De Portierster
van Alfortvilte.
Buitenland.
TWEEDE BLAD.
FEUILLETON
NUMMER 64
ZATERDAQ 12 AUG. 1922.
45e Jaargang.
Ouderdomsverzekeriag.
m Een verzekering bij het rijk is de soliedste
en goedkoopste"
Men verzoekt ons overname van het
volgende
Niet ten onrechte is in vakkrin
gen felle verontwaardiging ontstaan over
de wijze, waarop de uitvoerende orga
nen der vrijwillige ouderdomsverzekering
meenen daarvoor propaganda te moeten
voeren.
Wij hebben gezien, hoe het hiermede
zoodanig de spuigaten ging uitloopen,
dat de heer Drion aanleiding vond daar
op in de Tweede Kamer den betrokken
Minister opmerkzaam te maken met het
gevolg, dat Zijne Excellentie beloofde
er zijn aandacht aan te zullen schenken.
Wat echter na dien is gebeurd, gaat
zoozeer alle palen en perken van het
geoorloofde te buiten, dat niet alleen de
vakbladen, maar ook de groote pers
daaraan publiciteit heeft gegeven onder
den aanhef„Arme belastingplichtigen."
Onze lezers weten waarschijnlijk, wat
wij bedoelenop de voorzijde van de
laatste uitgave der zomerdienstregeling
der Nederlandsche Spoorwegen komt
een advertentie voor, geplaatst door de
heeren ambtenaren, belast met de uit
voering van de Vrijwillige Ouderdoms
verzekering, waarin deze die verzeke
ring bedoelen wij wordt aangeprezen
als „de soliedste en goedkoopste", om
dat zij gesloten wordt bij het rijk.
Alvorens onze meening te zeggen
omtrent de vraag, of het voeren van
propaganda voor dezen tak van staats
dienst, op zich zelf al of niet toelaat
baar is, lijkt het ons de moeite waard
ons allereerst af te vragen., niet of het
plaatsen van een dergelijke advertentie
geoorloofd is, maar of de inhoud er van
waar is.
Laten wij die vraag onbeantwoord in
dien zin, dat wij haar heelemaal niet
aan de orde stellen, dan zoude dit den
indruk kunnen wekken, alsof wij stil
zwijgend toegeven, dat inderdaad een
verzekering bij het rijk als de soliedste
en goedkoopste mag worden beschouwd.
Dit zouden wij niet zonder bedenking
vinden, aangezien jan Publiek, met wien
wij dagelijks verkeeren, zoo licht ge
neigd is uit te roepen: „een verzekering
bij het rijk Ja, natuurlijk is dat de
soliedst^; en dan nog de goedkoopste
ook Nou, daar moet ik wezen 1"
Wij achten het daarom van belang,
dat onze menschen ook hier beslagen
ten ijs komen en willen met het oog
hierop eens nagaan, öf en in hoeverre
de steller der beruchte advertentie het
recht had de daarin gebezigde woorden
te gebruiken.
De soliedste, zoo staat er.
Dat wil zeggenhet is niet mogelijk
ergens, lees bij eenige particuliere maat
schappij, een verzekering te sluiten, die
u meer waarborgen geeft, dat de ver
plichtingen zullen worden .nagekomen
dan eene gesloten bij het Rijk.
En nu willen wij, wat deze stelling
betreft dit wel zeggen, dat als eenige
particuliere maatschappij in verhouding
tot haar omvang en hare verplichtingen
er financieel zóó wrak en zóó ellendig
voorstond als momenteel de Neder
landsche Staat, wij die maatschappij
zoowel als hare verzekerden ten diepste
zouden beklagen.
Wij zeggen dit niet alleen, maar
zullen dit met enkele sprekende cijfers
in de hand aantoonen.
Reeds in September des vorigen jaars
begrootte de Minister van Fin ancien het
van nDe Echo van het Zui'den".
136)
tekort op de begrooting op 48 millioen
gulden, welk bedrag thans echter moet
worden gesteld op 80 millioen.
Sedert 1914 zijn de staatsuitgaven
vervijfvoudigd
Het rijk der Nederlanden zit voor een
vlottende schuld van 800 millioen!
Bij dat alles zijn de financieele'voor-
uitzichten zoo somber mogelijk.
De belastingschroef is thans tot zijn
laagsten stand aangedraaid gansch het
volk zucht onder den zwaren fiscalen
druk en dat in een tijd zóó moeilijk in
economisch opzicht, dat zelfs de groot
ste optimist begint te twijfelen en zich
afvraagt, waar het nu in 's hemels naam
heen moet.
Feitelijk ziet niemand er door heen
en daarover zijn allen het eens, dat de
toestand van 's lands financiën in de
hoogste mate zorgwekkend is.
Wie meent, dat dit alles vanzelt weer
■terecht zal komen, schaart zich aan de
zijde van de domkoppen, die, toen er
met 's lands millioenen en nog eens
millioenen gesmeten werd, blijkbaar
meenden, dat het financieel vermogen
van den staat eenvoudig onbegrensd is,
dat de staat is een bodemloos vat,
waaruit men tot in het oneindige goud
kan putten.
Natuurlijk is niets minder waar dan
dathet moet met een staat tenslotte
eindigen, als met ieder particulier, die
ver boven zijn inkomen leeftschulden
maken hier en geldleenen daar, totdat
de onvermijdelijke catastrophe komt.
Zal het met den staat der Neder
landen zoo ver komen
Wij weten het niet en hopen het
niet, doch zoo veel staat o.i. wel vast,
dat als niet zoo spoedig mogelijk met
vaste hand onverbiddelijk wordt inge
grepen, wanneer niet spoedig ver
strekkende maatregelen tot zeer ver
gaande bezuiniging worden ingevoerd,
wanneer niet onmeedoogend het mes
in de zieke deelen van het staatslichaam
wordt gezet, dat dit lichaam dan ten
ondergang gedoemd is.
Welke die bezuinigingen moeten zijn,
ligt natuurlijk niet op onzen weg te
bespreken, al staat het voor ons vast,
dat bijv. tierceering van het ambtenaren
dom en sterke besnoeiing op de militaire
uitgaven eerste eisch is.
Doch hoe dit zij, wie beweert, dat,
gegeven den huidigen allerbedenkelijk-
sten toestand van 's lands financiën, een
verzekering bij het rijk de soliedste is,
bewijst, dat hij zelfs den eenvoudigsten
kijk op dien toestand mist, of verkoopt
humbug van verdacht allooi, of behoort
tot de helaas vele onnoozelen, die te
goeder trouw meenen, dat het met „het
rijk" nooit mis kan loopen, die niet
weten, dat „het rijk" niet is een abstract
begrip, maar ten slotte niet anders dan,
financieel gesproken, de som van de
geldelijke prestaties van zijn belasting
betalende burgers. En dat elke prestatie
hare grenzen heeft, dat altijd maar
voortdurende overschrijding dier prestatie
moet leiden tot bankroet, is een waar
heid, niet als een koe, maar als een
olifant.
De goedkoopste, heet het verder.
Het ligt er maar aan, hoe men de
kwestie bekijkt.
Ziet men alleen naar het bedrag der
premien, die de verzekerden betalen,
dan komt men, wat de kosten der ver
zekering betreft, tot een volkomen ver
keerde en valsche conclusie.
Wie evenwel in aanmerking wil
nemen, ten eerste, dat in verband met
de overgangsbepalingen voor personen
boven 35 jaar, het Rijk gedurende 30
jaren daarvoor een uitkeering heeft te
doen van 17.7 millioen gulden per
jaarten tweede, dat het Rijk de ad
ministratiekosten der V.O.V. voor zijn
rekening neemt, komt tot een geheel
ander inzicht.
Dat die 17.7 millioen per jaar al weer
uit de beurzen der belastingplichtigen
moeten komen, dat weten we al vast;
naar de rest. i.e. het bedrag der ad
ministratiekosten mogen wij raden en
daarnaar zullen wij wel steeds moeten
blijven raden daarvoor zullen de heeren
ambtenaren met de uitvoering der wet
belast, heusch wel zorgende cijfers,
welke te zijner tijd gepubliceerd zullen
worden, zullen tendentieus zijn en tot
hun kleinsten omvang gereduceerd, want
nooit zal nauwkeurig zijn na te gaan, wat
betaald wordt aan salarissen en kosten
voor pensioen voor het werk door
ambtenaren van de Raden van Arbeid,
de Verzekeringsraden, de Rijksverzeke
ringsbank en de Posterijen voor den
dienst der V.O.V. verricht.
Maar dat ook die kosten, al weer af
te wentelen op den rug der belasting
betalers, in de honderdduizenden zullen
loopen, weest daar zeker van.
En zoo is degene, die bij dat aan
trekkelijke woord de „goedkoopste"
alleen let op het bedrag der premie,
een onnoozele, die niet verder ziet dan
zijn neus lang is en hij, die dat woord
in advertenties en circulaires lanceert,
of wel het dagelijks de goê-gemeente
wijs maakt, een ezel of een misleider.
Want het is niet waar, het is een
leugen, dat de V O.V. goedkoop is
integendeel, dit treurig product van
sociale voorzorg zal blijken duur te
zijn, zooals alles, wat de staat onder
neemt zij zal een nieuwen en zwaren
financieelen druk leggen op de gemeen
schap, die het niet missen kan.
Onze conclusie is dusof de V.O.V.
de soliedste is, staat nog te beziente
beweren dat zij de goedkoopste is mag
worden gekwalificeerd als misleiding en
boerenbedrog.
Hiermede afgerekend hebbende met
den inhoud der ook in verscheidene
andere opzichten schandelijke adver
tentie, geplaatst door de heeren van den
Staat, komen wij ten slotte nog tot een
andere kwestie, welke wij tot heden
niet aangeroerd zagen
Zij komt neer op deze vraagmogen
naar recht en rede en goede zeden de
heeren van den Staat, met de exploi
tatie der V.O.V. belast, geheel afgeschei
den van vorm en inhoud, propaganda
maken, waaraan extrakosten verbonden
zijn
Hierop is ons antwoord neen, dat
mogen zij niet
De staat heeft te kwader ure de ge
legenheid tot het sluiten eener vrij
willige ouderdomsverzekering open ge
steld en daarbij behoorde het te blijven.
Zooals het nu gaat, meenen de heeren
van den Staat blijkbaar in dit geval de
allures te mogen aannemen van den
particulieren bedrijfsleider alleen met
dit verschil, dat terwijl de laatste streng
gehouden is de onkosten binnen de
perken te houden, de eersten zich wat
dit betreft aan geen grenzen gebonden
gevoelen, met het natuurlijke doch
funeste gevolg, dat zij met 's lands
kostbare gelden gaan morsen, zooals
wij dit van ambtenaren, „die wat te
zeggen hebben", gewoon zijn.
Dit nu achten wij absoluut mis en
volkomen ongeoorloofd.
De Ongevallenwet 1901 kende, de
Ongevallenwet 1921 kent verzekering
bij de R.V.B. en overdracht van risico
bij een daartoe toegelaten particuliere
t maatschappij of vereeniging. Ook hier
dus staatsverzekering en particuliere
verzekering. Hebt ge ooit gehoord, dat
de R.V.B. propaganda maakte voor het
staatsinstituut, nog wel gericht tegen
de particuliere instellingen, zooals de
heeren der V.O.V. doen Ja, in den
beginne waren er onder de agenten der
R V.B. die, hunne positie geheel ver
keerd begrijpende, de werkgevers aan
spoorden niet over te gaan tot risico
overdracht bedoeld bij art. 52 O.W
Doch toen dat uitlekte, werden zij
onmiddellijk vdn hooger hand op de
vingers getikt en men hoorde er sinds
dien niet meer van
Doch hoe gaat het thans met de
.O.V.
Terwijl het daarbij in te nemen stand
punt behoorde te zijn de Staat stelt
de gelegenheid open voor hem of haar,
die zich eigener beweging aanmeldt,
waarmede de Staat zijn plicht heeft
gedaan, gaat men doen, zooals de parti
culiere bedrijfsondernemer doetmen
zet een organisatie in elkander, stelt
agenten aan, die op provisie werken,
maakt reclame en propaganda, waarbij
het, zooals wij gezien hebben aan den
noodigen bluf en humbug niet ont
breekt, gaat ageeren tegen de particuliere
instellingen door zich solider en goed-
kooper te noemen dan deze, doet daarbij
alsof men uit eigen middelen over een
onuitputtelijke geldzak te beschikken
geeft bijv. door het plaatsen van één
advertentie, die het zachte prijsje van
12.000 per jaar kost (!1), kortom, „men",
d.z. de heeren ambtenaren doen, wat
des ambtenaars is en smijten bij
dien opzet met ons geld, alsof het
niet op kan en bekampen zoodoende
het toch reeds onder zoo zware zorgen
gebukt gaande particuliere bedrijf d.w.z.
ons. die als belasting betalenden mede
het geld voor die „goedkoope„ V.O.V.
hebben op te brengen.
Wij vragen natuurlijk niet zonder be-
zorgheid, als dat wordt toegelaten als
iets vanzelf sprekends, waar zijn dan
de grenzen
De particuliere bedrijfsleider, die leider
wil blijven, heeft zooals wij reeds zeiden
er angstvallig tegen te waken, dat hij
geen lijder wordt en moet allereerst het
evenwicht bewaren tusschen inkomsten
en uitgaven de onkostenrekening worde
niet hooger opgevoerd dan te verant
woorden is, ziedaar het eerste zijner
tien geboden. Doch hoe staat de amb
tenaar hier tegenover, de man, die er
zich geen zorgen over behoeft te maken,
of de winst- en verliesrekening sluit
met een voor- of nadeelig saldo aan
het einde des boekjaars
Het kan hem, platweg gezegd, een
voudig niet bommen, hoe het financieel
loopt, getuige de advertentie op de
voorzijde van den laatsten spoorweggids.
Terwijl zeker geen enkele directeur
eener particuliere maatschappij het in
zijn hersens zal krijgen daarvoor te
betalen het peulschilletje van 12000
blanke hollandsche guldens per jaar,
legt meneer de ambtenaar zonder blik
ken of blozen een dergelijk ongehoord
bedrag, mir nichts, dir nichts, neer uit
andermans-beurzen.
En toen dit ergerlijke geval ruchtbaar
werd je moet maar wanboffen
komt die meneer ter zijner verdediging
aan met het rampzalige argument och,
zie je, het kost den staat eigenlijk niets
want de kosten dier advertentie komen
in mindering van het door den staat te
betalen tekort om den dienst der spoor
wegen
Hij neemt daarmede den valschen
schijn aan, alsof dit het uitgangspunt
zijner redeneering geweest is, toen de
prijs der advertentie werd vastgesteld.
En wil ons doen gelooven, dat zij niet
zoude zijn geplaatst, althans niet tot
zulk een exhorbitant bedrag, indien bijv.
de Nederlandsche Spoorwegen de re
clameruimte op en in den gids had ver
pacht aan een particulier, met wien
alsdan hadde moeten worden onderhan
deld en afgerekend.
Natuurlijk gelooft niemand daar ook
maar iets van. Meneer werkt met het
geld van den staat en de staat is er
goed voor.
Alleen reeds om deze praciische
reden, daargelaten nog de principieele
bezwaren, is het naar onze meening
absoluut ontoelaatbaar, dat de staat,
lees de staatsambtenaren, een vakorga
nisatie in elkaar gaat zetten, die altijd,
maar door om meer en steeds meer geld
zal vragen, geld dat nergens anders uit
te halen is dan uit de beurzen der be
lastingbetalers, die het o zoo moeilijk
kunnen missen.
En dat, God beter het, in dezen tijd,
nu de knapste koppen onder onze eco
nomische en financieele specialiteiten
zich het hoofd breken, met de vraag,
hoe een staatsbankroet nog tijdig is
is af te wenden
Daarom en nogmaals het Neder-
landsche volk moet worden ingelicht,
hoe het precies met deze „soliedste"
en „goedkoopste" verzekering staat.
Ook hier is periculum in mora
Iu den algemecnen toc&und la
Italië is een aanmerkelijke verbetering
ingetreden. Te begrijpen is het, dat de
regeering hierover ten zeerste voldaan
is. Van belang Is het» dat de leiders
der fascistische partij aan alle afdeelingen
bevel hebben gegeven te demobillseeren.
Het optreden der fascisten heeft toch
verschillende feiten ten gevolge gehad,
welke waarschijnlijk voor de toekomst
van groot belang zullen blijken te zijn.
la de provincie Livorno bijvoorbeeld
zijn verschillende socialistische vereenl-
gingen ontbonden uit vrees voor fascis
tische aanvallen. Te Verona Is het
socialistische gemeentebestuur afgetre
den. Te Napels hebben 150 ardltl- eu
legioensoldaten van d'Annuuzlo het
bureau van den sociallstlschen zeelieden-
bond bezet. De >Epoca< weet nog mee
te deelen, dat de namen van 72 bekende
leiders der socialisten te Milaan voor
komen op een geheime lijst der fascisten,
welke de namen bevat van do tegen
standers, die uit den weg moeten worden
geruimd. Onder deze namen bevinden
zich ook die van de afgevaardigden
Turattl en Trevors-
Men weet dat Poincaré op do
Londensche conferentie vele voorstellen
heeft Ingediend, als voorwaarden voor
'n eventueel aan Duitschland te vetleenen
moratorium. Een spoedcommlssle van
deskundigen heeft er haar aandacht aan
gewijd en als onbruikbaar teruggegeven.
Poincaré en de zijnen hebben dus geen
meerderheid kunnen vinden voor hun
voorstellen. Zelfs België schijnt alleen
maar voor de kolenwaarborgen te heb
ben gestemd en verder alles tegen.
Daar staat Frankrijk nu te Londen
geïsoleerd. Wat nu te doen Engeland
heeft er al op gerekend en voor heden
middag 'n kabinetszitting uitgeschreven.
Zal ook deze conferentie er naderhand
trotsch op kunnen gaan, dat ze mislukt
is en dat ze dus niet heeft ondergedaan
voor Geaua en Den Haag? Misschien
niet, als er «en andere vorm gehouden
wordt voor het aan Duitschland te ver-
leenen moratorium.
Niet, omdat men ze wreed vond, zijn
de Fransche voorstellen verworpen, maar
omdat ze geen klinkende munt zouden
opbrengen en wel veel last zouden ver
oorzaken. Geen papieren marken meer,
maar klinkende munt. Duitschland zal
wel bitter grijnslachen, alt het dat hoort.
De Europeesche pers Is verdeeld in haar
meeniogen de Fransche verwijt Lloyd
George niets meer of minder dan dat
hij Duitschland in het gevlei heeft willen
komen en daarom Poincaré heeft on
dermijnd.
Zal de Entente uit elkaar vallen
De Entente is al uit elkaar gevallen
men doet slechts of men nog goede
vrienden Is en men kwelt elkaar en
Europa met conferentiesdie mis
lukken.
De Echo ven het Zuiden.
Mynheer kan op die vraag better «na
woorden dan ik." zeide de dokter, op Soli-
veau wQzemle, die thans was binaiengeko-
men. „Ik heb de crisis niet hij 1 jet begin
gezien en hen eerst gekomen toen uw toe
stand allerzorgwekkendst was."
„Xa tafel." sprak Ovidius. „hebt gij eeios-
klaps, zonder dat daarvoor eenige red. en
scheen te bestaan, een hevigen zenuwaa.u-
V«1 gekregen. Gij scheent veel te lijden, t e
oordeelen naar uwe zuchten en kneten. Gyï
wrongt u in allerlei bochten, even als een
doorgesneden worm."
„Dat is zonderling." zeide Amanda. „Er
is mij nog nooit zooiets overkomen
„Kwel nn uwen geest niet," hernam de
«lokter. „Alle gevaar. ik herhaal het. is
verdwenen en myn zorgen zijn geheel over
bodig geworden. Ik heb het genoegen u te
groeten, madame."
Ovidius geleidde den dokter nnar huiten.
„Zorg wel, mijnheer." sprak de man der
wetenschap, „aan deze vrouw jgeen twee
de dosis te geven van liet Oanadeesche
vocht, dat gy haar gisteren zoo onvoorzich
tig geschonken hebt. Gy zmult haar doo-
denWellicht hadt gy om haar tot spreken
te noodzaken redenen, die my niet aan
gaan. Doch welke die redenen oo!k y.yn. ver
geet niet, dat gy eene strafbar*» daad ge
pleegd hebt."
„Het zal de eerste en laatste kner zijn,"
zeide Ovidius. en voegde er hij „t'hans bel)
ik mijne schuld nog met u te vereffenen."
Dokter Richard wenschte geen honorarium
te ontvangen.
„Het is wel gelukkig, «lat zij er hot leven
niet hij heeft ingeschoten," dacht Ovidius.
„Die man zou mij niet gespaard hebben."
Amanda had zich geleed en op de sofa
in het eetzaaltje plaats genomen.
Ovidius kwam binnen.
„Kom, myn vriend." sprak Amanda, „nu
wij alleen zijn kunt gy openhartig «preken.
Wat is er gisteren tusschen ons heiden voor
gevallen? Aan welke oorzaak schrijft gij
mijn zenuwtoeval toe?"
„Op die vraag hol» ik zooeven reeds ge
antwoord, liefste. Ik weet er niets meer van
dan gij. Niets, in zoover ik weet, kan niets
uw plotseling lijden veroorzaakt hebben.
Zeer ongerust heb ik mij naar huiten ge
haast om een dokter te gaan halen."
Amanda liet liet hoofd op het zachte kus
sen. dat op de sofa gelegd was, nedervallen.
„De dokter heeft u op dieet gesteld." zoo
ging dan Ovidius voort. „Ik ga daarbinnen
in de restauratie ontbijten en zal u Made
lino. de dienstmeid zenden met limonade.
„Goed. doe dat."
Het jonge meisje volgde met den blik den
gewaanden baron en dacht.
„Neen. neen. dat is niet natuurlijk. Hoe
meer ik nadenk, des te meer schijnt mij dit
alles verdacht... Ik ben zeer ziek geweest.
Ik ben het slachtoffer geweest eener crisis,
waaraan ik heel licht had kunnen bezwij
ken."
Zij beefde van het hoofd tot de voeten
bij de gedachte aan den dood. en ging dan
toch weer voort
„En ik herinner mij niets! Ja, toch... Ik
had mijne koffie gebruikt en twee glaasjes
Chartreuse gedronken. Eensklaps werden
m|jiie oogen beneveld. Ik zag. ik hoorde
niets meer... Zou die ellendeling getracht
•hebben my te vergeven?"
Nauwelijks was dit idéé bij haar opge
komen. of. hare zwakte vergetend sprong
«ij recht, liep naar de étagère en kreeg de
Chartreuseflesch in de handen, die zy aan
dachtig beschouwde. Maar de fleseli was
ledig.
„Eu toch ;heb ik ze niet geheel_leeg ge
dronken,"'sprak zij op bijna luiden toon. „Ik
herinner mij nog zeer goed. dat er min
stens twee A drie glaasjes in bleven. In de
Chartreuse zal de booswicht het vergif
ten hebben en liet overblijvende heeft
^CgUt
liy doen verdwijnen om liet bewijs zyner
misdaad lo vernietigen. O, wat had ik rede
nen in overvloed om hein te wantrouwen.
De ellendeling heeft begrepen, dat ik hem
half geraden had. Hij heeft zich van my
willen ontdoenDat was zeer praetisch en
eenvoudigDe dokter heeft niets van
mijn plotseling I flden begrepen, doch ik
begrijp thans alles, en moet zorgen beter
dan ooit op mijne hoede te zijn!... Wie mag
toch de man wezen, die ook al niet aarzel
de Lucia te dooden?... Ik moet liet weten.
Wat liet ook kosten moge, ik zal het weten
Na enkele ««ogenblikken trad Madeline bin
nen met de gevraagde limonade, waarvan
zy Amanda onmiddellijk een glaasje aan
bood.
„Gaat het nu beter?" vroeg zij.
„Veel beter." antwoordde Amanda. „Mor
gen zal ik geheel beter zijn."
„Wenscht madame niet te ontbijten?"
„Neen. de dokter heeft liet mij verboden."
„Dan heeft madame niets noodig?"
„Niets."
„Dan kan ik gaan?"
„Hoe maken het de gewonden, die gister
hier zijn gebracht."
„O. niet
„Er was een jongeman bij. geloof ik?"
„Ja, madame."
„Hoe mankt die het?"
„Vrij wel. naar verhouding. Van naeht is
hij tot bewustzijn gekomen en heden mor
gen heeft hij reeds tot den dokter kunnen
spreken. Doch hij heeft een zware wond aan
liet hoofd."
„Weet men reeds wie hij is?"
„Ja, madame."
„Hebt gy zijn naam gehoord?"
„Hij heet Duchemin."
O, dan lieh ik my niet vergist." dacht 't
jonge meisje, „hij is 'tEn dan voegde zy
er luide by
„Wellicht zal hij spoedig naar zijne fa
milie vervoerd worden."
„O. neen, madame." antwoordde de dienst
maagd. „Dokter Richard heeft aan de bazin
gezegd, dat hij minstens veertien dagen hier
zal moeten blijven."
„Arme jongen
„Kan ik nn gaan, madame?" vroeg Made
line.
„Gij kunt gaan. Breng mij echter dade-
lijk schrijfgereedschap."
De jonge Duchemin had werkelijk een
diepe wonde aan hef hoofd en zijn toestand
al hood die geen werkelijk gevaar, eischte
groote zorgen en ruime voorzichtigheid.
Hy lag te bed op oen
eerste verdieping en «Ie
dagelijkse!) verscheidene
luchtige kamer der
dokter kwam liein
keeren bezoeken.
ELFDE HOOFDSTEK.
Duehemn had een bezoek ontvangen van
«l«»n stationchef en den commissaris van
politie van Bois-le-Roi.
De procureur der Republiek en een
rechter van instructie zouden van Melun
komen om proces-verhaal van «Ie ramp op
te maken.
Na zijn ontbijt bracht Ovidius geruimen
tijd bij Amanda door en toonde zich vol
zorgen voor bet meisje, dat van bare zijde
niets liet blijken van den argwaan, dien zij
had opgevat.
„Het schijnt «lat gy zin hebt te schrijven",
zeide Soli veau <>p onverschilligen loon. toen
hij de sellryfbenoodigdlieden bemerkte, die
op tafel stonden?"
„Ik wenseh een briefje te schrijven aan
madame Augustine."
„En wat hebt gy haar te melden?"
,Jk moet haar verlof vragen om nog
eenige dagen hier te blijven. Hebt gy daar
iets tegen?"
.Niets ...Doch ik zal verplicht zijn u hier
eenige «lagen alleen te laten."
Amanda beefde hij de gedachte, dat de
pseudo-baron de Iieiss niet zou terugkeereu.
Dan zou zy tevens zyn spoor verliezen, en
een Onzichtbare vijand is heel wat meer te
vreezen dan iemand, dipn men in 't oog kan
houden.
„Zult gij mij alleen laten?" herhaalde zy.
„En waarom?"
„Ik heb thuis gezegd, dat ik voor een
week naar buiten ging. en zoo ik langer
bleef, zou men zeker zeer ongerust zyn."
„Kunt gy niet schrijven, even als ik?"
„Neen. want men denkt dat ik te Marseil
le ben." v
„Dan zullen wij overmorgen vertrekken."
..'t Zou heter zyn dat gij nog een paar
dagen hier bleeft?"
„Dat zou al te vervelend voor mij wezen."
„Kom! Een paar dagen zyn zoo spoedig
voorbij."
Het jonge meisje schreef een brief en
verzocht Ovidius dien in de bus te worpen.
„Ik ga onmiddellijk en zal in tien minu
ten terug zijn." zeide Soliveau.
„O. haast u niet. Gij hebt al den tijd. Ik
ga nnar den tuin en zal een hopk•mede-
nemen om mij wat te verzetten."
Ovidius ging uit.
Amanda ging naar «Ten tuin en nam daar
plaats in een prieel nabij den afsluitings-
ïiiiiiir van den tuin der zuster «les dokters.
Het meisje had een boek in «le hand, maar
gevoelde toch geen bist 0111 te lezen. Weldra
was zij in een diep gepeins verzonken.
„Neen, neen." dacht zy. „hy zal mij niet
ontsnappen. Zoo hij trachtte dit te doen.
zou ik hem wel weten weer te vinden. Zoo
dra ik deze zekerheid heb. dat hij getracht
heeft mij te vergeven en Lucia tc dooden.
zal ik my wreken, al moet die wraak mij
ook mede in liet verderf storten."
Ovidius volgde de kade op weg naar hef
station.
Ook hij was in gedachten verdiept.
Op eenigen afstand ontdekte hij dr. Ri
chard. in gezelschap van den grijsaard, dien
wij kennen. D» bejaarde vrouw en de twee
jeugdige meisjes voltooiden het groepje.
René Bosc wandelde 'langzaam voort en
rustte op den arm «les dokters. De grijsaard
droeg een strooien hoed met breeden rand.
Toen Ovidius de wandelaars voorbijging1,
groette hij beleefd. De dokter was zeer koel,
doch Rcné Bosc maakte eene vriendelijke
neiging, terwijl hy Ovidius aanstaarde.
„Een uwer klanten?" vroeg hij aan den
dokter.
„o neen." antwoordde deze op minach
tenden toon.
Ovidius liad nauwelijks eenige stappen
verder gedaan, toen hy eensklaps een kreet
hoorde slaken. Hy keerde zich om en zag
dat de strooien had den grijsaard van het
hoofd was gewaaid. Hij raapte hem in zyne
nabijheid op en bood den ouden man bet
hoofddeksel aan.
„Dat is van u, mynheer," zeide hy.
„Zeer vriendelijk van u!" antwoordde
René Bosc, steeds de oogen op Ovidius ge
richt houdende, „en ik dank
tWordt vervoltrd»