WIJZIGING OER ABBEIOSWlr.
De Portierster
Yan Alfortville.
IJtfOORD-BRABAND"!
WAALWUK.
I
FEUILLETON
BINNENLAND.
BUITENLAND
aatschappij van Verzekering op het Leven
NUMMER SO.
WOENSDAG \9 OCTOBER 1921.
Dit blad verschijnt
WOENSDAG- EN ZATERDAGAVOND.
Abonnementsprijs per S maanden f 1.25.
Franco p. post door het geheele rijk 11.40.
Brieven, Ingezonden stukken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
Telef. $8.
WAALWIJKSCHK EN LANGSTRAATSCHE COURANT.
UitjfaveWaalwllkoche Stoomdrukker!) An toon Tlelen Tclegr.-AdresECHO.
Prijs der AdvertentlSn:
20 cent per regel; minimum f 1.56.
Reclames 40 cent per regeL
Dit nummer bestaat uit twee bladen
EERSTE BLAD
Het bestuur der Vereeniging van Ne-
derl. Werkgevers zegt over het voor
ontwerp van wet tot wijziging der Ar
beidswet 1919.
Een 48-urige werkweek.
De vereeniging is van oordeel, dat
de voorgestelde veranderingen in de
Arbeidswet van geenerlei waarde voor
de Nederlandsche industrie zullen zijn,
zoolang niet voor alles een 48-urige
werkweek als normaal wordt ingevoerd.
Het gaat naar haar oordeel niet aan,
dat Nederland den normalen arbeidstijd
van 45 uren handhaaft, terwijl in alle
landen met welke de Nederl. industrie
moet concurreeren een arbeidstijd van
48 uur of meer geidt en bij de conven
tie van Washington ook 48 uur als
normaal is aangenomen.
56 uur in het continubedrijf
In de tweede plaats is de vereeniging
van oordeel, dat aan continu-bedrijven,
die op Zondag moeten werken, bij de
wet een gemiddelde 56-urige werkweek
moet worden toegestaan.
Nergens ter wereld heeft men er ook
maar aan gedacht, aan zulke bedrijven
een mindere werkweek te geven.
Alleen Nederland schijnt het ten deze
beter te weten dan alle andere groot-
industrieele landen der wereld.
Een „gemiddelde" 56-urige week
wordt voor deze bedrijven geëischt,
omdat het daardoor mogelijk wordt den
arbeider éénmaal per drie achtereen
volgende Zondagen een Zondag vrij te
geven.
Tweeërlei overwerkvergunning.
Blijkens den opzet van de Arbeidswet
en van het ontwerp-wet tot wijziging
daarvan, moet men onderscheid maken
tusschen de eigenlijk gezegde overwerk-
vergunnihgen en de vergunningen welke
strekken om aan een bedrijf of aan een
onderneming gedurende langeren tijd
een langeren werktijd toe te staan.
Dit onderscheid moet naar het oordeel
der Vereeniging van Nederl. Werkgevers
scherp" gehandhaafd blijven. Bij de ge
wone overwerkvergunningen kan naar
het oordeel der vereeniging nooit sprake
zijn van voorafgaand overleg met de
arbeiders of de arbeidersvakvereenigin-
gen.
Elk pogen, om tot zulk een overleg
te komen, wijst de Vereeniging onvoor
waardelijk van de hand.
De gewone overwerkvergunningen
vloeien steeds voort uit een bedrijfs-
noodzaak of volgens de terminilogie
van de wet uit bijzondere omstandig
heden of omdat op bepaalde tijden van
het jaar een opeenhooping van werk
pleegt voor te komen.
Het districtshoofd en ook alleen het
districtshoofd, of in sommige gevallen
de Minister van Arbeid, moet als on
partijdige uitmaken of zulk een bedrijfs-
noodzaak bestaat, of derhalve de ge
wone overwerkvergunning moet worden
verleend en zoo ja, onder welke voor
waarden.
Het districtshoofd moet en kan vol-
van ,J)e Echo van Jut EmUmt,
44).
doende technisch onderlegd zijn, om
deze zijn onpartijdige functie naar be-
hooren te kunnen vervullen iets wat
de arbeiders of hun leiders nooit zullen
kunnen doen.
Wanneer derhalve de Vereeniging van
Nederl. Werkgevers het overleg, betref
fende gewone overwerkvergunningen
onvoorwaardelijk van de hand wijst,
dan wil dat niet zeggen, dat zij elk
soort overleg uit den booze acht. Im
mers met het beginsel van collectief
overleg over vergunningen tot langer
werken over een grootere periode zou
zij kunnen medegaan.
Alleen meent zij aan haar medegaan
met dit beginsel de volgende voorwaar
den te moeten verbinden
A. Indien de minderheid der werk
lieden in een bedrijf georganiseerd is
moet het overleg kunnen plaats vinden
met een behoorlijke vertegenwoordiging
uit de arbeiders in dat bedrijf, onafhan
kelijk van de vraag, of deze al dan niet
georganiseerd zijn
B. Het overleg moet niet persé ge
bonden zijn aan een bedrijf»ook onder
nemingsgewijs overleg moet kunnen
plaats vinden, en wel in dit geval van
den ondernemer met een behoorlijke
vertegenwoordiging uit de arbeiders in
de onderneming.
C. De mogelijkheid moet worden ge
opend, om op bovenbedoelde wijze tot
een gemiddelde 56-urige week te komen.
Met nadruk wordt er op gewezen,
dat een lenige regeling van het overleg
nooit tot nadeel van den arbeider kan
leiden, omdat toch tenslotte de Minister
van Arbeid de bevoegdheid blijft be
houden de overeengekomen werktijdre
geling al dan niet goed te keuren, terwijl
met het oog op de vrijheid van ont
wikkeling van dit collectief overleg een
zoo soepel mogelijke regeling noodza
kelijk is.
Met welk recht?
Hoewel de vereeniging van oordeel
is, dat het verbinden van loonsvoor
waarden aan overwerkvergunningen on
wettig is, is zij toch van oordeel, dat
het gewenscht is, dat een bepaling
wordt opgenomen, waarbij het den Mi
nister èy de Arbeidsinspectie uitdruk
kelijk verboden wordt loonsvoorwaarden
aan overwerkvergunningen te verbinden
Juist het vaststellen der loonen moet
aan partijen hetzij met, hetzij zonder
wettelijke sanctie worden overgela
ten en juist hier werkt de ambtelijke
inmenging in het bedrijfsleven het meest
storend.
De begrenzing der arbeidsuren.
Ten aanzien van de uren, waartus-
schen gewerkt mag worden stelt de
Vereeniging zich op het standpunt, dat
het uiterst gewenscht is, dat voor de
ondernemingen de mogelijkheid moet
bestaan, om met behoud van de 48-
urige werkweek en den vrijen Zaterdag
middag desgewenscht in twee ploegen
te kunnen gaan werken.
Het gaat naar haar oordeel niet aan
ter wille van de contrdle een regeling
te scheppen, die alle elasticiteit aan het
bedrijfsleven ontneemt. In de meeste ge
lijke toevallen zijn gevaarlijk. Gelukkig dat-
thans alles voorbij is
vallen kan slechts dan tot een verkor
ting van den arbeidstijd zonder verlies
van productie kunnen worden gekomen,
wanneer de machines langer kunnen
werken. Wegens de hooge kosten zal
men tot het instellen van een dubbele
ploeg slecht bij noodzaak overgaan.
Intrekking van i/erwerkvergunning.
Met kracht komt tenslotte de Veree
niging er tegen op, dat in het Vooront
werp van Wet tot wijziging van de Ar
beidswet wordt v< irgesteld den Minis
ter of de Arbeidsinspectie de bevoegd
heid te geven, te allen tijde vergunnin
gen tot afwijking der vormen der ar
beidswet te kunnen intrekken.
Hiermede zou een toestand van vol
slagen rechtsom kerheid geschapen
worden.
Integendeel, warneer een vergunning
is verleend, moet ie bedrijfsleiding er
op kunnen reker jn, dat zij voor den i
tijd, dat de vergun ling is verleend, vol
gens die vergunning zal kunnen werken
De militaire kleedingleverantie
aan Polen.
»Do Vrijheid4 deelt mede en dit
beticht ia op het Dep, van Buheni.
Zaken bevestigd dat het bedrag van
17 millioen gulden, dat Polen aan Neder
land verschuldigd is voor de aan Polen
verkochte overgebleven regeeringsklee-
diog, nog niet is betaald.
De Ontwapeningsconferentie-
Naar het »N. v. d. D.« verneemt, zal
de Nedecïandsche delegatie naar de te
Washington te houden ontwapenings
conferentie door president Harding in
November bijten te roepen, naar alle
waarschijnlijkheid bestaan alt de heeren
tar. mr. dr. H. A. van Karnebeek, Minister
van Bul enlaodsche Zaken, mr. graaf van
Limburg Stirum, oud-gouverneur-gene"
aal van Ncderlandsch-Indië en jhr. mr.
F. Bselaers van Blokland, oud-gezant
e Peking. Als secretaris zal mee gaan
jhr. mr. A. W L. Tjaida van Starken-
oorgh Stachouwer» gezantschapssecre
taris te Parijs.
Men zal zicu Wellicht herinneren,
dat er gedebateerd is over de vraag, of
de Minister van Arbeid ai dan niet het
echt heeft bij het verleenen van over
werkvergunningen voorwaarden te stel
len betreffende het voOr de overwerk-
uren te betalen loon.
De kwestie heeft intusschen vele
pennen in beweging gebracht. Het
Tweede Kamerlid, de heer J. B. van
Dijk, stelde de Minister van Arbeid hier
over enkele schriftelijke vragen en door
den heer Ditou werd de vorige week
aan ons Lagerhuis de toelating gevraagd.
Minister Aalbcrse te mogen interpel
leren over het stellen van loonvooi-
waarden bij overwerkvergunningen.
Blijkens een zoo pas gepubliceerd
advies aan de Regeering, inzake de
voorgenomen wijziging der Arbeidswet
is de Hooge Raad van gevoelen, dat
de Minister krachtens de geldende wet
bevoegd is aan overwerkvergunningen
voorwaarden betreffende de loonen te
verbinden. Enkele leden hebben de
wettigheid van dergelijken voorwaarden
betwist. Wat de wenschelijkbeid betreft
meende de Raad, dat men ieder geval
op zich zelf moet beoordeeien.
Naar verluidt, zal men uit werkgevers-
kringen komen met het voorstel, dat
een bepaling in de Arbeidswet wordt
opgenomen, waatbi) het den Minister
en de arbeidsinspectie uitdrukkelijk ve«-
boden wordt loonsvoorwaarden aan
overwerkvergoedingen te verbinden
Het Parlement zal dus binnen afzlea-
baren tijd zich hierover hebben uit te
spreken.
Het besluit van den Raad van
Vier in de Opper-Silezische questie is,
als Zaterdag gemeld. Geweldig is de
verontwaardiging in Duitschland er tegen
en niet minder in Polen.
Nu komt het nog voor den Raad van
Ambassadeurs te Parijs. Die heeft gis-
deze zaak behandeld en de maatregelen
overwogen, welke moeten worden ge
nomen voor de onmiddelijke uitvoering
van de beschikking van den Volkenbond.
In den namiddag werden de be
sprekingen tot heden uitgesteld, teneinde
de kwestie van uit juridisch oogpunt
samen met een Engelschen rechtskun
dige, die gisteren te Parijs werd verwacht,
te onderzoeken.
In diplomatieke kringen Sue Parijs
wordt niet verwacht, dat L-ntschland
of Polen aan de uitvoering van de eco
nomische regeling, die door den Volken
bond is geadviseerd, hinderpalen in den
weg zal leggen.
Nauwelijks is de Opper-Silezische
Opgericht
1843.
Verzekerd Kapitaal
Reserve
25.586.757-
3.U3.7o7.—
kwestie buiten de raadkamer van den
Volkenbond, of zij wordt weer de speel
bal van de internationale hooge politiek.
De Raad van den Volkenbond had ook
in zoover 'een Salamons-oordeel geveld
dat hij, wat de grens tusschen Duitsch
en Poolsch gebied betrof, meer de
Fransche dan de Engelsche zienswijze
naderde, maar om dit weer te compen-
seeren het stel van aanbevelingen nopens
het economisch régime aan zijn beslis
sing toevoegde dat voornamelijk beoogt
de Duitsche industrieele belangen in het
Poolsche gebied voor een tijd van 15
jaar met waarborgen te beveiligen.
Van den beginne af aan zijn het
advies betreffende den loop van de grens
en de aanbevelingen nopens het econo
mische régime in verband met elkaar
beschouwd, hoewel het waar blijft, dat
de raad, na de grens aangewezen te
hebben, de sluiting van de economische
overeenkomst geheel aan de twee buur
staten overliet. De Engelsche politiek
ziet de grenslijn en het aanbevolen
economisch régime als ouiCtiAidhuaf
geheel en wil ze samen aan de twee
partijen opleggen, de Fransche politiek
daarentegen stelt zich op het standpunt
dat men alleen de grens kan voorschrij
ven en Polen vrij moet laten in het al
of niet aannemen en verwezenlijken van
de economische aanbevelingen.
Begin maar weer opnieuw ruzie te
maken.
Het Hsgz. schrijft; Kronen, tien
voor één cent, Marken nog nauwelijks
anderhalven cent per stuk. Deze stand
der valutamarkt teekent niet alleen de
beneden peil staande credietwaardig-
heid der centrale landen, maar teekent
ook het geringe vertrouwen van het
buitenland in het vredesverdrag.
Hoe meer het vredesverdrag tot uit
voering komt, hoe sterker de valuta
daalt der verslagen landen en der ver
slagen landen niel alleen.
Hoe pessimistisch men staat tegen
over de beslissing inzake Opper-Silezië
hoe economisch fout die beslissing is,
bewijst de duizelingwekkende daling
van de Duitsche mark, nog vódr de
officieele beslissing bekend is.
Een economische chaos dreigt geheel
Europa, dat een eldorado is geworden
voor gewetenlooze valuta-sjacheraars.
We mogen al verheugd zijn, dat we
in de centrale landen dank zij de lage
valuta zoo goedkoop terecht kunnen.
We mogen ons alles voor een krats
laten importeeren zoodat ten slotte al
ons hebben en houden van Duitsche
of Oostenrijksche makerij is. onze
vreugde geboren uit zuiver egoïsme,
heeft een bitteren bijsmaak.
Onze eigen industrie, onmachtig te
concurreeren, geven we den nekslag.
We bedreigen ons eigen economisch
bestaan. We vermoorden ons zelf.
Alleen een herziening van het vredes
verdrag, een meer mildere opvatting,
die een aanzienlijke verhooging der
valuta met zich brengt, kan uitkomst
geven.
Wat baat het, dat Duitschland mil-
larden en milliarden betaalt, wanneer
IHi ECHO VAN HET ZEIDEN,
„Waar ben ik dan toch?" riep hij eens
klaps uit.
„Te Kingston, in het hotel de Ster," ant
woordde Ovidius.
„Maar waarom lig ik dan hier geheel ge
kleed te bed?"
„Herinnert gij u dan niets meer, geachte
neef?"
Jacques liet zich zachtjes uit het bed glij
den en bleef op den kant zitten, terwijl hij
antwoordde
„Slechts eene enkele zaak herinner ik mij,
alleen dat wij daar ginds aan die tafel za
ten te werken."
„Gij hebt gelijk," antwoordde Ovidius
met een glimlach, „en dan zijt gij eensklaps
opgestaan, terwijl uwe oogen uit hunne hol
ten puilden schreeuwend als een bezetene,
klappend als een ekster en mij allerlei be-
leedigingen naar het hoofd werpend. Het
schuim stond u op de lippen, woede glinster
de in uwe blikken en geheel uw gelaat had
een violetkleurige tint aangenomenEen
«ogenblik dacht ik, dat gij op het punt stond
uw verstand te verliezen."
Met één sprong stond Jacques op dit
oogenblik recht.
„Wat heeft dat te beduiden?" stamelde hij
ijzend.
„Hat gij een soort hersenschudding hebt
gehad," antwoordde SoHveau. „Gij werkt
te veel, neef. Gij vermoeit u al te zeer het
boofiL Gij zult eindelijk nog het slachtoffer
worden «tn uw onvermoeid werfce*. Derge-
Jacques toonde een somber gelaat en deed
nadenkend enkele stappen in de kamer.
„Ik ben totaal veranderdzuchtte bij.
„Armen en beenen hangen mij loom aan het
lichaam. Ik heb een gevoel, alsof men mij
onbarmhartig geradbraakt heeft."
„O, dat is licht te begrijpenGij hadt het
zoo drukArmen en beenën, geheel uw
lichaam was tegelijk in beweging. En dan
zijt gij eindelijk op den vloer nedergevallen,
waar ik u met veel moeite heb opgeraapt
om u te bed te leggen."
„Waarom hebt gij geen dokter ontboden?"
„Waarom?" herhaalde Ovidius.
„Ja, waarom?"
„Uit voorzichtigheid?"
„Ik begrijp u niet; verklaar u nader."
„Gij spraakt en schreeuwdet over zulke
zonderlinge zakenIk dacht dat een vreem
deling daarmede niets te maken had. Men
kan nooit te voorzichtig zijn."
EEN EN VEERTIGSTE HOOFDSTUK.
Jacques Gérard werd bleek als een doode.
„Ik sprak over vreemde zaken?" herhaal
de hij, en ik schreeuwde?"
„Ja, neef".
„Wat heb ik gezegd?"
„Dwaasheden."
„Maar wat dan toch eindelijk?" vroeg
Mortimer's vennoot niet zonder angst.
„Gij spraakt dwaze taal ovei' plannen en
machines, over een menigte zaken, die noch
kop noch staart hadden. Gij boezemdet mij
angst in. Ik dacht waarachtig, dat gij zinne
loos waart gewordenEn daarom heb ik
geen dokter geroepen."
De valsche Paul Harmant liet het hoofd
op beide handen rusten.
„Wat mag ik toch wel gezegd hebben?"
vroeg hij zich angstig af. „Van waar kwam
deze plotselinge zinneloosheid?"
Buiten staat om te antwoorden deed hij
een krachtige poging om de gedachten te ver
jagen die in zijn brein woelden.
„Hoe staat gij met uw werk?" vroeg hij.
,Jk ben gereed. Gij hebt nog slechts de
prijzen na te gaan en dan kunnen wij heden
middag met alle gegevens naar de fabriek
gaan.
1
Jacques waschte zich herhaaldelijk met
fvisch water om het evenwicht in zijne ver
standelijke vermogens te herstellen.
Dan begaf hij zich weër aan het werk.
Wij zullen ons niet langer bezig honden
met de aangelegenheden, die hij te Kingston
te verrichten had, welke dan ook zonder be
lang voor onze lezers zijnWeldra was
men met deze zaken gereed en reeds des an
derendaags keerde Jacques met Ovidius
naar New-York terug.
Ovidius bewoonde in de onmiddelijke na
bijheid der fabriek een paar kamers, met
den hoofdingang langs de openbare straat,
zoodat hij gaan en staan kon waar hij wou.
Des nachts waren zij te New-York aange
komen, en toch stond hij des morgens vroeg
op, sloot zich in het vertrek op, dat hij niet
zonder eenige fierheid zijn werkkabinet
noemde en nam plaats aan een bureau, dat
bedekt was met tal van door elkander gewor
pen papieren met teekeningen en verslagen.
De inspecteur der ateliers van het huis
Jacob Mortimer Paul Harmant kreeg pen
en papier en schreef
New-York, 21 Juli 1862
„Aan den Heer Directeur van het Alge
meen Hospitaal te Genève.
„Mijnheer
„Gun mij de vrijheid uwe welwillendheid
in te roepen voor eenaangelegenheid die
voor mij van het hoogste belang is.
„Ik heb vernomen dat in het jaar 1856 de
genaamde Paul Harmant van Dijon, een
werktuigkundige en mijn bloedverwant, in
het hospitaal overleden is, dat door u be
stuurd wordt; doch daar ik geeu enkel vast
bewijs daarvan bezit, blijft er voor mij nog
steeds eenigen twijfel over.
„Ik zou u zeer erkentelijk zijn, mijnheer,
zoo gij mij omtrent deze aangelegenheid wil-
det inlichten en, in geval Paul Harmant wer
kelijk overleden is, een gelegaliseerd bewijs
van overlijden, aan mijn adres wildet over
zenden.
„Ik voeg hierbij een bankbiljet van hon
derd franken ter bestrijding der kosten van
onderzoek en der acte. Zoo deze onkosten
niet dit bedrag bereiken, gelief dan bet over
schot te aanvaarden voor de ondersteunings
kas uwer inrichting.
„Ontvang intusschen, mijnheer, de verze
kering mijner bijzondere hoogachting.
Ovidius Soliveau,
Achtste Avenue, No. 35, New-York.
Ovidius herlas dezen brief, stak hem in
een enveloppe, schreef er het adres op en
begaf zich naar het naastbijgelegen postkan
toor, waar hij zijn brief in de bus wierp.
Nauwelijks was eene maand verloopen,
toen Ovidius een brief terug ontving met een
officieele acte van overlijden, die het over
tuigend bewijs leverde dat Paul Harmant
op 15 April 1856 in het hospitaal te Genève
was overleden aan de gevolgen eener vlie
gende tering.
„Nu", zeide Ovidius op spottenden toon,
„nu heb ik u in handen, mijn dierbare neef
Jacques GérardThans zult gij mij niet
meer ontsnappen. Nu zult gij doen wat ik
wil".
Een tijdsverloop van 9 jaren was voorbij
gegaan sinds de gebeurtenissen waren voor
gevallen, welke wij onder de oogen onzer
lezers gebracht hebben.
't Was in het jaar 1870, het verschrikke
lijke jaar.
Den vijfden November om elf uur des
morgens verliet een lijkstoet de pastorie te
Chevry en richtte zich naar de dorpskerk.
Aan het hoofd ging de goede pastoor Lau-
gier met een bedrukt gelaat en roodgeween
de oogen. Met bevende stem zong hij het
statige Profundis.
Een opeengedrongen menigte volgde de
dragers der baar, waarop een lijkkist stond
met een zwart laken, van een groot wit
kruis voorzien, bedekt.
Twee personen volgde achter de baar,
een mau van ongeveer vijf en dertig jaar-
en een jongen van veertien jaar, die het
costuum droeg van het lyceum Henri IV.
De eerste was de schilder Stefaan Gastel
en dë andere de aangenomen zoon van me
vrouw Darier, George Fortier, die thans de
naam van George Darier droeg.
De pleegmoeder van den zoon der veroor
deelde werd naar het graf gedragen. De
^vaardige zuster van Pastoor Langlet was
ia haar negen en zestigste jaar, na eene
ziekte van slechts enkele dagen, bezweken.
Georges, die in die ongelukkige dagen van
't college Henri IV naar Chevry was terug
geroepen, had de uitstekende vrouw, die hij
als zijne ware moder vereerde zien sterven,
en 't spoedig uiteinde van een der twee per
sonen, die hij op aarde het meest beminde,
had hem een droevige wond in het hart ge
slagen.
Niettegenstaande zijn jeugdige jaren was
Georges geen kind meerhij begreep zeer
goed, welk een groot verlies hij geleden had.
Stephaan Castel, die als een goed burger
gedurende den oorlog zijn plicht bad ge
daan in de mobiele garde, bracht Georges
naai' het college terug en nam zelf ook weer
bezit van zijn atelier in de Rennéstraat. Dit
was door de vijandelijke bommen geheel ge
spaard gebleven.
Na verloop van een maand ontving de kun
stenaar een brief, door de oude gouvernante
op de pastorie van Chevry geschreven.
In dit schrijven werd Stephaan ontboden
en uitdrukkelijk gevraagd onmiddellijk over
te komen, zonder een oogenblik te verliezen.
Overigens bevatte het schrijven geen nadere
verklaring.
Stephaan had een droevig voorgevoel.
Haastig ging hij op reis en bij zijn aan
komst op de pastorie ondervond de schilder
onmiddellijk dat dit voorgevoel hem niet
bedrogen had.
Pastoor Laugier verkeerde in wanhopen-
den toestand, doch was nog in 't volle bezit
zijner zintuigen. Op het oogenblik dat Ste
phaan over den drempel zijner kamer trad,
verscheen er een vriendelijk lachje op het
vermagerd gelaat des geestelijken.
Hij stak den schilder, die zijne tranen
niet kon weerhouden, vriendelijk de hand
toe.
,,'t Is met mij gedaan, goede vriend," zoo
sprak de grijsaard, „mijne beurt is gekomen.
Go 1, dien ik altijd bemind heb, Dien ik naar
mijn beste krachten steeds heb gediénd,
roept mij tot zich. Ik onderwerp mij aan
Zijn heiligen wil, die in alles gezegend zij"
Stephaan wilde spreken.
(Wordt vetyolgd)