Nummet 24.
Zondag 21 Maart 1915
38e Jaarsrang
Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen.
Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen,
Eerste Blad.
De tweede Vrouw.
Dit nummer bestaat
uit TWEE bladen
Bekendmaking.
Onze Hoop en onz-1 Plicht.
FEUILLETON.
KERKNIEUWS.
Dit blad kost slechts
6 cent per week.
lil 11 IJUOVI1V VH
Zij dio zich te
gen het volgend kwartaal
op dit blad abonneeren,
ontvangen de tot dien da
tum verschijnende num
mers gratis.
De Echo van hef
en Liigslrutsrke Courant,
Öit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond
Abonnementsprijs per 8 maanden fü.w5.
Franco per post door het geheele ryk f 0.90.
Brieven, ingezonden stukken, gelden ecs., franco te tenden aan den
Uitgever
UITGAVE
Telefoonnummer 38. Telegram-Ad jb: ECHO.
Prijs dbk AnVKKTBMTifiK 10 cent per regel; minimum 6 regels; groote
etters naar plaatsruimte. Advertentiën 8,maal ter plaatsing opgegeven
worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regela en
cdvertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contra
gesloten. "Reclames 15 cent per regel
Be Burgemeester der gemeente Waal
wijk maakt bekend dat ter Secretarie
verkrijgbaar zijn gesteld formulieren tot
het aanvragen van jacht- en vischakten.
Het is wenschelijk dat de aanvragen
xoo spoedig doenlijk en vóór 1 April a.s.
ter Secretarie worden ingeleverd.
De Burgemeester voornoemd,
TH. DE SURMONT DE BAS SMEELE.
Koninklijke Marine.
Bij de Kooinklyke Marine bestaat
geleeenheid tot dienstneming als
a. L'ehtmatroos,
b. Marinier der 3e klasse,
c. Matroos-kok,
d. Matroos-torpedomaker,
e. stoker der 2e klasie,
f. Leerling-Stoker.
Meu zie desbetreffende hekendmaking.
Nadere inlichtingen hij den commies
van aannemiDg dei Marine te Willems
oord (Den Helder)voor mariniers bij
den Commies van aanneming der Marine
te Amsterdam (Rijks Marinewei f).
De N. Rott. Cr. van Dinsdagavond
bevat het onderstaande hoofdartikel
>Onze Hoop en onze Plicht* dat we
hieronder in zijn geheel laten volgen
Het geeft zoo juist weer, wat de echte
Nederlander op 't oogenblik voelt en
Van „DE ECHO VAN HET ZUIDEN."
IX.
DAGEN VAN GELUK.
21)
Ook dat huwelijk uitatellen en u vooral
Philippe niet tot vyand maken, betgeen veker
sou gebeuren, wanneer de graaf zich tegen 't
hswelyk van *(jn *00n met Thérèae verzette,
want dan zou de jongeling zeer goed begrypen
uit welken hoek de wind waaide. Daarenboven
ia ij r(jk en meerderjarig, zoodat hij de toe
stemming van syn vader niet noodig heeft.
Madeleine ia echter nog minderjarig en afhan
kelijk van haren vader. Die huwelijken moeten
geen van beiden plaats hebben. En tooh moet
ga Philippe en zijne zoeter niet vijandig tegen
u atemmen, WeeB vriendelijk, moedig de liefde
van Philippe aan, weea goed voor Thérèae,
beloof heD, dat tij tegen het einde van 't jaar
«nllen trouwen. Voor dien tyd zal alles toch
gedaan zijn.
Ik hoop het ook, maar daarom moet gij
niet atil aitten.
Ik heb al een plan gemaakt, maar ik
heb nog eenige inlichtingen noodig.
Welke
Ik hebte Port-Vendrea 't jacht van nweu
stiefzoon en zijn vriend zien liggen. Ik kon er
echter niet aan boord komen, maar dat kunt
gy wel. Ge moet ooder een of en ander voor
wendsel dat jacht ga»n bezichtigen en er my
eene nauwkeurige beschrijving van geven.
Begrijpt ge?
Goed, ik zal het doeD,
En zoo spoedig mogelijk. Binnen acht
iagen ben ik weer te Villeneuve, wy spreken
lkaar dus binnen tobt dagen, hier op dezelfde
laats, morgens om acht uur.
als ware vaderlander voelen moet en
voelen zal.
>Zijt den vaderlaode verkleefd, een-
dragtig en vrij van allen naijver, en gij
zult sterk genoeg zijn voor de afwering
van alle de gevaren, die u bedreigen
mogten.*
Aldus op 16 Maart 1815, Willem I,
toen bij, op eigen gezag, den titel aan
nam van Koning der Nederlanden.
Op eigen gezag, maar niet zonder
wetenschap, dat hij daarmee handelde
in den geest van het te Weenen ver
gaderd Europa. Reeds was hem daar,
bij In de maand Februari voorloopig
gearresteerde artikelen, het koningschap
der zeveniien provinciën toegekend, maar
het finale tractaat, waarin die artikelen
naast andere huo plaats zouden moeten
vinden, ontbrak nog. Doch na de lan
ding van Napoleon begreep de souve-
reine Vorst niet langer te moeten wach
ten. Het oogenblik van gemeenschappe
lijk gevaar riep om een daad van be
moediging voor Holland en België te
gelijk, en toen de Koning zich zoo spoe
dig mogelijk na de proclamatie te Am
sterdam eo vervolgens te Brussel ver
toonde, bleek zoowel in de Noordelijke
als in de Zuidelijke hoofdstad zijn daad
werkelijk tot bemoediging te hebben
gestrekt. »Toutes classes ont rlvaiisé de
satisfaction*, bericht van der Duyo, die
den intocht te Brussel bijwoondeen
over de Amsterdammers schrijft Falckl*
»Wat zoude er, in min dringende om-
s'andigheden, met die Heeren over de
vereeniging met België te doen en te
haspelen geweest zijo, die nu, alsof zij
van zelve sprak, doorging 1 Zij gevoelden
namelijk dat het geene onverschillige
zaak voor hunne veiligheid was, dat
onze natuurlijke voormuur tegen Frank-
rijks overmagt zich onder hetzelfde be
stuur bevond als het land 7.elve.< Eene
verwante overweging had de Vorst zelf,
in de boodschap waarbij hij van zijn
stap kennis gaf aan de Staten-Generaal
aldus uitgedrukt>Eene ernstige be
schouwing heeft mij overtuigd, dat zon
der zoodanige vereeniging zonder wt-
derkeerige trouw en onderstand, de on
afhankelijkheid van Noord en Zuid op
te zwakke grondslagen lust, en het eene
gedeelte na het andere de speelbal wor
den moet van lederen naburigen Staat,
die zijn regt naar zijne overmacht zou
de willen afmeten.*
Het aannemen van den Koningstitel
en de vereeniging België werden
in 1815 beschouwd als één en dezelfde
bracht van een sterk Koning, die be
reikt heeft, dat, zoo de groote beslissing
vallen moest vallen b ij hen, het althans
niet geweest is zonder hen. Of de
scheiding vao 1830 hun voortbestaan in
zaak. In 1830 bleek, dat het er toch gevaar gebracht heef, zal moeten af
twee waren geweest. De vereeniging is
toen te niet gedaan, maar de konings
titel bleef, al werd clan, wel tot 1840
toe, in menige Hollandsche binnenkamer
gezegd en herhaald, dat »Oud-Neder-
land* voor een koninkrijk toch eigenlijk
te klein was, en »de Koning* maar
weer >de Prins* worden moest. Later
is die meening verstomd zij komt nir-
mand onzer meer over de llppeo. Dat
de drager der Nederlandsche souverei-
niteit uit het huis van Oranje anders
dan Koning zou kunnen heeten, komt
In geen Nederlandsch brein meer op.
Die titel behoort bij de functie en wijst
hangen van de mate, waarin zij na en
door die scheiding zwakkelingen zijn
gebleven^!
Die de geschiedenis van vóór en die
van na 1830 raadpleegt, zal niet be
twijfelen, dat zoowel België als Neder
land na dat jaar zich ontwikkeld heb
ben tot staten van grcmter gezondheid,
dan aan de altijd kortademig gebleven
schepping van het Weener Congres
mocht worden toegeschreven. Bijeeu-
gevoegd, zouden zij verliezen aan de in
nerlijke kracht, die de eenige werkelijke
waarborg is van hun voortbestaan.
Hoe zwaar het ook thans beproefd is,
den drager en den door hem vertegen- België verloor de inoerlijke kracht niet.
woordigden monarchalen Staat in het
internationaal verkeer de plaats onder
hun gelijken aan waarop beiden recht
hebben.
Meer belang dan de vraag, of de in
1815 aangenomen titel na 1830 bij ons
terecht gehandhaafd is, zal, in omstan
digheden als de tegenwoordige, deze
andere wekken, of onze veiligheid, die
onze eerste KoniDg door de vereeniging
met België meende te zullen bescher
men, na de scbeldliw» van 1830 vol
doende verzekerd is gebleven.
Heeft die vereeniging op zichzelf dan
ons in 1815 werkelijk beschermd ?Neeo
het vereenigde rijk zou dadelijk zijo om
vergeworpen, indien het tegen Napoleon
alleen ware gelaten. Slechts qiag men
oordeelen dat de kracht, waarmede
Noord- ën Zuid-Nederland aan de ver
dediging van Europa tegen Napoleon
hebben deelgenomen, aanmerkelijk ge
ringer had moeten zijn, wanneer zij het
ieder op zichzelf hadden moeten doen
Een ongeorganiseerd gelaten België zou
in Juni 1815 kwalijk de manschap bijeen
hebben gehad,, die te Waterloo werkelijk
heeft medegevochten een geïsoleerd
gebleven Holland zou de verleiding heb
ben gevoeld, achter zijn rivieren te
blijven afwachten, hoe de zaak in Bra
bant loopen zou. Ea België en Holland
waren zwakkelingen zij mogen het lot
prijzen-, dat hen gezamenlijk in den greep
Dat blyft afgesproken maar zondt ge
mij niet kannen vertellen welk plan ge gemaakt
hebt
Neen, ge znlt het wel welen, wanneer 't
zoover ifi.
Christine zncbtte
Ach, wanneer er maar spoedig een einde
aan komt Ik kan myn ong«dnld shohts met
met de grootste moeite beteugelen. Ik verlang
er zoo vurig naar, weer by n te zyn en vry
met n te kunnen omgaan, zonder dat ik iets
behoef te ODtzien. Wanneer bet doel. dat wy
voor oogf-n hebben niet zoo prachtig was. dan
soa ik veel lust gevoeLn om dit spel t e'aken.
Lagou8BB dook op euna Daar onder.
Verwyder u, zeide t»y Het komt my
voor dat ik iemand langs den weg boor gaar.
Christine verwijderde zich en ging het park
weer in. Zij liep door de laan, waar Philippe
en de Saint-Yves met elkaar gesproken hadden,
maar de twee vrienden waren er niet meer.
Iets verder ontmoette zij Thérdse.
Zou zy mij bespied hebben, die kleine
slang? mompelde Christine.
Met een vriendelijke glimlach groette zij het
meisje.
Zyt ge al zoo vroeg aan het wandelen,
myn kind, vrosg zy baar.
Ik wandel niet mevrouw. Ik heb de vrouw
vau Prat bezocht. Zy is ziek eo die menschen
zijn doodarm. Zoo nu en dan brang ik haar
eens wat.
Goed dat ge het my segt Thérèae. Ik zal
er ook by-gelegenheid eern beengaan, om hen
te helpen. Op die wyse kan ik mij bij de boeren
bemind maken,
Zy groette vriendelijk en vervolgde baren
weg.
De dochter van den rentmeester zeg haar na
Wat beteekent dat mompelde til. Toen
ik baar daarstraks op de steenen bark by de
drooge gracht zag zitten kwam bet mij voor.
dat zy met iemand sprak. Ik ben er b^en ge
gaan t>>en zy weg was maar ik beb er niemand
gezien. Toch weet ik zeker dat de gravin ge
sproken heeft. Het is zonderling.
's Avonds, na het diner, toen men de eetzaal
verliet, verzochten Philippe en Panl den graaf
de Montaiais een onderhoud, waarop zy zich
naar een klein salon, naaat da groote saai be
gaven.
Paal deed het eerst zijn verzoek.
Hij verzocht den graaf de Montaiais, nu een
juiaten datum vast te stellen voor zijn huwelijk
met Madeleine,
Maar, zeide de graaf, een weinig in ver
legenheid gebracht, ik meende dat wij daarover
niet «ouden sprekeD, zoolang de rouwtyd met
verstreken is.
Dat is binnen twee maanden, mijnbeer
de graaf, en zou nu ons hnwelyk niet in O.-
tober kunnen plaats hebben
Dat is nog wel wat vroeg. Wy kannen
h»t n»g wel wat uitsteller.
Vergun mij, n onder het oog te brengeD
mjjtibdnr dat zoowel Mod^iou als ik seer na«r
(ids hnwelijk verlangen. Gy hebt onze liefde
goedgekeurd en wanneer mevrouw de gravin
oog leefde, zou zy zeker geene bedenkingen
tegen ons huwelijk gemaakt hebben of op een
mtstel hebben aangedrongen.
Montaiais verbleekte.
Neen, Alice zou bet huwelijk niet verhin
derd of uitgesteld hebbes, maar halaas, Alice
was er Diet meer, eene andere bad bare plaats
ingenomen en die andere scheen niet gunstig
voor dit buwelyk gestemd te zyn.
Waarom Dat wist de graaf niet. Tot un toe
bad zy geweigerd, Dadere opbelderingeo te
geven, maar bare meening was, dat men Made
leine nog niet moest laten trouwen, dat men
baar afkeerig vun Paul de Saint-Yveg moest
maken. Nog den vorigen avond bad Chri tine
tegen baien echtgenoot gezegd, dat men Paul
te kennen moest geven dat bij reeds lang genoeg
op het kasteel vertoefd had.
Blijkbaar wilde zij hem verwijderen, opdat
Madele ne hem langzamerhand zou vergeten.
Hoe gaarne zon de graaf geweten hebben,
in t welk doel Christine zich zoo tegen dat
hnwelijk verzette, maar by dnrfde het haar
niet vragem P»ul drong in op een r<>cht-
B'reeksch naDtwoord bbd. Welk antwoord moes'
de graaf gev-n
Hij besloot er Christine over te raadplegen
en haar te smeeken, het gelak van zijne doch
ter Diet te verwoesten. Ja, er moest eeB einde
aan komen, nog deuzelfdeD avond.
De graai stond op.
Wacht hier een oogenblik, ik tul a ter-
Zij leeft in Albert en Mercier en in de
soldaatjes aan de Yzer. froe staat het
met die van ons
Nog hebben wij de proef niet behoe
ven af te leggen in haar scherpsten
vorm maar als wij ook die bestaan
zullen, kan het alleen zijn uit kracht van
een beslotenheid, die thans reeds ons
vast bezit moet zijn geworden. En zij
is hetzij blijft het. Wij stellen ver
trouwen in onze Koningin, die allen
voorgaat in plichtsbetrachtingin
een regeering, die voor onze opvatting
der neutraliteit de juiste uitdrukking
wist te vinden, en beide helften van
verscheürd Europa overtuigd heeft, dat
wij met die opvatting ernst rhaken en
het in nun belang is haar te eerbiedi
gen in onze officieren en man
schappen, die wij dagelijks zien optrek
ken met iets in oog en tred, dat vóór
de mobilisatie te zelden werd aange
troffen in Onze Kamerleden, die als het
er op aankwam, toonden te beseffen,
dat spreken koper, zwijgen zilver en
handelen goud was in ons zelf, die
zonder ophef, en veelal zonder dralen,
te doen wijten wat ieder van de sedert
Augustus 1914 reeds zoo onderscheiden
oogenblikken ge -orderd heeft. Wij staan
op hechter grond dan de souverein van
het zwakke, verarmde, nqg onbeholpen
Nederland van 1815 onder zijne voeten
kan hebben gevoeld, wanneer wij hem
nazeggen
>Gij allen, LandgenooteD 1 die dit
grondgebied bewoont, ontsluit uwe harten
voor het vertrouwen en de hoop 1 De
bestanddeelen van het staatsgeluk zijn-
in uwe eigene magt l Zijt den vaderlande
verkleefd, eendragtjg en vrij van allen
naijver, en gij zult sterk genoeg zijn
voor de afwering van alle de gevaren
die u bedreigen mochten.*
Eu wat onmiddellijk daarop in de
proclamatie volgt, is tot dusver niet
minder van toepassing>Europa be
schouwt uwe eendragt met belangstelling
en welwillendheid.* Blijven de elkander
bestrijdende helften van Europa in dit
ééae opzicht eensgezind, dan zulleu zij,
zoodra ze ook in andtre opzichten weer
vereeniging zoeken, gcreedvlnden tot alle
dienst, dien een onzijdige, klein van macht
maar van baatzucht rein, naar hun oordeel
tot vredestichting en rechtfckweeklng
mocht kunnen bewijzen. Zwicht daaren
tegen bij één dier helften die welwillend
heid voor andere overwegingen, dan
kennen wij, en schromen niet, onzen
duren plicht.
Een nieuwe Bededag.
Volgens een dekreet van den kardi
naal staatssekretaris heeft de H. Stoel
toestemming verleend, om den 21en Maart
in de katholieke bisdommen van Europa
tegelijk met de buiten Europa gelegen
bisdommen opnieuw den bededag voor
den vrede te houden. De H. Stoel" is,
volgens de Tijd, tot dit besluit bewogen
door het herhaaldelijk aati den H. Vader
uitgedrukt verlangen der geloovlgen, om
door voordurende gebeden deh vrede
te verhaasten. Op dén bededag van 21
Maart a. s. zullen dezelfde gebeden
verricht worden als op den eersten be
dedag, terwijl een bijzondere aflaat wordt
verleend.
stond een beslist antwoord geven, zeide by.
Philippe bield zyn vader terug.
Een oogenblik, papa, zeide bij. Ook ik
beb n iets te vragen en ik zon gaarne willen,
dat ge my tegelyk met Panl, een antwoord
gaaft.
Laat hooren, Pbilippe.
Ook ik wilde nwe toestemming tot een
hnwelijk vragen.
Em hnwelyk, herhaalde de graaf verwon
derd. Wilt ga gaan tronwen
Ja, papa, ik wilde nwe toestemming vra
gen tot pen hnwelijk met Tfcérèie Bnrgand.
Gy bemint Théièse?
Ja, sedert eene maand beb ik het vuste
voornemen, baar te tronwen. Ik ben altijd eeD
gehoorzaam en onderwerpen zoon geweest eu
in deze omstandigheid, waarbij het mijne toe
komst en bet gelak van mijn geheele leven
geldt, hoop, ik papa, dat gy niet zalt aarzelen
in mijn gelak toe te stemmen.
Montaiais wist niet wat te antwoorden. Deze
liefde had hy in het miDSt niet vermoed.
Pnilippe benam
Théièje is arm, maar ik geloof niet dat
gy daarin een beletsel znlt zieD. Zy is een braaf
en eerlijk meisje en haar vader is een man van
eer, dien gij meermalen nw vriend genoemd
hebt. De brave Bnrgand weet nog niet, dat ik
het nog voor hem geheim gehouden, totdat gij
nwe toestemming zondt gegeven hebben-
Ge spreekt er over alsof ge zeker waart
dat ik myne toestemming zal geven, en wanneer
ik die eens weigerde
Philippe verbleekte en beet zich op de lippeD.
Maar welke reden zondt gij hebben om
te weigeren, papa, vroeg bij.
In de eerste plaats, omdat er een groot
veiBCbil van stand bestaat.
By deze onvoorzichtig- woorden rag Philippe
zyn vader strak aan en antwoordde
Ik had met gedacht, papa, dat gij daarin
een bt-Lts^d zondt zien
Montaiais begreep hem, en Bloeg verlegen
de oogen Deer.
Ik beb n zooeven gezegd, hernam Phi
lippe, dat bet in dit gnval rayne toekomst en
myn leveDsg luk geldt. Ik il uw vaderlijk
gezag erkennen, en daarom heb ik uwe toe
stemming gevraagd, maar wanneer gy die wei-
gerd, dan zal Thérdse ook zonder nwe toestem
ming mjjne vronw worden.
Moet dat gelden als een bewys van de
gehoorzaamheid en de onderwerping waarvan
ge zooeven spraakt? vroeg de graaf.
Vergeef mij, papa, zeide Philippezacbt.
maar gy dryft mij tot weerspannigheid, wan
neer gy weigert, wat mij gelukkig zon maken.
Gy zijt goed, papa, ten minste gij waart het
vroeger'. Vroeger zondt gy my glimlachend de
band toegestoken en mij gezegd bebbeD, dat
ik u spoedig nwe aanstaande schoondochter
in de armen moest voeren. Vroeger zondt gy
ook niet geaarzeld hebben om den datnm van
het hnwelyk myuer zuster te bepuleD, en wy
□we liefhebbende kinderen, zouden ultyd by n
gebleven lijn.
Gij zijt veel veranderd. Gij fijt koel gewor
den vooral voor mij en Madeleine. Helaaa,
papa, waar zyn de t(jden gebleven, dat gy ons
nog zoo onverdeeld nwe liefde en genegenheid
liet "blyken en ons daar dagelijks nienwe
bewijzen van gaaft
E*n zuoht welde op in de borst van den
graaf. De woorden vau zijnen zoon waren tot
zyn hart doorgedrongen.
Ja, by was goed geweest en hy wilde't nog
zyn, bij voelde berouw over zijn koelheid.
Zijne kinderen hadden dit niet verdiend.
Zon by laf genoeg *yu, om het geluk van
zijo kinderen te verwoesten v
Neen dat was te veel. Dit offer wilde by
niet aan de heerschznoht van Cfiristine laten.
Zy bahéerschte hem zelf. Zy was meesteres
over alles wat hij deed, maar zy mocht niet
aan zyn kinderen raken.
De graaf zag zijn zoon met een blik vol
vaderlijke teederheid en z^gde toen zaoht
Zij znllen tenminste g-lukk'g zijn
T ch bad hy den moed met, om zijne vrouw
weersiBDd te bieden, maar hij wilde baar
siBfeeken óm bet gelnk van zijnf kmdereii.
Ik zal voor u beiden doiD wa' ik kas
zegd hy «n v-rliet bet vertrek, waar Philippe
en Panl vol pijnlijke onrust acuter bleven.
0/ moeder! moeder waarom zytgjjer
niet meer 1 riep Philippe wanhopig uit.
i
(Wordt vervolgd