De Portierster van Alfortville. I „NOORD-B R AB AND" I WAALWIJK. I Gemeenteraad. FEÜILLETOn Maatschappij van Verzekering op het Leven. I NUMMER 6,1 WOENSDAG 31 AUGUSTUS 1921 44e JAARGANG. Dit blad verschijnt WOENSDAG- EN ZATERDAGAVOND. bonnementsprijs per 8 maanden f 1.25. Franco p. post door het geheele rijk f 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz., franco te zenden aan den Uitgever. OAPELLE. (Vervolg.) Van der Hoeven. De bedoeling van het rekwest is niet om de zaken den geheelen Zondag te doen sluiten, doch in hoofdzaak tijdens de kerkelijke diensten wanneer het bezoek toch niet groot is in de café's. Als men alleen van 8J12 uur laat sluiten, dan ont neemt men die menschen het brood niet. Sneep. Juist omdat het bezoek in de cafe's van 8|12 uur niet groot is. heeft het geen zin om ze te sluiten. Waarom zou men de vreemdelingen en doortrekkenden het lastig maken. Michaels. Door een der heeren is ge zegd, dat men het brood niet uit den mond moet gaan stooten van enkele personen en weer andere zeggen dal de café's tijdens kerktijd moeten zijn gesloten, ook al komen er tijdens die uren bijna geen bezoekers. Ik zou de vraag wel eens willen stel len waarvandaan de heele opzet van het rekwest is gekomen. Waarom moet worden gesloten tij dens kerktijd als toch zoo goed als geen menschen gedurende dien tijd de café's bezoeken. Ieder moet voor zich zorgen. Die te veel drinkt zal het ook wel afleeren. Maar ik stel nogmaals de vraag wat de oorzaak is dat men zoo aandringt op sluiting. De Voorzitter leest hierna nogmaals liet adres voor. Michaels. Ik begrijp niet goed wat men wil, vooral nu men van Sprang heeft gezien welke onaangenaamheden en schade men er door heeft gehad. De Voorzitter zegt juist daarom inededeeling te hebben gedaan van de geheele geschiedenis van Sprang en er op gewezen te hebben dat de Raad de bevoegdheid mist om daartoe over te gaan. Sneep. Laat ons het eens aanhouden, dan kan men eens informeeren intus- schen tot hoever men kan gaan. Kerst. In de drankbestrijder.sbewe- ging zijn wel menschen die zulks we ten. Michaejs. In Sprang is het toch in hoogste instantie beslist. Sneep. U kan intuschen ook een vraag in de Gemeentestem plaatsen. Voorzitter. Men kan die vraag niet aan iedereen stellen en tot mijn spijt moet ik erkennen dat de Gemeente stem het ook wel eens mis heeft. Sneep. Ik zou toch geen half werk maken en het eerst eens onderzoeken hoever men in deze kan gaan. De Roon. Het is toch op meer plaatsen dat tijdens de kerkelijke diensten de café's gesloten moeten zijn. Michael. Ik geloof nooit dat de ad ressanten zelf allemaal van de nood zakelijkheid overtuigd zijn. Kerst. Dat is gauw gezegd. Michaels. En toch is het zoo volgens mij. Wij zitten hier nu met z'n zessen van ,J)e Echo van het Zuiden". 29). Telef. 38. WAALWIJKSCHE EN LANGSTRAATSCHE COURANT. Uiteave: Waalwijkache Stoomdrukkerij An toon Tieten en de een zegt liet is noodig en de ander zegt weer dat liet niet noodig is. Wat is het nu? Maar ik zou nog wel eens willen weten wat voor doel men nu feitelijk >r mee heeft. De Roon. In hoofdzaak is het dat de 1 kerkgangers bij het in en uitgaan van de kerk geen menschen de café's zien ingaan of geen last hebben van de*lier- rie van het biljart- of kaartspel. Dat is de hoofdzaak. Sneep. En dat bestaat niet. Treffers. Ik was van meening dat het doel meer was gelegen in de drank bestrijding. Ik zelf ben ook tegen drankmisbruik maar ik zie er toch ab soluut geen kwaad in als ik naar de kerk ga, en iemand een café in zie gaan of uitkomen. Als er niets ergers is dan iemand een café uit zien komen al- (hans als hij niet in een kennelijken staat van dronkenschap verkeert zal het nogal losloopen. De heer Michaels zegt te hebben ge hoord dat het gemeentebestuur van Sprang zal worden aangesproken voor de schade door de kasteleins geleden. De Voorzitter merkt op dat de kwestie nu genoegzaam is besproken en stelt voor aan den Minister van Ar beid eerst de vraag te stellen tot hoe ver men kan gaan met Zondags de café's te sluiten en tot zoolang 't adres aan te houden. Met algemeene stemmen wordt daar toe besloten. v 4. Aanbieding gemeente-rekening dienst 1920, rekening levensmiddelen •bedrijf, '20, Rekening Burgerlijk Arm bestuur 1920 en begrooting Burgerlijk Armbestuur 1922. 5. Benoeming eener Commissie van drie leden tot onderzoek dier rekenin gen en begrooting. Worden benoemd de heeren Kerst, Middelkoop en de Roon. 0: Voorstel van Burgemeester en Wethouders tot opheffing van het levensmiddelen bedrijf. Conform het voorstel van Burg. en Weth. wordt besloten. VRIJHOEVE-CAPELLE Opeobare vergadering van den raad -lezer gemeende op Vrijdag 26 Aug. drs vonds ren 7V2 uur. Voorzitter Édelachtb. heer Valter. Ongeveer kwart voor acht uur opent 'e Voorzitter de vergadering, aanwezig 11e leder, De notulen der vorige vergadering worden voorgelezen en onveranderd goedgekeurd en vastgesteld. Aan de orde 1. Ingekomen stukken. a. Schrijven van den heer Zijlmaor, houdende het bericht dat hij zijne br- aoeming tot lid van de commissie van toezicht op het lager onderwijs aanneemt. b, Vaststelling rekening van de Ge zondheidscommissie, zetelende te Waal wijk. Conform het voorstel van B. en W. wordt tot vaststelling besloten. C. Vaststelling begioo ing 1921 van de Gezondheidscommissie, waarop voor Vrijh.-Capelle als bdd'age in da koste» een bedrag van f22,28. Wordt met algemeene stemmen goed- gevonder. d. Schrijven van de feestcommissie tot viering van de verjaardag van H. M. de Koningin. Deze commissie wil een kinderfeest en volksfeest organlseeren. Voor de kinderen wil ze wedstrijden organlseeren en verder wil ze daaraan nog andere vermakelijkheden ver binden. Onder de ingezetene is een lijst ter teekening rondgezonden voor bijdrage In de te maken onkosten. De bijeenge brachte gelden zijn echter niet toerei kend voor wedstrijden te organiseeren, weshalve ze om eene subsidie vraagt. Voorzitter. B. en W. geven ernstig iu overweging geen geld aan dit feest te geven. Wel is waar is dit een vorig jaar wel gedaan, doch toen was het een uitzondering, toen had men pas vijfjaar van distributie en verdere narigheden achter den rug. De hooge belastingen die door ledereen moeten worden betaald nopen tot de grootst mogelijke zuinig- beid. De Bruin. Ik zou ook geen subsidie verleenen. Als het nu louter voor een kinderfeest was, maar er is nu nog meer dan een volksfeest van gemaakt. Het is nu zoo'n soort kerniis. Ros. Ik wil B. en Wvde vraag stelles of het hun bekend was dat de commis sie het zoover zou doordrijven. Want w rkelijk, m.l. drijven ze het te ver door. Het wordt, zooals de heer de Bruin te- ■echt opmerkt, een soort kermis, want oaar ik heb vernomen komt er een traaimolen en dergelijke meer. Was B. in W. daarvan verwittigd. Zoo zulks niet niet het geval Is geweest, is het van die commissie vrij b'utaal om zonder in stemming van den raad daartoe over re gaan. Bovendien geloof ik dat In deze ge meente zeker 7/g tegen dergelilke ver makelijkheden zij». Een kinderfeest, een echt kinderfeest, zou ik op prijs hebben gesteld, vooral als dit op school werd gehouden en niet te ver gaat, want een 'orig jaar was bet al rijkelijk ver door gedrongen. Tot laat in den avond zich overgeven aan luidruchtigheid, is geen Oranjefeest meer, maar dat is dan kermis vieren en daar ben Ik tegen. Toen men bij mij met de inteekenlijst ter teekening kwam, heb Ik ook,gezegd dat ik, als bet voor een waar kinderfeest was, een der eerste zou zijn die gaarne zou teekenen, maar dat ik er nu prin cipieel tegen ben. Ik stel nu nogmaals de vraagwas het Burg. en Weth. bekend dat men zoo ver zou gaan. Voorzitter. Men is^ bij mij geweest met een lijst en zei toen dat men voor nemens was met Koninginnedag een fees je te geven. Ik heb toen nog gezegd, goed, maar draagt zorg dat het geen soort kermis wordt. Wel werd mij ge zegd dat er zou komen een draaimolen voor de kinderen. Nu bleek late', dat die houder van de draaimolen ook nog een schommel mee bracht. De feest commissie betreurde dat ook en had ik zulks kunnen vermoeden, dan zou ik ook de draaimolen hebben verboden. Een vorig jaar heb Ik mijn best gedaaD om dat feestje te organlseeren en mijr. best gedaan dat het geen stempel zou dragen van een kermis, maar een zulvet kinderfeest zou blijven. Geheel daarin ben Ik toen niet geslaagd want ook toen Is men verder gegaan als ik gaarne had. Daarom heb Ik mij dit jaar buiten alles gehouden eq mij nergens voorgespannen. Nu hebben personen in de commissie zitting genomen, die er blijkbaar eene andere opvatting op na houden. Ik voor mij acht een kermis niet goed. Ros. Ik geef toe dat Burg. en Weth. er niets meer aan kunnen doen, maar Ik geloof wel dat het grootste deel van de gemeentenaren daartegen is en dat daarom ook paal en perk moet worden gesteld door een vroegtijdige sluiting. Vooral de avonduren zijn zeer gevaarlijk, want dan juist gebeuren er buitensporige dingen. Zoo zou ook b.v. het verbod van sterken drank te verkoopen, kunnen worden uitgevaardigd, opdat geen mis bruik daarvan kan worden gemaakt. Voorzitter. Er zijn hier in de ge meente geen vergunningslokaliteiren mier. Gelukkig In zooverre kan dat dus niet worden getapt. Maar Ik voor mij zie het groote verschil tusschen bier en alcohol niet in. Ik weet het, algemeen oordeelt men anders, maar of men nu dronken wordt van wijn of bier of van alcohol, dat zal wel hetzelfde zijn. Ros. Ik wil hier, mijnheer de Voor zitter, nog verklaren dat ik niet tege een feest ben ter eere van H. M. d Koningin. Absoluut niet, als dat feest Opgericht 1843. Verzekerd Kapitaal Reserve 25.586.757.- 3.1137o7.- Reclames 40 cent per regel. dan werkelijk maar zoo is dat het ter eere van H. M. de Koningin is, die regeert bij de grat e Gods. Ik wil dit maar verklaren omdat, als men straks het bericht zal lezen, men niet zal zeggen »Ros is tegen een feest want dat is niet zoo. Als dat maar anders wordt gevierd. Ik wil wel feest vieren, want ik stel het op zeer hoogen prijs dat we hier hebben een Koningin die regeert bi] de gratie Gods. Die ge boortedag kan en moest inders worden herdacht. Men moest God den Heere danken dat we zoo lang een lelie van het Oranjehuis aan het bewind hebben, een die goed en bloed voor ons Vaderland over heeft. Uit erkentelijkheid moest men opgaan om In het aanzicht des Heeren daarvoor te danken. Dat deden de Kinderen Israels ook. Die togen naar de tempels van Jerusalem om daar e jubelen en te danken. Kijk, mijnheer de Voorzitter, dat zou ook mijn feest zijn. God den Heer danken dat wij een Vorstin hebben dlê ons Is-") beefi weien té bewa en voor groote rampen. Dat Is geen kleingeestigheid, maar dat is feest vieren in den waren zin des woords, zooals het Haar ook aangenaam zou zijn. Dit feest kotnl voort uit de beginselen der hel, want wat hoort men dan. Vloekernij cn spotternij.Zouonzegemeen- te nog op den zegen van God mogen rekenen Indien men daar maar toe laat overgaan. Oerlemans. Ik wil niet op de beschou wingen van den heer JjjLos ingaan, maar wel wil ik er tegen omkomen dat hij het nu reeds gaat bestempelen als zal er niets gebeu'en dan spotternij en vloekemij. Er is hier meermalen feest gevierd en zelden heeft men van uit spattingen gehoord. Zoover moet de heer Ros van te voren niet gaan. Dus dan zou bij voorbaat leder feest moeten ontaarden In vloekpartijen, enz. Bewezen is dat zulks toch niet het geval is. En nu wat de subsidie betreft. Een vorig jaar is zonder eenige tegenspraak met algemeene stemmen de subsidie verleend, zoodat men nu de verwachting mocht koesteren dat ook nu een kleiue subsidie zou worden toegestaan.-De Com missie heeft oorspronkelijk het doel ehad een kinderfeest te organiseeren, maar als vanzelf is dit uitgedijd tot een volksfeest. Ik voor mij zeg dat een volks feest voor onze gemeente geen over bodige weelde is, dat de menschen hier tok wel eens eenige ontspanning mogen nebbeo. Door den heer Ros is gezegd dat 7/8 er tegen is, maar laat dan de est, die wel eens willen feester, daar let steeds voor buiten de gemeente oehoeven te gaan. Omdat hat feest hier wel binnen de per en zal worden gehouden stel ik voor f 50 «ubsidie te verleenen. Ros. De heer Oerlemans wijst er op d#t k te voorbarig ben door te zeggen dat er >p feesten met kermisvermakeljjkbeden ge- do-kt wordt maar wie, zooals ik, van den morgen tot den avond, van Maandag tot Zaterdag, onder het volk leeft en wetkt «vaet goed wat er om gaa». Nu hoor ik 'eid« taal die niet moest worden gehootd (Wordt vervolgd). I ZES EN TWINTIGSTE HOOFDSTUK. De toon waarop Jeanne deze woorden ge sproken had vervulden den geest der toe hoorders met overtuiging. „Zweer niet, mijn kindantwoordde de pastoor. „Ik geloof uDoch verklaar mij eens hoe die Jacques Gérard in de vlam men is omgekomen, als een slachtoffer zijner toewijding, naaf men verzekert." ..Hij! Is hij dood!" riep Jeanne uit. „Hij het slachtoffer zijner toewijding! Nooit ge loof ik dat. Nooit!". „De nieuwsbladen deelen dit toch duide lijk mede". „Dan ben ik onherroepelijk verloren zeide de jonge vrouw. „Zoo Jacques Gérard dood is kan geen menschelijke macht mijne onschuld bewij- zenIk had slechts ééne hoop, dat de ellendeling in mijne tegenwoordigheid zijne leugens niet zou kunnen volhouden!... Eu deze laatste hoop is thans ook verdwenen Helaas „Bedaard! Bedaard! bid ik u, mijn kind. Gij zijt zeker schuldig, daar gij niet op uw post zijt gebleven, die u toevertrouwd was. Uwe plaats was op het tooneel der ramp! gereed om op alle vragen te antwoorden! alle beschuldigingen van u af te werpen. Uwe vlucht is een zware fout, doch geen misdaad. Overigens zijt gij geheel onschul dig. Ik geloof dat er een vreeselijke samen koppeling van bewijzen tegen u bestaat, maar uwe stem, uw blik verkondigen uwe onschuld." Ut: ECHO VAiV NET 7.1 IIIEV Telegr.-AdresECHO. „Zullen de rechters naar mijne stem luisteren? Zullen zij zich door mijn blik laten treffen?" stotterde Jeanne mismoedig. „Wij zullen God smeeken, dat Hij u te hulp komt, even als ik Hem op dit oogen- blik bid, dat Hij ons inlichtte omtrent het geen wij te doen hebbenWat gaat gij thans aanvangen? Wat zult gij doen? Zult gij u voor uwe rechters nederwerpen en hun toeroepenik ben onschuldigDat zweer ik uZal uw eed dan den indruk op hen uit oefenen, dien hij op mij heeft uitgeoefend? Zal hij in hun binnenste de overtuiging wek ken, die hij bij mij heeft opgq$-ekt? Ik weet het niet, al hoop ik het uit den grond des harten... Eene zaak kan ik u echter wel ver zekeren God zal eenmaal uwe onschuld doen zegevieren. Steun op uw geweten en aarzel niet het gevaar onder de oogen te zien, hoe groot het ook weze moge. Op u rust den plicht naar Parijs te gaau en den rechter te verkondigenMijn naam is Jean ne Fortier. Men beschuldigt mij brand ge sticht te hebben!... Men zit mij op de hielen. Ik zou nog in staat geweest zijn mij te ver bergen, doch ik heb het niet gewild... Hier ,ieu Ik ben gereed mij bij u aan te sluiten om de waarheid te vinden." Ten prooi aan de grootste ontsteltenis had Jeanne naar de woorden des priesters ge luisterd., „Maar zoo ik mij overlever," riep zij uit, „dan staat de gevangenis voor mij ópen Dan zal men mij van mijn zoon scheiden..." „Dat is ongelukkig niet te vermijden, doch daarvan draagt gij zelf de schuld. Waarom hebt gij de vlucht genomen? Baat ons te zamen den toestand eens nagaanUw signa lement is naar alle zijden over geseind. Elk uur van den dag kan men u in arrest nemen en de eene brigade zal u aan de andere over leveren en eindelijk zult gij te Parijs voor den rechter moeten terecht staan. Geloof mij en tracht de vernederingen te voorko men, die u anders wachten! Ga zelf tot het gerecht: ik zal u niet verlaten. Ik zal u zelfs vergezellen, ik zal u naar het parket brengen en den procureur des keizers zeg gen, dat ik voor uwe onschuld Insta!' De weduwe van Pierre Fortier liet het hoofd op beide handen rusten. „Mijn God!" stamelde zij. „Mijn God! Wat moet er nog gebeuren?" 3 Aarzel niet langer," ging de priester voort. „Denk er wel aan, dat men u kier binnen enkele oogenblikken kan komen ar resteeren." „Hier?" herbaalde Jeanne. „In uw buis?" „Mijn huis is belaas niet onschendbaar voor de menschelijke gerechtigheid." „Maar wat zal er dan van mijn arm doch tertje worden?" riep de weduwe snikkend uit. „En van mijn zoon Georges?" De knaap had deze woorden gehoord en liep op zijne moeder toe. „Waarom weent gij, maatje?" vroeg de kleine, terwijl hij zijn armpjes naar Jeanne uitstrekte. De ongelukkige vrouw drukte haren jon gen aan den zwoegenden boezem en bedekte hem met kussen en tranen. ZEVENENTWINTIGSTE HOOFDSTUK. Eensklaps werd er weder aan de voordeur gescheld en een luid gerucht weerklonk tot in den tuin. „Ik heb den weg naar de pastorie gewe zen," hoorde men een stem verzekeren en eene andere voegde er bij „Ik heb haar bij den pastoor zien binnen gaan. Daar is zij nog; ik ben er zeker van! Jeanne kreeg eensklaps een hevigen toe val op de zenuwen. 't Is van mij dat men spreekt? Men zoekt mijstotterde zij, ten prooi aagt den he- vigsten angst, terwijl zij haren zoon met kussen overlaadde. Brigitta had de deur geopend. In een oogenblik tijds waren een twintig tal personen den tuin binnengedrongen met den burgemeester aan het hoofd, gevolgd door een brigadier en vier gendarmen. De burgemeester met een -waardig uiter lijk stapte voorop, groette beleefd den pries ter en- diens zuster en sprak dan „Verschooning, mijnheer pastoor, zoo ik mij veroorloof, hoe ongaarne ook, uwe wo ning binnen te dringen. Ik heb een duren plicht te vervullen, die mij door de wet ge boden wordt." Vol angst, op het gezicht der gerechts dienaren was Jeanne met haren zoon ach teruitgeweken. Het kind had met de eene hand het kleed zijner moeder gegrepen en met de andere hield de jongen het touw vast van zijn kartonnenpaardje. 't Was een aangrijpend tooneel, dat de tuin van den pastoor bood. Stefaan Castei, wien het effect der zon derlinge groepeering niet was ontgaan haast te zich naar zijn schildersezel en begon met ruwe trekken op het doek te brengen wat hij"voor oogen had. De pastoor was opgestaan en ging het hoofd der gemeente te gemoet. „Ik weet wat u hierheen voert mijnheer de burgemeester," zeide hij. „Gij zoekt eene jonge vrouw, Jeanne Fortier genaamd." „Ja, mijnheer pastoor, Jeanne Fortier, beschuldigd van eene drievoudige misdaad, brandstichting, diefstal en moord." „Dat is valsch, mijnheerIk ben onschul dig riep Jeanne. „Daarover heb ik niet te oordeelen," ant woordde de burgemeesterZijt gij Jeanne Fortier?" „Die ben ik." „Bewaarster der fabrieken van den in genieur Labroue te Alfortvile. departement der Seine?" „Ja, mijnheer." De burgemeester gaf een teeken. De brigadier der gendarmerie stapte voor uit, zeggende: „In naam der wet en voorzien van een mandaat door den rechter verstrekt, neem ik u in arrest..." „Wel ja, arresteer mij!" riep Jeanne in vervoering uit. „Men leide mij naar de ge vangenis! Dat men mij oordeele en zelfs veroordeele! Men kan mij naar guillotine sleuren, doch mij van schuld overtuigen, kan men niet?" „Mama! Maatjelief!" herhaalde de kleine Georges, met eene ongewone ontsteltenis. De brigadier wendde zich tot zijne man schappen. „Doe. haar de boeien aanbeval Een koude rilling liep over Jeanne's lede maten. „De boeien!" herhaalde zij met een van verontwaardiging trillende stem, „de boeien, o, neen, neen, dat wil ik niet! Nooit! Nooit!" „Bied. geen weerstand mijn kind, dat bid ik u," smeekte de pastoor. „Onderwerp u, zooals het een christin past, en toon gehoor zaamheid aan de wet." De ongelukkige vrouw boog het hoofd en "rijs der AdvertentiSn. £0 een', per regel; minimum f 1.56. stak tie gerechtsdienaars de handen toe. „Gereed! Vooruit dan!" beval de briga dier. De kleine Georges hing aan de geboeide handen zijner moeder. „Blijf hier, maatje!" riep hij uit. „Blijf hier! Ik ben toch zoo bang!" „Ween niet, mijn kind," antwoordde de jonge vrouw. „Kom, God zal ons bescher men „Ik wil niet dat ipen u medevoere „Kom, mijn kind! „De jongen mag met niet medegaan," onderbrak haar de brigadier. „Watwilt gij mij van mijn zoon schei den?" stamelde Jeanne ter prooi aan de grootste ontsteltenis. „Ik kan niet anders. Het bevel van aan houding betreft slechts Jeanne Fortier Er is geen sprake in van eenig kind. Bijge volg, de vróuw naar de gevangenis en het kind naar het armhuis, zoolang geen andere bevelen van hooger hand gegeven worden." En dan de geketende handen tot (Jpu pries ter uitstrekkend, voegde zij er bij„Heb medelijden met mij, mijnheer pastoorZeg hun 'dat het onmogelijk is! dat men mij niet van mijn zoon scheiden mag. „Wees gehoorzaam aan de wet, arme vrouwhernam de pastoor. „Vrees niets voor uw kindliet zal niet naar het arm huis gaan!Ik zal den jongen bij mij houden. Gij kunt dus gerust zijn ten zijnen opzichteIndien, naar ik hoop, gij uwe onschuld kunt bewijzen, zult gij zelf den kleinen komen terughalen. Doch zoo gij er niet in slagen moogt de duisternissen te doen verdwijnen, die de misdaad te Alfort ville omringen, zoo gij veroordeeld wordt, dan verzeker ik u, dat ik den kleinen Ge orges niet aan zijn lot zal overlaten! Mevrouw Darier naderde en sprak, ter wijl zij de handen uitstrekte „Beef niet meer, ween niet langer, onge lukkige moeder! Uw kind zal in mij een tweede moedér vinden. Ik zal den jongen als mijn eigen zoon aannemen. Ik had een zoon van zijne jarenGod heeft hem mij ontnomen. In Georges zal ik hem terugont vangen."

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1921 | | pagina 1