Russen verloren op
hun terugtocht twee kanonnen en vele
gevangenen. Zuidelijk van Miandvab ver
sloeg een andere Turksche colonne den
vijand en maakte een groote hoeveelheid
wapens en munitie buit.
Kardinaal Mercier.
BRUSSEL, (W.B.) Het Bericht in
buitenlandsche bladen als zou De aarts
bisschop van Mechelen, kardinaal Mer
cier, wegens het door hem uitgevaardigde
Herderlijk schrijven, in zijn paleis bewaakt
worden of zelfs gevangen genomen zijn,
is volkomen valsch.
Ook de verdere bewering dat Belgis-
sche Priesters wegens voorlezing of ver
spreiding van het herderlijk schrijven in
hechtenis werden genomen, is onjuist.
De operaties in Belgie en Frankrijk.
PARIJS, 7 Jan. (R.O,) Het communi
qué van hedenmiddag meldtDe vijand
heeft het Belgische bruggehoofd ten
Zuiden van Dlxmulden gebombardeerd.
In bet gebied van Rijssel, waar wij
eenige vijandelijke werken vernietigden,
hebben wij een hevigen afval afgeslagen.
Door raiddel van mijnen hebben wij
het veldwerk van den vijand ten Oosten
van Reims verder belet.
Ten Noord-Westen van Flerey hebben
wij een gedeelte van een brug der Duit-
schers genomen.
Wij avanceerden in de richting van
Altkirch waar wij het bosch namen, vier
kilometers ten Noord-Westen van deze
stad.
Onze artillerie bracht de vijandelijke
stukken welke gedurende den dag het
hospitaal van Thann beschoten, tot zwij
gen.
BERLIJN, 7 Jan. (W.B.) Uit het groo
te hoofdkwartier wordt heden gemeld
De Eogelschen en Franschen gingen
voort met de Belgische en Fransche
plaatsen achter ons front door beschie
ting te vernietigen.
Ten Noorden van Atrecht hebben op
het oogenblik nog verbitterde gevechten
plaats om het bezit vau de gisteren door
ons stormenderhand genomen loopgra
ven.
In het Westelijk gedeelte van het Ar-
gonnerwoud zijn onze troepen verder
doorgedrongen. Bij den vijandelijken
aanval van 5 dezer in het Oostelijk ge
deelte van het Argonnerwoud (bois
Courte Chaussée) drong de tegenstan
der door tot in onze loopgraven, maar
hij werd vervolgens over de geheele li
nie onder zeer zware verliezen weer uit
onze stelling geworpee. Ooze verliezen
zijn naar verhouding gering.
Ten westen van Sennhelm poogden
de Franschen gisteravond weer In het
bezit te komen van de hoogte 425.
Hunne aanvallen mislukten echter tegen
over ons vuur. De hoogte bleef in onze
handen.
Van het Oostelijk oorlogsterrein.
BERLIJN, 7 Jan (W.B-) Het groot
hoofdkwartier meldtOp het Oostelijk
oorlogstooneel zijn geen veranderingen
gekomeD. De voortzetting der operaties
lijdt ten zeerste onder het buitengewone
slechte weer. Desniettegenstaande maken
wij met ons offensief langzaam vorde
ringen.
Gevangenneming van Kardinaal Mercier.
In verband met de gevangenneming
van Kardinaal Mercier ontleenen wij nog
het volgende aan De Tijd
Ook de drukker van het rondschrijven,
hetwelk Z. Em. kardinaal Mercier heeft
uitgevaardigd, is door de Duitschers
gevangen genomen, doch later weer
vrijgelaten onder beding dat hij zich ter
beschikking van de justitie blijft stellen.
Hij zal zich hebben te verantwoorden.
Deze drukker is de heer H. Dessain, de
bekende uitgever der breviers en ka
tholieke kerkboeken, die van den Paus
het recht verkreeg, den titel Drukker
van den H. Stoel" te voeren. De heer
Dessain was sedert eenigen tijd waar
nemend burgemeester van Mechelen en
broeder van den vorlgen burgervader.
Zoodra de Duitschers er achter waren
gekomen, dat de herderlijke brief per
koerier in het aartsbisdom Mechelen
was rondgezonden, werden soldaten in
auto's uitgestuurd, om in alle pastoriën
huiszoekingen te doen. Sommige gees
telijken konden onder Duitschen dwang
slechts een commentaar geven op het
schrijven, hetwelk hun belet was voor
te lezen, andere moesten de voorlezing
staken tijdens de H. Mis, nog andere
werden gevangen genomen en na een
verhoor over de mate, wa.-rln zij had
den deelgenomen aan de verspreiding,
weder vrij gelaten.
In sommige dorpen zijn de pastoors
uit de sacristy of den biechtstoel ge
haald. Te Essen kon de Deken aldaar
tijdens de eerste H. Mis den brief voor
lezer). Daaroa moest hij hem aan den
burgemeester in bijzijn van den Duit
schen commandant overhandigen.
De vrijheidsberoovlng van den Kar
dinaal gaat gepaard met de militaire
censuur op geheel zijn verkeer. Het pa
leis is geïsoleerd en staat onder militaire
bewaking.
Jongstleden Zondag heeft de com
mandant van Brussel een onderhoud
geïnd met den Kardinaal, hetwelk het
karakter bad van een verhoor.
van het Zuiden
De Oorlog.