De Portierster
van Alfortville
|„N00RD-BRABAND"|
WAALWUK.
3
Gemeenteraad,
F E 1L LET O ft
Maatschappij van Verzekering op het Leven.
ram
NUMMER 65
WOENSDAG 24 AUGUSTUS 1921
44e JAARGANG.
85
Istraat
277.
Dit blad verschijnt
WOENSDAG- EN ZATERDAGAVOND.
bonnementsprijs per 3 maanden i 1.25.
Franco p. post door het geheele rijk f 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
DRUNEN.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Vrijdag 18 Augustus
des namiddags ten 6 uur.
Voorzitter Edelachtb. heer G. van
Huiten.
Ongeveer 6.15 uur opent de Voor
zitter de vergadering; aanwezig alle leden.
Aangezien de Secretaris niet aanwezig
is wordt de voorlezing der notulen van
de voorgaande vergadering aangehouden
tot eene volgende vergadering.
AAN DE ORDE:
1. Bespreking verhuring van land dezer
gemeente.
De Voorzitter zegt dat in een vorige
vergadering besloten is de pachters van
de Middenzeeg, die uit 5 perceelen be
staat, in pacht te verminderen. De ver
gadering heeft Burg. en Weth. toen
opgedragen om, teneinde te kunnen
bepalen met welk bedrag de pacht moet
worden verminderd, ter plaatse eens te
gaan kijken. Van die taak hebben zich
Burg. en Weth. gekweten en toen hebben
ze meteen die 8 perceelen van die Spie
eens goed bekeken.
De meening van het geheele Dag.
Bestuur is, dat de pacht van die per
ceelen op de Zeeg te hoog is en de
pachters aanspraak hebben op verminde
ring. De perceelen zijn allen verpacht
tot en met 1925. Knippels heeft gepacht
voor f 96 van Bladel voor f 95.—,
D. Smits een perceel van f 121 en een
voor f131 en G. Klerks voor f 144.
Het Dag, Bestuur stelt nu voor deze
prijzen met 15 pCt. te verminderen.
Van Son. Dus alle perceelen evenveel.
Dat is geen verhouding, want het eene
perceel is veel slechter dan het andere.
Voorzitter. Wij hebben gemeend alle
pachters gelijk te moeten behandelen.
Het is gepacht op eene openbare vet-
pachting en toen heeft men daarbij toch
al rekening kuonen houden dat het eene
perceel beter was dan het andere. Om
deze redenen gelooven wij dat eene
percentsgewijze verlaging het beste zal
zijn.
Van Son. Dat weet ik nog niet.
Bergmans. Het land dat minder in
waarde is, zal ook wel voor melder zijn
gepacht.
Musken9. En toch is de verhouding
niet goed.
Van Son. Dat scheelt zelfs nogal
heel veel.
Van Speijk. Ik vrees dat, als ge het
op eeo andere manier wilt gaan zoeken,
men uoolt aan een eind zal komen. De
manier als door Burg. en Wem. aan
gegeven, lijkt mij het voordeeligste.
Van Son. Het is de plicht van het
Dag. Bestuur dat ze alles goed nagaan.
Er zijn pachters, die voor den oorlog
voor een heel abnormaal lage prfls land
hebben gepacht en er das met de goede
jaren goed mee zijn geweest en om van
die pachters nu de pacht te gaan ver
minderen,* dat is niet billijk.
Voorzitter. Het gaat nu alleen maar
over die vijf perceelen. Al het overige
land blijft buiten bespreking.
can ,J)e Echo van het Zuiden".
Telef. 38.
WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT.
UitgaveWaalwijksche Stoomdrukkerij Antoon Tielen Telegr.-AdresECHO.
blad vt
iclame
onder
en, Dro -
k, Kaal
winkelier
27).
Van Son. Tijdens den oorlog heeft
men het die pachters toch ook voor een
beetje geld laten houden. Voor het
oogenblik zijn die prijzen nog te laag.
Voorzitter. Het gaat niet om die
landerijen, die in pacht zijn, te verhoo-
gen. Daar zullen de pachters nooit voor
zijn te vinden.
Vac Son. Dat is 't niet wat ik bedoel.
Ik bedoel alleen maar om van die per
sonen, die land in pacht hebben van
i óór den oorlog, dus geprofiteerd heb
ben, en die ook hier land van in pacht
hebben, dit niette verminderen.
Van Speijk. Dat is een vórig jaar
ook niet gedaan.
Van Son. Dat is wel zoo, maar toen
had men dat ook zoo moeten doen,
net zoo goed.
Van Halder. Er zijn perceelen vóó
den oorlog verpacht die te goedkoop
waren, dat geef ik gaarne «toe, maar
gaat daar nu maar eens rekening mee
houden met het verlagen van de pacht
van andere perceelen.
Bergmans. Er zit wel iets in yan wat
door Van Son wordt gezegd.
De heer Van Haider wijst er op dat,
als men op het voorstel van den heer
Van Son zou ingaan, men voor groote
moellukheden zou komen te staan.
De heer Van Son meent dat het niet
door den beugel kan om zoo maar te
handelen.
De heer Bergmans geeft nogmaals toe
dat er wel wat voor het idee van den
hee: Van Son zou zijn te zeggen, als
de uitvoering maar op niet te veel
moeilijkheden zou stuiten.
De heer Van de Wiel kan zich met
het voorstel van Burg. en Weth. goed
vereenigev, vooral omdat de pachters
hier zelfs de prijzen zoo hebben gesteld.
Hier toch zijn ze niet door vreemde
personen opgejaagd en ze hebben toch
goede ja*en gehad ook.
De heer Bergmans vraagt of het nie»
gewoonte Is om het land in't openbaar
re verpachten.
De Voorzitter zegt dat de pachter dan
steed? de voorkeur heeft om het wee
in te huren, althans bij bouwland. Wil
hij het niet meer hebben, dan wordt het
in 't openbaar verpacht.
De heer Van Son acht zulks ook de
beste weg en zou daar dan ook geen
verandering in willen zien aangebracht.
Va» Speijk. Ik geloof dat, als die 5
perceelen zouden worden verpacht, ze
oog meer als nu zouden opbrengen. Ik
ken er wel die er graag meer voor wil
len gevet».
Van Son Daar zou ik tegen zijt?, want
't Is werkelrik te hoog.
Bergmans. Als u dat zoo zeker wee»
dan zou ik toch geen 15 pCt. korting
gaan geven.
Van Halder. Het zijn allemaal flinke
prijzer, maar 't is zoo als door v. d.
Wiel is gezegd, eenmaal door hen zelf
geboden.
Voorzitter. Het Dag. Bestuur stelt
voor om die 8 perceelen van die Spie
vast te stellen als volgt. Het achterste
te beginnen met achteraan op f 49 per
bunder, het tweede, derde, vierde en
vijfde ook oo f 49, h*t zesde oo f 42,
het zevende gedeeltelijk voor f 49 en
gedeeltelijk voor f 2 en het achtste ge
deeltelijk voor f 7 en gedeeltelijk voor
f 2 per bunder.
Van Halder. Dat komt omdi t daar
heuvels zijo die niets waard zijn.
Bergmans. Dat alles is speciaal door
B. en W. nagezien
Van Halder. Ja.
De heer van Son gelooft niet dat dit
land slechter is dan dat van de middel
ste zeeg.
De heeren van Speyk en van Halder
zijn de tegenovergestelde meening toe
gedaan.
De heer van Sor kan niet begrijpen
dat dit de helft in prijs kan schelen. Hij
zou pachters die de geheele mobilisatie
hebben geprofiteerd niet zoo willen ont
zien.
De Voorzitter merkt op dat de mett-
schen in ieder geval hun kost moeten
kunnen verdienen.
De heer van Speyk merkt nog op,
lat de pachters van het land die ge
pacht hebben voor den oorlog, het
hebben moeten ontginnen en het ook
maar hebben moeten wagen of er iets
op zou groeien.
Hierna wordt het voorstel van B. en
W. op een na algemeene stemmen, de
heer van Son stemde tegen, aangenomen.
Bij de rondvraag wijst de heer vat?
Son nog op den slechten toestand, waar
in de stoep bij de dede wachtpost op
de Kuiksche hel zich bevindt. De stee-
nen worden bloot getrapt en wordt niet
spoedig er naar gekeken, dan zal men
voer groote kosten komen te staan.
De heer v. d. Wiel merkt op dat dit
op enkele deelen van den Prov. weg
ook het geval is. Hij schiijft dit toe aan
de droogte.
De heer Van Son zegt dat er meer
stoepen zijn waar de steen los laten.'
Hij gelooft ook wel dat dit aan de droogte
moet worden toegeschreven, maar hij zou
toch in overweging durven geven om
er spoedig naar om te laten zien wijl
men anders voor groote kosten komt
te staan.
De Voorzitter zegt toe maatregelen
te zullen nemen.
Hierna gaat de raad over in geheim
ComFé ter behandeling van reclames
H. Omslag.
DRONGELEN.
Openbare vergadering van den raad
dezer gemeente op Zaterdag 20 Aug.,
des middags ten 4 uur.
Voorzitter Edelachtb- heer Brune.
Ongeveer 4.10 utir opent de Voor
zitter de vergaderingaanwezig de
heeren Van der Schans, Treffers, van
Campen en Vosafwezig de heeren
van der Stelt, Nieuwkoop en vaa
Gammeren.
De notulen der vorige vergadering
worden na voorlezing onveranderd goed
gekeurd en vastgesteld.
Aan de Orde
1. Ingekomen stukken.
a. Schrijven van Ged. Staten, hou
dende, dat het toegezonden kohier van
den Hoofd. Omslag voorloopig voor
kennisgeving is aangenomen, totdat door
de Regeering een beslissing zal zijn
genomen omtrent de nieuwe heffing,
waarbij de thans geldende verordening
zal worden ingetrokken.
b. Rekening 1920 van de Gezond
heidscommissie, zetelende te Heusden,
sluitende met een nadeelig saldo van
f50 91 met verzoek aan deze rekening
goedkeuring te willen hechten.
Conform het voorstel van Burg. en
Weth. wordt de gevraagde goedkeuring
verleend.
c. Idem begiootlng 1921 van de Ge
zondheidscommissie, waarop voor de
gemeente Drongelen als bijdrage in de
kosten een bedrag is uitgetrokken van
f25,74.
Wordt met algemeene stemmen goed
gevonden.
d. Schrijven van den technisch
Ambtenaar bij den Rijkswaterstaat,
waarin deze bericht, aan het Rijk te
willen voorstellen om het haventje aan
de gemeente Drongelen te verkoopeo
voor fl.— ofwel de gemeente toe te
staan, door het midden der haven een
greppel te graven. Bedoelde ambtenaa'
verzocht den raad te willen berichten,
aan welk voorstel men de voorkeur
geeft.
Wordt besloten te berichten, dat de
gemeente genegen is de haven van het
Rijk voor een billijk bedrag over te
nemen.
e. Schrijven van Ged. Staten, hou
dende goedkeuring van het Raadsbe
sluit tot het aangaan eener hypothecair»
leening groot f21000 op de gemeente
eigendommen.
Wordt voor kennisgeving aangenomen
2. Bespreking hypotheek op ge
meente-eigendommen.
Opgericht
1843.
Verzekerd Kapitaal
Reserve
25.586.757.-
3.113.7o7.—
«ioW ShH
Van Notaris Schaap te Waalwijk is
een schrijven ingekomen, waarin deze
kennis geeft dat de Brandweermaat-
schappij «Holland* te Dordrecht geen
bezwaar heeft een hypothecaire leening
ten behoeve der gemeente aan te gaan,
groot f21000 tot 31 December 1927.
De Maatschappij zegt verder tevens
genegen te zijn, indien ze dan nog be
staat, de leening dan te verlengen. Van
haar gewoonte afwijken, om dit- telkens
voor langer dan een jaar te doen, onder
bepaling dat de leening wederzijds met
3 maanden kan worden opgezegd,
wenscht ze echter niet te doen.
De Notaris acht deze bepaling voor de
gemeente eer voor- dan nadeel, aange
zien de tislco der opzegging niet groot
is en vraagt omgaand bericht of de
acte kan worden gepasseerd-
De Voorzitter zegt dat dit nn heet
iets anders is, dan waartoe in de vorige
vergadering is besloten. Den raad is
't bekend, dat het geld was te krijgen bij
den heer Branderhorst te Eeth»n tegen
53/4 pCt. onder de bepaling dat de
gemeente vrij bleef do leening op te
zeggen, wanneer ze dit verkoos, terwijl
de geldschieter gebonden was voor den
geheeien duur der leening. Toen notaris
Schaap het geld presenteerde, zooals
iedereen vermeende onder dezelfde be
palingen, doch tegen 5'/2 pCt. dacht
spr. dat er niet langer over gesproken
behoefde te worden en men het laatste
aanbod diende aan te nemen.
Zooals de zaken thans echter staan
wordt het een ander gevalde gemeente
heeft nu de kosten van acte, moet een
zeker commissieloon betalen en staat
mei 31 December 1927 voor de mogelijk
heid, dat ze dan weder naar een nieuwe
ieening moet uitzien.
De beer Branderhorst heeft destijds
om eene spoedige beslissing verzocht
zoodat het nu lang niet zeker meer Is,
dat deze het geld thans nog beschikbaar
stelt.
Intusschen is echter ook weer bericht
gekomen van de Rijksverzekeringsbank.
Deze is genegen de gemeente bet geld
e leenen tegen 52/< pCt. voor den ge
heeien duur der leening, zonder dat
daarvoor hypotheek behoeft te worden
gegeven. Spr. acht het van zeer groot
belang, dat de gemeente-eigendommen
vrij blijven en zou daarom voor willen
stellen nu maar In eens een eind aan
de zaak te maken en te besluiten tot
net aangaan eener geldieenlng bij de
Rijksverzekeringsbank.
De heer van Campen zegt dat notaris
Schaap hem heeft verzekerd dat de
hico van opzegging niet groot is, alleen
sis de Maatschappij door andere banken
<a moeilijkheid wordt gebracht, zal daar
toe worden overgegaan. Hoewel opzeg-
glog niet onmogelijk is, acht hij 't risico
daarvoor niet groot.
De Voorzitter wijst er op dat de
kans in ieder geval toch bestaat en
men in deze daarom het zekere voor het
onzekere moet nemen. Daarbij komt nog
dat, komt de vereeniglng van gemeenten
ot stand, het toch van weinig belang is
of de gemeente Drongelen f 21.000 voor
'/i cCt. minder he<-f' geleend. Gender en
(Wordt vervólgd)
i)K MO VAN HET ZUIDEN,
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
.Teanne en haar zoon, onze lezers weten
het hadden bij pastoor Laugier de eerste
zorgen ontvangen, welke hun toestand ver-
elschte.
Een tas bouillon en een glas oude Bor
deaux herstelden de arme schepselen, die
uitgeput waren van honger en vermoeienis.
„God zal ti voor uwe goedheid beloonen,
mijnheer Pastoor", zeide Jeanne. „Wat zon
er zonder u van mij en mijn kind gewor
den zijn?"
„Dadelijk zult gij een4 krachtig ontbijt
gebruiken sprak de zuster van den pastoor
om een einde te maken aan de dankbetui
gingen der vrouw.
„En dan zult gij wat rustengij schijnt
daaraan groote behoefte te hebben. Wellicht
hebt gij een langen weg afgelegd?"
„Ja, riep Georges uit en mamaatje heeft
mij bijna nog altijd gedragen."
„Welnu wij zullen u te bed leggen, lieve
jongen, totdat het ontbijt wordt opgediend",
zeide mevrouw Darier, terwijl zij den klei
ne omhelsde.
„Gij ook, arme vrouw," voegde zij, zich
to.t Jeanne wendend, er dan bij, ga wat
slapen Brigitta heeft een bed voor u gereed
gemaakt".
De jonge weduwe brak in een hevig snik
ken uit. Erkentelijkheid overstelpte haar
hart.
„O, heb dankstotterde zij, „heb dui
zendmaal dank I"
,Volg adj."
„Mevrouw," vroeg Georges, „ik mag mijn
paardje toch medenemen niet waar?"
„Zeker, lieveling, zeker".
Jeanne had haar zoontje bij de hand ge
nomen. Beiden volgden mevrouw Darier
naar de kamer, die voor hen in gereedheid
was gebracht.
„Slaapt in vredezeide. mevrouw Darier.
„Men zal u wel op tijd wekken".
„Nog eens, mevrouw heb dankGod zege-
ne u
Ja ja,. mevrouw, heb dank", voegde de
kleine Georges er bij, de hand van Clarisse
Darier grijpend en teeder aan de lippen
brengend.
Tranen parelden in de oogen der goede
dame. Nog eens omhelsde zij.den kleine en
verliet dan haastig de kamer om hare ont
roering te verbergen.
Toen zij beneden kwam trof mevrouw
Darier Stefaan Gastel aan in een druk ge
sprek met den pastoor.
„Gij spraakt over die arme moeder en'
haar kind, niet waar?" vroeg zij naderbij
tredend.
„Ja, mevrouw," antwoordde de jeugdige
schilder en wij dachten er over na welke
samenloop van omstandigheden haar wel
aan de deur der pastorie kan gebracht heb
ben, uitgeput van vermoeidheid en stervend
van honger."
„De drama's der ellende! zooals de bla
den schrijven," opperde de pastoor.
„Bedrogen jonge meisjes, jeugdige vrou-
men, door boozf echtgenooten verlaten en
genoodzaakt met een kind aan hare zijde
tegen de moeilijkheden des levens te kam
pen, zijn er in groote menigte," antwoordde
Stefaan. „De ongelukkige, met wie wij ons
thans bezighouden, is misschien van dat ge
tal."
„Uit deze omgeving is' zij niet," meende
Clarisse. „Zij heeft een veel langeren weg
afgelegddat bewijst ons hare vermoeid
heid".
„En haar gelaat, waarop een diepe smart
staat te lezen, toont ons duidelijk genoeg
hoezeer zij geleden heeft," meende de gees
telijke.
„Een gelaat vol uitdrukking," riep de ar
tist uit, „dat ik zeker op doek zal brengen
„Wat zijt gij van plan voor haar te doen,
broeder??" vroeg mevrouw Darier.
„Wat wij voor allen doen, die onze hulp
komen inroepen, zuster. Zoodra zij goed is
uitgerust zullen wij haar eenigen geldelij-
ken steun geven om de ongelukkige in staat4
te stellen haren weg te vervolgen."
„Zijt gij van plan haar te ondervragen?"
informeerde Stefaan.
„Haar ondervragen? Waartoe?"
„Om te vernemenDie vrouw vertoont
een zekeren angst, eene zekere ongerustheid,
die onwillekeurig doet vermoeden, dat zij
zich iets te verwijten heeft".
„Welnu, zoo gij 't verlangt, zal ik haar
ondervragen, doch alleen om in staat te zijn
de vrouw een goeden raad te geven. Zij mo
ge echter nog zoo angstig, nog zoo ongerust
zijn, ik geloof dat deze vrouw zeer arm, zeer
ongelukkig, maar ook zeer eerlijk en braaf
is. Wij zullen weldra zien of ik mij hier
vergis."
Het gesprek verflauwde.
De pastoor nam zijn brevier en Stefaan
greep weer naar de penseelen; weldra ech
ter legde hij deze weer neer om op en blad
papieisuit zijn schetsboek zoo goed mogelijk
de trekken te schetsen van de onbekende rei
zigster, die een vrij grooten indruk op hem
gemaakt had.
De schel voor aan de deur klonk opnieuw
een oogenblik later trad de postbode binnen,
den pastoor met een brief het dagblad bren
gend, dat hij geregeld uit Parijs ontving.
De eerw. heer Laugier doorliep eerst het
schrijven, dat van weinig belang scheen te
zijn en verdiepte zich dan in de lectuur van
zijn nieuwsblad.
Op de tweecle bladzijde ontmoette hij een
lang artikel niet het opschrift
EEN DRIEVOUDIGE MISDAAD.
De pastoor las met aandacht. Van liever
lede fronste hij de wenkbrauwen, zijn gelaat
toonde angst en ontsteltenis. Eensklaps stiet
hij een luiden kreet uit, die Stefaan ver
baasd deed oprijzen.
„Vindt gij iets, dat u een bijzonder belang
inboezemt, mijnheer pastoor!" vroeg de
schilder.
„Ja, een zeer groot belang en dat zal bij
u ook wel het geval zijn", antwoordde de
priester, ,,'t Is zonderling, schrikwekkend?"
,Maar wat dan toch?" vroeg mevrouw Da
rier, die op het geroep nader trad.
„Luistert," zeide de pastoor op gedemp-
ten toon. „Zit hier beiden neder, ik zal u
voorlezen wat mij zoo ontsteld heeft."
Stefaan en Clarisse kregen ieder een zetel
en namen vol belangstelling aan wederzijde
van den geestelijke plaats.
Op ingehouden toon begon deze te lezen
„In den nacht van eergisteren is te Alfort
ville een drievoudige misdaad gepleegd, een
misdaad met veel zorg voorbereid en met
een verschrikkelijke koelbloedigheid uitge
voerd.
„De voorname werkplaatsen van den in
genieur Jules Labroue op eenigen afstand
van elke woning gelegen in de vlakte van
Alfortville, bestaan niet meer. Een ver
schrikkelijke brand, door eene misdadige
hand aangestookt, heeft slechts puinhoopen
nagelaten en de ingenieur zelf, onverwacht
en in 't midden van den nacht terugkeerend,
is door de vermoedelijke brandstichtster, die
op lieeterdaad van diefstal betrapt werd,
vermoord.
„De ingenieur Labroue is niet het eenig
slachtoffer.
„De meesterknecht Jacques Gérard,
slechts gehoor gevend aan zijne toewijding
en verknochtheid, heeft in 't midden der
vlammen, terwijl hij de kas wilde redden
den dood gevonden.
„De werkplaatsen werden des nachts be
waard door eene vrouw, Jeanne Fortier ge
naamd.
„Alles wijst de vrouw als schuldige aan,
die deze drievoudige misdaad moet gepleegd
hebben om zich te wreken over het ontslag,
dat zij twee dagen te voren van den heer
Labroue gekregen had.
„Dit ellendige schepsel heeft de vlucht ge
nomen met haar kind, den brand door haar
met gebruik van petroleum gesticht, zijn
vernielingswerk latende voltrekken.
„Het parket van Parijs en de prefectuur
hebben de noodige maatregelen genomeu, op
dat de verdachte niet ontsnappe aan de
rechtmatige straf, die zij verdient.
„Haar signalement is naar alle brigades
der gendarmerie getelegrafeerd. Wij ontvin
gen het ook ter plaatsing. Het luidtouder
dom, zes en twintig jaargestalte iets bo
ven het middelmatige, goed gevormd, over
vloedig lichtblond haar, regelmatige trek
ken, groote donkerblauwe oogen, bleeke ge
laatskleur, vastberaden houding. Jeanne
Prijs der Aiivnrtetiiiü:i.
2(i een', per regel; minimum f 1.50.
Reclame» 40 cent per regel.
Fortier is vergezeld van een kind van drie
en een half jaar
Clarisse Darier en Stefaan Gastel hadden
met steeds groeiende angstvalligheid geluis
terd.
Zoodra de pastoor geëindigd had riep
zijne zuster uit-:
„Ziedaar met de grootste nauwkeurigheid
het portret der vrouw, die wij hier hebben
opgenomen. Een kind van drie en een half
jaar!En die vermoeienis!De onge
lukkige ontvluchtte het tooneel harer mis
daden
„Ga niet verder, zuster," antwoordde de
pastoor met levendigheid. „Deze vrouw is
hier onder mijn dak in het huis van Gods
vertegenwoordiger op aarde. Zijn wij niet
te haastig met onze beschuldigingen! Zoo
de ongelukkige werkelijk schuld heeft, zul
len wij het spoedig weten."
„En dan zult gij haar aan de gerechtig
heid
„Ik zal haar niet aanklagen. Ik zal aan
de gerechtigheid de taak overlaten haar te
zoeken."
Brigitta kwam mededeelen dat het ont
bijt was opgediend en men aan tafel kon
gaan.
„Eu die vrouw? En dat kind?" vroeg de
priester.
„Ik heb beiden gewekt, mijnheer de pas
toor, en voor hen gedekt bij mij in de keu
ken."
„Dat is goed gedaan!Zorg voor hen!
Na het ontbijt zal ik met de vrouw spreken."
Gedurende het maal werd er niet over
Jeanne gesproken, doch zoodra men gereed
was, zeide de pastoor dien de koffie op in
den tuin, Brigitta. Voeg er een tas bij voor
de vreemdelinge en breng haar onmiddel
lijk bij ons."
„Goed mijnheer pastoor."
Gehoorzamend aan de haar gegeven be
volen en overigens ot>k zeer liefderijk van
harte had Brigitta met de teederste zorgen
Jeanne en haar kind omringd.
Eene rust van twee uren, door een goed
maal gevolgd, waren voldoende geweest
om aan de arme vluchtelinge hare krach
ten terug te schenken.