Toegewijd een Hendel, Industrie en Gemeentebelengen.
De Portierster
van Alfortville
R. de Rooij-Bourgonjen,
EERSTE BLAD.
FEUILLETON
„N00&D-BRABAND"
ZATERDAG 7 OCTOBER 1922.
45e JAARGANG
JJitgatï:
WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN.
Telefoon No. 38. Telegr;-AdresECHO.
2)it nummer bestaat uit 2)rie
Bladen.
De Bedrijfs organisatie.
In een onderhoud dat de Msbd. met
dr L. G. Kortenhorst had over het
groote vraagstuk der bedrijtsorganisatie
deelde deze o.m. mede dat het K. K..
Verbond van Werkgeversvakvereenigin-
sen voornemens is te treden uit den
R K Centralen Bond van Bedrijven
verder gaf hij belangwekkende bijzon
derheden betreffende de meeningen die
in de socialisatie-commissie—Nolens
heerschende zijn en over andere kwesties
welke zich rondom het groote vraagstuk
wij ontleenen aan dit belangrijk pers-
gesprek hel volgende:
Kunt gij in een enkel woord aange
ven, in welk concreet punt op legislatief
gebied de breuk tusschen den Centralen
Raad en het RK. Verbond is ontstaan
Zeker het Verbond wenscht onder
geen beding, dat het ontwerp-van-wet
Veraart er komt. Wij achten die we
practisch onuitvoerbaar voor het groot
bedrijf en hoogstens goed voor een
bedrijf als dat der typografie. Doch zelfs
dat bedrijf moet er niets van hebben
Vandaar de scherpe woorden, die prof
Veraart in zi]n laatste boek richt tot
zijn opvolger in de drukkersorganisatie
mr. dr. Van Rhijn.
Acht gij het waarschijnlijk, dat door
toedoen van de nieuwe regeering de
wet-Veraart er komen zal
Ik acht dit uitgesloten en betwijfel
zelfs of er voldoende Kamerleden zullen
gevonden worden, om als de regoe-
ring de wet niet zou indienen het
initiatief zelf te nemen.
Het program der R. K. Staatspartij
eischt die wet niet, ook al beweert het
R. K. Vakbureau het tegendeelde
Christelijke partijen verlangen die wet
absoluut nietde Chr.-Hist. Urne is er
zelfs uitgesproken tegen. De sociaal
democraten, op wier hulp door prof.
Veraart gerekend werd, hebben vernieti
gende kritiek er op uitgeoefend en ten
slotte blijkt wel uit de troonrede, dat
de regeering vasthoudt aan het collectief
contract.
Wat is uw meening omtrent het plan
Hermans
De groote verdienste van dit plan is,
dat er nog eens op gewezen wordt, dat
de bevordering der productiviteit slechts
geschieden kan in de fabriek en niet
door vakvereenigingen. Ik bedoel daar
mede zoowel de vakvereenigingen van
werkgevers als van werknemers. De
knappe bedrijfsleider komt vooral in
zijn fabriek tot zijn recht, daar is hij de
organisator en daar lost hij de problemen
op, wier moeilijkheid nog zoo weinigen
beseffen. Een fabriek is een eenheid en
kan onmogelijk opgaan in een organisatie
van het bedrijf, tenzij in geval van
trustvorming.
Verder vind ik het een groote ver
dienste, dat in de brochure-Hermans
gewezen wordt op de waarde van het
individu en dat elke maatschappelijke
verbetering bij den mensch beginnen
moet.
En wat acht u de zwakke zijde in
het betoog?
Mijn verloopige indruk is, dat te veel
gekeken wordt naar Duitsch voorbeeld
en dat de phase van industrieele ont
wikkeling van ons land niet juist wordt
getaxeerd.
Ons land is bij Duitschland op
industrieel gebied nog tientallen van
"aren achter, d.w.z. in het algemeen
•genomen. Ik zou nief-willen beweren,
dat hier geen fabrieken zijn, die in elk
opzicht met de Duitsche te vergelijken
zijn; maar de eigenlijke ontwikkeling
tot groot-industrie, als zelfstandigen
bedrijftak los van den handel, is hier
nog pas in opkomst.
Daarom past m.i. het stelsel-Hermans
niet op Nederlandsche toestanden.
Is het u bekend, hoe toonaangevende
werkgevers staan tegenover de fabrieks-
kernen
Wanneer met uw vraag bedoeld wordt,
hoe de werkgevers denken over een
wet op fabrieksraden, dan antwoord ik
u, nog nooit een werkgever ontmoette
hebben, die niet absoluut afwijzend
daartegenover staat. Iets anders is, dat
juist in dezen malaise-tijd meermalen is
opgemerkt, dat de fabrikant in de meeste
gevallen veel verder komt door met zijn
eigen menschen te praten dan wanneer
de vakorganisatie der arbeiders zich
ermee bemoeit. In het algemeen gevoelt
de arbeider in de fabriek al heel spoedig
dat de zaken niet naar wensch gaan,
dat op magazijn wordt gewerkt en dat
er maatregelen genomen moeten worden.
Wanneer de fabrikant dan met zijn eigen
arbeiders praat en hun de zaak uiteen
zet, dan zijn de arbeiders ook en
vooral in hun eigen welbegrepen be
lang wel geneigd tot offers, teneinde
werkloosheid en ontslag wegens slapte
te ontgaan. De vakorganisatie bekijkt
deze zaken echter van een geheel an
deren kant en ziet vooral op de con-
sequenties van loonsverlaging ook voor
andere fabrieken. Zoo komt de „politiek"
in debat en dikwijls wordt het belang
der fabriek daaraan opgeofferd. Ronduit
wordt er erkendwij, bestuurders der
arbeiders-organisaties, zien liever dat er
fabrieken gesloten worden, wanneer he
loonpeil in de andere fabrieken maar
gelijk blijft,
fiii crevoelt. dat. hoe meer deze twee
154).
\W A -A bW U
[dood ER.VAR1NG STERK.
stroomingen met elkaar in botsing ko
men, des te vlugger de arbeiders- or
ganisaties daardoor ontwricht zullen
worden. In zooverre zie ik dan ook in
de denkbeelden van den heer Hermans
een richting onder de arbeiders baan-
jreken, die zeker niet zoo onpopulair
is, als men wel wil doen gelooven en
waarmede de R. K. leiders geducht re-
cening zullen moeten houden.
Ik heb reeds meermalen uiteengezet,
dat in zeer vele gevallen handhaving
van loonpeil en handhaving van den
korten arbeidstijd de werkloosheid sterk
bevordert.
Zoo ontstaat een antithese onder de
arbeidersde economisch-sterken, die
willen behouden, wat zij hebben, en de
economisch-zwakken, die het kind van
de rekening worden en die door hun
ellende zorg moeten dragen, dat hun
klassegenooten blijven genieten van hun
betrekkelijke welvaart. De vakorganisa
tie heeft gedacht de belangen van beide
categorieën te kunnen behartigen, doch
heeft daarin gefaald: de werklozen
kassen raken uitgeput, de contributies
worden niet meer opgebracht en de
werkloozen worden over boord gezet.
Ziehier de verklaring van het feit, dat
duizenden arbeiders de vakbeweging
den rug toekeeren.
Wanneer men dus beweert, dat de
brochure-Hermans op een verkeerd tijd
stip gekomen is en wat dies meer zij.
dan hangt het er maar van af, van
welken kant men de kwestie bekijkt.
Met zeer veel van hetgeen de heer Her
mans heeft geschreven, ben ik het niet
eens, doch de zuivere kern van het
betoog rust niet op fantasie, maar op
de werkelijkheid.
En deze werkelijkheid is in het kort
gezegd dezein een tijd, waarin zelfs
de meest onontwikkelde arbeider tast
en voelt, dat de loonen naar beneden
moeten, behartigt de vakbeweging een
zijdig de belangen van de overblijvers
en bekommert zich slechts platonisch
om de slachtoffers; hoe grooter het
aantal slachtoffers gaat worden, hoe
meer de arbeiders gaan beseffen, dat
hun belang meebrengt eieren voor hun
geld te kiezen, d.w.z. hoe meer zij hun
best willen doen, de fabrieken, het
koste wat wil, in gang te houden. Het
Verkrijgbaar bij
BAARDWIJK. 22308
wel en wee van een arbeider hangt
niet in de eerste plaats af van de sterkte
van de vakorganisatie, maar van den
bloei der fabriek, waarin hij arbeid
verricht.
Dit ronduit gezegd te hebben, strekt
den heer Hermans tot eer, al zal hij
zich geen illusie gemaakt hebben, dat
hij bij de economisch-sterke arbeiders
veel waardeering zal ondervinden.
Zal zoo vroegen wij de brochure-
Hermans van invloed zijn op de houding
der R. K. werkgevers met betrekking tot
de bedrijfs-organisatie
Er zijn was het antwoord weinig
categorieën van menschen, die dagelijks
en op elk oogenblik zoozeer gewend
zijn rekening te houden met de reali
teiten, als juist de groot-ondernemer:
hij onderzoekt alle dingen en behoudt
het goede. Voor vele werkgevers heeft
de brochure-Hermans een verklaring
gebracht van de mentaliteit onder breede
groepen R. K. arbeiders, die tot nu toe
onvoldoende werd gekend. Ik ontken
volstrekt niet, dat in menig opzicht deze
brochure een waarschuwing inhoudt
voor die werkgevers, die in het overleg
met de eigen arbeiders in de fabriek,
de eind-oplossing zoeken van vele
moeilijkheden. Voor hen zal het wel
duidelijk geworden zijn, dat dit terrein
bezaaid is met voetangels en klemmen
en dat de grootste voorzichtigheid ge
boden is.
Ik behoef u niet te zeggen, dat met
nauwlettende aandacht dezerzijds de
schermutseling tusschen den heer Her
mans en het Vakbureau wordt gevolgd
als de kok en de keukenmeid kijven
in het algemeen kan ik wel zeggen,
dat zeer vele uitlatingen van den heer
Hermans over medezeggenschap en wat
er mede samenhangt uitermate geschikt
zijn, om de grootst mogelijke reserve
in acht te nemen tegenover de program
ma's der diverse R. K. arbeiders-orgam-
saties en dat in menig opzicht de heer
Hermans, als hij de vakbeweging de
les leest, in naam van Beëlzebub de
duivelen uitdrijft.
Be Mo van het Zuiden,
Waalwijksdie en Langstraatsthe Courant,
Dit blad verschijnt
WOENSDAG EN ZATERDAG.
Abonnementsprijs per 3 maanden 1.25.
Franco per post door het geheele rijk 1.40.
Brieven, Ingezonden stokken, gelden enz.,
franco te zenden aan den Uitgever.
Prijs der Advertentiën
20 cent per regel; minimam 1.50.
Reclames 40 cent per regel.
Bfl contract flink rabat.
Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag
des morgens om uiterlijk 9 uur in ons bezit
zijn.
van ,J>e Echo van bet Zuiden".
Overigons hield Georges zich volkomen
overtuigd, dat de millionair Jeanne Fortier
aan hare stem had herkend, aan hare trek
ken, doch kon in geenen deele het ware
doel veronderstellen, dat hem deed hande
len. De jonge advocaat kon dan ook niet
vermoeden, dat Jacques Gérard zich by hem
had aangeboden.
Zoo Jeanne bij het gezicht van Paul Har-
mant hevig ontsteld was geweest, zoo hare
trekken angst en schrik verraden hadden,
dan zou zij zich mischien eenigszins reken
schap gegeven hebben van den toestand,
waarin Mary's vader verkeerde, doch Pierre
Fortler's weduwe had Jacques Gérard niet
herkend.
Reden te meer voor Georges om niet te
raden wie hij was onder het masker van een
eerlijk man, rijk en geacht in de wereld.
Niettegenstaande zflu voogd hem daags
te voren eenige geheimzinnige woorden ge
zegd had, kwam er bij hem geen verdenking
tegen Paul Harmant op.
Het gedrag van den millionair tegenover
Lise Perrin vond hy bitter wreed, doch daar
bij dacht de jongeman:
„De vader denkt slechts aan zgne doch
terHet egoisme zyner vaderlgke tee-
derheid maakt hem onverzoenbaar voor al
les wat direct of indirect minder aange
naam is voor zijn geliefd kind."
Ook koesterde kg nu en dan een andere
gedachte... Misschien was die arme vrouw,
welke zij beiden veronderstelden .Teaune
Fortier te zijn, de ontsnapte van Clermont,
eigenlijk niemand anders dan Lise Perrin.
De jonge advocaat bad de brooddraagster
aandachtig gadegeslagen. In de trekken
van haar gelaat had hij eenige gelijkenis
meenen te bemerken met het portret van
Jeanne Fortier, door zgn voogd geschilderd.
Maar dat was niet voldoende om hem
eenige zekerheid te scheuken.
En toch meende hg, overtuigd van de
groote belangstelling zijns voogds in Lucien
Labroue, en tevens zeer goed begrijpend
hoezeer die er naar haakte den waren moor
denaar te vinden, dat hg goed zou doen zgn
vriend op de hoogte te stellen van hetgeen
or gebeurd was en hem zgn twgfel mede te
deeleu.
Zoo Lise Perrin werkelijk Jeanne Fortier
was, zou men mischien, wanneer men haar
ondervroeg en tevens den steun verleende,
die haar tot nu toe ontbroken had, wel een
spoor weten te ontdekken, waarop de waar
heid zou te vinden zgn.
Eindelijk, wij herhalen het, Georges ge
voelde onwillekeurig een diep gevoel van
medelijden, eeue hoogere sympathie voor
Jeanne.
Een oogenblik was hg van plan Lucien te
waarschuwen. Hg deed het echter niet,
daar een onvoorzichtig woord licht voldoen
de zou kunnen zgn om de toekomst van zijn
vriend in de waagschaal te stellen en hem
de prachtige positie te doen verliezen, die
hem bg Harmant geboden werd.
Hg besloot dan aan zgn voogd slechts
eenige mededeeling te doen.
Nii het ontbgt begaf lig zich naar de As-
sastraat.
Onze lezers weten reeds dat lig Stephaan
Castel niet thuis zou treffen.
Aan 't ontvangen consigne gevolg gevend
antwoordde de kamerdienaar aan den ad-
vokaat, dat zgn meester was uitgegaan.
„Zal hg lang wegbiyven?" vroeg Georges.
„Dat weet ik niet, mgnkeer."
„Komt kg dineeren?"
„Mijnheer heeft er niets van gezegd."
Georges, die het geregelde leven en de
geregelde gewoonten van zgn gewezen voogd
zeer goed kende, vond dat eenigszins zon
derling, doch hy liet er niets van big ken.
Groetend verwijderde hg zich.
Tegen negen uur des avonds kwam hy
terug.
Stvphaan Castel was nog niet terugge-
MAATSCHAPPIJ VAK VERZEKERING OP HET LEVEN
keercL
De advocaat begreep dat er iets gebeur
de dat men voor iedereen verborgen wilde
houden, zelfs voor liem.
„Zoodra mgn voogd thuiskomt," zeide lig
tot den kamerdienaar, „zult gg liean zeggen
dat ik hem eene zeer dringende en zeer ge
wichtige mededeeling te doen heb."
De afwezigheid van den schilder dwars
boomde Georges zeer in zgn plannen.
„Ik geloof niet," dacht lig, „dat Harmant
die arme vrouw by de politie zal aangeven,
doch 't zou mg genoegen doen, dat men zich
onmiddellgk verzekerde of zg werkelgk de
ontsnapte van Clermont is."
„Zoo ik haar eens ondervroeg? Doch met
welk recht zou ik mg in hare aangelegen
heden mengen. Overigens, indien zg werke-
ïyk Jeanne Fortier is, zooals Harmant het
haar duideiyk gezegd heeft, dan zal zg wel
vol angst de vlucht genomen en zich ver
borgen hebben oni zich aan alle nasporin
gen te ontrekken; dan zal zy zelfs voor
Lucia liaar toevluchtsoord verborgen heb
ben gehouden."
„Waar zal ik haar vinden?"
„Zoo Lucia het geheim harer moeder
kent, zal zij het niet verraden, en zeker niet
aan mij, die een onbekende voor haar ben."
„O, het staat vast, dat ik niet in staat ben
in deze iets goeds te verrichten. Aan mgn
voogd moet ik de zaak toevertrouwen hier
licht in de duisternis te brengen. Ik zal zgne
terugkomst afwachten."
Minder aangenaam gestemd keerde Ge
orges naar huis terug.
Vruchteloos had Paul Harmant drie uren
lang op zyu gewaanden neef Ovidius Soli-
veau gewacht.
Hg had hem slechts eenmaal gezien, se
dert de valsehe baron Arnold de Reiss
Amanda te Bois-le-Roi verlaten had en hy
wist niet wat er sedert dien tgd van hem
geworden was.
Daar hg volkomen zgn wispelturige en
onstandvastige natuur kende, dacht hy dat
de man misschien zonder iets te zeggen de
stad verlaten had.
Bg deze ongerustheid voegde zich nog
een andere.
Wie weet of Ovidius niet eenige misdaad
begaan had, of zich aau eene overtreding
had schuldig gemaakt en uit dien hoofde
door de politie was ingepakt.
En was Ovidius gevangen, dan hing er
hem ook een Damocleszwaard boven bet
hoofd.
Hy keerde naar de ons bekende woning
terug en schelde nog eens verscheidene ma
len.
De deur bleef gesloten,
wy weten dat liet paviljoen daar geheel
eenzaam tusschen vier muren in een tuin
wfts gelegen.
Harmant zou wel de overburen heblien
kunnen ondervragen, doch hy waagde hel
111 Nogmaals keerde lig terug vol ongeduld,
ontsteld en vol woede.
Hg raadpleegde zyn horloge, dat wees
halfzes.
Weer trad hg het café binnen, waar ny
reeds* drie uren gewacht had, vroeg nog
een glaasje absinth, nam plaats by het
raam, zoodat hg gemakkelgk de personen
kon gadeslaan, die over des traat gingen.
Nog een uur zat hg daar, niet wetende
wat te doen, vol angst.
Eindeiyk begon zyn geduld ten einde te
loopen en hy was op het punt naar huis
terug te keeren, toen hy eensklaps een lich
ten vreugdekreet uitte.
Op het trottoir aan de overzgde der
straat had liy Ovidius opgemerkt, die haas
tig den weg op naar z,yne woning liep.
Iiy volgde met spoed en had liem weldra
Ingehaald.
„Zoo snel niet vriendzeinde hy, hem op
den schouder tikkend.
Ovidius wendde het hoofd. „Kgk!" riep
hg eensklaps uit, zyn gewaanden neef de
hand toestekend. „Wat een gelukkige ont
moeting! Welk toeval voert u hierheen?"
„Geen toeval. Ik heb reeds vier uren in
het koffiehuis daarover zitten wachten."
„Zoo! dan zal de tyd u wel lang geval
len zgn. Wachttet gy op iemand?"
„Wel zeker! Op u."
„wy hebben dan samen te praten?"
„Ja, en zeer ernstig."
„Waar?"
„By u, zoo het mogeiyk is."
„O Ja, dat ls zeer goed mogeiyk, ant
woordde Ovidius, „maar 't is waarachtig
alsof het er met opzet om gedaan wordt;
gg komt steeds wanneer ik geheel uitgehon
gerd ben. Zal 't lang duren?"
Ja".
"Dan, beste neef en goede vriend," zeide
Ovidius stilstaand, „laat ons teriigkeereu
om eerst den inwendigen mensch wat te
versterken. Daarna zullen wy praten, indien
er althans zoo'u vliegende haast niet hg is,
dat een uurtje de zaak zou kunnen beder-
ven"
„O neen, dat niet; wg hebben den tyd
om te dineeren."
„Kom, laat ons dan aan tafel gaan.
ACHT EN TWINTIGSTE) HOOFDSTUK.
De twee personen gingen samen een res
tauratie binnen op het Clichyplein en vroe
gen een byzonder kabinet.
Ovidius stelde het menu vast en nam
plaats aan een tafeltje tegenover den mil
lionair.
„Maar wat doet gy toch tegenwoordig?
vroeg Paul Harmant.
„Ik leid een zeer aangenaam leven," ant
woordde Ovidius. „Ik speel
„Alweder? Gy zgt dan geheel onverbeter-
ïyk?"
„Wat zal ik daarop antwoorden? Dezen
houden van dit, anderen van dat, Ik houd
van 't spel."
„En gy verliest natuuriyk?"
„O, als gy dat denkt, dan vergist gy u...
Ik win
Veel?"
,,Dat gaat nog al. Ik heb nu toch het on
geluk overmeesterd. En ik speel dan ook
niet meer, zooals vroeger, toen ik alles er
aan waagde. Nu speel ik met beraad, als
iemand, die op de hoogte der zaken is."
„Dan staat gy op 't punt rflk te worden?
(Wordt vervolgd).