De Portierster
van Alfortville.
I „NOORD-B R AB AND" I
WAALWIJK.
I
Gemeenteraad.
FEÜILLETOn
Maatschappij van Verzekering op het Leven. I
NUMMER 6,1
WOENSDAG 31 AUGUSTUS 1921
44e JAARGANG.
Dit blad verschijnt
WOENSDAG- EN ZATERDAGAVOND.
bonnementsprijs per 8 maanden f 1.25.
Franco p. post door het geheele rijk f 1.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
OAPELLE.
(Vervolg.)
Van der Hoeven. De bedoeling van
het rekwest is niet om de zaken den
geheelen Zondag te doen sluiten, doch
in hoofdzaak tijdens de kerkelijke
diensten wanneer het bezoek toch niet
groot is in de café's. Als men alleen
van 8J12 uur laat sluiten, dan ont
neemt men die menschen het brood
niet.
Sneep. Juist omdat het bezoek in de
cafe's van 8|12 uur niet groot is.
heeft het geen zin om ze te sluiten.
Waarom zou men de vreemdelingen
en doortrekkenden het lastig maken.
Michaels. Door een der heeren is ge
zegd, dat men het brood niet uit den
mond moet gaan stooten van enkele
personen en weer andere zeggen dal
de café's tijdens kerktijd moeten zijn
gesloten, ook al komen er tijdens die
uren bijna geen bezoekers.
Ik zou de vraag wel eens willen stel
len waarvandaan de heele opzet van
het rekwest is gekomen.
Waarom moet worden gesloten tij
dens kerktijd als toch zoo goed als
geen menschen gedurende dien tijd de
café's bezoeken.
Ieder moet voor zich zorgen. Die te
veel drinkt zal het ook wel afleeren.
Maar ik stel nogmaals de vraag wat
de oorzaak is dat men zoo aandringt
op sluiting.
De Voorzitter leest hierna nogmaals
liet adres voor.
Michaels. Ik begrijp niet goed wat
men wil, vooral nu men van Sprang
heeft gezien welke onaangenaamheden
en schade men er door heeft gehad.
De Voorzitter zegt juist daarom
inededeeling te hebben gedaan van de
geheele geschiedenis van Sprang en
er op gewezen te hebben dat de Raad
de bevoegdheid mist om daartoe over
te gaan.
Sneep. Laat ons het eens aanhouden,
dan kan men eens informeeren intus-
schen tot hoever men kan gaan.
Kerst. In de drankbestrijder.sbewe-
ging zijn wel menschen die zulks we
ten.
Michaejs. In Sprang is het toch in
hoogste instantie beslist.
Sneep. U kan intuschen ook een
vraag in de Gemeentestem plaatsen.
Voorzitter. Men kan die vraag niet
aan iedereen stellen en tot mijn spijt
moet ik erkennen dat de Gemeente
stem het ook wel eens mis heeft.
Sneep. Ik zou toch geen half werk
maken en het eerst eens onderzoeken
hoever men in deze kan gaan.
De Roon. Het is toch op meer
plaatsen dat tijdens de kerkelijke
diensten de café's gesloten moeten
zijn.
Michael. Ik geloof nooit dat de ad
ressanten zelf allemaal van de nood
zakelijkheid overtuigd zijn.
Kerst. Dat is gauw gezegd.
Michaels. En toch is het zoo volgens
mij. Wij zitten hier nu met z'n zessen
van ,J)e Echo van het Zuiden".
29).
Telef. 38.
WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT.
Uiteave: Waalwijkache Stoomdrukkerij An toon Tieten
en de een zegt liet is noodig en de
ander zegt weer dat liet niet noodig is.
Wat is het nu?
Maar ik zou nog wel eens willen
weten wat voor doel men nu feitelijk
>r mee heeft.
De Roon. In hoofdzaak is het dat de
1 kerkgangers bij het in en uitgaan van
de kerk geen menschen de café's zien
ingaan of geen last hebben van de*lier-
rie van het biljart- of kaartspel.
Dat is de hoofdzaak.
Sneep. En dat bestaat niet.
Treffers. Ik was van meening dat
het doel meer was gelegen in de drank
bestrijding. Ik zelf ben ook tegen
drankmisbruik maar ik zie er toch ab
soluut geen kwaad in als ik naar de
kerk ga, en iemand een café in zie gaan
of uitkomen. Als er niets ergers is dan
iemand een café uit zien komen al-
(hans als hij niet in een kennelijken
staat van dronkenschap verkeert zal
het nogal losloopen.
De heer Michaels zegt te hebben ge
hoord dat het gemeentebestuur van
Sprang zal worden aangesproken voor
de schade door de kasteleins geleden.
De Voorzitter merkt op dat de
kwestie nu genoegzaam is besproken
en stelt voor aan den Minister van Ar
beid eerst de vraag te stellen tot hoe
ver men kan gaan met Zondags de
café's te sluiten en tot zoolang 't adres
aan te houden.
Met algemeene stemmen wordt daar
toe besloten. v
4. Aanbieding gemeente-rekening
dienst 1920, rekening levensmiddelen
•bedrijf, '20, Rekening Burgerlijk Arm
bestuur 1920 en begrooting Burgerlijk
Armbestuur 1922.
5. Benoeming eener Commissie van
drie leden tot onderzoek dier rekenin
gen en begrooting.
Worden benoemd de heeren Kerst,
Middelkoop en de Roon.
0: Voorstel van Burgemeester en
Wethouders tot opheffing van het
levensmiddelen bedrijf.
Conform het voorstel van Burg. en
Weth. wordt besloten.
VRIJHOEVE-CAPELLE
Opeobare vergadering van den raad
-lezer gemeende op Vrijdag 26 Aug. drs
vonds ren 7V2 uur.
Voorzitter Édelachtb. heer Valter.
Ongeveer kwart voor acht uur opent
'e Voorzitter de vergadering, aanwezig
11e leder,
De notulen der vorige vergadering
worden voorgelezen en onveranderd
goedgekeurd en vastgesteld.
Aan de orde
1. Ingekomen stukken.
a. Schrijven van den heer Zijlmaor,
houdende het bericht dat hij zijne br-
aoeming tot lid van de commissie van
toezicht op het lager onderwijs aanneemt.
b, Vaststelling rekening van de Ge
zondheidscommissie, zetelende te Waal
wijk.
Conform het voorstel van B. en W.
wordt tot vaststelling besloten.
C. Vaststelling begioo ing 1921 van
de Gezondheidscommissie, waarop voor
Vrijh.-Capelle als bdd'age in da koste»
een bedrag van f22,28.
Wordt met algemeene stemmen goed-
gevonder.
d. Schrijven van de feestcommissie tot
viering van de verjaardag van H. M. de
Koningin.
Deze commissie wil een kinderfeest
en volksfeest organlseeren.
Voor de kinderen wil ze wedstrijden
organlseeren en verder wil ze daaraan
nog andere vermakelijkheden ver
binden. Onder de ingezetene is een lijst
ter teekening rondgezonden voor bijdrage
In de te maken onkosten. De bijeenge
brachte gelden zijn echter niet toerei
kend voor wedstrijden te organiseeren,
weshalve ze om eene subsidie vraagt.
Voorzitter. B. en W. geven ernstig iu
overweging geen geld aan dit feest te
geven. Wel is waar is dit een vorig jaar
wel gedaan, doch toen was het een
uitzondering, toen had men pas vijfjaar
van distributie en verdere narigheden
achter den rug. De hooge belastingen
die door ledereen moeten worden betaald
nopen tot de grootst mogelijke zuinig-
beid.
De Bruin. Ik zou ook geen subsidie
verleenen. Als het nu louter voor een
kinderfeest was, maar er is nu nog meer
dan een volksfeest van gemaakt. Het is
nu zoo'n soort kerniis.
Ros. Ik wil B. en Wvde vraag stelles
of het hun bekend was dat de commis
sie het zoover zou doordrijven. Want
w rkelijk, m.l. drijven ze het te ver door.
Het wordt, zooals de heer de Bruin te-
■echt opmerkt, een soort kermis, want
oaar ik heb vernomen komt er een
traaimolen en dergelijke meer. Was B.
in W. daarvan verwittigd. Zoo zulks niet
niet het geval Is geweest, is het van die
commissie vrij b'utaal om zonder in
stemming van den raad daartoe over
re gaan.
Bovendien geloof ik dat In deze ge
meente zeker 7/g tegen dergelilke ver
makelijkheden zij». Een kinderfeest, een
echt kinderfeest, zou ik op prijs hebben
gesteld, vooral als dit op school werd
gehouden en niet te ver gaat, want een
'orig jaar was bet al rijkelijk ver door
gedrongen.
Tot laat in den avond zich overgeven
aan luidruchtigheid, is geen Oranjefeest
meer, maar dat is dan kermis vieren
en daar ben Ik tegen.
Toen men bij mij met de inteekenlijst
ter teekening kwam, heb Ik ook,gezegd
dat ik, als bet voor een waar kinderfeest
was, een der eerste zou zijn die gaarne
zou teekenen, maar dat ik er nu prin
cipieel tegen ben.
Ik stel nu nogmaals de vraagwas
het Burg. en Weth. bekend dat men
zoo ver zou gaan.
Voorzitter. Men is^ bij mij geweest
met een lijst en zei toen dat men voor
nemens was met Koninginnedag een
fees je te geven. Ik heb toen nog gezegd,
goed, maar draagt zorg dat het geen
soort kermis wordt. Wel werd mij ge
zegd dat er zou komen een draaimolen
voor de kinderen. Nu bleek late', dat
die houder van de draaimolen ook nog
een schommel mee bracht. De feest
commissie betreurde dat ook en had ik
zulks kunnen vermoeden, dan zou ik
ook de draaimolen hebben verboden.
Een vorig jaar heb Ik mijn best gedaaD
om dat feestje te organlseeren en mijr.
best gedaan dat het geen stempel zou
dragen van een kermis, maar een zulvet
kinderfeest zou blijven. Geheel daarin
ben Ik toen niet geslaagd want ook toen
Is men verder gegaan als ik gaarne had.
Daarom heb Ik mij dit jaar buiten alles
gehouden eq mij nergens voorgespannen.
Nu hebben personen in de commissie
zitting genomen, die er blijkbaar eene
andere opvatting op na houden. Ik voor
mij acht een kermis niet goed.
Ros. Ik geef toe dat Burg. en Weth.
er niets meer aan kunnen doen, maar
Ik geloof wel dat het grootste deel van
de gemeentenaren daartegen is en dat
daarom ook paal en perk moet worden
gesteld door een vroegtijdige sluiting.
Vooral de avonduren zijn zeer gevaarlijk,
want dan juist gebeuren er buitensporige
dingen. Zoo zou ook b.v. het verbod
van sterken drank te verkoopen, kunnen
worden uitgevaardigd, opdat geen mis
bruik daarvan kan worden gemaakt.
Voorzitter. Er zijn hier in de ge
meente geen vergunningslokaliteiren
mier. Gelukkig In zooverre kan dat dus
niet worden getapt. Maar Ik voor mij
zie het groote verschil tusschen bier en
alcohol niet in. Ik weet het, algemeen
oordeelt men anders, maar of men nu
dronken wordt van wijn of bier of van
alcohol, dat zal wel hetzelfde zijn.
Ros. Ik wil hier, mijnheer de Voor
zitter, nog verklaren dat ik niet tege
een feest ben ter eere van H. M. d
Koningin. Absoluut niet, als dat feest
Opgericht
1843.
Verzekerd Kapitaal
Reserve
25.586.757.-
3.1137o7.-
Reclames 40 cent per regel.
dan werkelijk maar zoo is dat het ter
eere van H. M. de Koningin is, die
regeert bij de grat e Gods.
Ik wil dit maar verklaren omdat, als
men straks het bericht zal lezen, men
niet zal zeggen »Ros is tegen een feest
want dat is niet zoo. Als dat maar
anders wordt gevierd. Ik wil wel feest
vieren, want ik stel het op zeer hoogen
prijs dat we hier hebben een Koningin
die regeert bi] de gratie Gods. Die ge
boortedag kan en moest inders worden
herdacht. Men moest God den Heere
danken dat we zoo lang een lelie van het
Oranjehuis aan het bewind hebben, een
die goed en bloed voor ons Vaderland
over heeft. Uit erkentelijkheid moest
men opgaan om In het aanzicht des
Heeren daarvoor te danken. Dat deden
de Kinderen Israels ook. Die togen
naar de tempels van Jerusalem om daar
e jubelen en te danken. Kijk, mijnheer
de Voorzitter, dat zou ook mijn feest
zijn. God den Heer danken dat wij een
Vorstin hebben dlê ons Is-") beefi weien
té bewa en voor groote rampen.
Dat Is geen kleingeestigheid, maar dat
is feest vieren in den waren zin des
woords, zooals het Haar ook aangenaam
zou zijn.
Dit feest kotnl voort uit de beginselen
der hel, want wat hoort men dan.
Vloekernij cn spotternij.Zouonzegemeen-
te nog op den zegen van God mogen
rekenen Indien men daar maar toe laat
overgaan.
Oerlemans. Ik wil niet op de beschou
wingen van den heer JjjLos ingaan,
maar wel wil ik er tegen omkomen dat
hij het nu reeds gaat bestempelen als
zal er niets gebeu'en dan spotternij en
vloekemij. Er is hier meermalen feest
gevierd en zelden heeft men van uit
spattingen gehoord. Zoover moet de
heer Ros van te voren niet gaan. Dus
dan zou bij voorbaat leder feest moeten
ontaarden In vloekpartijen, enz. Bewezen
is dat zulks toch niet het geval is.
En nu wat de subsidie betreft. Een
vorig jaar is zonder eenige tegenspraak
met algemeene stemmen de subsidie
verleend, zoodat men nu de verwachting
mocht koesteren dat ook nu een kleiue
subsidie zou worden toegestaan.-De Com
missie heeft oorspronkelijk het doel
ehad een kinderfeest te organiseeren,
maar als vanzelf is dit uitgedijd tot een
volksfeest. Ik voor mij zeg dat een volks
feest voor onze gemeente geen over
bodige weelde is, dat de menschen hier
tok wel eens eenige ontspanning mogen
nebbeo. Door den heer Ros is gezegd
dat 7/8 er tegen is, maar laat dan de
est, die wel eens willen feester, daar
let steeds voor buiten de gemeente
oehoeven te gaan.
Omdat hat feest hier wel binnen de per
en zal worden gehouden stel ik voor f 50
«ubsidie te verleenen.
Ros. De heer Oerlemans wijst er op d#t
k te voorbarig ben door te zeggen dat er
>p feesten met kermisvermakeljjkbeden ge-
do-kt wordt maar wie, zooals ik, van den
morgen tot den avond, van Maandag tot
Zaterdag, onder het volk leeft en wetkt
«vaet goed wat er om gaa». Nu hoor ik
'eid« taal die niet moest worden gehootd
(Wordt vervolgd).
I
ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK.
De toon waarop Jeanne deze woorden ge
sproken had vervulden den geest der toe
hoorders met overtuiging.
„Zweer niet, mijn kindantwoordde de
pastoor. „Ik geloof uDoch verklaar
mij eens hoe die Jacques Gérard in de vlam
men is omgekomen, als een slachtoffer zijner
toewijding, naaf men verzekert."
..Hij! Is hij dood!" riep Jeanne uit. „Hij
het slachtoffer zijner toewijding! Nooit ge
loof ik dat. Nooit!".
„De nieuwsbladen deelen dit toch duide
lijk mede".
„Dan ben ik onherroepelijk verloren
zeide de jonge vrouw.
„Zoo Jacques Gérard dood is kan geen
menschelijke macht mijne onschuld bewij-
zenIk had slechts ééne hoop, dat de
ellendeling in mijne tegenwoordigheid zijne
leugens niet zou kunnen volhouden!... Eu
deze laatste hoop is thans ook verdwenen
Helaas
„Bedaard! Bedaard! bid ik u, mijn kind.
Gij zijt zeker schuldig, daar gij niet op uw
post zijt gebleven, die u toevertrouwd was.
Uwe plaats was op het tooneel der ramp!
gereed om op alle vragen te antwoorden!
alle beschuldigingen van u af te werpen.
Uwe vlucht is een zware fout, doch geen
misdaad. Overigens zijt gij geheel onschul
dig. Ik geloof dat er een vreeselijke samen
koppeling van bewijzen tegen u bestaat,
maar uwe stem, uw blik verkondigen uwe
onschuld."
Ut: ECHO VAiV NET 7.1 IIIEV
Telegr.-AdresECHO.
„Zullen de rechters naar mijne stem
luisteren? Zullen zij zich door mijn blik
laten treffen?" stotterde Jeanne mismoedig.
„Wij zullen God smeeken, dat Hij u te
hulp komt, even als ik Hem op dit oogen-
blik bid, dat Hij ons inlichtte omtrent het
geen wij te doen hebbenWat gaat gij
thans aanvangen? Wat zult gij doen? Zult
gij u voor uwe rechters nederwerpen en hun
toeroepenik ben onschuldigDat zweer ik
uZal uw eed dan den indruk op hen uit
oefenen, dien hij op mij heeft uitgeoefend?
Zal hij in hun binnenste de overtuiging wek
ken, die hij bij mij heeft opgq$-ekt? Ik weet
het niet, al hoop ik het uit den grond des
harten... Eene zaak kan ik u echter wel ver
zekeren God zal eenmaal uwe onschuld
doen zegevieren. Steun op uw geweten en
aarzel niet het gevaar onder de oogen te
zien, hoe groot het ook weze moge. Op u
rust den plicht naar Parijs te gaau en den
rechter te verkondigenMijn naam is Jean
ne Fortier. Men beschuldigt mij brand ge
sticht te hebben!... Men zit mij op de hielen.
Ik zou nog in staat geweest zijn mij te ver
bergen, doch ik heb het niet gewild... Hier
,ieu Ik ben gereed mij bij u aan te
sluiten om de waarheid te vinden."
Ten prooi aan de grootste ontsteltenis had
Jeanne naar de woorden des priesters ge
luisterd.,
„Maar zoo ik mij overlever," riep zij uit,
„dan staat de gevangenis voor mij ópen
Dan zal men mij van mijn zoon scheiden..."
„Dat is ongelukkig niet te vermijden, doch
daarvan draagt gij zelf de schuld. Waarom
hebt gij de vlucht genomen? Baat ons te
zamen den toestand eens nagaanUw signa
lement is naar alle zijden over geseind. Elk
uur van den dag kan men u in arrest nemen
en de eene brigade zal u aan de andere over
leveren en eindelijk zult gij te Parijs voor
den rechter moeten terecht staan. Geloof
mij en tracht de vernederingen te voorko
men, die u anders wachten! Ga zelf tot het
gerecht: ik zal u niet verlaten. Ik zal u
zelfs vergezellen, ik zal u naar het parket
brengen en den procureur des keizers zeg
gen, dat ik voor uwe onschuld Insta!'
De weduwe van Pierre Fortier liet het
hoofd op beide handen rusten.
„Mijn God!" stamelde zij. „Mijn God!
Wat moet er nog gebeuren?"
3
Aarzel niet langer," ging de priester
voort. „Denk er wel aan, dat men u kier
binnen enkele oogenblikken kan komen ar
resteeren."
„Hier?" herbaalde Jeanne. „In uw buis?"
„Mijn huis is belaas niet onschendbaar
voor de menschelijke gerechtigheid."
„Maar wat zal er dan van mijn arm doch
tertje worden?" riep de weduwe snikkend
uit. „En van mijn zoon Georges?"
De knaap had deze woorden gehoord en
liep op zijne moeder toe.
„Waarom weent gij, maatje?" vroeg de
kleine, terwijl hij zijn armpjes naar Jeanne
uitstrekte.
De ongelukkige vrouw drukte haren jon
gen aan den zwoegenden boezem en bedekte
hem met kussen en tranen.
ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK.
Eensklaps werd er weder aan de voordeur
gescheld en een luid gerucht weerklonk tot
in den tuin.
„Ik heb den weg naar de pastorie gewe
zen," hoorde men een stem verzekeren en
eene andere voegde er bij
„Ik heb haar bij den pastoor zien binnen
gaan. Daar is zij nog; ik ben er zeker van!
Jeanne kreeg eensklaps een hevigen toe
val op de zenuwen.
't Is van mij dat men spreekt? Men zoekt
mijstotterde zij, ten prooi aagt den he-
vigsten angst, terwijl zij haren zoon met
kussen overlaadde.
Brigitta had de deur geopend.
In een oogenblik tijds waren een twintig
tal personen den tuin binnengedrongen met
den burgemeester aan het hoofd, gevolgd
door een brigadier en vier gendarmen.
De burgemeester met een -waardig uiter
lijk stapte voorop, groette beleefd den pries
ter en- diens zuster en sprak dan
„Verschooning, mijnheer pastoor, zoo ik
mij veroorloof, hoe ongaarne ook, uwe wo
ning binnen te dringen. Ik heb een duren
plicht te vervullen, die mij door de wet ge
boden wordt."
Vol angst, op het gezicht der gerechts
dienaren was Jeanne met haren zoon ach
teruitgeweken. Het kind had met de eene
hand het kleed zijner moeder gegrepen en
met de andere hield de jongen het touw
vast van zijn kartonnenpaardje.
't Was een aangrijpend tooneel, dat de
tuin van den pastoor bood.
Stefaan Castei, wien het effect der zon
derlinge groepeering niet was ontgaan haast
te zich naar zijn schildersezel en begon met
ruwe trekken op het doek te brengen wat
hij"voor oogen had.
De pastoor was opgestaan en ging het
hoofd der gemeente te gemoet.
„Ik weet wat u hierheen voert mijnheer
de burgemeester," zeide hij. „Gij zoekt eene
jonge vrouw, Jeanne Fortier genaamd."
„Ja, mijnheer pastoor, Jeanne Fortier,
beschuldigd van eene drievoudige misdaad,
brandstichting, diefstal en moord."
„Dat is valsch, mijnheerIk ben onschul
dig riep Jeanne.
„Daarover heb ik niet te oordeelen," ant
woordde de burgemeesterZijt gij Jeanne
Fortier?"
„Die ben ik."
„Bewaarster der fabrieken van den in
genieur Labroue te Alfortvile. departement
der Seine?"
„Ja, mijnheer."
De burgemeester gaf een teeken.
De brigadier der gendarmerie stapte voor
uit, zeggende:
„In naam der wet en voorzien van een
mandaat door den rechter verstrekt, neem
ik u in arrest..."
„Wel ja, arresteer mij!" riep Jeanne in
vervoering uit. „Men leide mij naar de ge
vangenis! Dat men mij oordeele en zelfs
veroordeele! Men kan mij naar guillotine
sleuren, doch mij van schuld overtuigen,
kan men niet?"
„Mama! Maatjelief!" herhaalde de kleine
Georges, met eene ongewone ontsteltenis.
De brigadier wendde zich tot zijne man
schappen. „Doe. haar de boeien aanbeval
Een koude rilling liep over Jeanne's lede
maten.
„De boeien!" herhaalde zij met een van
verontwaardiging trillende stem, „de boeien,
o, neen, neen, dat wil ik niet! Nooit! Nooit!"
„Bied. geen weerstand mijn kind, dat bid
ik u," smeekte de pastoor. „Onderwerp u,
zooals het een christin past, en toon gehoor
zaamheid aan de wet."
De ongelukkige vrouw boog het hoofd en
"rijs der AdvertentiSn.
£0 een', per regel; minimum f 1.56.
stak tie gerechtsdienaars de handen toe.
„Gereed! Vooruit dan!" beval de briga
dier.
De kleine Georges hing aan de geboeide
handen zijner moeder.
„Blijf hier, maatje!" riep hij uit. „Blijf
hier! Ik ben toch zoo bang!"
„Ween niet, mijn kind," antwoordde de
jonge vrouw. „Kom, God zal ons bescher
men
„Ik wil niet dat ipen u medevoere
„Kom, mijn kind!
„De jongen mag met niet medegaan,"
onderbrak haar de brigadier.
„Watwilt gij mij van mijn zoon schei
den?" stamelde Jeanne ter prooi aan de
grootste ontsteltenis.
„Ik kan niet anders. Het bevel van aan
houding betreft slechts Jeanne Fortier
Er is geen sprake in van eenig kind. Bijge
volg, de vróuw naar de gevangenis en het
kind naar het armhuis, zoolang geen andere
bevelen van hooger hand gegeven worden."
En dan de geketende handen tot (Jpu pries
ter uitstrekkend, voegde zij er bij„Heb
medelijden met mij, mijnheer pastoorZeg
hun 'dat het onmogelijk is! dat men mij niet
van mijn zoon scheiden mag.
„Wees gehoorzaam aan de wet, arme
vrouwhernam de pastoor. „Vrees niets
voor uw kindliet zal niet naar het arm
huis gaan!Ik zal den jongen bij mij
houden. Gij kunt dus gerust zijn ten zijnen
opzichteIndien, naar ik hoop, gij uwe
onschuld kunt bewijzen, zult gij zelf den
kleinen komen terughalen. Doch zoo gij er
niet in slagen moogt de duisternissen te
doen verdwijnen, die de misdaad te Alfort
ville omringen, zoo gij veroordeeld wordt,
dan verzeker ik u, dat ik den kleinen Ge
orges niet aan zijn lot zal overlaten!
Mevrouw Darier naderde en sprak, ter
wijl zij de handen uitstrekte
„Beef niet meer, ween niet langer, onge
lukkige moeder! Uw kind zal in mij een
tweede moedér vinden. Ik zal den jongen
als mijn eigen zoon aannemen. Ik had een
zoon van zijne jarenGod heeft hem mij
ontnomen. In Georges zal ik hem terugont
vangen."