Firma P. Odsnkirohsn Advertentiën. A. s. Donderdag TE HUUR. Bak-, Stoof- en Soep- P ALING. HANZEBANK. stelde toen voor, eens achter in het bosch te gaan kijken, om zijn vrouw te zoeken toen ze halverwege waren, hoorde hij plotseling een schot en voelde hij, dat hij getroffen was. Er volgde onmiddellijk een tweede schot, waardoor hij ook gewond werd Er is toen een gevecht ontstaan tusschen hen beiden, waarbij bekl. getuige de revol ver nog op het hoofd heeft gezet, toen hij bovenop hem lag en gezegd heeft jij moet kapot Maar de revolver is niet meer afgegaan. Bekl. is toen ge vlucht en getuige is met veel moeite het bosch uitgekomen en den volgen den dag opgenomen in het ziekenhuis te Eindhoven, waar hij spoedig gene- zen is. De verdediger van beklmr. J de Vrieze, vraagt, of getuige volhoudt, dat de verhouding tusschen zijn vrouw en hem altijd tot eind 1921 goed is ge weest de vrouw beweert, dat het huwelijk van het begin af aan zeer ongelukkig is geweest en dat zij dik wijls mishandelingen te verduren heeft gehad. Bekl. houdt vol, dat het huwelijk alijd goed is geweest. De verdediger zegt, dat hij hierop straks in een zitting met gesloten deu ren terug zal komen. De verdediger vraagt o.m. nog, waarom bekl. naar het oordeel van getuige nu eigenlijk een moord wilde doen. Get. zegt, dat K het naar zijn oor deel nooit heeft kunnen doen, enkel en alleen om zijn vrouw te bezitten er moet z.i. een andere reden zijn. Misschien dacht hij, dat er bij hem, get. wat geld te halen was Verder zegt get. nog, dat hij wel gelooft, dat zijn vrouw zich tegenover K dikwijls heeft beklaagd over haar huwelijks leven tegenover vreemden liet zij zich ook wel in dien zin uit. Hij meent, dat bekl. gehandeld heeft in een bui van waanzin. Bekl. zegt, dat hij in het bosch niet tot B. gezegd heeftjij moet kapot. Hij had aanvankelijk het plan, D. te dooden, maar toen hij bovenop hem lag en hem de revolver tegen het hoofd had gedrukt, zooals mr. v. H. hem volgens zijn bewering gezegd had, dacht hij aan een ander ellendig geval en hij is ten slotte blij, dat het met D. zoo goed is afgeloopen. Op verzoek vaa den verdediger zija Inmiddels de belde getuige-deskuadi- gen, do psychiaters dr. Casparie uit Den Bosch en prof. Bouwman uit Amsterdam, beëedigd, opdaï zij het verdere verhoor kunnen bijwonec. Prof. Bouwman zegt, dat indien de verhalen over mr. v. H. juist zijn, de houding van mr. v. H, van grooteu suggestieven invloed ten opzichte van bekl. is geweest. De deskundigen zijn van meening, dat bekl is behept met een hypeis- exualitelt, die van fatalen Invloed is geweest bij zijn handeling, maar dat hij niet lijdende is of was aan ziekelijke storingen, en hij geheel toerekenbaar moet worden geacht. Op een vraag van mr. de Vrieze zegt prof. Bouwman on., dat het gedrag van bekl. op 4 januari, den dag van den moordaanslag, wel eigenaardig Is geweest. Er is z.i. in de voorafgaande maanden bij bekl. een zekere indispo sitie ingetreden. Dr. Casparie zegt, dat K. na de uit spraak van de rechtbank hem verteld heeft, welke rol mr. van H. in het drama zou hebben gespeeld. Zijn relaas was vrijwel eensluidend met hetgeen mevr. D. getuige dienaangaande ver teld had. De deskundige gelooft niet, dat de verhalen van K. en mevr. D. geheel en al verzoenen zijn. Mevr. D., die door den verdediger als getuige is gedagvaard, houdt haar beschuldiging aan het adres vsn mr. v. H. staande. Zij vertelt o.m., dat mr. v- H., nadat er over echtscheiding gepraat was, gezegd heeftnu blijkbaar de echtscheiding niet lukt, zit er niets anders op, dan hem uit den weg te ruimen. Hij had nauwkeurig uiteengezet, hoe het moest worden aangelegd Ge tuige houdt verder vol, dat zij altijd een slecht leven b^ haar man heeft gehad. Zij heeft wel eens tegen K. gezegd, dat zij zich om haar slechte huwelijksleven wilde verdrinken. Bekl. wil aan de verklaring van mevr. D. over mr. v. H. nog toevoegen, dat als mevr. D. en hij niet bij mr. v. H. waren geweest, zij nooit zouden terecht hebben gestaan. Hij Is de schuldige van alles, roept bekl. uit, op mr, v. H. wijzende. Getuige a décharge J. Hoogenboscb, uit Eindhoven, beschouwde bekl. als een buitengewoon goeden jongen. Bekl. scheen ook een goed zakenman en over het algemeen was gezien. Getnige a décharge F. K, Buskens Is procuratiehouder bi) de firma van bekl. Bekl- had de geheele technische leiding van het bedrijf. De laatste maanden vóór het gebeurde mankeerde er blijkbaar wat aan bij K.er was merkbaar iets, dat bij zich aantrok, zijn ijver was minder geworden en het bleek meermalen, dat zijn karakter lang niet slecht was. Getuige zegt voorts, dat bekl. ook jegens de meisjes van de fabriek altijd voorkomend en correct Is geweest. Getuige ii décharge P. Teunlsses, leeraar aan de H.B.S. te Eindhoven, kan eveneens verklaren, dat bekl. iemand is met een goede inborst. Getuige a décharge M. J. van den Berg, eveneens leeraar aan genoemde H.B.S., was «en huisvriend van bekl.'s vader. K. was la huls een buitengewoon goed kind en zijn ouders hielden veel van hem. Getuige heeft nooit iets ten ssadeelé vaa bekl. bespeurd. Hij had wel eens praatjes gehoord over bekl. en mevrouw D., maar hij wist niets van die verhouding. Mr. Vollgraff heeft als rechter-com- missaris in de instructie den indruk gekregen, dat bekl. iets achterhield, totdat bekl. voor het eerst zijn beschul diging uitte aan het adres van mr. Van H Daarna heeft hij mevrouw D. gehoord en wat zij vertelde, klopte met hetgeen K*. had beweerd Getuige heeft niet den indruk gekregen, dat bekl. het verhaal over mr. Van H. maar als een zekere wanhoopsdaad gefantaseerd heefthij gelooft, dat bekl. en mevrouw D. in deze wel in hoofd zaak de waarheid hebben verteld. K. heeft getuige verder meegedeeld, dat mr. Van H. hem gezegd had, zich tegenover den psychiater dr. Casparie zoo abnormaal mogelijk te gedragen. K. heeft daartoe ook een poging ge daan en dr. Casparie schijnt dit achteraf wel te hebben gemerkt. Omstreeks 12 uur wordt de zaal ontruimd en wordt de zitting met gesloten deuren voortgezet. Na de pauze ondervraagt de presi dent bekl. nog eens nauwkeurig omtrent zijn relatie met mevrouw D. Bekl. verklaart dat hij is gaan gelooven dat haar man haar dikwijls mishandelde Eerst is bij hem het plan opgekomen, met haar naar België te gaan, en later kwam bij haar het denkbeeld op, van haar man te scheiden. Ze zijn daartoe samen naar mr. Van H. gegaan, maar toen het er op aan kwam durfde ze niet De presidentIs toen niet het plan gerijpt, D. te dooden Bekl. erkent dat hij de vrouw een staafje cyaankali heeft gegeven om haar man te vergiftigen. Toen dit geen resultaat had, heeft hij de vrouw een pistool met één kogel gegeven, waar mee ze haar man, als hij sliep, zou doodschieten. Maar de vrouw deed het niet, en toen besloot bekl. op advies van mr. Van H., het zelf te doen. Op den derden Januari heeft het dienst meisje van mevrouw D hem de revolver teruggebracht. Denzelfden middag had mevrouw D bekl telefo nisch meegedeeld dat zij weer ruzie had gehad met haar man en „dat het nu maar uit moest zijn". Op den bewusten dag heeft bekl. eenige malen een dubbeltje opgegooid doen of niet doen Het muntstuk wees aan dat hij het zou doen. Hij heeft toen D. opgebeld en toen deze bij hem was gekomen heeft hij hem het verhaal gedaan over diens vrouw en den (denkbeeldigen) heer uit Helmond. Hij vertelde er, zooals bekend, bij dat mevrouw D. denzelfden avond met dien man in het bosch was. Hij had er voor gezorgd dat, toen D. weer thuis kwam, diens vrouw uit was, zoodat D. tot de overtuiging moest komen dat zij inderdaad met den meneer uit Helmond er op uit was. 's Avonds zijn bekl. en D. naar het bosch gereden, en in het bosch heeft bekl. de lichten van den auto uit gedraaid. Bekl. is toen aan D's rechter zijde gaan loopen hij wilde de revolver tegen diens rechterslaap zetten, maar toen het er op aankwam durfde hij niet. Hij dacht echterals hij nu thuis komt slaat hij zijn vrouw doodlaat ik dus zorgen dat hij niet thuiskomt en hem verwonden. De presidentVroeger hebt u gezegd dat u hem hebt willen dooden. Ik had gedacht dat u bij uw bekentenis zoudt zijn gebleven Spr. verzoekt den griffier, bekl.'s vroegere verklaring voor te lezen. Bekl.Ik ben er naar toe gegaan om hem dood te schieten, maar toen ik er voor stond kwam ik tot andere gedachten. Toen bekl. éénmaal geschoten had, is D. weggeloopen. Hij heeft hem toen nog twee schoten nagezonden, waarop D weer op hem toegeloopen is en de worsteling is ontstaan. Bekl. ontkent thans, dat hij toen D. de revolver nog op het hoofd en op de borst heeft gezet. Bekl. heeft na den moordaanslag, naar hij verder nog eens vertelt, mevrouw D. gezegd, dat hij haar man had doodgeschoten. Hij is denzelfden avond in Eindhoven nog naar de Harmonie gegaan en het was daar zoo druk, dat hij heelemaal niet meer aan het gebeurde dacht. Ik was mijn kop kwijt, zoo zegt hij. De president: En waarom bent u in hooger beroep gegaan Bekl.Mr. v. H. wilde voor mij hooger beroep aanteekenen en ik vond het goed. Mr. van H. zei, dat het hof me wel gek zou verklaren. De president: En wat zou je nu willen Bekl.: Ik zou een beetje clementie willen vragen. Het spijt me zoo, dat ik ooit iemand naar het leven heb gestaan. Zonder mr. van H. zou ik er nooit toe gekomen zijn, De president komt nogmaals terug op het gebeurde in het bosch, en bekl. blijft er bij dat hij, toen 't er op aankwam, niet de bedoeling had D. te dooden. Hij ontkent, dat hij in het bosch tot D. zou hebben gezegdJij moet kapot, hetgeen hij volgens D. wel gezegd heeft- Als ik aldus bekl. het laatste half uur in het bosch niet tot andere gedachten ge komen was, zou D. dood geweest zijn. Mevrouw D. heeft aan den rechter commissaris een uitvoerig verhaal over haar huwelijksleven gedaan, dat schijnt te zijn vastgelegd in een geheim rapport. Op verzoek van den ver dediger stelt het hof haar in de gelegenheid, dit relaas onder eede te bevestigen, hetgeen zij zonder voor behoud doet. De president doet bekl. nog opmer ken, dat zijn vriend Barette (in gesloten zitting) verklaard heeft, dat bekl. hem op Oudejaarsavond 1921 heeft gezegd j Van 't jaar ga ik trouwenU wilde j dus, aldus de president, mevrouw D. hebben, en daarom moest D. uit den weg. Bekl. zegt, dat hij zich niet kan herinneren, dit tot Barette te hebben gezegd. Het woord is daarna aan den advocaat-generaal, mr. Visschers, die er allereerst op wijst dat bekl. zijn vroegere bekentenis, dat hij D. heeft willen dooden op het laatste oogenblik heeft ingetrokken. Spr. vindt deze laatste verklaring echter vrij kinder achtig. Het is begrijpelijk dat bekl. op het bewuste oogenblik geaarzeld heeft, maar bekl. moest er toch niet dezen draai aan geven. Uit de verklaring van K. voor de rechtbank is wel degelijk gebleken dat hij nog geprobeerd heeft, D. in het hoofd te schieten. De opzet om te dooden lijkt spr. niet twijfel achtig. Het vonnis van de rechtbank is wat betreft den voorbedachten rade niet geheel duidelijk en zal dus vernietigd of aangevuld moeten worden. De rechtbank heeft gemeend dat bekl de zwaarste straf verdient die hem kan worden opgelegd, omdat hier sprake was van een misdrijf ter bevrediging van sexueele gevoelens en vanwege de samenspanning. Bekl.'s bestaan was aangelegd op het materieele, waartoe zijn geheele leven heeft meegewerkt. Hij heeft op jeugdigen leeftijd verkeerde dingen gedaan en is al losbandiger geworden. Eindelijk is hij moreel zoo verworden, dat hij het onderscheid tusschen goed en kwaad misthij was voorbereid om te komen onder ver keerden invloed, zooals ook de des kundigen zeggen. Het besef van het verkeerde van zijn daad is hem bijge bracht door de deskundigen en zijn verdediger, maar het diepe, ernstige besef ontbreekt hem. De grootste schuld van bekl. is niet dat hij de kogels heeft afgeschoten, maar dat hij niet meer terugschrikte voor een moord om het bezit van de vrouw van een ander. Dat bekl. mist een gevoel voor de hoogere motieven, die het doen en laten van een mensch moeten beheer- schen, blijkt ook wei uit zijn bewering dat hij nooit tot het misdrijf gekomen zou zijn als mr. van H. het hem niet aangeraden had. Hij beseft niet dat zijn schuld ligt in zijn eigen losbandig leven. Slechts als hij tot inkeer wil komen en het diepe van zijn verval beseffen, is er kans dat hij nog eens een nuttig lid van de maatschappij wordt. De vraag is nu: hoe moet deze man worden gestraft? Spr. meent dat hij evenals een ondeugend kind. dat niet heeft willen hooren, voelen moet Spr. is bang dat als bekl. van het Hofeen lichtere straf zal krijgen, hij zich zal verbeelden dat hij toch zoo kwaad nog niet is. Bekl. heeft het in zijn iegen hand dat een deel van de straf die hem wordt opgelegd voorwaardelijk wordt kwijtgescholden, Spr. komt tot de slotsom dat bekl. wel een iets mindere straf moet hebben dan de rechjbank hem heeft opgelegd en hij eischt mitsdien een gevangenis straf van twaalf jaar met aftrek van de voorloopige hechtenis. Mr. J. de Vrieze kan zich uit zijn praktijk geen enkele zoo penibele kwestie herinneren als deze, vooral niet als hij denkt aan de franje, die aan deze zaak is vastgemaakt Voordat hij zijn eigenlijk pleidooi aanvangt, wil pl het Hof verzoeken de uitspraak in deze zaak te bepalen op a s. Maandag Hij zou niet gaarne zien dat bekl. diendag moest kiezen tusschen een positie van getuige en van beklaagde, tegen wien nu twaalf jaar gevangenisstraf is ge- eischt. Hij moet als getuige vrijuit kunnen spreken en het moet uitgeslo ten zijn dat het Hof in zijn arrest ge bruik maakt van bekl.'s houding als getuige. De advocaat-generaal heeft terecht gezegd, aldus pl., dat hij bekl. nu niet precies gunstig geschilderd heeft Het moge waar zijn dat het niet in de eerste plaats de taak is van den adv.- generaal om lichtzijden naar voren te brengen en in het Weekblad voor het Recht is nog juist de vraag opgewor pen of het O.M, verplicht is vrijspraak te vragen als hij meent dat er vrijspraak zal moeten volgen, maar pl. stelt tegen over het betoog van den adv.-generaal dan toch het feit dat K. langzamerhand een volledige bekentenis heeft afgelegd. Hij merkt in verband hiermede op dat dat het in deze zaak vaststaat dat het publiek slechts een zeer klein percen tage weet van wat het Hof weet. Wat zijn, vervolgt plde motieven geweest van K? Pl. zal den sexueelen kant van de zaak thans buiten beschou wing laten. Hij citeert mr. van Qeuns over vragen van psychologischen aard in zekere processen en hij concludeert dat het hoofdmotief van bekl. is ge weest het diepe medelijden met de vrouw. Hij hield van die vrouw en hij werd hoe langer hoe meer in haar richting gedreven, zoodat hij langza merhand niet meer kon verdragen dat haar iets kwaads gebeurde. En nu lezen we in het rapport dat zij voortdurend bij hem kwam klagen over D., van nature zijn tegenstander. Hierdoor ver dween bij bekl langzamerhandde rem tegen verkeerde dingen. Daarbij kwam de angst dat de vrouw het slachtoffer van een ernstige mishandeling zou worden. Deze jonge man die een auto had en kon gaan waarheen hij wilde ging werk maken van een vrouw die acht jaar ouder was dan hij, en er ontstond bij hem een gevoel van groote gehechtheid voor die vrouw. En lang zamerhand won bij hem de idee veld dat het nu maar eens uit moest zijn met D. en dat het eventueel toch niet zoo erg zou wezen. Het staat bovendien vast dat mevrouw D. den noodigen invloed op bekl. heeft uitgeoefend Zij j draagt wel degelijk een groot deel van de moreele schuld, zij had de zaak moeten remmen en hem van de vloer j moeten houden. Pl wil hiermee maar j zeggen dat een man als K, door haar j houding verre van gebaat is geweest j Juist al die heimelijkheid van stiekeme afspraakjes en halve uurtjes van samen- zijn had voor hem een zekere bekoring j Hierdoor is hij al maar meer in de war geraakt. Het ware misschien veel beter geweest dat mevr. D en K eens drie maanden geheel vrij waren gelaten, dan zou het misschien voor goed uit zijn geweest, K. heelt de overtuiging gekregen dat de vrouw toch veel beter bij hem hoorde dan bij D. Maar de man was zij» hoofd kwijt. Dit blijkt wel hieruit dat bij is gaan schieten, terwijl hij een echtscheiding bad kansen bewerk stelligen of tast haar had kunnen vluchten. Die metboden waren voor hem veel beter geweest dan die hij tenslotte heeft toegepast. Pl. gaat oog eens na wat bekl, eigenlijk den be wusten f.vcad gedaan heeft en vindt hierin het bewijs niet alleen dat hij zijn hoofd kwijt was, maar ook dat het cgoisme bij bekl. ten opzichte van die vrouw niet heeft voorgezeten. Hij kon beseffen dat hij deze vrouw niet zou kunsea trouwen als bij naar Leeuwarden zou worden gestuurd en hij ken tevens j voorzien dat dit het gevolg van zijn j domme daad zou zije. Hst medelijden met de vrouw zat wel degelijk voor. j Pl. haalt voorbeelden aan van lage strsffca bij doodslag, om het Hof in die richtlog te bewegen. Het milieu was zoodanig dat dit jonge leyeu voor j dit misdrijf niet zoo geweldig boeten moet. Natuurlijk had K. zich moeten j beheerschen. Maar het is toch begrij- pelijk dat bekl. de noodlge resistentie j heeft gemist, ook in verband met de kwestle-mr. vaa H. Het was pl. dadelijk toen hij het verslag van de behandeling van de zaak voor de rechtbank gelezen had opgevallen, dat in deza^ zaak »een stuk ontbrak», en toen pl. bekl. voor het eerst sprak heeft deze onmid dellijk het verhaal betreffende mr. van H. gedaan. PI. is toen dadelijk naar an H. gegaan dien hij niet kende, is toch dat hij in de maatschapp^ altijd zal blijven de Jan K. van deze zaak. Als het hof hem nu nog eens een gevangenisstraf van 10 of 12 jaar gaat geven, is dit leven absoluut verwoest. Pl. verzoekt het hof, thans In gesloten zitting nog een en ander te mogen zeggen over de geheime rapporten van de deskundigen. De advocaat-generaal ziet af van repliek op hetgeen de verdediger tot nu toe in het midden heeft gebracht Nadat de deuren gesloten zijn en mr. De Vrieze zijn pleidooi heeft be ëindigd, wordt de zitting gesloten en de uitspraak, overeenkomstig het ver zoek van den verdediger, bepaald op Maandag a s. mr. cc hij heeft hem gezegd dat hij diep medelijden met hem had. Want had pl. ongeveer gezegd als het niet waar is ben je het slachtoffer van een afschuwelijk valsche beschuldiging, en als het wel waar is ben je niet toerekenbaar, als je geen ploert bent. Mr. van H. en pl. zijn toen samen naar bekl. geg&ar, en in het b^zijn van mr. van H, heeft K. toe» zijn beschuldiging heshaald. Pl. heeft hst bewijs van hetgeen K. zegt niet noodig hij kan uitgaan van de lezing van K. zoolang niet de onwaarheid daarvan Is gebleke». Ais het geen oawaaiheld is, heeft dit een reusachtige factor kunnen zijn. Naast alles is dan niet de remming, j maar de aansporing gekomen. Het spijt pl, dat het Hof en de advocaat-generaal er niet aan willeu dat bekl. de waarheid spreekt in zijn relaas over het gebeu- de is het bosch. Waarom zou de moed hem Sa die drie kwartier dat hij met D. beeft op ea neer geloopen niet In de schoenen zij» gezonken Het is alleen pl.'s bedoel»» g aan te tooce» dat bet zeer wel mogelijk is dat bekl. de waarheid spreekt juridisch heeft hij er niet aan, want de poging tot dooden wordt aangenomen, daar helpt niets aan er werd geschoten op een aistasd van niet meer dan een meter. K. zegt dat als er van den kant van mr. van H. remming was gekomen, de moordaanslag nooit zou hebben plaats gehad. K. heeft alle remming gemist, niet alleen van zija raadsman, maar ook van zijn omgeving. Daarmee mag naar pl.'s meenlng ook wel eens reke ning worden gehouden. Pl. leest vervolgens eenige verkla ringen vaa autoriteiten voor tets gunste van K. Er staat hier, zegt hij, dus een jong leven op het spel dat toch ook zijn goede zijden heeft. Met de riemen die hij had heeft hij, tot op het oogenblik van de daad, waarvoor hij thans terecht slaat, niet zoo slecht geroeid. Pl. merkt nogmaals op dat, als het hof niet kan beslissen dat bekl.'s verhaal over mr. van H. onwaar is. dit een grooten invloed moet hebben op de strafmaat. Hij noemt neg eeu voorbeeld van een geringe straf in een aanverwante zaak en is van meeoieg dat ook de strafmaat in deze zaak ver en ver naar beneden moet. Nu bij K, de idee er uit is dat het eigenlijk zco'n bagatel was, nu Is een groote straf ook aiet meer noodig. Zijn grootste straf Heden overleed zacht en kalm, na een langdurig doch geduldig lijden, onze gelief de Broeder en Behuwd- broeder Berthus Spierings, in den ouderdom van ruim 39 jaren, Uit aller naam D. SPIERINGS Kaatsheuvel, 1 Oct. 1923. Loonschendijk31370 \/oor de vele bewijzen van belangstelling ondervonden bij de herdenking van ons Zil veren Huwelijksfeest be tuigen wij onzen hartelijken dank. H. VAN LIER 31378 C. VAN LIER-v. Tilborg. Waalwijk, 1 October 1923. ECHTPAAR zonder kinderen zoekt in Waalwijk met Keuken (of gebruik van Keuken). Brieven met prijsopgaaf onder No. der adv. aan het Bureau v. d. Blad. 31364 Wagenstraat No. 6 IS QEHEEL OF GEDEELTELIJK Te bevragen bij I. C. MORTIER Waalwijk. 31380 reuzen aanvoer van JOS VAN DER LEE, Putstraat 146, 31379 Crediteur wenscht in relatie te treden met de biteur, Geheimhouding verzekerd. Brieven onder letter X bureau van dit blad. 31372 Optioië». 25 Vuchterstraat 25, 'sHERTOGENBOSCH. Telefoon Intercommtmaal 176. Fabriek tan kunstledematen, Breuk- en Buikbanden. Rechthouders, Platyobtzolen etc. Bpreekdag alle Dintdagen. HET DRAMA TE VALKENSWAARD. Dagvaarding Mevrouw Desmet. De procureur-generaal bij het gerechts hof te 's-Hertogenbosch gelastte te dagvaar den Cornelia Petronella de Wert, huisvr. van Mathijs Desmet, geboren te Rotterdam, oud 37 jaar, wonende te Eindhoven, thans verblijvende te 's-Hertogenbosch, Orthen- straat, om op Maandag 8 October voor het gerechtshof te verschijnen ten einde alsdan terecht te staan ter zake van het hooger beroep, hetwelk door het Openbaar Minis terie is ingesteld tegen het vonnis der rechtbank te 's-Hertogenbosch van 31 Juli 1923 waarbij in eersten aanleg is recht ge daan op de dagvaarding wegens medeplich tigheid aan poging tot moord en waarbij beklaagde werd vrijgesproken met last tot onmiddellij ke invrjj heidstelling. Als getuige zijn vanwege den procureur- generaal gedagvaard 1. Joahnnes H. J. M. Kerssemakers, 28 jaar, fabrikant te Eindhoven, thans gedeti neerd 2. Maria .T. van Dinther, 19 jaar, dienst bode te Eindhoven 3. Jozephina Braat, 36 jaar, huisvrouw van P. P. Cornelisse te Eindhoven 4. Lutgarde A. C. Reigers, 55 jaar wed. van P. h. Reijnen, te Eindhoven. 5. Michael B. W. J. Staelenberg, wapen handelaar te 's-Hertogenbosch, als deskun dige 6. Dr. J. Casparie, Zenuwarts te 's-Her togenbosch, als deskundige. Als verdediger voor beklaagde zal optre den Mr. E. van Zinnicq-Bergmann, advo caat en procureur te 's-Hertogenbosch. WAALWIJKSCHE VlSCHHANDhL

Kranten Streekarchief Langstraat Heusden Altena

Echo van het Zuiden | 1923 | | pagina 3