Summer 57. Donderdag 15 Juli 1915 38e Jaaryank' Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. Waalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen, Eerste Blad. De tweede Vrouw Dit nummer bestaat I uit TWEE bladen FEUILLETON. VERSLAG De entente en wij. Telefoonnummer 38. Telegram-Ad <»s: ECHO. (Vervolg.) De Echo van het Zuiden, Waalwijksclic en Laiigslraalsclic Courant, Dit Blad verschijnt Woensdag- en Zaterdagavond. Abonnementsprijs per 8 maanden f 0."5. Franco per post door het geheele ryk f 0.90 Brieveningezonden stukkengelden err /ranco te zenden aan Uitgever. UITGAVE Prijs dhr AdykrtintcSn 10 cent per regelminimum 6 regelsgroote etters naar plaatsruimte. Advertentiën 8 maal ter plaatsing opgegeven worden 2 maal berekend. Voor plaatsing van een groot aantal regels en advertenties bij abonnement worden speciale zeer voordeelige contracten gesloten. Reclames 15 cent per regel De Nederlander vraagt zich af of het zoo vast staat, dat de bondgenooten slechts strijden voor hun vrijheid en daarmee tevens voor de vrijheid der kleine volkeren. En het blad antwoordt Voor ons opengeslagen ligt een in de serie. „La Grande Guerre" verschenen klein werkje van de hand des heeren J. Dondeuville, professor agregé d'Hls- toire en getiteld „Après la Guerre, Les Allemagnes, la France, la Belgique et la ïlollande". Het is in 1915 en dus onder de zeer strenge Fraosche Regeeringscensuur, die zich ook over boeken uitstrekt, bij Floury te Parijs verschenen. Uit dit werkje haalt „De Ned." aan „België, de martelaarster, zal zegevie rend opstaan. De geallieerden zullen niet met dat land over zijn aandeel in de door de gemeenschappelijke overwinning Verworven voordeelen marchandeeren. „Het heeft de beste aanspraken op onze dankbaarheid verworven. Maar op welke nuttige vergrootingen zal het aan spraak maken De schrijver denkt in de eerste plaats aan een stuk van 't Rijnland. Maar zegt hij, daar willen vele aanzienlijke Belgen niet van hooren. Wantdat zou de kracht der Vla^msche beweging verster ken. Wat dan wel „De onderdanen van Albert I zouden zeer gelukkig zijn, indien zij door ver dragen" (op hoogst fatsoenlijke wijze dus „met Nederland Maastricht en het Zuidelijk deel van Hollandsch Lim burg en bovendien en bovenal de monden der Schelde konden verwerven. „Om onbenullige redenen, (zegt de schrijver) is, in 1839, Limburg tusschen Belgen en Hollanders verdeeld. De laat- sten ontvingen Venlo en Maastricht. Het Zuidelijk deel van hun aandeelvormt bijna een enclave. Dat is een geogra- phische reden om 't bij België in te lijven, zonder nog te rekenen met de wederkeerige affiniteit en sympathie" (tusschen Limburg en België). Essentiëel voor België is echter de Scheldekwestie. „De monding van die rivier is, bij de scheiding, aan Holland verbleven. Ant werpen licht echter op den oever der Schelde, Antwerpen, dat een vesting van den eersten rang de voornaamste Bel gische „débouché", een der bedrijvigste en bloeiendste havens van Europa's vasteland is. Deze stad nü heeft geen verbinding met de zee, dan door de Nederlandsche wateren, en staat derhalve bloot aan een voortdurende bedreiging met blokkade" (dat is natuurlijk onjuist. Red. Ned.) Om aan deze absurden toestand een einde te maken, moet men aan Antwer pen ten alle tijde, in vrede en oorlog, de volledige vrije in- en uitvaart der Schelde verzekeren. „Het eenige middel om dit te bereiken bestaat in de overgave, door den Neder lander, van de Scheldem >nden" (meer voud, dus ook de Oosterschelde met de eilanden, die zij omspoelden", (dus Walcheren en Zuid-Beveland.) „Ind.en ze. zooals rechtmatig ware, in het bezit der Belgen waren geweest, zou Antwerpen de horden des keizers, dank zij den alsdan mogelijken en zekeren steun der britsche vloot, hebben terug geworpen." „De van Holland gevraagde offers zijn", vindt „onze vriend", „in summa nogal licht." „Overigens", gaat hij voort, „is het onze bedoeling geenszins de Hollanders te mishandelen, al hebben wij ons soms over hun houding te beklagen gehad." „Verre van daar". Wij krijgen zelfs vergoedingen Uit de huid van den ongeschoten prui- sischen beer worden ook ons breede riemen gesneden waarmee naderhand Duitschland ons zou verwurgen 1 „Zou een dergelijke gebiedsuitbreiding aangenaam zijn aan kooingin Wilhelmina en hare onderdanen vraagt de schrij ver beleefd. Maar zonder ons antwoord af te wach ten decreteert hij, dat het moet, dat het niet anders kan Anders gaan we er onder. „C'est, hélas la dure, i'inflexlble loi de la nature Bovendien, zegt de „Ned.", zullen de voor den oorlog mislukte pogingen tot onze inlijving bij h.t Entente-blok na den vrede herhaald worden. ,.Ten einde onze (f ansche) dekkin gen tegen de wederopstanding van teutooisch impèrhlisme en militairisme te organiseerRD, noodlgen wij onze noor derburen, België en Ni-derland, uit tot een vrije maar innige entente onder ling en met Frankrijk. Laat ons de Federatie der Gallische gebieden vormen, en haar, ten einde haar onoverwinnelijk te maken, doen steunen op eene duur zame alliantie met Engeland en Rusland. „De aardrijkskunde toch" vervolgt de schrijver onverstoorbaar, zich blijk baar Napoleon's opinie herinnerend, die "Holland tot aanslibsel van Fransche rivieren verklaarde „de aardrijkskunde machtigt ons trouwens om Holland in „la région gauloise" (fransch of franklsch gebied) te begrijpen." Ten slotte merkt de «Ned.» nog op, dat de belglsche minister Carton de Wyart te Lyon een redevoering heeft gehouden, waaruit ondanks de voor zichtige formuleering ten duidelijkste blijkt, dat hij met deze imperia listische toekomstmuziek accoord gaat. Van »DE ECHO VAN HET ZUIDEN." XXIV. NASPORINGEN. 51) Pater Augnstinus keerde naar Bargand terng. Dy vond hem in geBprek met Philippe, die intusschen was bijgekomen en wien hy vertelde, hoe do Voorzienigheid gewild had, dat zy' Pierre Mornay eiodelyk hadden gevonden. Toen Philippe den grooten,sterk gebonwd'en, eerbiedwaardige gryaaard zag naderen, atak bfj hem diep geroerd de hand toe. Oom, beate oom, zeide hy, hoe gelukkig ben ik, n gevonden te hebben. Pierre Mornay kaste hem vaderlijk op het voorhoofd. Gij zalt onze eer redden, ging Philippe voort, meer en meer ontroerd, en dat zonder nienwe smart te ontzien. Gy zalt geen zwak heid kennen, wanneer gy haar ontmoet, Wees gernat, Philippe, voor roy beetant zy niet meer. Mija bart is genezen van de wonde, die zy er aan heeft toegebracht. O, kapitein, zeide Bargand, terwijl hy op Philippe wees. Ook hy is een dappere. De eer der familie is door bem gered. Het edele hart uwer zoster, gravin Alice,'leeft voort in haren zoon. Eenige dagen later waren onzen vrienden, ofschoon nog wat bleek en zwak, voldoende hersteld om de reis naar Ginestière te onder nemen. Broeder Angnstinns vergezelde hen. Alleen de ongelukkige gids, die zwaarder gewond was dan de reizigers, moest in het klooster achterblijven. Op reis vertelde Pierre Mornay hoe b\ d?r Kamer van Koophandel en Fa brieken te WAAL WIJK, betreffende den toestand van den handel, de nijverheid, de scheepvaart en van den land- en tuinbouw over het jaar 1914. Handel in Oost-Indische Runder- en Buffelhuiden. Voor den handel in bovengenoemde buiden was 1914 al een bijzonder moei lijk jaar. De prijzen toch waren einde 1913 dermate gestegen, dat in den aan- vaug van 1914 op slechts heel bescheiden schaal werd gekocht. De veel te lage prijzen van het z. g. Java Chroomleder wareD oorzaak, dat niet de minste lust voor inschrijving bestond, waardoor groote partijen onverkocht bleven. Eerst toen van lieverlede eenige concessie's gedaan werden, vermeerderde de belang stelling, vooral voor lichte en midden wichten. Nochtans verflauwde die belang stelling al vrij spoedig, toen de inschrij vingen elkander wel wat al te snel opvolgden In Juni scheen eenige veran dering ten goede te komen,denoteeringen rezen allengs en inzonderheid van zware runderhuiden, die in groote quantums geëxporteerd werden. Een geheel nieuwe toestand echter werd geschapen door den oorlog, die hoe lang ook gevreesd en voorspeld, toch nog betrekkelijk onverwacht uitbrak. Van den eersten schrik bekomen, was ieder van meening, dat thans voor deze branche dc oogsttijd gekomen was. Dit was ook inderdaad het geval. De prijzen rezen, de voorraden gingen vlug van de I hand, tot het uitvoerverbod ia September en niet minder de verklaring van En geland, die huiden op de lijst der condltioneele contrabande plaatste, een spaak in het wiel kwamen steken. Wijl het nu te vreczen was, dat de aanvoeren uit Oost-Indië zoo al niet geheel, dan toch werkelijk grootendeels zouden ophouden, konden de aanwezige partijen nog een flinken opslag erlangen. Dat werkelijk de aanvoeren beneden die van 1913 gebleven zijn, blijkeuit de volgende opgaven 1911 1912 1913 1914 ooger. 184000 166000 14500^ 111500 ituts. Rundei- en buffelhuiden. Daar wij deze aanvoeren te Rotterdam op 25 a 30 pCt. van den totalen import mogen schatten, heeft de import in 1914 hoogstens 425000 stuks bedragen tegen 460000 in 1913. Uit hetgeen wij boven meldden, spreekt als vanzelf, dat nagenoeg alles werd op geruimd, n.l, ongeveer 120000 stuks, zoodat op 1 Januari 1915 nog geen 1000 stuks in voorraad was, tegen 20700 stuks op 1 Jan 1914. Voor Amsterdam, de hoofdplaats van den O. I. huidenhandel, waren de cijf-rs natuurlijk hooger. Opnieuw betreuren wij, geen statistische gegevens dienaan gaande te onzer beschikking te hebben. Hoewel alles vlot vaa de hand ging, willen wij toch nog met een enkel woord van de voornaamste soorten gewagen. tot het besluit gekomen was, zich oader de monriiken van het klooster Sint Bernurd te doen opnemen. Toen by Bargand, na jaren geleden had verlaten, had hy eerst eeu tijdlang doelloos rondgezworven. Het stille gehecht Bonrg— Saint Pierre had hem aangetrokken Hij kocht er een hniBje en vestigde er zicb. Vele jaren gingen or voorbij. De bewoners van het ge hackt, die hem eerst met verboziug en nieuws gierigheid hadden gade geslagen, en hem den bijnaam van raenschenhater hadden gegeven, bekommerden zich weldra niet meer om den zwaarmoedigen man, die nooit met iemand een woord sprak. Dig^n achtereen zwierf Pierre Mornay in het gebergte rond, maar zelfs in deze woeste eenzaamheid kon hy geen leniging voor zyn smart vinden. Op zekeren dag, in het midden van den win ter, toen een hevige sneeuwstorm in het geberg te woedde, zag Pierre Mornay een monnik van St Bernard, die met zynen bond een verongelukte reiziger had opgespoord en nn alle moeite aanwendde, om den van konden bewusteloozeu man te redden. Dit schouwspel boeide hem. Er kwam een denkbeeld bij bem op. Nn kende hij den weg, dien hij moest inBlaan om zijne smart te doen genezen, Hy wilde het voorbeeld volden vun die edele mannen, dia hnn leven gewyd hebben, om dot hunner eveomenschen te redden. Eerst wilde hy echter inlichtingen inwionen omtrent Eva MiltoD. Door den notaris Lantillac te Gooèva liet hij nasporiagen doen om te weten wat et vbd die ellendige vrouw geworden was, sedert by ze had weggejaagd. Uy vernam het volgende Eva Milton was met hare zoogenaamde tante vertrokken en had al het geld, dat onder haar bereik was, meegenomen, benevens barejnwee- len. Dit geld was weldra verteerd, en de jnweelen, die zy te gelde had gemaakt, duarden ook niet lang. Zy begon nu weer haar avontunrlyk leven, van vóór haar hnwelyk, in gezelschap van Fer- nnnd Lugonsse, Toen bet laatBte geld verteerd was, keerde hare zoogenaamde tante boar spoedig den rog toe, nu haar verweten te hebban dat zij door hare onvoorzichtigheid hare fortain verspeeld en bare toekomst verwoest had. Te Parijs Jeofde Eva Milton in de diepste ellende. Eenige misdrijven, diefstallen en oplich teryen, in gemeenschap met Lagonase gepleegd, noodzaakten ben Parijs te ontvlochten, om aan de nasporingen der politie te ontkomen. Zij vluchtten naar Londen en daar begonnen Eva Miltoa ea Fernand Lagonsse he'zelfde ellendig leven ols te Parys. Zy zonken al dieper en dieper. Voortdurend hoopten zij een goedeu slag te slaan, die hen weer zoa opheffen uit de verte dering. In afwachting daarvan moesten zy echter leven. Eva werd buffetjuffrouw in de matrozenkroeg van vader Wood, in Wbite-Coape). Fernand was werkzaam aan de dokken. Tot zoover gingen de inlichtingen, die men Pierro Morn»y kon geven, totdat men hem op zekeren dag een nummer van de Times toezond* Een bericht, met blanw potlood gestreept trok zijne aandacht. Hij las, dat men in een der donkerste Btegen van Wbite-Cbapel het vreeselyk verminkte lijk eenr vrouw bad gevonden, die gebleken was Eva Milton, bijgenaamd de Paling, buf fetjuffrouw nit de herberg van vader Wood, te zyn. Toen bij dit bc-richt Ibb, was het Pierre Mornuy, of er oen zware last van hem werd afgeworpen Eindelijk ben ik dan vrij, mompelde hij. Door den notaris liet by de doodsakte van Eva Milton opeieohen on eena maand later was hij opgenomen onder de monniken van bet klooster Sint-Beroard. Met groote ontsteltenis had by nu von Burgand vernomen dat zijne vronw leefde maai de kloosteroverste bad ham gerost gesteld, met de hoop, dot de goedo God hier wel uit komst zon geven. Het kwam er nn slechts op aan, zoo weinig mogelyk schandaal te verwekken. Op Ginestière wist niemand, waarheen Philippe op reis was. lig bad niets aan Thérèse willen 8chrijvon, omdat de vreagde van bet Runderhuiden. Liepen de lichte en middenwichten in de eersten maanden 5 k 10 pCt terug, de zware bleven prijs houdend, dank zij ds groote en leven dige vraag van het bultealand, waar zij evenals hier, voor zooveel en velerlei doeleinden gebezigd worden. De prijzen waren ongeveer als volgt 1913 1914 Batavia 2f2 a 3 KG. (gevleesd) 120 a 170 ct. 140 a 175 ct. Soerabaya Vl2 4'/2 KG. (gevleesd) 110 a 140 ct. 130 a 155 ct. Samarang 6 9 KG. (gevleesd) 100 a 108 ct. 100 a 110 ct. Padang 2'/2 a 4 KG. (gevleesd) 75 98 ct. 80 a 100 ct. De Samarangs en Padangs kunnen dus op slechts geringe prijsverhooglng wijzen. De ongevleesde Macassars brachten het van 70 a 95 ct. in 1913 tot 80 a 100 ct. In 1914. Buffelhuiden. Dit artikel bleef vrijwel aan den ouden prijs. Opgemerkt moet echter, dat de buffelhuiden iu 1913 reeds met 15 a 25 pC\ gerezen waren. De prijzen waren ongeveer als volgt Batavia 6—7 RG. gevleesd 85 a 93 ct. 85 a 95 ct. Soerabaya 9-12 77 a 87 80 a 92 Samaraiir 12—15 v 66v& 73 65 h 70 w Padaug 9-12 x40 CO 50 G5 De Soerabaya's en Padangs zijn dus met enkele centen gerezen, terwijl de Sama rangs eerder iets terugliepen. De ongevl. Macassars bleven pp Wt-oude niveau n.l. 38 58 ct, Alles per halve kilogram. Met betrekking tot den handel in Java Geiten- en Schapenvellen, kunnen wij ons refereeren aao hetgeen wij dien aangaande in vorige jaarverslagen schre ven. Op dit oogenblik blijft de vraag naar O. I. huiden zeer levendig, doch de moeielijkheid om ze aange oerd te krij gen, vermeerdert met den dag. Daarbij treden de ootlogvoerende landen zelve in Indlë als koopers op, wat den toestand voor ons nog bedenkelijker maakt, aan gezien de voorraden zoo goed als ge heel geslonken zijn. Moge een spoedige vrede aan al de rampen op het gebied van handel en industrie een einde maken, opdat wij een volgende maal met meer opgewekt- moisje Christine zou doen vermoeden, dat de toeleg van haren medeplichtige weer mislukt was. Zij moest niet gewaarschuwd worden, dat het nnr der vergelding naderde, opdat zij geen nienwe pogingen zon aanwenden, om 't dreigend gevaar, te ontkomen. Zij reisden zoo snel mogelyk. Wie weet wat do ellendelingen tijdens hnn afwezigheid zonden beproeven. Hen schijnbare overwinning zon hen zeker aangemoedigd hebben, om nieuwe aanslagen te beramen, waarvan Madeleine het slaohtolfer kon worden. Zoo werden zy door den grootsten angst gemcrteld, dio hen den tijd, dut zy op reis waren, eindeloos deed toeschijnen. XXVIII. GERECHTIGHEID. Het was een heerlijke Oatoberraorgen. 's Nachts had het hard gevroren de ont bladerde takken der boomen van het park waren mot een yskorst bedekt, de grond was wit en hard. Geen wolkje was er aan den hemel en de zonnestralen deden weldra het dunne ijs smelten. Het was jaist acht uur geslagen. De groviü, in een warmen mantel gewikkeld verliet het kasteel en wandelde den weg op naar Cholan. Eiken morgen ging zij daarheen, om Fernand te ontmoeten. Zij bahoefde nu geen voorwendsel te zoeken voor hare morgenwandeling. De graaf zon het niet wagen, haar eenige opheldering te vragt n by was meer dan ooit haar slaaf. Da eenige vijanden, die gevaarlijk voor haar waren Philippe en Paal, waren nn niet langer te duchten. Er moesten nn spoedig middelen beraamd worden om Thérèse onschadelijk te maken en daarna Madeleine ait den weg te mimen. Intnsschen zat de graaf alleen in de groote zaal. Met de handen oader het hoofd was ty in diep gepeins verzonken. Tbérèse en Mudeleine traden binnen. Wat zyn zy bleek, welk een droevige trek ligt er op ban geluat.' Geen glimluch plooit hnn lippen meer. Goeden morgen, papa, zeide Madeleine zaobt. Hebt gij goed geslapen -- Zear slecht mijn kind, antwoordde de graaf Sniert lang sluap ik bijou niet. Wij evenmin, znchtte Madeleine. Is er nog altijd geen tijding Helaas, neen, nog altijd niets. Mijn angst groeit raat d?n dag aan, zeide Madeleine. Da bel van het kasteal klonk. Alle drie sprongen op en laiBterden. Wie zon daar zyn Wie kon duar gebeld hebben. De gravin was het niet. want lij kwam altyd door ds kleine tnindenr. Da dokter misschien? Neen, want niemand bad om hem gezonden. Hnn ongeduld werd op geene zware proef gesteld. Weldra ging de dear open en met onbeschrijfelijke vreugde herkende Thérèse en Madele ne de binnenkomenden. Het was Poilippe met .zyn reisgenooten. Toch duidden de betrokken gezichten van Philippe, Panl en Bargand aan, dat er ïeti vreeselijks zon gebenreD. Niet zonder schrik merkten de graaf en de meisjes op, dat Bargand een groot lidteeken op het voorhoofd droeg en dat Panl een weinig kreupel liep. En wie was die monnik De graat sag laatstgenoemde oplettend aan. Het gelaat van dien kloosterling kwom hem bekend voor. Madeleine ontroerde, toen zy den blik van d9n geestelijke ontmoette. Die oogen herin- nerdea haar aan bare overledene moeder. Philippe wendde zich tot den vijfden man, onzin vriend Aristide Pigeonnean en zeide: Zondt ge ons een nnr alleen willen laten mijn waarde? Ga zoolang in 't park wandelen. Pigeonnean gehoorzaamde onmiddellijk Toen bij de dear echter zich dicht getrokken had, naderde Ph lippa zijn vader. (Wordt vervolgd,)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1915 | | pagina 1