Toegewijd aan Handel, Industrie en Gemeentebelangen feuilleton ÏERLBREH SPEL. EERSTE BLAD. GRUHO5 TABAK R. deRooij-Bourgonjen Aannemer. Waalwijk. Binnenland. i nf Wit Inwikkelpapier .NOORD-BRABAND* nummer; 8i. ZATERDAO 29 SEPTEMBER 11923 m JAARGANG. WAALWIJKSCHE STOOMDRUKKERIJ ANTOON TIELEN Telefooa U, T*l«frs-AdreeEOHO Prija der Advertwatlta 2)it nummer bestaat uit 2)rie bladen Verkrijgbaar bij BAARDWIJK. 223(0 huldeblijk. H.M. de Koningin bech bij de over dracht van het Nationaal Huldeblijk, bestaande in het gerestaureerde koor der Nieuwe Kerk te Delft, Vrijdag een rede uitgesproken, welke beschouwd mag worden als een dankwoord tot het geheele Nederlandsche volk, niet zoo zeer alleen voor wat de gave van het huldeblijk betreft, maar om de gevoe lens welke onze Vorstin vooral In deze dagen van haar jubileum, tegenover baar volk tot uitleg heeft wilteu brengen. Daarvoor heeft H. M. blijkbaar de gelegenheid der overdracht te baat willen nemen, en bet is daarom ook, dat deze gebeurtenis, en met name deze rede geacht mag worden te zijn een der integrale momenten in de jubileum-viering. De aanbieding van het huldeblijk is geworden een historische plechtigheid, welke werd een daad van wedsrzijdsche dankbaarheid. D. S. v. d. Voort van Zijp hield eene prachtige herdenkingsrede en daarna sprak de Koningin »In deze voor mi] onvergetelijke ute aldus Hare Majesteit, «zij mijn eerste woord een van diepgevoelden dank aan mijn geheele volk voor de gansch bijzondere wijze waarop het zelve mij met zoo groote geestdrift van zijne toewijding en trouw heeft blijk gegeven en de thans achter ons liggende weken tot een nimmer te vergeten hoogtij voor mij en voor de mijnen heeft ge maakt. Niet minder warm is m^ts dank aan allen die de van zooveel kunstzin getuigende restauratie van dit koor hebben tot stand gebracht als blijvende herinnering aan mtjne vijf en twintig jarige regeering. »Mijn volk", zoo ging de Koningin voort, »heeft een zeldzaam fijn besef getoond van hetgeen mij bindt aan Willem den Zwijger, wiens geesteskind ik mij in meer dan één opzicht gevoel. Het ware in strijd met z^n willen en streven hem te eereo, of lof toe te zwaaien Immers onze historie is Gods werk en in dit licht zag hij de feiten. Juist dat Godsbestier heeft de gedachte die in zijn denken ontsproot In ons Vaderland doen wortelschieteo, haar gesteld tot eene waarheid waarop zoo wel het gebouw van den staat als het rechtsbewustzijn der natie rusten. Uit de treffende hulde, alhier door zoo zeer verschillende geledingen der bevolking gebracht, zie ik dat die waarheid begrepen en beaamd wordt en ik dank allen voor de bevestiging daarvan op dit oogenblik. Deze breede en diepe gedachte bindt Nederland aan Oranje en omgekeerd Oranje aan Nederland. Ik dank God voor dien band die ons in staat stelde menig gevaar te trotseeren. Nu wij geschaard staan om de rust plaats van Willem van Oranje en diens nazaten, die in zeer onderscheiden tijd perken onzer geschiedenis hunne krach ten mochten geven aan de zaak des Vaderlands, ontvalle mij een uit het hart gewelde kinderlijke hulde aan mijn dlepbetreurden vader die mij vooraf ging en voorging in het hooghouden der aloude tradities en aan haar die zijne voetstappen drukte en wier tegen woordigheid mij met dankbaarheid vervult. Met blijdschap begroet ik de afge vaardigden van mijn volk, zoowel die uit de elf provinciën als hen die van de deelen van Nederland van overzee tot m^ kwamen en mij daarmede op nieuw blijk gaven van de hechte saam- hoorlgheld des Rijks. Hierbij gaan mijne gedachten ook uit naar onze landge- nooten die niet in het Vaderland wo- maar met woord en daad in deze nee, dagen bewezen, met ons mee te leven. Ook de gasten vertegenwoordigende onze geest- en stamverwanten in den vreemde heet Ik van harte welkom. Te zamen hebben wij rijke stof tot roemen In Gods trouw die menigvuldig verhoord heeft de bede door den ster venden Vader des Vaderlands ge stameld. God heeft zich over het volk van Nederland ontfermd niet alleen In het verleden doch ook In dea tijd die ons allen nog zoo versch in het ge heugen ligt. Verleden en heden reiken elkander de hand. Oas volk hooft la de geschiedenis eene roeping vervuld- Onze worsteling tegen vreemd geweld, de heiligste rechten en vrijheden die wij daardoor mochten verwerven, waar van allen binnen onze grenzen de ze geningen ondervonden, de groote man nen waarop ons volk schier op elk gebied mag bogen en die ons land tot wereld- SPECIAAL ADRES VOOR: Graniötwerken, Terrazzovloeren, Aanrechten, Gootsteen, Dorpels enz. INRICHTING VOOR HOUTGRANIET-VLOEREN. Alles met volle garantie. 30371 frrrrn)\WAALWU K f (<gZ$) DOOD. ERVARING STERK. vermaardheid brachten, dit alles heeft ons in staat gesteld die roeping te ver vullen, ja nog meer, ook andere volken hebben daarvan den zegen ondervon den. Ook thans en voor de toekomst is er eene taak voor ons weggelegd, zoowel binnen eigen gebied als in het groote gezin der volketen. Mochten wij allee, ziende op den Vader des Vaderlands en willende ons zelf zijn en blijven, onverpoosd voortbouwen op de grondslagen door hem gelegd en puttende uit da schatten, ons door een groot voorgeslacht nagelaten, voor- aangaan op den weg van beschaving en vernieuwende kracht en met de hulp van God het woord In toepassing brengen: >Wces een zegen*. Zoo wordt de eigenlijke feestviering door dit historisch moment besloten. D. v. N. In de Memorie van Toelichting tot de Wet op de Middelen schrijft de Minister van Financiën o.a. De raming van accijns op suiker kan evenals ten vorigen jare, op 40.000.000 worden gesteld. De cijfers van de accijns op wijn over 1922 en 1923 wijzen op een daling. In verband hiermede kan voor 1924 niet meer geraamd worden dan f 1.900.000, of f 200 000 minder dan voor 1923. De Minister meent de opbrengst 40) van den accijns op gedistilleerd op niet meer te mogen ramen dan f50.100 000, di. 9.900 000 beneden de raming voor het loopende jaar. Van den accijns op zout kan een bate van f 1.500.000 worden verwacht, d.i. f 100.000 meer dan verleden jaar. Het blerverbruik blijft eenige stijging vertoonen. Met het oog op een en ander acht de Minister voor 1924 een raming mogelijk van f 4 600.000 of f600.000 meer dan voor 1923. De opbrengst van den accijns op geslacht vertoont een niet onbelangrijke stijging. In verband hiermede kan voor 1924 geraamd worden f 10.200 000 of f 1.200.000 meer dan voor 1923. De ten aanzien van den tabaks accijns ter beschikking staande gege vens wijzen er op, dat voor het loo pende jaar de opbrengst niet onbe langrijk beneden de raming zal blijven. In de eerste zes maanden van 1923 werd ontvangen f 8.438 959 tegenover een raming van f 10.000.000. De ra ming kan derhalve niet hooger gesteld worden dan op f 17.000.000, d i. f 3.000.000 minder dan de raming voor 1923 Waalwijksche Stoomdrukkerij ANTOON TIELBN ■S Waalwijkscfee en Langstraatsche Courant Adv»rt«*t Wt blad r«ncUJ*t WOENSDAG BN ZATHBDAG. Abonnementsprijpet 8 maande* L2Ö. Franco per post door het geheele rijk 1.40. Brieve*, Ingezonden «tukken, gelden M*. franco te ssenden aan den Uitgever. ÜIWSATOÏ Sö eenï per regel; minimum 1.80. Reclame# 40 cent per regel. BH contract flink rabat. Advertentlën moeten Woensdag en Vrijdag de» morgen» wc «uiterlijk 0 nut 1* ®na bean «U®. n/v.J,GRUNO GRONINGEN den Tenlingde Leiier. MAATSCHAPPIJ VAN VERZEKERING OP HET LEV EK van „De Echo van het Zuilen". .iioaMmMiiii iiin.ii ii.M.1 Naar het Duitsch door H. Fr. Ztj reden naar elkander toe en een don kere blos bedekte Nina's liefelijk gezicht, toen zij den geliefde „goeden morgen" toe- 'ik kwam hierheen om u te treffen," zeide lord Stonefield, zijn paard omkee- rende en naast haar aanrijdende. „Ik heb U zeer veel te zeggen." Hij wierp een onderzoekenden blik om zich heen: Nina's rijknecht was ver achter hen, en daar er niemand anders te zien was, had lord Stonefield de baan vrij. Een korte wijl reed hij zwijgend naast t jonge meisjetoen sprak hp zacht „Nina, ik wes deze week tweemaal op Rookhurst, om 't door u beloofde antwoord te halen maar het was mij niet mogelijk u alleen te spreken. Waarschijnlijk vind ik geen andere gelegenheid meer mij met u te onderhouden, daar gij reeds Maandag met die Borne's naar Rokeby-House gaat. Daar om, ofschoon de plaats er minder geschikt voor is, vraag ik u Nogmaals, of gij mijne echtgenoote wilt worden. Nina, ik bemin u van ganscher harte, met al de kracht mij ner ziel. Als gij mij uw geluk wilt toever trouwen, zult gij uw gansche leven bij mij de innigste liefde en trouw vinden. Gelooft gij, dat gij aan mijne zijde gelukkig zult kunnen zijn?" Nina's fier en edel gelaat gloeide en zij liet het hoofd voorover hangen. In ademlooze spanning wachtte lord Sto nefield haar antwoordmaar zij hief haar hoofd eerst op, toen zij het woud bereikt hadden en de rijknecht niet eens in 't ge zicht was. Toen echter keek zij hem met zulk een gelukzaligen lach en zulke stralende oogen aan, dat hij geen gesproken antwoord noo dig had. Verrukt boog hij zich voorover en nam een harer handen in de zijne. „Ja, niet waar Nina," fluisterde Hij nau welijks hoorbaar. O geliefde, hoe zal ik mij dat nameloos geluk waardig maken. Hij bracht hare hand aan zijne lippen en een electrisehen schok doortrilde hen. Hij keek om, niemand was in de nabijheid; hij bukte zich tot haar, trok haar naar zich toe en drukte haar een kus op de lippen, en hiermede waren zij verloofd. Op het volgende oogenblik zat hij weer recht in den zadel, maar eene naamlooze vreugde, een onuitsprekelijke teederheid sprak uit zijne oogen. „Ik heb een ring, Nina, die eens aan mijn moeder toebehoorde," zeide hij, en ik bid u dien ten teeken onzer verloving aan te ne men. Als ik dien ring mijner moeder aan uwen vinger zie, zal ik werkelijk gevoelen dat gij mij toebehoort. Hij nam van zijnen vinger een gouden ring, waarin een brillant van zeldzame grootte bezet was en deed hem Nina aan, die bevend haren handschoen had uitgetrok ken. „Öat is het zegel onjer verloving fluis terde hij. Langzaam trok Nina haren handschoen weder aan. „Ronald,"zeide zij plotseling, gelooft gij dat papa mijn huwelijk met u goedgekeurd zou hebben?" „Daar ben ik zeker van, mijn liefste. Het was de wensch van uw en mijn vader, dat wij met elkander zouden trouwen." „Als ik maar zeker wist, dat zijne ziens wijze dienaangaande niet veranderd is," zuchtte het jonge meisje. „Ik heb eenen brief van hem, dien hij op den avond vóór zijn vreeseljjk uiteinde in Indië aan mij schreef, Ronald, en daarin spreekt hij den wensch uit, dat ik Ralph Borne huwe." De jonge graaf keek haar verrast en on- geloovig aan. „Ik heb den brief bij mij," zeide Nina. Gij kunt hem lezen. Papa uit daarin den wensch, dat ik met dat jonge mensch, dat hij acht en lief heeft, in den echt zal treden. Ik heb nog met mij zelve gestreden, om overeenkomstig papa's verlangen te hande len, maar ik kan niet o, ik kan niet! En het was een goede vader, Ronald, dat ik mij steeds verwijten doe over mijne onge hoorzaamheid. Nooit heb ik hem vroeger gehoorzaamheid geweigerd en 't is mij als of zijne oogen verwijtend op mij nederzien. O Ronald Laat mij den brief' eens zien. Nina haaide den brief uit haren zak en reikte hem den jongen graaf over. 7.ij bleven staan, terwijl deze den brief las. Een uitdrukking van verrassing, ver wondering en ongeloovlgheid kwam op lord Stonefields gelaat onder het lezen. Daarna maakte deze plaats voor ernstige gestreng heid. Ik verklaar dezen brief voor valsch, zeide hij toen. Mag ik den brief voorloopig behouden, Nina? Ik zou hem mr. Harpe willen laten zien, om daarover zijn meening te zeggen. „Ja, bewaar hem," zeide Nina. Lord Stonefield borg den brief zorgvuldig weg. „Ik verklaar dat de brief valsch is, herhaalde hij streng. „Hoe hebt gij hem gekregen, liefste?" Lady Rokeby gaf hem mp onmiddellijk na mijnen terugkeer uit Frankrijk. Papa wenschte dat zij hem mij eerst een jaar na zijnen dood zou ter hand stellen. Maar wie kan zulk een valschen brief maken, Ronald? „Ik weet het niet, Ik ben geheel in de war. Men kan Lady Rokeby niet verdenken, en toch... en toch... ik weet het niet wat ik denkeu moet, Nina. Ik geloof niet dat sir Henry ooit Borne gezien heeft." „Ralph heeft mij bekend, dat hij papa nooit gezien had en hem in 't geheel niet kende," antwoordde Nina, „en deze opmer king wekt twijfel nopens de echtheid van den brief in mij. „Maar zeker heeft Ralph hem niet vervalscht Ronald. Ralph is een goedhartig maar zwak menisch. Hij zou edel zijn als hfj wat meer vastheid bezat. Hij bevalt mij wel Ronald, en ik ben over tuigd dat hij den brief niet vervalscht kan hebben. Lady Rokeby kan het ook niet ge daan hebben zij is daartoe te goed. Maar misschien heeft Digby Borne hem geschre ven. Ik kan hem niet lijden en houd hem zeer goed tot zulke vervalsching in staat; alleen zijn enkele plaatsen in den brief zoo gelijk aan de wijze van schrijven van papa, dat ik aan de echtheid niet kan twijfelen." En ik zal bewijzen dat de brief valsch is," riep de jonge graaf, Sir Henry zou het nooit van zich hebben kunnen verkrijgen u zoo aan een man te ketenen, dien gij nooit gezien liadt, toen de brief geschreven werd. Er bestaat een schandelijke samenzwering tegen u Nina, maar wij zijn uwe vijanden te slim af geweest. De mogelijkheid dat gij vijanden hebt doet mij sidderen bij het denkbeeld u van mij te laten gaan._ Geef die reis naar Rokeby-house op, mjjn liefste. 't Is te laat, Ronald. Wij zullen er slechts vier dagen blijven en ik heb beloofd te gaan. Papa heeft mij verzocht zijne echtge noote lief te hebben en haar te gehoorza men en hoewel zij niet lange zijn naam draagt, en ik haar niet langer gehoorzaam heid schuldig ben, heb ik toch mijn woord gegeven met haar naar Yorkshire te gaan, en moet mijn woord gestand doen." „Maar al ge terugkomt, Nina, gaan wij dan trouwen?" Veroordeel mij niet tot een al te lang wachten. Wjj zullen den een of anderen morgen in de kerk van Rookham heel stil trouwen, na het onzen vrienden te hebben medegedeeld. Is dit u ook goed?" Nina gaf schuchter hare toestemming. „Willen wij binnen een maand huwen, Nina," fluisterde de vurige jonge minnaar. „Over een paar maanden, Ronald, zeide Nina lachend. Ik kan zoo gauw met mijne voorbereidselen niet gereed zijn. Als wij op Rokeby-house aangeland zijn, zal ik mrs. Borne met onze verloving in kennis stellen. Ralph gaat niet mee met ons en Luttrel ook niet." zij hadden het bosch reeds lang achter zich en waren onder het praten op den straatweg gekomen en bevonden zich thans heel dicht in de nabijheid van Rookhurst. Juist reed Ralph het groote hek uit, om Nina tegemoet te gaan. Het ongestoord sa men zijn van het jonge paar was hierdoor voor dien morgen geëindigddit erkennend en niet voornemens zijn gelukkig geheim aan den afgewezen medeminnaar te verra den, nam lord Stonefield afscheid van Nina met het verzoek, hem dagelijks van Yorks hire te schrijven, wat zij hem beloofde; daarna nam de jonge graaf beleefd ziinen hoed voor Ralph Borne af, gaf zijn paard de sporen en reed weg. Nina keerde met Ralph naar het slot terug. 's Maandags ochtends vroeg vertrokken mr. en mrs. Borne in gezelschap van miss Rokeby, naar Rokeby-house. 's Woendags verwachtte lord Stonefield een brief van zijn verloofde, maar er kwam er geen. Donderdag, Vrijdag en Zaterdag' verliepen maar nog steeds kwam er geen brief van Nina, die hare behouden aan komst in Yorkshire meldde. De jonge graaf schreef eiken dag en zijn onrust wies met het verloopen van den tijd aan. Hij deelde zijn bezorgdheid aan George Markham en mr. Harpe mede; dezen tele grafeerden naar de geestelijke van het stadje, in welks nabijheid Rokeby-house lag, en verzochten hem zich te overtuigen of miss Rokeby gezond was. Spoedig kwam het antwoord eveneens per telegraaf, en luidde: „Rokeby-house is onbewoondalleen be vindt er zich een huishoudster. Miss Rokeby is niet hier geweest, zoomin als mr. en mrs. Borne. Na ontvangst van dit wondere bericht begaven zich de graaf, sir George en mr. Harpe onmiddellijk naar Londen. Zfl zochten de jonge erfgename en hare gezellen, maar zonder gevolg. Geen spoor van hen te vinden. Zij was met hare vijan den naar Londen gekomenmeer kon men verder echter niet te weten komen. Zij was spoorloos verdwenen en haar lot was in een duister ontzettend geheim gehuld. Hoofdstuk XXVI. HET RAADSEL VAN NINA'S VERBLIJF. Toen lord Stonefield zich met sir George Markham en mr. Harpe naar Londen be gaf, om Nina Rokeby te zoeken, die op zoo geheimzinnige wijze verdwenen was, had hij zijnen hofmeester last gegeven de brie ven, die voor hem mochten aankomen, on middellijk na te zenden. Terwijl hij met de geestkracht der ver twijfeling zocht, verwachtte lord Stonefield met elke post bericht van zijn jonge ver loofde. De drie beheerders van Nina's vermogen waren in de hoogste mate ongerust; maar om harent wille hielden zij de zaak geheim. (Wordt vervolgd)

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1923 | | pagina 1