Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen. De gestolen Broche Jacht en wild. Stationstraat 71. EERSTE BLAD. R.deRooij-Bourgonjen FEUIL LE TO h Waalwijk. „NOORD-BRABAND" v 1 3)it nummer bestas (Ait 2>fie Bladen BAARDWIJK. 22300 AANNEMER 30371 Prima Waalsteen, Fabriekstegels fabrikaat Escoyez, Pannen, Cement, Grind, Zand, enz. aan concurreerende prijzen. NOVELLE VAN REINHOLD ORTMANN. 6) DOOR ERVARING De Jachtwet. NUMMER 25. ZATERDAG 17 MAART 1923 46e JAARGANG. Waalwtjksche en Lansstraatsehe Courant, Dit blad verschijnt WOENSDAG EN ZATERDAG. Abonnementsprij s per S maanden 1.25. Franco per post door het geheele rijk 1.40. Brieven, Ingezonden stukken, gelden ena„ franco te «en^~" SAn den Uitgever. U ITO ATB WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELBN. Telefoon No. 88. Telegr.-AdresECHO. 20 Prijs der Advertent!Bn cent per regel; minimum 1.60. Reclames 40 cent per regel. Bfl contract flink rabat Ad verten tl?.n moeten Woensdag en Vrijdag des morgeila om uiterlijk 0 aur In om bemt lijn. AAA Verkrijgbaar bij IV (Slot). Het moge ons veroorloofd zijn, hnn gcods beraadslagingen over het ont werp ia de Kamer, die Woensdag be gonnen zijn) en waaruit we den In druk k ijgen, dat deze ondeugdelijke proeve van wetgeving, zal worden goed gekeurd, behoudens wellicht enkele wijzigingen, nog 'n paar opmeikin- gen te maken. la de Kamer is door den plattelan der de Boer betoogd, dat het stelsel van jachttrhwpen slechts een regeling, gees afschaffing vaa »heï kwaad* zou brengen. Een dergelijk oordeel van dien kauf, moet oas tot voorzichtigheid manen. Wij vonden een soortgelijk betoog trouwens ook reeds ia de landbouw rubriek van een onzer groote bladen »Io theorie lijkt het, aldus de schrijver, in sommige gevallen nog niet zoo erg, vooral omdat men tegen woordig ook reeds combinaties van grondeigenaren In waterschappen of te polders heeft, die het jachttecht ge meenschappelijk verpachten, zonder da' men van ernstige bezwaren hoort. Mee vergeet echter, dat dit geheel vrijwillig is ca dat door belanghebbenden ee» eind aan dezen toestand kan wordee gemaakt, zoodra zij dit wenschen worden echter ae i achtschappen van bovenaf verordineerd en gereg ementeerd, van „De Echo van het Zuiden" dan eat de rradijk bewijzendat juist in de streken waar thans de ergste mis standen bestaandoor de pressie der jagers de verbetering gering zal zijn.* DcZs argumentatie komt ons welntg klemmend voor. Hoe ziea wij den toe stand Men brengt de grondeigenaren en grondgebruikers, (voor zoover deze het jachtrecht zelf bezl?) van een «enigermate natuuilijk bijeen hoo- end groot complex in een jacb'schsp bijeen, om te beslissen hoe d» jach' op hun rechtsgebied zal worden uitge oefend. Billijkheidshalve bepaalt men b.v. het aantal stemmen, dat ieder kan uitbrengen, naar de uitgestrektheid lands bij hem in gebruik. Het jachtrecht wordt eik jaar ver pacht, precies als nu met de heerlijke rechten geschiedt. Op die wijze zija de belanghebbenden baas over de jacht En de jager, die niet genoeg wild op- ulmt ca dus schade berokkent aan den landbouw, wordt eenvoudig aan de» dijk gezet. Maar daartegenover blt|f< ook de zekerheid, dat een matige wllds'and* zal worden bevorderd. Laten we dus hopen, dat de Instel ling van jachtschappcn, waarover de Staatscommissie van 1904 heeft gerap porteerd, dat ze aanbeveling verdienen, zoowel voor den landbouw als voor de jacht, en waarvoor isa de Kamer, de neer v. d. Heuvel, zelde te gevoelen, alsnog in de wet wordt gebracht. (Dit is geschied. Red.). In het kader van deze beschouwin gen, past 'n brief, welken we mochten ontvangen van een belangstellend lezer en waarin er op 'gewezen wordt, welk gevaar deze jachtwet voor da land bouwende bevolking zelve eneene zorg vuldige bodemcultaur gaat scheppen. «Zag men eertijds de» boer In zijn ledigen tijd z'n akker omploegen en eggen om het onkruid vernield te krij gen, nu heeft hij daar geen tijd meer toe, wanthij moet gaan jagen. Waterlossingen raken vervuild en ver stopt, zoodat het land niet meer be hoorlijk ontwaterd kan worden, met be< gevolg wellanden verzuren en van de goede landopbrengst gaat 6 pCt. ver loren 1 Slecht voedsel houdt ten nauwste jerbaod met ziek vee en wat heeft he' ^n»en S'aat a' »'et pekcis* om He tu berculose onder den Hoilandschen Veestapel te beperken, welke kosten na'aurlijk ten laste vas den belasting betaler komea. Particuliere zandwegen behoorlijk te onderhouden, daaraan denkt geen eckele bosr-jagei. Beziet men zijn veestapel, dan verraadt dis overduidelijk, dat er niet de noodlg* zorg en lijd aan besteed wordt... de boer jaagtZelfi het onderhoud aan eigen gebouwen en schuren raskt bij enkelen lts het vergeetboek door hus hartstocht voor de jacht 1 >Door arbeidsinspecteurs en -issprc- trices worden strenge maatregelen voor geschreven ter beveiliging van den at beid en voor den goeden gang in eeoe door krachtwerk'uigea gedreven fabriek, was het ook niet evenzeer noodzakelijk, dat ook op landbouwge bied streng wordt toegezien, dat alles goed functioneert, opdat niet een ver zuim of plichtsverwaarloozlng van den een lelde tot een onverantwoordelijk eadeel, aan volksgezondheid en volks welvaart toegebracht.* Dit Is alles raak es juist gezegd. De jacht voor den boer ontaardt zoo j. den Tenliflg-de Leiier. MAATSCHAPPIJ VAN VtHÏEKtfiirtT. CP HET IEVEH (Wr>)^WAA LW U K HANDEL IN VRIJ NAAR HET DUITSCH. Rudolf echter bekommerde zich niet om haar, doch snelde op zijn heel langzaam uit de zaal komenden vader toe. „En?" vroeg hjj ongeduldig. „De uitspraak?" „Drie maanden gevangenis," klonk het be klemd over de lippen van den ouden man. „Ik geloof, Rudolf, ik geloof, dat het d<? om- standiheden in aanmerking genomen nog een zeer milde straf is." „Een ten hemelschreiende ongerechtig held is het een misdaadEn gij, vader, gij hebt het op uw geweten." „Ik"—o Maar RudolfTen slotte zul je mfl nog wegens meineed gaan aanklagen. Naar je gedrag daar binnen te oordeelen zou het mij zelfs niet verwonderen." deren." „Ik zal doen, wat mfln plicht is," zei de referendaris somber. „Vaarwel voorloopig, vader! Wij zullen naderhand thuis wel ver der over de zaak spreken." Zonder óp den uitroep van den oude te letten, snelde hij weg. Hij wist, dat men de veroordeelde eerst weer in de onderzoekings gevangenis zou hebben teruggebracht om haar daarna voorloopig op vrije voeten te stellen. En wanneer het hem misschien ook niet mocht gelukken, haar zelf te spreken, dan kon hij toch In ieder geval haar adres vernemen. Inderdaad antwoordde men hem op zijn vraag, dat Greta Willisen het ge bouw reeds verlaten had, en hij kon niets anders doen dan haar woning in een van de meest bescheiden stadswijken noteeren. Zondsr aich v«rd«r t« bod«uxken «prong gauw ia passie voor dit vermaak. Ea eenmaal caet die zucht behept, dac gaat 't met zija bedrijf ia 'a sneltreinvaart aaar beneden. Er zou BOg allerlei te zeggea zijn over het ontwerp. Waarom b.v. perst men het heels land in ééae regeling samen, terwijl het eigenlijk alleen gaat iegen de koniiasa, die slechts in enkele strekea schade aanrichten En wat te zeggen van de bevoegdheid, welke de wet schept om konijnen te vangen met strikken f Iu het orgaan van de Nederl. Ver- eeniging tot bescherming van dieren, wordt daaromtrent juist opgemerkt, dat de bepalingen vaa het onuwesp-jacht- wtt «zonder «©eigen twijfei tsog zulien clden tot verruwing van het jachtbe- diijf en tot verruwing in het algemeen jan het groote volksdeel, dat wordt het ontwerp lot wet verheven, ia de aaastc toekomst het jichtbedrijf zal beoefenen"* Maar laten,we tot een en ander verder het zwijgen doen. We meenet» te hebbes aangetoond, dat het ontwerp ia menig opzlchi onbillijk en onredelijk is, zonder in- tusscheu te hebben ontkend, dat de geldende Jachtwet al evenzeer ondeug delijk is, wijl verouderd. Mocht de K^mer van een even ob jectief inzicht blijk geven eis alsnog die wijzigingen aanbrengen, welke noodlg lijn om een jachtwet ia het leven tr oepeo, die eeee bevredigende werking kan h'bbec. Opdat schade aan den landbouw kan worden voorkomen. Een matigen wildstapei behouden blijve. En «rechten* zooveel mogelijk wor den ontzien. De heer K. M. Teenstra, oud-Kamer lid, tracht in een artikel In do Te!, de bezwaren tegen het thans aanhangig zijnde ontwerp-Jachtwet te weerleggen. Hij schrift „Het is ons alet duidelijk, waarom men het revolutionnair noemt, dat het recht van den eigenaar komt aan den gebruiker ook het eigendomsrecht en speciaal het jachtrecht Is niet onver anderlijk en eeuwigdurend, evenmin als ons erf-echt, het waterschapsrec.hr, het mijnrecht of hot eigendomsrecht bij een voorgenomen ruilverkaveling In den geest van het pas ingevoerde ontwerp. Maar bovendien, het Is niet juist, dat da grondeigenaar hiervoor geen ver goeding krijgtdie wordt natuurlijk bij de eerstvolgende verpachting of ver lenging van den buurtijd verdisconteerd in den huurprijs. Hoogstens zou men kunnen zeggen, dat de tegenwoordige huurder dit voordeel reeds eerder krijg! dan de nieuwe huurprijs wordt vast gesteld is het nu inderdaad in de tegenwoordige.omstandigheden, bu veje pachtprijzen te hoog zijn, wel de moeite waard daarover ts «preken en daarover misbaar te maken of eroote woorden hfl in een naar die richting gaande paarden tram, want met onomstootelflke zekerheid stond in zijn hart vast, dat er vooreerst voor hem geen dringender en heiliger plicht be stond dan het zooeven begane vreeselflke onrecht te herstellen. IV. Tot op de 3de verdieping van een oud huis had Rudolf Imberg omhoog moeten stijgen, alvorens hij op het porceleinen naambordje op een deur den naam Willisen had gevon den. Hij belde, doch hij moest eenige minu ten wachten, voor men hem open deed. Ondanks de schemering, die er in de gang heerschte, zag hij dadelijk, dat Greta Wil lisen zelf voor hem stond. Ook zij moest hem bij den eersten oogopslag hebben herkend, want zeer verrast en eenigszins ontsteld noemde zij zijn naam. „Ja, juffrouw Willisen, ik ben het", zei hij hartelijk, „en ik verzoek u mijn komst niet als indringerigheid te beschouwen. Ik wilde mijn bezoek niet uitstellen, omdat de zekerheid, dat u niet geheel en al zonder hulp zult zijn, u misschien juist in deze eerste moeilijke oogenblikken tot eenige troost zal wezen". „Ik dank u", antwoordde zij, dapper haar tranen bedwingend, die haar stem dreigden te verstikken. U bent om mijnent wille reeds eerder zoo vriendelijk in de bres gesprongen. En als u nu werkelijk mijn arme moeder eenige geruststellende woor den zoudt willen zeggen „Natuurlijk, brengt u mi) maar bij haar. Tegenover u en iedereen wil ik mijn eere woord er onder verpanden, dat men u on rechtvaardig veroordeeld heeft". „Wacht u alstublieft hier een oogenblik. Ik moet mjjn moeder eerst voorbereiden, want zij is ziek en van wege de ongeluks tijding, die ik haar zoo juist moest brengen der wanhoop nabij". Zij ging een der kamers die op de gang uitkwamen, binnen. Rudolf Imberg hoorde een zwakke klagende vrouwenstem, toen werd de deur geopend en Greta verzocht hem met een uitnoodigenden blik, binnen te komen. Geheel van zijn opdracht ver vuld, keek hjj in de kamer niet veel rond, in««r hij kreeg toch de» indruk dat het er lang niet zoo armoedig en behoeftig uitzag, als hij zich had voorgesteld. In een leuning stoel bij het raam zat een magere vrouw van ongeveer veertig jaar, wier gele gelaats kleur evenals de donkere kringen onder de oogen van lichamelijk lijden getuigden, ter wijl de tranen, die voortdurend langs haar wangen stroomden, de stomme getuigen van haar zieleleed vormden. Voor zoover haar krachten het toelieten, trachtte zij zich voor den jongen man rustig en kalm voor te doen, doch dit gelukte haar slecht en reeds na zijn eerste troostwoorden brak de met moeite weerhouden tranenstroom opnieuw los. „Wij zijn voor het ongeluk bestemd,myn heer", klaagde zij, „en misschien is het 't beste ons aan ons lot over te laten. Dan zal het wel des te eerder gedaan zijn. En op 't kerkhof moet men mij wel rust gunnen". Rudolf Imberg fronste de wenkbrauwen. „Ik weet natuurlijk niet of u veel of weinig reden ertoe hebt, mevrouw, naar deze treu rige rust te verlangen. Maar ik denk, dat het hier vooreerst niet zoo zeer om u dan wel om uw dochter gaat. Zij is het bekla genswaardige slachtoffer van menschelijke dwaling geworden, en het gaat er nu maar om alle krachten in te spannen, dat deze vergissing hersteld wordt". Maar de lijdende schudde ondanks de en ergieke toon in zijn laatste woorden mis troostig het hoofd. „Ja, als ik gezond was en als wij rijk waren! De zieken en armen worden toch altijd met voeten getreden, en als zij zich daartegen verzetten, des te erger maakt men het met hen. Dat is het noodlot, mijnheer, en als wij daaraan ten gronde gaan, dan moeten wij dat met gelatenheid dragen". „Is dat ook uw meening, juffrouw Willi- sen?" Zjj stond met ineengevouwen handen bij het raam. De vertwijfelde smart in haar trekken sneed hem door de ziel. „Mijn hemel, wat kunnen wij dan doen? Onze middelen veroorloven ons niet een ver dediger voor mij te nemen en vandaag zei men mij op het gerechtshof, dat hooger beroep tegen het vonnis niet toelaatbaar was". „Men heeft u helaas de waarheid gezegd, want oase wetgevers hebben het doelmatig geoordeeld, deze weldadige instelling op te heffen. Maar men kan herziening aanvra gen, en ik zal zorgen dat zulks stellig ge beurt". Meer bezorgd dan getroost zag Mevrouw Willisen hem aan. „U, mijnheer? Maar n hoort toch, dat wij geen geld hebben om n voor uw moeite te betalen." „Daarvan is ook geen sprake. Ik beschouw mij als uw schuldenaar, want al heeft de op een dwaling berustende verklaring van mjjn vader de veroordeeling niet alleen ten gevolge gehad, toch is zij er voor een deel schuld aan. Ik doe dus In dit geval niets anders dan mijn plicht, wanneer ik met alles waarover ik kan beschikken, n de be hulpzame hand bied." De zieke scheen merkwaardig genoeg nog steeds bedenkingen te opperen, doch dit maal liet haar dochter niet toe, dat zij deze weder te berde bracht. „U handelt daarmee zoo edel en menscli- lievend, mijnheer de referendaris," zei ze, „dat we u nooit dankbaar genoeg kunnen zijn. O, als het mogelijk was, dat dit vreese lijke weer van mij kon worden weggenomen Ik ben de wanhoop nabij, als ik daaraan slechts denk." „Ik mag niets heioven, waarvan de ver vulling boven mijn macht gaat, juffrouw Willisen, U kunt er echter van overtuigd zijn, dat ik in deze zaak zal handelen, alsof het mijzelf betrof neen, alsof het ter- wille van mjjn moeder of mijn zuster was. Ik ben bevriend met een advocaat, op wiens hulpvaardigheid ik even zeker kan rekenen als op zijn bekwaamheid en energie. Nog vandaag zal ik een bespreking met hem hou den, en ik verwacht, dat u aan zijn verzoek zult voldoen, indien hij u om een onderhoud op zijn bureau vraagt." „Stellig! Ik zal alles doen. wat u mij raadt en van mjj verlangt." Een zoo diep en nederig vertrouwen lag er in haar woorden, dat Rudolf Imberg haar in een opwelling van ontroering beide han den spontaan toestak. „Waarlijk, juffrouw Willisen, u zult er geen berouw van hebben. Houdt u het hoofd maar omhoog ook u geachte mevrouw! Menschen kunnen dwalen, maar recht moet tenslotte toch altijd recht blijven." Mevrouw Willisen antwoordde slechts met een diepe zucht, die allesbehalve vertrou wen uitdrukte, en toen Rudolf Imberg, wiens teergevoeligheid hem verbood langer te blij ven, de deur achter zich dicht trók, hoorde hij haar reeds weer klagen en weenen. Hij was smartelijk getroffen door hetgeen hij hier had beleefd, maar hij wist dat hem nog veel. meer moeilijkheden wachtten. Nog nooit in zijn leven was het hem zoo bitter treurig te moede geweest als nu, terwijl hij den terugweg naar het vaderlijk huis in sloeg. Op de deur van August Imberg's kantoor was een briefje bevestigd met het opschrift „Heden tot 5 uur n.m. gesloten". Toen Rudolf de huiskamer binnentrad, zag hij den kleinen man aan zijn schrijf tafel over een boek gebogen, dat hij dade lijk als een verklarende uitgave van het wetboek van strafrecht herkende. De pand houder was zoo ijverig iu zijn lectuur ver diept, dat hij het openen van de deur niet J eens hoorde en dat hij bij den ernstigen korten groet van zijn zoon verschrikt op sprong. „Ach, ben jij het, Rudolf! Neem me niet kwalijk, dat ik in je boeken zat te snuffelen. Ik weet dat je het niet graag hebt, maar- ik ik verveelde mfl juist een beetje en daar „U behoeft u niet te verontschuldigen, vader! Al deze boeken behooren n toe!" August Imberg zag hem ontsteld aan. toen lachte hfl gedwongen. „Natuurlijk Volgens den regel: wat het mflne is, is ook het uwe en omgekeerd. Wfl leven immers al sedert lang in de beste gemeenschap van goederen. Dat is toch, wat je bedoelt - niet waar, mijn jongen?" „Neen vader. Ik bedoel, dat ik behalve de kleeren die ik aan mfln lichaam heb en die ik niet goed kan achterlaten, niets zal mee nemen, als ik vanavond uw huis verlaat." De pandhouder greep zich vast aan een stoelleuning. Het was jammerlijk om aan te zien, hoe zfln gezicht vertrok en een hevigen strfld scheen te voeren. „Weg van huis jfl? Mfln eenige zoon? Uit dit huis? En misschien om nooit terug te koeren?" «KTortt

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1923 | | pagina 1