Tweede Blad.
Het Huiden-, Leder- en
Schoenenvraagstuk
NUMMER 23. DONDERDAG 22
Dinsdag werd in de Lairessezaal te
's Hage eene vergadering gehouden
onder voorzitterschap van den Minister
van Landbouw, Nijverheid en Handel
ter behandeling van bovengenoemd
vraagstuk.
De Minister opende de vergadering
met de volgende rede
Mijne Heeren
Het vraagstuk, hoe voorzien kan
worden in de behoefte van de bevolking
van Nederland, aan leder en aan
schoenen, is van groot belang doch ook
zeer ingewikkeld, De eerste vraag,»die
zich hier voordoet, is deze. Zouden wij,
als het moest, in onze behoefte ten
deze kunnen voorzien door de voort
brengselen van onzen eigen bodem, zoo
neen, wat behoeven wij dan uit het
buitenland
Welk antwoord op deze vraag ook
zal zijn te geven, vast staat, dat tot
dusver voor onze voorziening aanvoer
uit het buitenland, zoowel van looistoffen
als van huiden noodig is geweest en
daarnaast is ook leder aangevoerd.
De omstandigheid, dat wij in onze
eigen behoeften niet hebben voorzien,
heeft medegebracht, dat wij den invloed
ondervinden van de algemeene prijs
stijging van huiden, looimiddelen en
leder in het buitenland, veroorzaakt
door het grooter verbruik in verband
met den oorlog, door het duurdere
vervoer en door de geringere hoeveel
heden, die werden aangeboden.
De duurte van deze artikelen heeft
zich ook hier te lande sterk doen ge
voelen en de vraag dringt zich op,
welke maatregelen daartegen kunnen
worden genomen. De prijs van de in-
landsche huiden, die gedurende den
oorlog van 38 cent tot 70 cent was
opgeloopen, is wel is waar thans ge
daald tot 58 cent, maar dit is geen
reden om het nemen van maatregelen
onnoodig te achten. In de eerste plaats
is er géén enkele waarborg, dat de prijs
van de inlandsche huiden niet wederom
zal stijgen, maar bovendien is die prijs
altijd nog hooger dan vóór den oorlog
en ook de lederprijzen zijn nog steeds
hoog.
Om te kunnen beslissen, of en zoo ja,
welke maatregelen behooren te worden
genomen, is het noódig omtrent ver
schillende punten juiste gegevens te
hebben
Als, zoodanige punten verdienen de
aandacht
le. Hoe verhouden zich de tegen
woordige prijzen van de verschillende
soorten huiden tot de normale huiden-
prijzen?
2e. Hoe verhouden zich de leder-
prijzen tot de normale lederprijzen, en
hoe verhouden zich de prijzen van de
looistoffen tot de normale prijzen dezer
hulpmiddelen?
MAART 1917. 40e JAARGANG.
3e. Welke verhouding bestaat er
tusschen de stijging van den prijs van
het leder en die van de prijs van de
huiden? Is de stijging van de leder-
prijzen door de stijging van de prijzen
van huiden en van looimiddelen ge
motiveerd of niet?
4e Welke is de stijging van de prij
zen der schoenen en welke is de invloed
van de stijging van den prijs der ver
schillende ledersoorten op de prijzen
van de schoenen Staat de stijging der
schoenprijzen wel in een juiste verhou
ding tot de stijging van de prijzen van
het leder?
Heeft men een overzicht over al deze
punten, dan komt de groote vraag aan
de orde of het mogelijk zal zijn wanneer
door regeeringsmaatregelen de prijs van
de inlandsche huiden tot het niveau van
het begin van den oorlog wordt terug
gebracht, dientengevolgeöokgoedkoofjer
leder te verkrijgen en verder of het
mogelijk is, als men aldus goedkooper
ledpr heeft, de bevolking daarvan ook
te doen profiteeren. Zou dat kunnen
geschieden voor nieuwe schoenen en
voor reparatiewerk, of zou het moeten
en kunnen worden beperkt tot leder
voor reparatiewerk?
Tot recht verstand van een en ander
dient vermeld te worden, dat het voor
alsnog niet de bedoeling is, voor de
ledervoorziening toeslag uit 's Rijks kas
te verstrekken
Ik heb u hierboven in het kort ge
schetst de vragen, waaromtrent licht
moet worden ontstoken, wil men die
vragen kunnen beantwoorden. Ik heb
deze vergadering bijeengeroepen om den
vertegenwoordigers van de verschillende
groepen van belanghebbenden gelegen
heid te geven om zich uit te spreken,
niet alleen omdat ik het billijk acht,
dat zij, waar wellicht maatregelen worden
genomen, die hunne belangen raken,
bedoelde gelegenheid verkrijgen, maar
vooral, omdat ik meen, dat op hen de
moreele verplichting rust om met de
Regeering te zamen de middelen uit te
denken, die kunnen strekken om een zoo
noodige voorziening, als hier wordt be
doeld, tot stand te brengen.
Ik zal mij voorloopig niet in de d s-
cussie mengen, maar geef aan de ver-
tegenweordigers der verschillende ver-
eenigingen de gelegenheid om zich rus
tig en vrij uit te spreken over de pun
ten, waarvan zij de bespreking noodig
achten om tot eene regeliqg te komen
Waar de belanghebbenden ten opzichte
van het vraagstuk in zijn geheel, ver
deeld kunnen worden over de verschil
lende onderdeelen van het vraagstuk,
met andere woorden waar er zijn huiden-
leder-, looimiddelen- en schoenenspe
cialiteiten, daar zou ik alvorens iemand
het woord te verleenen, zelf in dezen
kring wel willen herinneren aan het
spreekwoord Schoenmaker houd je bij
je leest.
Ik heet U allen welkom en zal ieder
die dit wenscht, de gelegenheid geven
zijne meening te zeggen.
Tot de vergadering waren uitgenoo-
digd
De Coöperatieve Vereeniging Amster-
damsche Iluidenclub.
De Coöperatieve Vereeniging Rotter
damsche Huidenclub.
De Nederlandsche Huiden-handels
vereeniging.
De Bond van Nederlandsche Leder
fabrikanten
De Algemeene Nederlandsche Bond
van Schoenfabrikanten.
De Nederlandsche Bond van Schoen-
makerspatroonsvereenigingen.
De Algemeene Scboenmakersbond..
De Vereeniging van Lederimporteurs.
Mede vertegenwoordigd waren de
heer J. L. van Gijn, directeur van het'
Rijksproefstation voor de Lederindustrie
de heeren Delprat en P. Doyer,voorzittter
en secretaris van de Nijverheidscom
missie mr. Everwijn, chef der afdeeling
Handel van het Departement van
Landbouw, zoomede de commissie van
bijstand in zake de „Distributiewet
1916", bestaande uit de heeren mr.
Schimm van der Loeff, Kröller en
Reitsma.
Nadat de Minister zijn rede had uit
gesproken, stelde hij de vergadering in
de gelegenheid haar meening te zeggen
De eerste spreker, de heer Lankester.
voorzitter van den Ned Bond van
Schoenmakers patroons vereenigingen,
wenscht duidelijk te maken, dat het
publiek de thans geldende prijzen niet
kan betalen Waar in Amsterdam reeds
een 1000-tal schoenmakers onder den
toestand lijden, is dit getal voor geheel
Nederland zeker 13000. Al deze men-
schen hebben thans een treurig bestaan.
Waar spr. nog niet vernomen heeft, dat
eenige toeslag zal worden gegeven op
de prijzen, dient z.i overwogen wat de
toestand zal zijn wanneer de natte
huiden weer op ongeveer den ouden
prijs zullen zijn teruggebracht. Wij
meenen, zegt sprdat zulks van zeer
weinig invloed zal zijn op de prijzen
van de schoenen en van de zolen en
hakken, waar volgens berekening dit
verschil "niet grooter zal zijn dan-
ongeveer 30 ets.
De heer S. Slier, secretaris van den
algemeenen schoenmakersbond, be
spreekt vervolgens den prijs van de
huiden
De heer Th. de Boer, penningmeester
van den Nederlandschen Bond van
Schoenmakers Patroons Vereenigingen,
is het niet eens met den eersten spr
dat, wanneer de prijs der natte huiden
wordt teruggebracht' tot die van voor
den oorlog, dit geen aanmerkelijk ver
schil zal opleveren, hetgeen hij met
cijfers aantoont.
Aanbeveling zon het volgens dezen
spr. zeer zeker verdienen wanneer de
prijzen der natte huiden op het oud
niveau werd teruggebracht.
De heer C. Reerink, uit Lochem, van
den Bond van Nederlandsche Leder-
fabrikanten, is van meening, dat de
prijzen der natte huiden wel degelijk
van invloed zijn op de prijzen van het
leder, maar de hoofdzaak is dat niet,
die zit in de prijzen der looistoffen, die
thans zeer hoog zijn Bovendien zijft die
stoffen zeer schaarsch. Ook wat den
prijs van de inlandsche schors betreft,
kan gezegd, dat deze buitengewoon
hoog is, waar nog bij komt, dat ze
slecht te bekomen is. Het looien van
één huid kost momenteel reeds meer
dan f 12. aan schors.
De heer Lankester ziet in de rede
neering van den heer Reerink een be
vestiging van zijn betoog.
De Echo ral
het 2oifi