DE ECKO VAN HET ZUIDEN
De Portierster
van Alfortville
E. W. HIJIBERG-PEINOT.
Tweede Blad
Gemeenteraad
FEUILLETOM
Stemt als No. 1.
Nummer 17. Zaterdag 17 Febr. 1923.
DRONGELEN.
(Slot).
3. Brief van Gedeputeerde Staten
betreffende verhaal van pensioen op
gemeenteambtenaren.
Gedeputeerde Staten wijzen er in
hun schrijven op. dat de raad 16 Fe
bruari 1921 pas besloten heeft om het
pensioen niet op de ambtenaren te
verhalen en het toch niet aangaat om
in zoo'n korten tijd een ander stand
punt in te nemen Ged. Staten zeggen
dan ook bezwaren te hebben tegen
het genomen besluit vooral omdat het
salaris nog niet zoo groot is en op
lager peil staat dan van de overige
provincies. De provincie Gelderland
b.v. eene provincie het meest overeen
komende met de provincie Noord-
Braband, keert aan de ambtenaren veel
hoogere loonen uit.
Verder merken Ged. Staten nog op,
dat door het Rijk de salarissen van de
ambtenaren meermalen zijn verhoogd
doch dat dit met de ambtenaren van
deze provincie niet het geval is ge
weest, althans de verhooging heeft
geen gelijken tred gehouden met het
stijgen van de levensstandaard.
Ged. Staten wenschen vervolgens nog
eene beslissing te zien genomen voor
ambtenaren die na deze bepaling in
dienst komen.
De Voorzitter zegt dat het hem aan
genaam of niet aangenaam is. Burg.
en Weth. komen met geen voorstel of
geven in deze geen advies. De verga
dering van het Dag Bestuur is alleen
bijgewoond door Wethouder v. d. Stelt
en alhoewel spr. dan een beslissende
stem heeft, heeft hij daarvan geen ge
bruik willen maken aangezien hij liever
wil afzien wat de raad zegt.
De heer Nieuwkoop wil gaarne toe
geven dat de gronden waarop Ged.
Staten een en ander aanvoeren zoo op
het eerste gezicht onaanvechtbaar
schijnen en wat ze zeggen van de
salarisverhouding met andere provin
cies. zal wel waar zijn. En toch, gaat
men de zaak eens wat dieper be
schouwen en dat dient men te doen
dan zal men ook bemerken dat de
verhoudingen hier geheei anders zijn
dan elders De gemeente is hier zeer
klein en werkzaamheden zijn er dien
tengevolge bijna niet te verrichten. De
functie vordert hier niet den geheelen
mensch en dat moet terdege in aan-
merking worden genomen. Spr. zegt
zelf voorstander te zijn van een goed
en behoorlijk salaris, maar dan moeten
de te verrichten werkzaamheden ook
den geheelen man eischen, doch dat is
hier juist niet het geval. Hier heeft een
ambtenaar zoo'n beetje te presteeren
en daarom staat men hier in een ge
heel andere verhouding dan in grootere
gemeenten.
Waar is het dat wij na eene grootere
gemeente gaan worden, doch eveneens
waar is het dat wij het zullen moeten
blijven betalen
Voorzitter. Dus Uw standpunt is?
Nieuwkoop. Om het eenmaal inge
nomen standpunt te handhaven.
Het voorstel van den heer Nieuw
koop in omvfaag gebracht wordt met
5 tegen 2 stemmen aangenomen.
194).
Voor het voorstel stemden de heeren
Nieuwkoop, van Gammeren, Treffers,
van Campen en van der Stelt
Tegen de heeren van der Schans en
Vos.
4. Aankoop Haventje.
De Voorzitter laat een teekening van
het te koopen haventje onder de leden
circuleeren en zegt dat de Ontvanger
aangevraagd heeft om het te mogen
verkoopen het water voor f 50 per
H.A. en het hooiland voor f 1500
per H.A.
De heer Nieuwkoop meent dat op
den prijs niemand iets tegen kan heb
ben. Echter zou hij in overweging
willen geven, dat wordt vastgelegd dat
zij het recht houden op den berm,
wijl anders later de verplichting zou
kunnen worden opgelegd dat wij eene
afscheiding moeten maken en dan zou
de gemeente er niet heel veel mee op
schieten, want of men 10 M. verder
komt of niet, zegt allemaal niets.
Spr. vraagt verder of het andere deel
ook niet tegen f 50 kan worden ge
kocht.
De Voorzitter wil dat wel probeeren
maar dan moet hem tevens de mach
tiging worden gegeven, dat hij het ook,
als het niet voor f 50 te koopen is,
voor f 1500 te koopen
De heer van der Stelt geloof niet,
dat dat zal gaan
De heer Van Campen vraagt of het
gedeelte van den Zuidkant er ook bij-
hoort.
De Voorzitter zegt dat bij het andere
geen water is bij gemeten.
Met algemeene stemmen wordt hier
na het voorstel van Burg. en Weth
aangenomen.
5. Verbetering uitweg Achterste Ge
meente.
Voorzitter, ik weet niet of de heeren
er zijn geweest, maar het Dag Bestuur
is er eens heen geweest om een en
ander eens te bekijken en algemeen
zijn wij tot de conclusie gekomen, dat
er noodzakelijk iets moet worden ge
daan, wil men voorkomen dat van daag
of morgen ongelukken gebeuren. De
uitweg van al die perceelen is door
gestadige afbrokkeling zoo dicht bij het
water gekomen en nu wordt de grond
steeds weggekabbeld zoodat het zeker
is dat vandaag of morgen heele stuk
ken grond zullen afvallen als daarin
niet spoedig wordt voorzien In de
acte «an verhuring komt wel voor dat
kan worden gevorderd dat dit door
den huurder moet worden gedaan, maar
beter is dit niet te doen.
De uitweg moet zeker 1 of l'/3 Meter
van het water af komen en meer naar
den Dijk opaan worden verlegd.
Kan de raad Burg. en Weth. mach
tigen dit werk uit te voeren en hun
daarvoor een blanco crediet toe te staan.
Nog eens, ik vrees dat, als verbete
ring moet worden overgelaten aan
huurders, er niets van terecht zal komen.
Van der Stelt. Het is hard noodig
datverbetering wordt aangebracht, want
nu is het beslist gevaarlijk.
Van Gammeren. Wordt het perceel
van den huurder hierdoor niet kleiner.
Voorzitter. Ja, iets, maar dat alles
staat in het huurcontractzelfs staat
daarin dat de huurder kan worden
verplicht dat hij het moet doen.
De heer van Gammeren geeft in
overweging om den kant van het Maasje
te voorzien met beton of van die
betonnen platen, zooals deze in den
handel worden gebracht. Voorziet men
den oever niet, dan zal men steeds
kosten blijven houden.
De heer van der Stelt geeft gaarne
toe dat dit eene goede verbetering zou
zijn, doch de kosten zijn veel te hoog
daarvan en daarom had hij gedacht
den oever door aanplanting te verster
ken. Hout kan overal worden gezet en
brengt later bovendien nog wat op
ook.
Van Gammeren. Zou de huurder
daartegen geen bezwaar hebben.
Van der Stelt. Ik geloof het niet.
Niemand die daartegen eenig bezwaar
zal hebben, ik zou er zelfs een talud
maken.
Van Gammeren. Ik geef ook gaarne
toe dat er iets moet worden gedaan,
want het is er heel slecht.
Van der Stelt. Als er een Meter
wordt afgenomen, dan is dat een groot
gezicht, maar zoo erg is dat niet.
Nieuwkoop. Billijkheidshalve zou om
schadevergoeding kunnen worden ge
vraagd.
Van Gammeren. Dat kan niet, want
't staat in het contract
Voorzitter Dat is zoo wat mijnheer
Nieuwkoop zegt, maar vergeten mag
niet worden dat wat meer land is ge
nomen als mocht ook. Volgens contract
zou hij zelf de kosten van verbetering
moeten betalen en dat willen wij niet
eens. Wij willen het nu zelfs verbe
teren, omdat wij overtuigd zijn dat het
strikt noodzakelijk is.
Nieuwkoop. Ik zou aar, het voorstel
willen toevoegen dat uitweg in meer
voud wordt gelezen, want alle uitwe
gen hebben grondig verbetering noodig.
Van Gammeren. Daar bij Donken is
het ook noodig dat er wat aan wordt
gedaan, want die is ook slecht en
moet noodig worden gerepareerd.
Van der Stelt. Ik zou zeggen Ik ken
geen enkele uitweg die goed is.
Nieuwkoop. Zou het geen aanbeve
ling verdienen om puin op de wegen
te brengen Op het oogenblik is er
puin te krijgen voor zoo goed ais niets
aan de Katholieke kerk te Waalwijk,
zoodat het vervoer er alleen maar is
en dan zou alles afdoende verbeterd
kunnen worden.
Met algemeene stemmen wordt hierna
het voorstel van Burg. en Weth. aan
genomen.
De Voorzitter zegt dat de huur van
weiland om is binnenkort en vraagt of
de raad het weer kan goedvinden dat
Burg en Weth verpachten op dezelfde
conditie als voorheen.
Met algemeene stemmen wordt dit
goedgevonden.
Vervolgens zegt de Voorzitter, dat
hij naar aanleiding van een in de
vorige vergadering door den heer van
Gammeren gemaakte opmerking over
de straatlantaarn bij de Broeksche
Sluis, daar eens speciaal op heeft gelet.
Zou men de lantaarn plaatsen op of
aan het huis van Millenaar, dan staat
het huis van Kramer weer in den weg,
want dan straalt het licht niet ver
genoeg op den weg naar de molen.
De heer van Gammeren zegt dat de
Voorzitter hem dan niet goed heeft
begrepen. Zijne bedoeling is om de
lantaarn juist tegenover de Steeg te
plaatsen en dan wordt die weg daar
vooraan verlicht. Met een paal er tus-
schen te plaatsen, zou dat gemakkelijk
zijn te verkrijgen.
De Voorzitter merkt op dat men re
kening heeft te houden met de hooi-
karren.
De heer van Gammeren zegt dat de
lamp niet in de top van de paal be-
hoett te worden aangebracht.
De Voorzitter merkt nog op dat die
lamp alleen de stoep van den weg kan
verlichten en anders niet. Ook wijst
hij er nog op dat, als men van de
Korenmolen afkomt, het huis van Mil
lenaar, dus vanzelf dan ook de lamp,
niet kan zien, wijl de weg daar zeer
veel bochten heeft.
De heer van Gammeren geeft toe
dat er veel bochten zijn in die weg
maar toont aan dat door een lamp te
verplaatsen als door hem is voorgesteld,
de stoep en het begin van den weg
mede wordt belicht.
De Voorzitter wil gaarne erkennen
dat de heer Van Gammeren beter daar
alles kan bezien, wijl hij 's avonds
ook altijd alles daar ziet en hij zelf
alleen overdag er komt. Overigens
wijst hij er nog op dat Millenaar toe
stemming moet geven dat aan zijn huis
een arm kan worden aangebracht en
hij zal 't schriftelijk voor een aantal
jaren moeten doen opdat hij een vol
gend jaar weer niet kan komen dat
het van zijn huis moet worden afge
nomen.
De heer Van Gammeren zegt dat de
heer Millenaar daar wel voor zal zijn
te vinden.
Den heer Nieuwkoop is het ook op
gevallen dat het bij Van Haften een
gevaarlijk punt is
De Voorzitter zegt hierna geen be
zwaar te hebben om het raadsbesluit
uit te voeren. Alleen meende hij te
moeten zeggen wat hem was opgevallen.
De heer van Campen vraagt wan
neer de andere besproken lichtpunten
worden aangebracht.
De Voorzitter zegt dat de palen enz.
in den Bosch bij de P.N.E M. zijn be
steld. Verwacht mag worden dat ze
dezer dagen zullen aankomen en dan
zal aanstonds aan het verzoek uitvoe
ring worden gegeven.
Van Campen. Tusschen de Eethen-
sche en de Broeksche Sluis is het een
heel eind donker.
Voorzitter Er zijn wel meer wegen
waar het nog donker is.
Van Campen. Ik zou de stroom, aan
gezien we die te veel hebben, maar
verbruiken.
De heer Van Gammeren zou op het
andere einde van de gemeente nog
zeker twee lampen willen plaatsen.
De Voorzitter geeft in overweging
om eerst de rekening en verantwoor
ding van de P.N E.M. eens at te
wachten Hij wil het daarmede niet
op de lange baan schuiven, maar dan
weet men althans wat men kan doen.
Nu doet men een sprong in het duis
ter. Door den heer Nieuwkoop is
straks en naar het schijnt met volle
instemming van den raad gezegd dat
we hier hebben een kleine gemeente
en men geen vergelijking kan maken
met groote gemeenten. Ook wees hij
er nog op dat de lasten door de ge
meentenaren moeten worden betaald
Van Gammeren. Als we anders een
maal over de hond zijn gesprongen
kunnen we het ook wel over de staart
doen
De heer van Campen zegt het jam
mer te vinden dat de lampen zoo nu
en dan een kwartier te vroeg aan zijn.
De Voorzitter geeft in overweging
daarover niet te veel te praten want
dat is een kwestie die nooit te over
zien is. Ais de lampen een kwartier
later worden aangemaakt dan zal er weer
een ander zijn die zegt dat ze wat
eerder aangemaakt moeten worden.
Den eenen tijd zal het lichte maan zijn
dat het donker blijft en een andere keer
is het mooi helder, dat weet niemand
van te voren.
Den heer Nieuwkoop doet het ge
noegen dat de menschen klagen want
dat is voor hem een bewijs dat ze van
het licht meer pleizier hebben als ze
dikwijls willen erkennen. Zoo heeft hij
met bewoners van Hagoort gesproken
die zeiden dat als daar geen lichtpunt
bij werd geplaatst, men bij den raad
met een verzoek zou komen om de
andere lampen ook maar weg te nemen,
wijl het gevaarlijker is als ze er staan
zooals nu, dan wanneer er geen staan.
Door het vele draaien van den weg
daar, komt men nu telkens van het
licht in het donker en dat is juist ge
vaarlijk. Daarom geeft hij in overwe
ging om, zoodra te zien is dat het
bedrijf rendeert, daar een paar licht
punten bij te plaatsen.
DeVoorzitter verklaart het ermee eens
te zijn om eerst af te wachten tot de
rekening komt.
De heer Nieuwkoop hoopt dat de
rekening spoedig moge komen opdat
alles klaar kan worden gemaakt voor
de gemeenten zijn vereenigd. Wei is
waar kan men uit de besprekingen
hier zien dat wij nu al verbetering
gewenscht achten en het dus niet de
bedoeling is om nu eens gauw alles
piekfijn in orde te maken.
Voorts wijst spr er nog op dat men
allerwege hoort klagen over de Meter-
huur. Goed zou het zijn als die in de
prijs van het K. W. kon worden in
begrepen.
De Voorzitter zegt dat deze opmer
king ook in Genderen is gemaakt.
Thans kan men er echter niet veel van
zeggen, daar men ook nu eerst de
rekening moet afwachten om te zien
wat in deze kan wo«den gedaan.
De heer van Campen zou gaarne
zien dat het land van de gemeente
gelijk wordt gemaakt. Behalve dat men
daar het land heel veel door verbeterd,
zoodat het een goed rendeerend werk
zou zijn, bestrijdt men er ook de werke
loosheid mede.
De Voorzitter wijst de heer van
Campen er op. dat thans besloten is
om de uitwe >en te verbeteren wat,
behalve dat het werk meebrengt, ook
veel geld zal kosten, zoodat de heer
van Campen zich nog wel eens achter
het oor zal krabbelen.
De heer van Campen zegt er prijs
op te stellen ais iemand wil werken
en daarom zou hij werk willen gaan
brengen. Vooral omdat het voor de
gemeente in de toekomst veel geld zal
opbrengen
De heer van der Stelt merkt op dat
het voor om een dergelijk werk te
beginnen, de tijd niet meer is en ook
dat er geen werkeloosheid is
De heer van Gammeren is het eens
dat het een goede verbetering zou zijn.
Echter moet hij ook erkennen dat het
nu niet de tijd daarvoor is en dergelijk
werk beter in het najaar kan worden
gedaan. Wat de werkeloosheid betreft,
over 14 dagen, wanneer de werkzaam
heden op het veld weer beginnen, zal
die dan wel geheel zijn verdwenen.
Na nog eenige bespreking wordt de
vergadering gesloten.
van „De Echo van het Zuiden".
(SLOT.)
„Dat kartonnen paardje", ging Stephaan
Gastel weer voort, „was een speelgoed van
den kleinen Georges, Jeanne Fortler's zoon,
door Jacques Gérard zelf geschonken
„Ziedaar geheel een roman; doch hij is
zoo onwaarschijnlijk, dat gij 't mij niet euvel
duiden zult, zoo ik er niet aan geloof."
„Zoo? Gelooft gij er niet aan?"
„In 't geheel niet."
„Hier is de brief," zeide Stephaan, een
papier uit den zak te voorschijn brengend.
„Wil ik u dat schrijven eens voorlezen?"
Jacques Gérard sprong eensklaps op.
„Maar wat kan dat alles mij schelen,
mijnheer Gastel?" vroeg hij op heeschen
toon.
„Dat zal ik u zeggen," antwoordde de
schilder, het gezegelde papier, dat hij on
derweg gekocht had, op Harmant's bureau
nederleggend.
De millionair keek den schilder met eene
verbazing aan, die niet geveinsd was.
„Wat is dat?" vroeg hfl.
„Ziet gij het niet?... Gezegeld papier".
„Ja, dat zie ik wel... Maar wat heeft dat
te beduiden?"
„O, gij zult mü weldra begrijpen!... Voor
eerst hebben wij een geldzaak af te doen".
„Eene geldzaak herhaalde Mary's vader.
„JaWat wordt eene som van hon
derd negentig duizend franken, een en twin
tig jaar lang uitgezet, intrest op intrest?"
De valsche Paul Harmnnt antwoordde
niet.
„Dat verdrievoudigt het kapitaal, en
meer nog," sprak nu Raoul Dueliemin.
„Laat ons een ronde som nemen," hernam
Stephaan, en zich tot den millionair wen
dend, voegde hij er bij„Mijnheer, gelief
mij voor rekening van den heer Lucien La-
broue de som van 500.000 franken ter hand
te stellen, een kapitaal dat met al de inte
resten de som vertegenwoordigt door u in
1861 ten nadeele van zijn vader gestolen."
„Mijn naam is Paul Harmant, mijnheer
riep de ellendeling uit, krankzinnig van
angst en schrik. „Gij beleedigt mij
„Uw naam is Jacques Gérard. En gij zijt
een doortrapt booswicht
„Ziedaar een schandelijke leugen, en een
schaamtelooze laster."
„Ziehier de overlijdensakte van Paul Har-
mant, die eens leerling was aan eene poly
technische school te Chalons en later in het
hospitaal te Geneve overleed. Welaan Jac
ques Gérard, het uur heeft geslagen om u
te verantwoorden tegenover hen, die gij
hebt uitgeschud. Later zal de gerechtigheid
met u afrekenen. Begin eerst met de beta
ling der gevraagde vijf honderd duizend
franken."
„En geen wapen om mij te verdedigen,"
stamelde de millionair woedendThans
ben ik verloren. En mijne onschuldige doch
ter sleep ik mede in het verderf."
„Dat zal van u afhangen," antwoordde
Stephaan, „Betaal eerst eii dan zullen wij
nader zien."
Jacques Gérard, wiens hart weer door
eenige hoop verlevendigd werd hernam
„Ik heb geen geld hier."
„PardonHeden morgen hebt gij hij uw
bankier de som van vijfhonderdduizend
franken ontvangen, welke gij Vbor uwen
medeplichtige bestemdet, voor Ovidius Soli-
veau, die sedert gisteren reeds in handen
der politie is... Geloof mij, het beste wat gij
doen kunt, is onmiddellijk te betalen."
De valsche Paul Harmant opende eene
lade van zijn bureau en bracht vijf ver
schillende pakjes met bankbiljetten te voor
schijn.
„Daar zijn vijf honderd duizend francs,"
zeide hij.
„Goed," antwoordde Stephaan het bank
papier in den zak stekend. Neem nu een pen
en schrijf wat ik u dieteeren zal."
De gewezen meesterknecht van Alfortville
deed wat hem gevraagd werd.
De schilder dicteerde
„Ik, Jacques Gérard, in tegenwoordig
heid van de heeren Stephaan Gastel en Ra
oul Duchemin, beschuldig mij
Jacques legde de pen neder. Het koude
zweet brak den ongelukkige uit.
„Dat is eene op het papier te brengen
biecht... Daarmede zoudt gij mij 11 e dochter
in het verderf kunnen storten... Ik schrijf
niet verder."
Eensklaps trad Mary binnen.
Langzaam stapte zij vooruit, als eene
slaapwandelaarster en naderde haar vader.
„Gij zult schrijven, vader," zeide zij met
een stem die uit het graf scheen te komen.
Jacques Gérard liet zich op de knieën voor
haar nedervallen en stamelde, terwijl hij
de handen naar het meisje uitstrekte
„Mijn kindmijn dierbaar kind,
schande roepen zjj over ons heiden."
„Schrijf wat men u dicteert, vader," zeide
Mary. „Sta op en neem de pen weer in de
hand."
De valsche Paul Harmant had de kracht
niet meer langer weerstand te bieden.
Hij deed wat zijne dochter van hem ver
langde, die met de handen op het bureau
leunend, onbeweeglijk aan zijne zijde staan
bleef.
De schilder dicteerde
„Ik beschuldig mij den 6 Sept. 1861 aan
Jeanne Fortier den brief geschreven en met
eigen naam onderteekend te hebben, die hier
is bijgevoegd.
„Ik beschuldig mij, dienzelfdeu nacht van
Jules Labroue, industrieel te Alfortville
eene som gestolen te hebben, ruim honderd
negentig duizend francs bedragende."
Opnieuw legde hij de pen neder.
„Neen, neen," stamelde hij met eene af
werende beweging.
„Schrijf, vader," ^herhaalde Mary, „zoo
gij niet wilt dat ik de pen van u overneme
en in uwe plaats schrijve."
De ellendeling boog het hoofd en zette het
onderbroken werk voort.
Stephaan Castel hernam
„Ik beschuldig mij tevens, niet alleen deze
geldsom ontvreemd te hebben, maar tevens
de plannen van Jules Labroue, mijn pa
troon, zijne fabriek in brand gestoken en
hem vermoord te hebben.
„Ik beschuldig mij den valschen naam van
Paul Harmant aangenomen en gedragen te
hebben.
„Ik beschuldig mij een medeplichtige geld
gegeven te hebben om Lucia Fortier te ver
moorden, en dezen medeplichtige, Ovidius
Soliveau genaamd, ook geld gegeven te heb
ben om Jeanne Fortier te dooden, die onder
den naam van Lise Perrin, de brooddraag
ster, door mij herkend werd."
Zoover was men gekomen. De hand van
den valschen Paul Harmant liep bevend
over het papier.
Eensklaps werd de deur geopend. Bleek
als eene doode, met groote roode vlekken
aan den hals die nog schenen te bloeden,
trad Jeanne uit het kabinet, waar Jacques
Gérard een ontzield lichaam meende neer
geworpen te hebben.
„Dat die man zich ook beschuldige mij
zooeven nog met eigen handen bijne gewurgd
te hebben!" riep «ij uit.
Bij het verschijnen van Jeanne hadden
Stephaan en Raoul een kreet van verbazing,
Mary van angst en schrik geslaakt.
Jacques scheen in een marmeren beeld
veranderd. Dikke zweetdroppelen stonden
hem op het voorhoofd.
Mary hief zijne hand op en plaatste die
op het papier.
„Schrijf, vader!" beval zij.
Jacques schreef nog twee regels.
„Teeken nu
De ellendeling teekende.
Mary nam het papier uit de hand en het
Jeanne Fortier toereikend, zeide zij
„Ziedaar uwe eerherstelling, madame."
En zich dan tot haar vader wendend,
voegde zij er bfl
„Moge God u vergiffenis schenken!
Ik zal mijn ongeluk niet overleven!... Ge
lukkig
Na deze woorden verwijderde zfl zich met
langzamen tred, even als zij gekomen was.
Eene minuut ging voorbij.
Men hoorde slechts de zware ademhaling
des millionairs, die met het hoofd tusschen
beide handen, op zijn bureau was neerge
zakt.
Eensklaps vernam men de stappen van
verscheidene personen in den gang. Lucia,
Georges Darier en Lucien Labroue traden
binnen met den rechter van instructie, het
hoofd der openbare veiligheid en een paar
agenten, die Ovidius zwaar geboeid mede
leidden.
„MoederDierbare moederriep Lucia
uit, zich in Jeanne's armen werpend, die het
meisje liefdevol en hartroerend aan de borst
drukte.
„Mijne dochterMijne lieve dochter
riep zij.
Het hoofd der openbare veiligheid legde
de hand op den schouder van den gewezen
meesterknecht van Alfortville en sprak:
„Ik arresteer u, Jacques Gérard, in naam
der wet
„Dat 's minder aangenaam, neefjezei
de Soliveau op satirieken toon. „Maar wat
is er aan te doen? Gij hebt al te lang geluk
gehad en in weelde gebaad. Daar is de keer
zijde dér medaille
„Jeanne Fortier," zeide de instructierech-
ter, „ik ben door dön procureur der repu
bliek gemachtigd u voorloopig in vrijheid
te laten en spoedig zal deze vrijheid vol
maakt zijn... Geef mij het papier dat de
dochter van dien man u heeft ter hand ge
steld. Eu gij, mijnheer Castel, geef mij de
overlijdensakte van Paul Harmant en den
brief door Jacques Gérard in 1861 aan de
weduwe Fortier geschreven.
„Ziedaar, mijnheer
„Uwe eerherstelling zal spoedig volgen,
madame," voegde er de magistraat bij, zich
tot de brooddraagster wendend.
,0, ik dank u, mijnheer, ik dank uIk
heb zooveel geleden
„Eu," voegde er dan Stephaan Castel bij,
Georges tot de goede vrouw leidend, „zie
daar den advocaat die voor u pleiten zal,
niet alleen met zijn talent, maar ook met
geheel zijn hart, dat verzeker ik u!"