Firma P. Odsnkirohsn
Advertentiën.
A. s. Donderdag
TE HUUR.
Bak-, Stoof- en Soep-
P ALING.
HANZEBANK.
stelde toen voor, eens achter in het
bosch te gaan kijken, om zijn vrouw
te zoeken toen ze halverwege waren,
hoorde hij plotseling een schot en
voelde hij, dat hij getroffen was. Er
volgde onmiddellijk een tweede schot,
waardoor hij ook gewond werd Er is
toen een gevecht ontstaan tusschen hen
beiden, waarbij bekl. getuige de revol
ver nog op het hoofd heeft gezet, toen
hij bovenop hem lag en gezegd heeft
jij moet kapot Maar de revolver is
niet meer afgegaan. Bekl. is toen ge
vlucht en getuige is met veel moeite
het bosch uitgekomen en den volgen
den dag opgenomen in het ziekenhuis
te Eindhoven, waar hij spoedig gene-
zen is.
De verdediger van beklmr. J de
Vrieze, vraagt, of getuige volhoudt, dat
de verhouding tusschen zijn vrouw en
hem altijd tot eind 1921 goed is ge
weest de vrouw beweert, dat het
huwelijk van het begin af aan zeer
ongelukkig is geweest en dat zij dik
wijls mishandelingen te verduren heeft
gehad.
Bekl. houdt vol, dat het huwelijk
alijd goed is geweest.
De verdediger zegt, dat hij hierop
straks in een zitting met gesloten deu
ren terug zal komen.
De verdediger vraagt o.m. nog,
waarom bekl. naar het oordeel van
getuige nu eigenlijk een moord wilde
doen.
Get. zegt, dat K het naar zijn oor
deel nooit heeft kunnen doen, enkel
en alleen om zijn vrouw te bezitten
er moet z.i. een andere reden zijn.
Misschien dacht hij, dat er bij hem,
get. wat geld te halen was Verder
zegt get. nog, dat hij wel gelooft, dat
zijn vrouw zich tegenover K dikwijls
heeft beklaagd over haar huwelijks
leven tegenover vreemden liet zij zich
ook wel in dien zin uit. Hij meent, dat
bekl. gehandeld heeft in een bui van
waanzin.
Bekl. zegt, dat hij in het bosch niet
tot B. gezegd heeftjij moet kapot.
Hij had aanvankelijk het plan, D. te
dooden, maar toen hij bovenop hem
lag en hem de revolver tegen het hoofd
had gedrukt, zooals mr. v. H. hem
volgens zijn bewering gezegd had,
dacht hij aan een ander ellendig geval
en hij is ten slotte blij, dat het met
D. zoo goed is afgeloopen.
Op verzoek vaa den verdediger zija
Inmiddels de belde getuige-deskuadi-
gen, do psychiaters dr. Casparie uit
Den Bosch en prof. Bouwman uit
Amsterdam, beëedigd, opdaï zij het
verdere verhoor kunnen bijwonec.
Prof. Bouwman zegt, dat indien de
verhalen over mr. v. H. juist zijn, de
houding van mr. v. H, van grooteu
suggestieven invloed ten opzichte van
bekl. is geweest.
De deskundigen zijn van meening,
dat bekl is behept met een hypeis-
exualitelt, die van fatalen Invloed is
geweest bij zijn handeling, maar dat hij
niet lijdende is of was aan ziekelijke
storingen, en hij geheel toerekenbaar
moet worden geacht.
Op een vraag van mr. de Vrieze
zegt prof. Bouwman on., dat het gedrag
van bekl. op 4 januari, den dag van
den moordaanslag, wel eigenaardig Is
geweest. Er is z.i. in de voorafgaande
maanden bij bekl. een zekere indispo
sitie ingetreden.
Dr. Casparie zegt, dat K. na de uit
spraak van de rechtbank hem verteld
heeft, welke rol mr. van H. in het
drama zou hebben gespeeld. Zijn relaas
was vrijwel eensluidend met hetgeen
mevr. D. getuige dienaangaande ver
teld had. De deskundige gelooft niet,
dat de verhalen van K. en mevr. D.
geheel en al verzoenen zijn.
Mevr. D., die door den verdediger
als getuige is gedagvaard, houdt haar
beschuldiging aan het adres vsn mr.
v. H. staande. Zij vertelt o.m., dat mr.
v- H., nadat er over echtscheiding
gepraat was, gezegd heeftnu blijkbaar
de echtscheiding niet lukt, zit er niets
anders op, dan hem uit den weg te
ruimen. Hij had nauwkeurig uiteengezet,
hoe het moest worden aangelegd Ge
tuige houdt verder vol, dat zij altijd
een slecht leven b^ haar man heeft
gehad. Zij heeft wel eens tegen K.
gezegd, dat zij zich om haar slechte
huwelijksleven wilde verdrinken.
Bekl. wil aan de verklaring van mevr.
D. over mr. v. H. nog toevoegen, dat
als mevr. D. en hij niet bij mr. v. H.
waren geweest, zij nooit zouden terecht
hebben gestaan. Hij Is de schuldige
van alles, roept bekl. uit, op mr, v. H.
wijzende.
Getuige a décharge J. Hoogenboscb,
uit Eindhoven, beschouwde bekl. als
een buitengewoon goeden jongen. Bekl.
scheen ook een goed zakenman en over
het algemeen was gezien.
Getnige a décharge F. K, Buskens
Is procuratiehouder bi) de firma van
bekl. Bekl- had de geheele technische
leiding van het bedrijf. De laatste
maanden vóór het gebeurde mankeerde
er blijkbaar wat aan bij K.er was
merkbaar iets, dat bij zich aantrok, zijn
ijver was minder geworden en het bleek
meermalen, dat zijn karakter lang niet
slecht was. Getuige zegt voorts, dat
bekl. ook jegens de meisjes van de
fabriek altijd voorkomend en correct Is
geweest.
Getuige ii décharge P. Teunlsses,
leeraar aan de H.B.S. te Eindhoven,
kan eveneens verklaren, dat bekl. iemand
is met een goede inborst.
Getuige a décharge M. J. van den
Berg, eveneens leeraar aan genoemde
H.B.S., was «en huisvriend van bekl.'s
vader. K. was la huls een buitengewoon
goed kind en zijn ouders hielden veel
van hem. Getuige heeft nooit iets ten
ssadeelé vaa bekl. bespeurd. Hij had
wel eens praatjes gehoord over bekl.
en mevrouw D., maar hij wist niets
van die verhouding.
Mr. Vollgraff heeft als rechter-com-
missaris in de instructie den indruk
gekregen, dat bekl. iets achterhield,
totdat bekl. voor het eerst zijn beschul
diging uitte aan het adres van mr.
Van H Daarna heeft hij mevrouw D.
gehoord en wat zij vertelde, klopte
met hetgeen K*. had beweerd Getuige
heeft niet den indruk gekregen, dat
bekl. het verhaal over mr. Van H.
maar als een zekere wanhoopsdaad
gefantaseerd heefthij gelooft, dat bekl.
en mevrouw D. in deze wel in hoofd
zaak de waarheid hebben verteld. K.
heeft getuige verder meegedeeld, dat
mr. Van H. hem gezegd had, zich
tegenover den psychiater dr. Casparie
zoo abnormaal mogelijk te gedragen.
K. heeft daartoe ook een poging ge
daan en dr. Casparie schijnt dit achteraf
wel te hebben gemerkt.
Omstreeks 12 uur wordt de zaal
ontruimd en wordt de zitting met
gesloten deuren voortgezet.
Na de pauze ondervraagt de presi
dent bekl. nog eens nauwkeurig omtrent
zijn relatie met mevrouw D. Bekl.
verklaart dat hij is gaan gelooven dat
haar man haar dikwijls mishandelde
Eerst is bij hem het plan opgekomen,
met haar naar België te gaan, en later
kwam bij haar het denkbeeld op, van
haar man te scheiden. Ze zijn daartoe
samen naar mr. Van H. gegaan, maar
toen het er op aan kwam durfde ze niet
De presidentIs toen niet het plan
gerijpt, D. te dooden
Bekl. erkent dat hij de vrouw een
staafje cyaankali heeft gegeven om haar
man te vergiftigen. Toen dit geen
resultaat had, heeft hij de vrouw een
pistool met één kogel gegeven, waar
mee ze haar man, als hij sliep, zou
doodschieten. Maar de vrouw deed het
niet, en toen besloot bekl. op advies
van mr. Van H., het zelf te doen. Op
den derden Januari heeft het dienst
meisje van mevrouw D hem de
revolver teruggebracht. Denzelfden
middag had mevrouw D bekl telefo
nisch meegedeeld dat zij weer ruzie
had gehad met haar man en „dat het
nu maar uit moest zijn".
Op den bewusten dag heeft bekl.
eenige malen een dubbeltje opgegooid
doen of niet doen Het muntstuk wees
aan dat hij het zou doen. Hij heeft
toen D. opgebeld en toen deze bij hem
was gekomen heeft hij hem het verhaal
gedaan over diens vrouw en den
(denkbeeldigen) heer uit Helmond. Hij
vertelde er, zooals bekend, bij dat
mevrouw D. denzelfden avond met
dien man in het bosch was. Hij had
er voor gezorgd dat, toen D. weer
thuis kwam, diens vrouw uit was,
zoodat D. tot de overtuiging moest
komen dat zij inderdaad met den
meneer uit Helmond er op uit was.
's Avonds zijn bekl. en D. naar het
bosch gereden, en in het bosch heeft
bekl. de lichten van den auto uit
gedraaid. Bekl. is toen aan D's rechter
zijde gaan loopen hij wilde de revolver
tegen diens rechterslaap zetten, maar
toen het er op aankwam durfde hij
niet. Hij dacht echterals hij nu thuis
komt slaat hij zijn vrouw doodlaat
ik dus zorgen dat hij niet thuiskomt
en hem verwonden.
De presidentVroeger hebt u gezegd
dat u hem hebt willen dooden. Ik had
gedacht dat u bij uw bekentenis zoudt
zijn gebleven Spr. verzoekt den griffier,
bekl.'s vroegere verklaring voor te lezen.
Bekl.Ik ben er naar toe gegaan
om hem dood te schieten, maar toen
ik er voor stond kwam ik tot andere
gedachten.
Toen bekl. éénmaal geschoten had,
is D. weggeloopen. Hij heeft hem toen
nog twee schoten nagezonden, waarop
D weer op hem toegeloopen is en de
worsteling is ontstaan. Bekl. ontkent
thans, dat hij toen D. de revolver nog
op het hoofd en op de borst heeft
gezet.
Bekl. heeft na den moordaanslag,
naar hij verder nog eens vertelt,
mevrouw D. gezegd, dat hij haar man
had doodgeschoten. Hij is denzelfden
avond in Eindhoven nog naar de
Harmonie gegaan en het was daar zoo
druk, dat hij heelemaal niet meer aan
het gebeurde dacht. Ik was mijn kop
kwijt, zoo zegt hij.
De president: En waarom bent u
in hooger beroep gegaan
Bekl.Mr. v. H. wilde voor mij
hooger beroep aanteekenen en ik vond
het goed. Mr. van H. zei, dat het hof
me wel gek zou verklaren.
De president: En wat zou je nu
willen
Bekl.: Ik zou een beetje clementie
willen vragen. Het spijt me zoo, dat
ik ooit iemand naar het leven heb
gestaan. Zonder mr. van H. zou ik er
nooit toe gekomen zijn,
De president komt nogmaals terug
op het gebeurde in het bosch, en bekl.
blijft er bij dat hij, toen 't er op
aankwam, niet de bedoeling had D.
te dooden. Hij ontkent, dat hij in het
bosch tot D. zou hebben gezegdJij
moet kapot, hetgeen hij volgens D.
wel gezegd heeft- Als ik aldus
bekl. het laatste half uur in het
bosch niet tot andere gedachten ge
komen was, zou D. dood geweest zijn.
Mevrouw D. heeft aan den rechter
commissaris een uitvoerig verhaal over
haar huwelijksleven gedaan, dat schijnt
te zijn vastgelegd in een geheim
rapport. Op verzoek van den ver
dediger stelt het hof haar in de
gelegenheid, dit relaas onder eede te
bevestigen, hetgeen zij zonder voor
behoud doet.
De president doet bekl. nog opmer
ken, dat zijn vriend Barette (in gesloten
zitting) verklaard heeft, dat bekl. hem
op Oudejaarsavond 1921 heeft gezegd j
Van 't jaar ga ik trouwenU wilde j
dus, aldus de president, mevrouw D.
hebben, en daarom moest D. uit den
weg.
Bekl. zegt, dat hij zich niet kan
herinneren, dit tot Barette te hebben
gezegd.
Het woord is daarna aan den
advocaat-generaal, mr. Visschers, die
er allereerst op wijst dat bekl. zijn
vroegere bekentenis, dat hij D. heeft
willen dooden op het laatste oogenblik
heeft ingetrokken. Spr. vindt deze
laatste verklaring echter vrij kinder
achtig. Het is begrijpelijk dat bekl. op
het bewuste oogenblik geaarzeld heeft,
maar bekl. moest er toch niet dezen
draai aan geven. Uit de verklaring van
K. voor de rechtbank is wel degelijk
gebleken dat hij nog geprobeerd heeft,
D. in het hoofd te schieten. De opzet
om te dooden lijkt spr. niet twijfel
achtig.
Het vonnis van de rechtbank is wat
betreft den voorbedachten rade niet
geheel duidelijk en zal dus vernietigd
of aangevuld moeten worden. De
rechtbank heeft gemeend dat bekl de
zwaarste straf verdient die hem kan
worden opgelegd, omdat hier sprake
was van een misdrijf ter bevrediging
van sexueele gevoelens en vanwege
de samenspanning. Bekl.'s bestaan was
aangelegd op het materieele, waartoe
zijn geheele leven heeft meegewerkt.
Hij heeft op jeugdigen leeftijd verkeerde
dingen gedaan en is al losbandiger
geworden. Eindelijk is hij moreel zoo
verworden, dat hij het onderscheid
tusschen goed en kwaad misthij was
voorbereid om te komen onder ver
keerden invloed, zooals ook de des
kundigen zeggen. Het besef van het
verkeerde van zijn daad is hem bijge
bracht door de deskundigen en zijn
verdediger, maar het diepe, ernstige
besef ontbreekt hem. De grootste
schuld van bekl. is niet dat hij de
kogels heeft afgeschoten, maar dat hij
niet meer terugschrikte voor een moord
om het bezit van de vrouw van een
ander.
Dat bekl. mist een gevoel voor de
hoogere motieven, die het doen en
laten van een mensch moeten beheer-
schen, blijkt ook wei uit zijn bewering
dat hij nooit tot het misdrijf gekomen
zou zijn als mr. van H. het hem niet
aangeraden had. Hij beseft niet dat
zijn schuld ligt in zijn eigen losbandig
leven. Slechts als hij tot inkeer wil
komen en het diepe van zijn verval
beseffen, is er kans dat hij nog eens
een nuttig lid van de maatschappij
wordt.
De vraag is nu: hoe moet deze man
worden gestraft? Spr. meent dat hij
evenals een ondeugend kind. dat niet
heeft willen hooren, voelen moet Spr.
is bang dat als bekl. van het Hofeen
lichtere straf zal krijgen, hij zich zal
verbeelden dat hij toch zoo kwaad nog
niet is. Bekl. heeft het in zijn iegen
hand dat een deel van de straf die
hem wordt opgelegd voorwaardelijk
wordt kwijtgescholden,
Spr. komt tot de slotsom dat bekl.
wel een iets mindere straf moet hebben
dan de rechjbank hem heeft opgelegd
en hij eischt mitsdien een gevangenis
straf van twaalf jaar met aftrek
van de voorloopige hechtenis.
Mr. J. de Vrieze kan zich uit zijn
praktijk geen enkele zoo penibele
kwestie herinneren als deze, vooral niet
als hij denkt aan de franje, die aan
deze zaak is vastgemaakt Voordat hij
zijn eigenlijk pleidooi aanvangt, wil pl
het Hof verzoeken de uitspraak in deze
zaak te bepalen op a s. Maandag Hij
zou niet gaarne zien dat bekl. diendag
moest kiezen tusschen een positie van
getuige en van beklaagde, tegen wien
nu twaalf jaar gevangenisstraf is ge-
eischt. Hij moet als getuige vrijuit
kunnen spreken en het moet uitgeslo
ten zijn dat het Hof in zijn arrest ge
bruik maakt van bekl.'s houding als
getuige.
De advocaat-generaal heeft terecht
gezegd, aldus pl., dat hij bekl. nu niet
precies gunstig geschilderd heeft Het
moge waar zijn dat het niet in de
eerste plaats de taak is van den adv.-
generaal om lichtzijden naar voren te
brengen en in het Weekblad voor het
Recht is nog juist de vraag opgewor
pen of het O.M, verplicht is vrijspraak
te vragen als hij meent dat er vrijspraak
zal moeten volgen, maar pl. stelt tegen
over het betoog van den adv.-generaal
dan toch het feit dat K. langzamerhand
een volledige bekentenis heeft afgelegd.
Hij merkt in verband hiermede op dat
dat het in deze zaak vaststaat dat het
publiek slechts een zeer klein percen
tage weet van wat het Hof weet.
Wat zijn, vervolgt plde motieven
geweest van K? Pl. zal den sexueelen
kant van de zaak thans buiten beschou
wing laten. Hij citeert mr. van Qeuns
over vragen van psychologischen aard
in zekere processen en hij concludeert
dat het hoofdmotief van bekl. is ge
weest het diepe medelijden met de
vrouw. Hij hield van die vrouw en hij
werd hoe langer hoe meer in haar
richting gedreven, zoodat hij langza
merhand niet meer kon verdragen dat
haar iets kwaads gebeurde. En nu lezen
we in het rapport dat zij voortdurend
bij hem kwam klagen over D., van
nature zijn tegenstander. Hierdoor ver
dween bij bekl langzamerhandde rem
tegen verkeerde dingen. Daarbij kwam
de angst dat de vrouw het slachtoffer
van een ernstige mishandeling zou
worden. Deze jonge man die een auto
had en kon gaan waarheen hij wilde
ging werk maken van een vrouw die
acht jaar ouder was dan hij, en er
ontstond bij hem een gevoel van groote
gehechtheid voor die vrouw. En lang
zamerhand won bij hem de idee veld
dat het nu maar eens uit moest zijn
met D. en dat het eventueel toch niet
zoo erg zou wezen. Het staat bovendien
vast dat mevrouw D. den noodigen
invloed op bekl. heeft uitgeoefend Zij j
draagt wel degelijk een groot deel van
de moreele schuld, zij had de zaak
moeten remmen en hem van de vloer j
moeten houden. Pl wil hiermee maar j
zeggen dat een man als K, door haar j
houding verre van gebaat is geweest j
Juist al die heimelijkheid van stiekeme
afspraakjes en halve uurtjes van samen-
zijn had voor hem een zekere bekoring j
Hierdoor is hij al maar meer in de war
geraakt. Het ware misschien veel beter
geweest dat mevr. D en K eens drie
maanden geheel vrij waren gelaten,
dan zou het misschien voor goed uit
zijn geweest,
K. heelt de overtuiging gekregen
dat de vrouw toch veel beter bij hem
hoorde dan bij D. Maar de man was
zij» hoofd kwijt. Dit blijkt wel hieruit
dat bij is gaan schieten, terwijl hij een
echtscheiding bad kansen bewerk
stelligen of tast haar had kunnen
vluchten. Die metboden waren voor
hem veel beter geweest dan die hij
tenslotte heeft toegepast. Pl. gaat oog
eens na wat bekl, eigenlijk den be
wusten f.vcad gedaan heeft en vindt
hierin het bewijs niet alleen dat hij
zijn hoofd kwijt was, maar ook dat het
cgoisme bij bekl. ten opzichte van die
vrouw niet heeft voorgezeten. Hij kon
beseffen dat hij deze vrouw niet zou
kunsea trouwen als bij naar Leeuwarden
zou worden gestuurd en hij ken tevens j
voorzien dat dit het gevolg van zijn j
domme daad zou zije. Hst medelijden
met de vrouw zat wel degelijk voor. j
Pl. haalt voorbeelden aan van lage
strsffca bij doodslag, om het Hof in
die richtlog te bewegen. Het milieu
was zoodanig dat dit jonge leyeu voor j
dit misdrijf niet zoo geweldig boeten
moet. Natuurlijk had K. zich moeten j
beheerschen. Maar het is toch begrij-
pelijk dat bekl. de noodlge resistentie j
heeft gemist, ook in verband met de
kwestle-mr. vaa H. Het was pl. dadelijk
toen hij het verslag van de behandeling
van de zaak voor de rechtbank gelezen
had opgevallen, dat in deza^ zaak
»een stuk ontbrak», en toen pl. bekl.
voor het eerst sprak heeft deze onmid
dellijk het verhaal betreffende mr. van
H. gedaan. PI. is toen dadelijk naar
an H. gegaan dien hij niet kende,
is toch dat hij in de maatschapp^ altijd
zal blijven de Jan K. van deze zaak.
Als het hof hem nu nog eens een
gevangenisstraf van 10 of 12 jaar gaat
geven, is dit leven absoluut verwoest.
Pl. verzoekt het hof, thans In gesloten
zitting nog een en ander te mogen
zeggen over de geheime rapporten van
de deskundigen.
De advocaat-generaal ziet af van
repliek op hetgeen de verdediger tot
nu toe in het midden heeft gebracht
Nadat de deuren gesloten zijn en
mr. De Vrieze zijn pleidooi heeft be
ëindigd, wordt de zitting gesloten en
de uitspraak, overeenkomstig het ver
zoek van den verdediger, bepaald op
Maandag a s.
mr.
cc hij heeft hem gezegd dat hij diep
medelijden met hem had. Want
had pl. ongeveer gezegd als het
niet waar is ben je het slachtoffer van
een afschuwelijk valsche beschuldiging,
en als het wel waar is ben je niet
toerekenbaar, als je geen ploert bent.
Mr. van H. en pl. zijn toen samen
naar bekl. geg&ar, en in het b^zijn
van mr. van H, heeft K. toe» zijn
beschuldiging heshaald. Pl. heeft hst
bewijs van hetgeen K. zegt niet noodig
hij kan uitgaan van de lezing van K.
zoolang niet de onwaarheid daarvan Is
gebleke». Ais het geen oawaaiheld is,
heeft dit een reusachtige factor kunnen
zijn. Naast alles is dan niet de remming, j
maar de aansporing gekomen.
Het spijt pl, dat het Hof en de
advocaat-generaal er niet aan willeu
dat bekl. de waarheid spreekt in zijn
relaas over het gebeu- de is het bosch.
Waarom zou de moed hem Sa die drie
kwartier dat hij met D. beeft op ea
neer geloopen niet In de schoenen zij»
gezonken Het is alleen pl.'s bedoel»» g
aan te tooce» dat bet zeer wel mogelijk
is dat bekl. de waarheid spreekt
juridisch heeft hij er niet aan, want de
poging tot dooden wordt aangenomen,
daar helpt niets aan er werd geschoten
op een aistasd van niet meer dan
een meter.
K. zegt dat als er van den kant van
mr. van H. remming was gekomen, de
moordaanslag nooit zou hebben plaats
gehad. K. heeft alle remming gemist,
niet alleen van zija raadsman, maar
ook van zijn omgeving. Daarmee mag
naar pl.'s meenlng ook wel eens reke
ning worden gehouden.
Pl. leest vervolgens eenige verkla
ringen vaa autoriteiten voor tets gunste
van K. Er staat hier, zegt hij, dus
een jong leven op het spel dat toch
ook zijn goede zijden heeft. Met de
riemen die hij had heeft hij, tot op
het oogenblik van de daad, waarvoor
hij thans terecht slaat, niet zoo slecht
geroeid.
Pl. merkt nogmaals op dat, als het
hof niet kan beslissen dat bekl.'s
verhaal over mr. van H. onwaar is.
dit een grooten invloed moet hebben
op de strafmaat. Hij noemt neg eeu
voorbeeld van een geringe straf in een
aanverwante zaak en is van meeoieg
dat ook de strafmaat in deze zaak ver
en ver naar beneden moet. Nu bij K,
de idee er uit is dat het eigenlijk zco'n
bagatel was, nu Is een groote straf ook
aiet meer noodig. Zijn grootste straf
Heden overleed zacht en
kalm, na een langdurig doch
geduldig lijden, onze gelief
de Broeder en Behuwd-
broeder
Berthus Spierings,
in den ouderdom van ruim
39 jaren,
Uit aller naam
D. SPIERINGS
Kaatsheuvel, 1 Oct. 1923.
Loonschendijk31370
\/oor de vele bewijzen van
belangstelling ondervonden
bij de herdenking van ons Zil
veren Huwelijksfeest be
tuigen wij onzen hartelijken dank.
H. VAN LIER 31378
C. VAN LIER-v. Tilborg.
Waalwijk, 1 October 1923.
ECHTPAAR zonder kinderen
zoekt in Waalwijk
met Keuken (of gebruik van
Keuken).
Brieven met prijsopgaaf onder
No. der adv. aan het Bureau
v. d. Blad. 31364
Wagenstraat No. 6
IS QEHEEL OF GEDEELTELIJK
Te bevragen bij I. C. MORTIER
Waalwijk. 31380
reuzen aanvoer van
JOS VAN DER LEE,
Putstraat 146, 31379
Crediteur wenscht in
relatie te treden met de
biteur,
Geheimhouding verzekerd.
Brieven onder letter X bureau
van dit blad. 31372
Optioië».
25 Vuchterstraat 25,
'sHERTOGENBOSCH.
Telefoon Intercommtmaal 176.
Fabriek tan kunstledematen,
Breuk- en Buikbanden.
Rechthouders, Platyobtzolen etc.
Bpreekdag alle Dintdagen.
HET DRAMA TE VALKENSWAARD.
Dagvaarding Mevrouw Desmet.
De procureur-generaal bij het gerechts
hof te 's-Hertogenbosch gelastte te dagvaar
den Cornelia Petronella de Wert, huisvr.
van Mathijs Desmet, geboren te Rotterdam,
oud 37 jaar, wonende te Eindhoven, thans
verblijvende te 's-Hertogenbosch, Orthen-
straat, om op Maandag 8 October voor het
gerechtshof te verschijnen ten einde alsdan
terecht te staan ter zake van het hooger
beroep, hetwelk door het Openbaar Minis
terie is ingesteld tegen het vonnis der
rechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 Juli
1923 waarbij in eersten aanleg is recht ge
daan op de dagvaarding wegens medeplich
tigheid aan poging tot moord en waarbij
beklaagde werd vrijgesproken met last tot
onmiddellij ke invrjj heidstelling.
Als getuige zijn vanwege den procureur-
generaal gedagvaard
1. Joahnnes H. J. M. Kerssemakers, 28
jaar, fabrikant te Eindhoven, thans gedeti
neerd
2. Maria .T. van Dinther, 19 jaar, dienst
bode te Eindhoven
3. Jozephina Braat, 36 jaar, huisvrouw
van P. P. Cornelisse te Eindhoven
4. Lutgarde A. C. Reigers, 55 jaar wed.
van P. h. Reijnen, te Eindhoven.
5. Michael B. W. J. Staelenberg, wapen
handelaar te 's-Hertogenbosch, als deskun
dige
6. Dr. J. Casparie, Zenuwarts te 's-Her
togenbosch, als deskundige.
Als verdediger voor beklaagde zal optre
den Mr. E. van Zinnicq-Bergmann, advo
caat en procureur te 's-Hertogenbosch.
WAALWIJKSCHE VlSCHHANDhL